Bij deze opdracht kan je het boek openleggen bij de eerste bladzijde van het verhaal en deze praatplaat van de laatste illustratie afdrukken op A3-formaat om ernaast te leggen.
Als je naar de laatste en de eerste prent van het boek kijkt, waar zie je dan verschillen?
De kinderen vervelen zich – ze spelen samen
De kinderen kijken somber – ze zien er blij uit
De poes slaapt in haar mandje – ze ligt bij mama op schoot
Buiten is het schemerdonker want het is avond – buiten regent het, het is dag
De lamp brandt – de lamp is uit
De kaarsjes branden niet – de kaarsjes zijn aangestoken (zij verspreiden verder het licht dat Janus in de nacht met zich meedroeg)
Er hangen enkele tekeningen aan de muur – de nieuwe tekening van Bette hangt erbij
Speelgoedmuis op de mat – de muis ligt in het speelhuis
Spelletje in de kast – ze zijn het spelletje samen aan het spelen
Blokkentoren – met een extra blokje erbovenop
Poesje bij de kabouter op de kast – poesje bij de paddenstoelen
Een open plek op de kast – Op de kast staan 4 geknutselde mannetjes van herfstmateriaal (dit zijn de handtekeningen die Janus achterliet bij elk van zijn klusjes)
…
Heb je de kleine herfstmannetjes ook op de voorgaande bladzijden opgemerkt? Waarom staan die daar, denk je?
Het zijn een soort ‘handtekeningen’ van Janus die hij achterlaat voor de mensen
Op die manier verklapt hij eigenlijk een beetje zijn eigen geheim, maar het is tegelijk een oproep om iets voor elkaar te doen en de ander blij te maken
Ook de andere prenten zijn telkens per 2 aan elkaar gelinkt, met de middenpagina als een soort spiegel. In het midden van het boek verandert de nacht in de dag en gaat Janus slapen, dit is een kantelmoment. De eerste helft van het boek speelt zich af in het donker, bij het licht van het lantaarntje van Janus. In de tweede helft is het klaarlichte dag en worden de mensen blij verrast.
Janus draagt letterlijk zijn lichtje rond in het huis, maar is ook figuurlijk een lichtje voor de mensen. Wat kunnen wij doen om een lichtje te zijn voor elkaar, in de klas of thuis? Eventueel kan je het spelletje spelen van ‘een geheim vriendje’. Laat iedereen een kaartje trekken met daarop de naam/het symbooltje van een klasgenootje/een gezinslid. Hiervoor moeten ze deze dag/week extra vriendelijk zijn. Op het einde van de week mag iedereen proberen raden wie zijn/haar ‘geheim vriendje’ nu was.
De advent – de periode van 4 weken voor Kerstmis – valt in de donkerste tijd van het jaar. De advent doet ons uitkijken naar het licht van Kerstmis en roept ons op om zelf ook een lichtje te zijn voor elkaar. Deze adventskalender met opdrachtjes kan daarbij helpen.
Knutselidee om een lantaarntje te maken