Continuïteit met het Leergezag van de Kerk in Traditiones Custodes

Overgenomen uit Vere Sanctus, de Nieuwsbrief van de Vlaamse Werkgroep voor Hedendaagse Latijnse Liturgie, Jaargang 21, nr. 1, lente 2022

Continuïteit met het Leergezag van de Kerk in Traditionis Custodes

Om de continuïteit van het motu proprio Traditionis Custodes met het beleid van de voorafgaande pausen te kunnen analyseren, is het noodzakelijk eerst een overzicht te geven van de vorige documenten over deze kwestie.

Terwijl het Tweede Vaticaans Concilie nog bezig was, werd in 1962 de laatste hervorming van het missaal van Trente (1570) doorgevoerd. De veranderingen waren niet zo ingrijpend in de zin dat de ritus zelf niet werd gewijzigd. Deze editie van het altaarmissaal wordt ook het missaal van de H. Johannes XXIII genoemd.

De concilievaders gaven hun toestemming om na afloop van het Concilie een nog diepere hervorming door te voeren, die afgerond werd in 1970; deze uitgave is ook bekend als het missaal van de H. Paulus VI. Hier is er wel sprake van een verandering van de ritus: de gebeden aan de voet van het altaar in het begin van de Mis zijn weggevallen, een lezing van het oude testament werd toegevoegd aan de liturgie van het Woord, de gebeden bij de voorbereiding van de gaven werden grotendeels afgeschaft en aangevuld door nieuwe, nieuwe eucharistische gebeden werden ingevoerd naast de Romeinse canon, het aantal kruistekens, hoofd- en kniebuigingen werd verminderd en het gebruik van de volkstaal werd toegelaten, vooral in de liturgie van het Woord. De kalender werd herschikt en de verdeling van een groter aantal lezingen werd gespreid over meerdere jaren. Deze uitgave wordt soms ook de Novus Ordo Missae genoemd. In 2002 werden nog kleine aanpassingen aangebracht aan het missaal van 1970.

Al werd het gebruik van de Latijnse taal nooit afgeschaft, velen dachten dat de hernieuwde Mis in de volkstaal moest. Op dezelfde manier, terwijl de nieuwe rubrieken ook de Mis ad orientem voorzien, werd het idee massaal verspreid dat de nieuwe Mis gecelebreerd moest worden met het gezicht van de priester gekeerd naar de gelovigen. Quod non.

Omwille van de ontevredenheid over de manier waarop de nieuwe ritus werd gevierd ontstonden er op veel plaatsen groepen gelovigen die verlangden volgens de oude gebruiken de Mis te blijven celebreren. In 1984 verleende de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst een bijzondere indult, Quattuor abhinc annos, om de mogelijkheid te geven het Romeins missaal, uitgegeven door Johannes XXIII, te gebruiken onder bepaalde voorwaarden en met de uitdrukkelijke toelating van de plaatselijke bisschop. Omdat bisschoppen dit dikwijls tegenhielden, zelfs wanneer de voorwaarden vervuld werden, spoorde de H. Johannes Paulus II in 1988, met het motu proprio Ecclesia Dei Adflicta, de bisschoppen aan om deze mogelijkheid rijkelijk en overvloedig aan te wenden tot welzijn van alle gelovigen die erom vroegen, maar zonder deze zaak volledig naar zich toe te trekken.

Tenslotte, op 7 juli 2007, deed Benedictus XVI dat wel met het motu proprio Summorum Pontificum om het gebruik van de Romeinse Liturgie voorafgaand aan de hervorming van 1970 (1), dus met het missaal van de H. Johannes XXIII (1962), te verruimen.

Paus Benedictus had gehoopt op een kruisbestuiving van de beide vormen van de ritus en op een toenadering van de meest behoudensgezinde gelovigen, maar die vruchten bleven uit. Integendeel, meer gelovigen en veel jongeren begonnen zich te keren tot de oude liturgie zonder te beseffen dat een hervorming wel wenselijk was.

Ten einde de eenheid niet verder te beschadigen besloot paus Franciscus op 16 juli 2021 om met het motu proprio Traditionis Custodes de mogelijkheden van Summorum Pontificum drastisch te verminderen, in de stille hoop dat de usus antiquior stilaan uitdooft.

Op het eerste zicht blijkt er inderdaad een breuk te zijn tussen Summorum Pontificum en Traditionis Custodes. Maar hoe dieper dit onderwerp wordt bestudeerd, hoe duidelijker het wordt dat er sprake is van voortschrijdend inzicht en samenhangend beleid.

Twee citaten verduidelijken de visie van Benedictus XVI, die gedeeld wordt door kardinaal Sarah, Prefect van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst tot 2021:

— "Het Missale Romanum, uitgevaardigd door Paulus VI, is de gewone uitdrukking (ordinaria expressio) van de Lex orandi van de Katholieke Kerk van de Latijnse ritus. Echter het Missale Romanum, door de heilige Pius V uitgevaardigd en door (...) Johannes XXIII opnieuw uitgegeven, dient beschouwd te worden als de buitengewone vorm (extraordinario expressio) van dezelfde Lex orandi van de Kerk en dient wegens het eerbiedwaardige en oude gebruik ervan de gepaste eer te genieten. Deze twee uitdrukkingen van de Lex orandi van de Kerk zullen in geen geval leiden tot een verdeeldheid in de Lex credendi van de Kerk; ze zijn immers twee gebruiken van de ene Romeinse Ritus". (2)

— "De twee vormen van het gebruik van de Romeinse Ritus kunnen elkaar wederzijds verrijken: in het oude missaal kunnen en moeten nieuwe heiligen en sommige van de nieuwe prefaties opgenomen worden". (3)

Er zit dus bij paus Benedictus en kardinaal Sarah hoop op een zekere convergentie van beide vormen. De nieuwe Mis in het Latijn vieren, ad orientem, met het eerbiedig knielen en communiceren zoals het voorzien is in de huidige ritus zou daar een mooi voorbeeld van kunnen zijn.

Aan de hand van twee veelzeggende citaten van paus Franciscus kunnen we inzien wat zijn visie inzake is; we kunnen ook vermoeden dat de toekomstige kardinaal Roche, de nieuwe prefect van de Congregatie van de Eredienst, op dezelfde lijn zit:

— "Ik ben evenzeer getroffen door de misstanden aan ene als aan andere zijde in de viering van de liturgie. Net als Benedictus XVI betreur ik ook dat 'op veel plaatsen niet op een getrouwe wijze werd gevierd met de voorschriften van het nieuwe Missaal, maar dat deze eerder werd opgevat als een machtiging en zelfs als een verplichting tot creativiteit' ". (4)

— "Degenen die met toewijding de Mis willen vieren volgens de voorgaande liturgische vorm, zullen het niet moeilijk vinden om in het Romeins Missaal, hervormd volgens de geest van het Tweede Vaticaans Concilie, alle elementen van de Romeinse Ritus aan te treffen, vooral de Romeinse canon, die een van haar meest karakteristieke elementen is". (5)

Samengevat: het is mogelijk een continuïteit te vinden in de uitspraken van de laatste pausen, dankzij de regel van het geloof: wie gelooft in de reële aanwezigheid van God in de eucharistie, en dus in de drie-ene God, in de goddelijkheid van Christus en in de werking van de heilige Geest door de sacramenten van de Kerk, zal die celebreren met eerbied en waardigheid, en dus op een traditionele manier.

Wegkijken van dit beginsel leidt tot leeg formalisme. Deze houding leidt tot kritiek op het gezag van de paus. Voor hen betekent de formule hervorming van de hervorming van Benedictus XVI feitelijk vernietiging van de hervorming, en daarmee wordt deze formule van de paus emeritus zo controversieel gemaakt en verkeerd geïnterpreteerd dat paus Franciscus gevraagd heeft aan kardinaal Sarah die niet meer te gebruiken.

Het Tweede Vaticaanse Concilie, en dat kan men vinden in zijn Constituties en Decreten, heeft duidelijk beschreven hoe de hervorming van de eucharistie had moeten gebeuren. Indien we ons daaraan hadden gehouden, zouden we op veel plaatsen de nieuwe Mis op zo'n traditionele manier celebreren, bv. in het Latijn en ad orientem, dat de vraag naar de oude liturgie niet zou zijn uitgegroeid zoals ze nu is.

Noten

  1. Benedictus XVI, motu proprio Summorum Pontificum, 7 juli 2007.

  2. Ibidem.

  3. Benedictus XVI, begeleidende brief, 7 juli 2007.

  4. Franciscus, begeleidende brief, 16 juli 2021.

  5. Ibidem.

In eerdere nieuwsbrieven van de Vlaamse Werkgroep voor Hedendaagse Latijnse Liturgie staan meer lezenswaardige artikelen over deze materie. Van harte aanbevolen!