Binnen fase 1 is geen besturing nodig vanuit het kind. Het is van belang dat het kind zijn/haar aandacht kan richten op visuele en/of auditieve prikkels.
Binnen dit niveau gaat het erom dat het kind zijn/haar aandacht kan richten op het apparaat met behulp van visuele en/of auditieve prikkels.
Binnen dit niveau gaat het erom dat het kind visueel iets kan volgen op het scherm.
Binnen fase 2 vindt er besturing plaats vanuit vier verschillende besturingsvormen van het kind, waarbij het kind invloed kan uitoefenen op de omgeving.
Tast: het kind kan het apparaat aanraken zonder zich bewust te zijn van de gevolgen.
Beweging: het kind kan met een lichaamsdeel bewegen voor het scherm, maar weet niet wat het effect is.
Geluid: het kind kan een geluid produceren, maar weet niet wat het effect is.
Zicht: het kind kan onbewust door oogbewegingen aansturen.
Tast: het kind kan het apparaat aanraken en is zich bewust van het verband tussen actie-reactie.
Beweging: het kind kan met een lichaamsdeel bewegen voor het scherm en is zich bewust van het verband tussen actie-reactie.
Geluid: het kind kan een geluid produceren en is zich bewust van het verband tussen actie-reactie.
Zicht: het kind kan naar het scherm kijken, zich op één punt focussen en is zich bewust van het verband tussen actie-reactie.
Tast: het kind kan wachten met de volgende aanraking totdat het effect van de vorige aanraking voorbij is.
Beweging: het kind kan wachten met de volgende gerichte lichamelijke beweging totdat het effect van de vorige gerichte lichamelijke beweging voorbij is.
Geluid: het kind kan wachten met het volgende geluid produceren totdat het effect van het vorige geluid voorbij is.
Zicht: het kind kan wachten met de volgende gerichte oogbeweging totdat het effect van de vorige gerichte oogbeweging voorbij is.
Tast: het kind kan achtereenvolgende handelingen uitvoeren wat een gezamenlijk effect heeft.
Beweging: het kind kan achtereenvolgende bewegingen maken wat een gezamenlijk effect heeft.
Geluid: het kind kan achtereenvolgende geluiden maken wat een gezamenlijk effect heeft.
Zicht: het kind kan achtereenvolgende oogbewegingen maken wat een gezamenlijk effect heeft.