Deel 4:
Parabel van de
ver-antwoord-elijkheid

Theorie: tekstsoorten in de Bijbel (BASIS)

Net zoals er vandaag verschillende tekstsoorten zijn om je doelen te bereiken, geldde dat ook in de tijd van de Bijbel: niet elke tekstsoort leent zich voor elke tekst: denk aan prachtige woorden over gevoelens die we beter in een gedicht gieten dan in een grafiek, denk aan een prachtig verhaal dat eerder een romanvorm zal krijgen dan als een instructie geformuleerd wordt. Hieronder staan enkele veel voorkomende voorbeelden van tekstsoorten uit de bijbel:

 

1.   Wetteksten en interpretaties

In de eerste vijf boeken van het O.T. staan heel wat wetten waar de goede Jood zich aan moet houden. Maar in de rest van de Bijbel staan ook interpretaties en toepassingen van de wetten.

2.   Mythe

Door mythologische verhalen probeert de mens een antwoord te formuleren op de grote vragen die iedereen zich stelt. De verklaring is niet wetenschappelijk, maar ze vertrekt vanuit menselijke gevoelens die voor iedereen herkenbaar zijn. vb. de scheppingsverhalen.


3.   Apocalyptiek

Dit literair genre was in tijden van vervolging nogal populair. Het zijn verhalen die vertellen over de eindtijd, over de strijd tussen goed en kwaad, waarbij het goede overwint. Het zit vol symbolen (een soort geheimtaal), waardoor dit genre zeer moeilijk te begrijpen is. Niet voor niets betekent het woordje ‘apocalyps’, ‘openbaring’ of ‘onthulling’: de lezer wordt in een geheim binnengeleid. Dankzij dit inzicht krijgt hij moed om in zware tijden stand te houden.


4.   Parabels

Dit zijn verhalen die dienen om een religieus, ethisch of filosofisch idee te illustreren.. Wanneer Jezus een parabel of gelijkenis vertelt, dan daagt Hij de luisteraar uit om na te denken en een keuze te maken. ‘Die verhalen openen de ogen van mensen en zijn meestal krachtiger dan geleerde en abstracte uiteenzettingen’. vb. parabel van de verloren zoon, parabel van de barmhartige Samaritaan,… 

 

5.   Psalmen

Dit zijn lofzangen op God. Ze werden gezongen in de eredienst in de tempel of in de synagoge. De eerste christenen namen deze gewoonte over.


6.   Wonderverhalen

Dit zijn verhalen waarin Jezus iets uitzonderlijks doet. Hij toont zich daarin beschermer van de armen, de zieken, uitgestotenen. Door zijn wonderen geeft Hij hen nieuw leven en brengt Hij hen weer in de samenleving, binnen de kring van mensen. Zijn ze echt gebeurd? Je kunt het vergelijken met bloemen: in de biologieles moet je er allerlei gegevens over kennen, maar als je ze van je geliefde krijgt, zijn die gegevens minder belangrijk. Zijn die bloemen dan niet echt? Integendeel, zelfs ‘echter’ dan in de biologieles.


7.   Brieven

Afstanden waren in het begin van onze jaartelling niet zo vlot overbrugbaar als nu. Daarom schreven Paulus en andere apostelen brieven naar verafgelegen christengemeenschappen. Daarin gaven ze toelichting bij het geloof in Jezus, aanbevelingen voor het dagelijks leven, beantwoordden ze vragen van christenen,…


8.   Evangelies

De evangelies zijn de vier Bijbelboeken die expliciet over Jezus’ leven en de betekenis ervan gaan. Het woord zelf is afgeleid van het Grieks eu-angelion, dat ‘blijde boodschap’ betekent. Een evangelie is ‘het goede nieuws’ dat Jezus bracht.

Je kan je afvragen hoe het komt dat er vier evangelies in de bijbel werden opgenomen, min of meer dezelfde verhalen. Het gaat inderdaad telkens om het verhaal en vooral de woorden en daden van Jezus, maar toch brengen de evangelisten (Marcus, Matteüs, Lucas en Johannes) die elk op een andere manier. Zij geven elk op hun manier een gelovige visie op het leven van Jezus.


BASIS: Tekstsoorten in de bijbel kennen en kunnen verklaren

Oefeningen: soorten Bijbelteksten opzoeken en definiëren 


Oplossingen

Voorbeeld: Exodus 20:1-17 bevat de Tien Geboden, die een kernset van morele richtlijnen zijn.

Interpretatie: In Mattheüs 5:21-22 interpreteert Jezus het gebod "Gij zult niet doden" door te stellen dat zelfs boos zijn op iemand al onder dit verbod kan vallen.

Voorbeeld: Genesis 1:1-31 beschrijft het scheppingsverhaal waarin God de wereld in zes dagen schiep, een verhaal dat probeert de oorsprong van de aarde en het leven te verklaren vanuit een theologisch perspectief.

Voorbeeld: Openbaring, ook wel het Boek van de Apocalyps genoemd, vertelt over visioenen van het einde der tijden en de uiteindelijke overwinning van het goede over het kwaad.

Voorbeeld: De parabel van de verloren zoon in Lucas 15:11-32 illustreert de vergevingsgezindheid en liefde van God.

Voorbeeld: Psalm 23, bekend als "De Heer is mijn herder", is een lofzang die Gods leiding en bescherming benadrukt.

Voorbeeld: In Marcus 5:1-20 geneest Jezus een man die bezeten is door demonen, wat laat zien hoe Jezus macht heeft over het bovennatuurlijke en marginalisatie overwint.

Voorbeeld: De brief van Paulus aan de Galaten, waarin hij uitlegt hoe gelovigen vrij zijn van de Joodse wet door het geloof in Jezus Christus.

Voorbeeld: Het Evangelie van Johannes vertelt het verhaal van Jezus' leven, dood en opstanding, en benadrukt de theologische betekenis van zijn daden en woorden als de belichaming van Gods woord.

Theorie: de evangelisten (BASIS)

Marcus

 

Matteüs

 

Lucas

 

Johannes


BASIS:  de 4 evangelisten goed kennen

De Barmhartige Samaritaan:
een twistgesprek!

Jezus vertelt deze parabel terwijl hij onderweg is van Galilea naar Jeruzalem.  De evangelist Lucas plaatst dit verhaal aan het begin van zijn groot reisverhaal (Lucas 9,51-19,46), onmiddellijk na de mededeling dat Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem aanvaardt. Het verhaal begint met een wetgeleerde die naar Jezus toekomt om Hem op de proef te stellen. In de parabel zelf gaat het over iemand die, onderweg van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers viel. 


De parabel zelf is ingekaderd in een twistgesprek tussen Jezus en een wetgeleerde in verband met de centrale vraag : ‘WIE IS MIJN NAASTE?"

Uit de bijbel: de barmhartige Samaritaan (Lucas 9, 25-37) (BASIS)

25] Er kwam een wetgeleerde die hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ [26] Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’ [27] De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ [28] ‘U hebt juist geantwoord,’ zei Jezus tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ [29] Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ [30] Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. [31] Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. [32] Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. [33] Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. [34] Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. [35] De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.” [36] ‘Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ [37] De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo."

De parabel niet vanbuiten kennen: een aantal keer grondig herlezen is voldoende

Informatie bij de verschillende elementen uit de parabel (BASIS)

Een aantal zaken uit deze Bijbeltekst vragen toch om wat verduidelijking.

 

Al deze gegevens geven Jericho de betekenis van : stad van blinde hebzucht, blinde jaloezie, haat en onverdraagzaamheid, de stad van de zelfgenoegzaamheid

en oogverblindenden luxe (vandaar dat er vaak ‘blinden’ te vinden zijn in de buurt van Jericho).


BASIS: Informatie bij de verschillende elementen uit de parabel: 

- grondig kennen, elk onderdeel kunnen benoemen 

- weten waarvoor het staat

Informatie: verdieping bij deze parabel (NUTTIG)

Deze tekst is een preek die bij deze parabel hoort

Hieronder volgt een samenvatting als bespreking van deze parabel. Wil je meer lezen, aarzel dus niet, het is een boeiende uiteenzetting over dit Bijbelverhaal.

 

Jezus wordt in deze parabel op de proef gesteld door de farizeeër: hij wil Jezus uitdagen en betrappen op tegenstrijdigheden. Jezus laat zich niet doen en vraagt: “wat staat er in de wet?”

De farizeeër haalt in zijn antwoord prachtige woorden aan over liefde vanuit heel het hart, gebruik makend van alle mogelijkheden van de ziel, het verstand en het lichaam – ambitieuzer en alomvattender kan niet, en tegelijk is alles gebalanceerd! En dan nog wel gericht op God, op jezelf en op je naaste – universeler is niet mogelijk!

"Doe dat en je zal leven." Zo'n hoog gegrepen doelstelling - dat kan toch niemand halen ! Als dat de sleutel tot de hemel is, dan raakt geen sterveling daar binnen!

 

De wetgeleerde beseft noch de diepgang, noch de verstrekkende gevolgen van die reeds te vaak gereciteerde woorden: denk aan “ik hou van jou” tegen iemand zeggen: verwondering dooft langzaam uit.

Liefhebben met heel mijn hart, heel mijn ziel, heel mijn verstand, en met inzet van al mijn krachten, is dat niet véél te hoog gegrepen?

Voor de farizeeër is Gods wet een theoretisch studieboek dat niets te maken heeft met het gewone leven. Hij vraagt dus een definitie van het woord “naaste”. En dan beslist Jezus om een verhaal te vertellen, over criminaliteit en slachtofferhulp. Vandaag volstaat een telefoontje naar de hulpdiensten (hoewel sommige mensen zelfs dat al te veel vinden), maar in die tijd was hulp aangewezen op privé-initiatief.


Zowel de priester als de leviet naderen de plaats van het onheil en redeneren “na mij komt wel een ander”. Deze twee personen waren net bedoeld als levende tekenen van Gods liefde en toch slagen ze er niet om dit tot uiting te brengen in hun handelingen. Het volk vindt dit natuurlijk geweldig fijn om te horen: Jezus lacht een beetje met de farizeeër en zijn “soortgenoten”.

Het publiek (joden, niet-gelovigen,…) verwachten nu een happy end en kijken uit naar de reddende engel die zal volgen. Ze voelen zich comfortabel want tot nu toe was er enkel commentaar op de farizeeër, niet op hen zelf. Maar dan komt een onverwachte wending: Jezus voert een Samaritaan ten tonele! Dat is toch wel de laatste van wie je steun verwacht: de aartsvijand van de Joden! Al eeuwenlang was er een vijandschap tussen joden en Samaritanen – een bastaardvolk uit vermenging met Assyrische kolonisten, na de verovering van Samaria zeven eeuwen eerder.


Het ganse publiek wordt nu belanghebbende partij… want als de lat zo hoog ligt, dat je zelfs een Samaritaan moet helpen, schiet iedereen toch schromelijk tekort. Niemand komt er nu nog onderuit. Waar wil die Jezus heen met dat verhaal? Wat wil Hij nu bewijzen?

De Samaritaanse reiziger heeft een aantal beperkingen: hij is zwaar beladen, vermoeid en misschien niet zo vertrouwd met de streek. Maar toch helpt hij het slachtoffer alsof hij zijn eigen broer is: hij ontsmet de wonden en verzacht de pijn, legt de gewonde man op zijn trekdier en voert hem naar een herberg. Voor velen zou het genoeg geweest zijn, maar deze man haalt zijn portefeuille boven en betaalt een som die volgens historici genoeg is voor een verblijf van meerdere weken. “Wat een gelukkig toeval dat ik daar net mocht passeren. Ik heb die man zijn leven gered!”

Jezus deed wenkbrauwen fronsen: solidariteit aan mensen die je kent was al veel gevraagd, laat staan aan Samaritanen.


Jezus nodigt de farizeeër nu zelf uit om te concluderen en het voorbeeld na te volgen. Confrontaties met pijnlijke situaties worden soms een gelukkig toeval, een uitdaging, een kans, om anderen te helpen en daar zelf volop van te genieten. Wie zo’n kansen laat voorbij gaan en dat laat uitgroeien tot een levensstijl, wordt innerlijk verhard. Hij toont weinig barmhartigheid en stelt zich zo op dat hij ook zelf weinig barmhartigheid kan ontvangen – niet vanwege mensen en niet vanwege God. Het verbitterde hart sluit zichzelf buiten. Het kan niet genieten van Gods nieuwe wereld.


Informatie verdieping bij deze parabel: grondig herlezen en ja-nee-vragen over kunnen beantwoorden

Informatie: actualisatie van deze parabel (NUTTIG)

Maar, dan een belangrijke vraag: wat betekent dat nu, tweeduizend jaren later? Net zoals de wetgeleerde vragen velen zich nu af, wat ze – en vooral wat de anderen – moeten "doen". In onze verzorgingsstaat hebben we de neiging het "doen" vooral te verwachten van de overheid. Het werkt voor ons in omgekeerde zin: de anonieme solidariteit lijkt de meest rechtmatige… we betalen daarvoor toch belasting! Pas wanneer het echt niet anders kan, gaat men zijn eigen spaarcenten aanspreken en de directe familie bijspringen.

 

Toch kan de persoonlijke inzet in heel wat situaties het verschil uitmaken. Vooreerst t.a.v. diegenen die tussen de mazen van het net vallen – die groep wordt alsmaar groter. Je hebt ook eindeloos veel immateriële noden waarop persoonlijk menselijk contact het enig mogelijke antwoord is. En iets buiten onze grenzen zijn er de immense noden waarvoor geregeld op onze vrijgevigheid een beroep gedaan wordt.

 

De liefde voor "de naaste" verlegt onze aandacht naar de ander, maar houdt natuurlijk ook beperkingen in, want "naast" is niet "veraf". God vraagt niet dat we - zoals Hijzelf - de ganse wereld liefhebben... Hij vraagt liefde voor de naaste. In de parabel is die "naaste" geen familielid - zelfs geen volksgenoot - maar een willekeurige reiziger die je toevallig op je levensweg ontmoet, en die zo komt in je onmiddellijke nabijheid. Iemand met een nood die je kunt verhelpen, zij het met enige moeite.

Nabijheid en afstand zijn in onze moderne wereld een relatief begrip geworden. Vanuit je luie zetel kan je avond na avond de ganse wereld zien. En achter je computer kan je eerst een bedrag en dan een rekeningnummer intoetsen, en zo duizenden km verder hulp verlenen. Waarom zouden we onze liefde – of minder ambitieus, onze solidariteit – dan beperken tot de actieradius die 2000 jaar geleden gold voor wie te voet of met de ezel onderweg was?

 

Belangrijk: je moet zelf ook overeind blijven en dus rekening houden met je draagkracht. Je mag evenmin naïef zijn in je hulpverlening – je kan niet iedereen in huis halen. Op sommige terreinen – denk bijvoorbeeld maar aan de vluchtelingencrisis of recent in het nieuws: de hongerstakers – word je geconfronteerd met onoplosbare dilemma's.

Naastenliefde moet er evenmin toe leiden dat je elke luxe uit je leven bant. Jezelf liefhebben mag ook nog, of je wordt een bitter mens. Geen koekje of pralientje, zolang een ander mens geen brood heeft? Geen flesje parfum zolang een ander het moet stellen zonder water? Het klinkt logisch, maar de consequente vergelijking met de mens in nood is onhoudbaar bitter, en verkrampt het leven.

Maar ook het tegendeel is waar: wordt het niet een beetje decadent wanneer in een mega superdure auto een veel te grote motor wordt gestopt, zodat je die auto dan elektronisch moet begrenzen? Wanneer een mens met zijn geld geen blijf meer weet, en hij paleizen wil vergaren? "Mag het iets minder zijn?" is dan een terechte vraag.

 

Misschien blijf je juist gemakkelijker overeind met iets minder luxe dan we gewoon zijn. Je geniet meer van je bestaan, wanneer je anderen mee laat genieten. Een defensieve levensstijl – teruggeplooid op eigen navel – maakt dat een mens gaat lijken op die priester en die leviet. Maar dat maakt ons duidelijk niet gelukkig: depressie is aan de orde van de dag. Dat gebrek aan levensvreugde heeft ten dele wel te maken met een consequent individualisme gekoppeld aan de struisvogelpolitiek – het niet willen zien van de noden van zijn naaste: zoiets bezwaart het geweten en ontneemt een mens de diepere voldoening.

 

De "Doe dat en je zal leven" van Jezus, is natuurlijk ook slechts een deeltje van Gods verhaal. Wie die uitspraak kiest als levensmotto, zal al gauw ontdekken dat het liefhebben vooral gericht is op zichzelf en veel minder op zijn Schepper en zijn medemens. En dat die liefde al te vaak ook ambigu is – niet van harte, niet met heel zijn ziel en zijn verstand, niet met inzet van al zijn krachten.

Jezus legt de lat onbereikbaar hoog, maar presenteert tegelijk het antwoord aan de mens die inziet dat het hem niet lukt. Hij toont hoe de mens fundamenteel moet veranderen.

Dat veranderen is een “ja” tegenover God, die dagelijkse ja leidt tot kwijtschelding van een immense schuld ingevolge het niet-naleven van die te ambitieuze wet. God van zijn kant doet dan een afgestorven stukje innerlijke mens, opnieuw leven. Het "doen" kan dan gebeuren vanuit een veranderd mens, vaak ook in overleg met de nieuw ontdekte Vader. Het "doen" (de ander helpen), wordt zo de evidente vrucht van wat innerlijk vernieuwd werd.


Wat mij betreft het meest fundamentele van christen zijn: “wat zou Jezus doen?”
En naar het antwoord elke dag proberen leven, telkens opnieuw. Altijd, maar zeker als het lastig
en niet vanzelfsprekend is. Met de mensen die je graag ziet is het vaak een evidentie, maar het gaat over die anderen.


Informatie: actualisatie van deze parabel: grondig herlezen en ja-nee-vragen over kunnen beantwoorden

Denk na voor jezelf: