De Joodse Rebecca wordt als joods tienermeisje aan het begin van de oorlog gescheiden van haar ouders. Ze duikt onder voor de Nazi’s, maar wordt na enkele jaren alsnog opgepakt. Vervolgens doorstond ze bijna 2 jaar de gruwelen van Auschwitz.
Hartog neemt als jonge joodse man afscheid van vrouw en kind Sofia (zie foto) om te werken in de Duitse werkkampen van Nazi-Duitsland. Hij incasseert tragische verliezen, maar door wilskracht en mazzel overleeft hij dertien verschillende werk- en vernietigingskampen.
Twee verhaallijnen die uiteindelijk na de oorlog bij elkaar komen om vervolgens nooit meer los te geraken.
Hartog Tertaas neemt als jonge Joodse man in 1941 nietsvermoedend afscheid van zijn vrouw en kind om te gaan werken in de Duitse werkkampen. Hij komt in Westerbork terecht met het idee snel weer terug te keren naar Amsterdam. Dit blijkt een utopie. Hartog overleeft door wilskracht en mazzel dertien verschillende werk- en vernietigingskampen en de beruchte dodenmars. Het grootste deel van zijn vrienden en familieleden overleven de oorlog echter niet. , waaronder zijn vrouw en zijn dochter.
Rebecca Roeper, een Joodse tiener, wordt om deportatie te voorkomen in 1941 gescheiden van haar ouders. Ze duikt onder in Bergen, neemt een andere identiteit aan, maar wordt verraden. Tijdens een vluchtpoging in 1944 wordt ze uiteindelijk in Amsterdam opgepakt. Ze wordt gedeporteerd naar Westerbork en vervolgens naar Auschwitz. Daar doorstaat zij anderhalf jaar lang de verschrikkingen van het kamp.
Na de oorlog ontmoeten Hartog en Rebecca elkaar. Ze worden verliefd, trouwen en stichten een gezin. Ze zijn vastbesloten hun leven op te pakken, door te gaan en elkaar nooit meer los te laten. Ze vieren het leven met een lach op het gezicht, maar beiden met hun eigen onverwerkte verdriet. Voor altijd getekend voor het leven.