Schijnzelfstandigheid: nieuwe criteria en sectoren

De wet van 25 augustus 2012 die schijnzelfstandigheid in een aantal sectoren aanpakt, verscheen op 11 september in het Staatsblad. De belangrijkste wijziging is de invoering van een weerlegbaar vermoeden van werknemerschap indien 5 van 9 criteria vervuld zijn. Dit vermoeden geldt momenteel voor 4 sectoren

Om beter te kunnen optreden tegen misbruiken op het vlak van schijnzelfstandigheid, wordt de zogenaamde Arbeidsrelatieswet van 27 december 2006 gewijzigd. Er werd daarbij gekozen voor een sectorspecifieke aanpak. Volgens de regering doen er zich namelijk vooral in bepaalde sectoren problemen op het vlak van schijnzelfstandigheid voor.

Sectoren

De nieuwe wet viseert 4 sectoren waarin schijnzelfstandigheid vastgesteld kan worden:

    • de bouwsector;

    • bewakings- en toezichtsdiensten voor rekening van derden;

    • personen- en goederenvervoer voor rekening van derden;

    • schoonmaak activiteiten.

Criteria om schijnzelfstandigheid vast te stellen

Voor deze sectoren werd een lijst van 9 criteria opgesteld. Als uit een analyse van de arbeidsrelatie blijkt dat meer dan de helft van de criteria zijn vervuld, geldt een weerlegbaar vermoeden dat het gaat om een arbeidsovereenkomst. Het gaat over volgende criteria:

    • ontstentenis van enig financieel of economisch risico in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert. Dit is onder meer het geval:

      • bij ontstentenis van een persoonlijke en substantiële investering in de onderneming met eigen middelen, of,

      • bij ontstentenis van een persoonlijke en substantiële deelname in de winsten en de verliezen van de onderneming;

    • ontstentenis van verantwoordelijkheid en beslissingsmacht aangaande de financiële middelen van de onderneming in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert;

    • ontstentenis van beslissingsmacht over het aankoopbeleid van de onderneming in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert;

    • ontstentenis van beslissingsmacht over het prijsbeleid van de onderneming in hoofde van diegene die de werkzaamheden uitvoert, behoudens wanneer de prijzen wettelijk zijn vastgelegd;

    • de ontstentenis van resultaatsverbintenis betreffende de overeengekomen arbeid;

    • de garantie op betaling van een vaste vergoeding, ongeacht de bedrijfsresultaten of de omvang van de prestaties geleverd door diegene die de werkzaamheden uitvoert;

    • het zelf geen werkgever zijn van persoonlijk en vrij aangeworven personeel of het ontbreken van de mogelijkheid om voor de uitvoering van het overeengekomen werk personeel aan te werven of zich te laten vervangen;

    • het zich niet voordoen als een onderneming ten overstaan van andere personen of hoofdzakelijk of gewoonlijk voor één medecontractant werken;

    • in ruimtes werken waarvan men niet de eigenaar of de huurder is of werken met materiaal dat ter beschikking wordt gesteld, gefinancierd of gewaarborgd door de medecontractant.

Als meer dan de helft van de criteria niet zijn vervuld, geldt er een weerlegbaar vermoeden dat het om een overeenkomst van zelfstandige samenwerking gaat.

De hoger besproken bepalingen van de wet tot wijziging van de Arbeidsrelatieswet treden op 1 januari 2013 in werking. Er kan echter bij KB een vroegere datum van inwerkingtreding bepaald worden.

Lees de volledige tekst van de nieuwe wetgeving op schijnzelfstandigheid

Bron: www.lexalert.net