Cyaan, magenta, geel en zwart. De kleurmodus voor documenten die gedrukt of geprint worden.
De witruimte tussen de regels tekst.
Het aanbrengen van nietjes.
Het “indrukken” van een lijn in dikkere papiersoorten op de plaats waar het papier gemakkelijk te vouwen moet zijn. Hier kun je bijv. een vouwbeen voor gebruiken.
Van bruto- naar netto formaat snijden.
Een lettertype met dwarsstreepjes aan de uiteinden van een letter.
Een lettertype zonder schreven.
Hulptekens die aangeven waar gesneden moet worden.
Het kiezen, organiseren en vormgeven van typografische middelen (tekst, lijnen, vlakken en ornamenten, dus zonder beeld) zodat een geheel ontstaat dat de boodschap goed overdraagt.
Het verzamelen van losse vellen, waardoor een set of losbladig boekwerk ontstaat.lettersoorten