Laatst geüpdatet: 04-05-2025
De periode rondom de geboorte van een kind wordt vaak gezien als een gelukkige en bijzondere tijd. Er wordt verwacht dat de ouders gelijk op de zogenaamde ‘roze wolk’ zitten. Maar wat als dat gevoel uitblijft en je je helemaal niet gelukkig voelt? Er zijn ouders die na de geboorte van hun kind moeilijke gevoelens ervaren, en soms kan dit wijzen op een postpartum depressie.
Een postpartum depressie is een vorm van depressie die ontstaat na de bevalling. Deze WIKI-pagina is bedoeld om informatie te geven over postpartum depressie. Niet alleen voor moeders en vaders die er zelf mee te maken krijgen, maar ook voor hun partners, familie, vrienden en andere betrokkenen die willen begrijpen wat er aan de hand is.
Deze WIKI bestaat uit 3 onderdelen: In het eerste deel wordt besproken wat een postpartum depressie precies is. Het tweede deel gaat in op wat een postpartum anders maakt dan andere vormen van depressie. Er wordt ingegaan op wat er gebeurt in het lichaam tijdens en na de bevalling, bijvoorbeeld met de hormonen. In dit deel lees je ook welke behandelingen er mogelijk zijn en hoe het bijvoorbeeld zit met medicatie en borstvoeding. Het derde deel is gericht op vaders met een postpartum depressie. Ook zij kunnen last krijgen van een postpartum depressie, al komt dit minder vaak voor dan bij moeders. Hier worden verschillen in symptomen tussen mannen en vrouwen, mogelijke gevolgen en behandelingen besproken.
De WIKI pagina is geschreven door studenten van de Master Medische Psychologie van Tilburg University als onderdeel van het vak Psychofarmacologie.
Aan de inhoud van deze WIKI pagina kunnen geen rechten worden ontleend.
Alle afbeeldingen zijn ontwikkeld door de auteurs.
Geschreven door: Aimy Gierman, Elza Osinga, Laura van de Vijver en Yoko Reinders
Inhoudsopgave
Postpartum depressie (PPD) is een depressie die ontstaat na de bevalling. Moeders voelen zich in deze periode erg somber of hebben nergens meer plezier in [1,2]. Dit gaat verder dan de bekende ‘kraamtranen’ of de ‘postpartum blues’ (zie postpartum blues vs. postpartum depressie).
Er is soms verwarring over wanneer een postpartum depressie precies begint. Dit komt doordat verschillende organisaties iets andere richtlijnen hanteren. We leggen dit hieronder uit:
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ontstaat een postpartum depressie binnen twaalf maanden na de bevalling [3].
Volgens de DSM-5, het handboek dat hulpverleners gebruiken bij het stellen van diagnoses, begint een postpartum depressie binnen zes maanden na de bevalling [2].
In de praktijk zien we dat een postpartum depressie in de meeste gevallen al binnen de eerste week na de bevalling ontstaat, vaak tussen de derde en de vijfde dag [4].
Dit zorgt voor wat onduidelijkheid, maar het belangrijkste is dat je je klachten serieus neemt, ongeacht het tijdstip na de bevalling. Wanneer de klachten ook beginnen, het is belangrijk om hulp te zoeken als je binnen een jaar na de bevalling somber bent, nergens meer van kunt genieten en je je niet jezelf voelt.
Het is belangrijk om ‘kraamtranen’ en ‘postpartum blues’ te onderscheiden van postpartum depressie. Postpartum blues zijn milde stemmingsklachten die veel moeders kort na de bevalling ervaren. Denk aan plotselinge huilbuien en prikkelbaarheid. Deze klachten beginnen meestal binnen vier tot tien dagen na de bevalling en verdwijnen na ongeveer twee weken. Het belangrijkste verschil met de klachten die horen bij een postpartum depressie is dat postpartum blues het functioneren niet belemmeren [5]. Moeders kunnen meestal nog goed voor zichzelf en hun baby zorgen.
Het kan lastig zijn om te herkennen of je last hebt van postpartum blues of dat het ernstiger is. Moeders kunnen zich onbegrepen voelen of denken dat ze zich aanstellen. Vooral als ze van hun omgeving horen dat ze ‘gewoon moe’ zijn omdat ze net moeder zijn geworden.
Een postpartum depressie komt vaker voor dan we denken. Wereldwijd krijgt tussen de 6% en 20% van de moeders een depressie na de bevalling [2]. Gemiddeld is de wereldwijde prevalentie van postpartum depressie bij moeders 13% [6], maar hoe vaak het precies voorkomt, verschilt per land. Postpartum depressie komt vaker voor in landen met lagere inkomens dan in landen met hoge inkomens [7].
Onderzoekers geven aan dat postpartum depressie nog steeds ondergediagnosticeerd wordt en het in werkelijkheid veel vaker voorkomt [8]. Volgens het Trimbos-instituut krijgen in Nederland jaarlijks ongeveer 23.000 vrouwen een depressie na de bevalling. Dat is ongeveer 15% van alle moeders [9]. Ter vergelijking: postpartum blues komen veel vaker voor, namelijk bij 40-80% van alle vrouwen die een kind krijgen [10].
Naast moeders kunnen ook vaders een depressie ontwikkelen na de geboorte van hun kind. Een postpartum depressie komt voor bij ongeveer 10% van de vaders [11]. Meer hierover lees je in deel 3 van deze WIKI: Postpartum depressie bij vaders.
De klachten van een postpartum depressie lijken op die van een 'gewone' depressie. Een moeder kan zich somber of leeg voelen en heeft vaak nergens meer plezier in. Dit laatste wordt anhedonie genoemd. Ze kan slecht slapen of juist heel veel slapen. Ze voelt zich heel snel moe en heeft moeite om zich te concentreren. Daarnaast kunnen er schuldgevoelens en gevoelens van wanhoop en waardeloosheid ontstaan. De gedachte dat het leven geen zin meer heeft komt ook voor bij deze moeders. Zo heeft 20% van de vrouwen met postpartum depressie last van zelfmoord gedachten [12].
Verderop wordt er dieper ingegaan op wat een postpartum depressie anders maakt dan een depressie in andere levensfases, dit lees je onder kopje 2.1 Specifieke symptomen postpartum depressie.
Denk je aan zelfmoord of maak je je zorgen om iemand?
Een postpartum depressie kan gepaard gaan met intense gevoelens van somberheid, schuld of wanhoop. Sommige moeders schrikken van hun eigen gedachten. Weet dat je niet de enige bent, en dat er hulp is.
Maak je je zorgen om iemand in je omgeving? Ook dan kun je contact opnemen.
Bij 113 Zelfmoordpreventie kun je dag en nacht anoniem praten met iemand die naar je luistert [13].
Bel gratis 0800-0113
Of chat via www.113.nl
Praten lucht op, je hoeft dit niet alleen te dragen.
Een postpartum depressie is in de medische wereld geen aparte stoornis, maar een subvorm van een ernstige depressie. De symptomen zijn vrijwel hetzelfde als bij een ‘gewone’ depressie, maar ontstaan tijdens de zwangerschap of in de eerste weken na de bevalling.
Om van een depressie te kunnen spreken, wordt gebruikgemaakt van de richtlijnen uit de DSM-5, het internationale handboek voor psychische aandoeningen. De DSM-5 criteria voor depressie zijn te lezen in Tabel 1 [1].
Om van een ‘gewone’ depressie te spreken, moeten minstens vijf van deze symptomen bijna dagelijks gedurende twee weken aanwezig zijn. Eén van deze symptomen moet een sombere stemming of verlies van interesse/plezier zijn. Daarnaast moeten de klachten het dagelijks functioneren belemmeren en mogen ze niet veroorzaakt worden door drugs, medicijnen of een lichamelijke aandoening. Ook moeten andere psychische stoornissen, zoals schizofrenie, worden uitgesloten [1].
Let op: De DSM-5 beschrijft geen aparte criteria voor postpartum depressie. Wel wordt er een aanvulling gebruikt: als de klachten ontstaan tijdens de zwangerschap of in de eerste vier weken na de bevalling, krijgt de diagnose de toevoeging ‘met begin peri partum’.
Tabel 1
DSM-5 criteria voor depressie [1]
Noot. Deze tabel is gemaakt door de WIKI auteurs
De diagnose van een ‘gewone’ depressie wordt gesteld op basis van klinische beoordeling, gesprekken en soms vragenlijsten. Volgens de NHG-standaard voor depressie begint diagnostiek met een gesprek over de klachten en de persoonlijke situatie, ook wel anamnese genoemd. Eventueel kan er een vragenlijst worden ingezet. Indien nodig kan lichamelijk en aanvullend onderzoek worden uitgevoerd om eventuele medische oorzaken uit te sluiten. In deze fase wordt ook gekeken of er sprake is van een bepaalde subvorm van depressie en kan de specificatie ‘met begin peri partum’ worden toegevoegd [14,15].
De Edinburgh Postnatal Depression Scale (EPDS), specifiek ontwikkeld voor postpartum depressie, is een korte vragenlijst die vrouwen kunnen invullen om te signaleren of er sprake kan zijn van depressieve klachten rondom de zwangerschap [15]. De EPDS is een screeningslijst, wat betekent dat het geen diagnose stelt, maar artsen of verloskundigen kan helpen te bepalen of verder onderzoek nodig is.
Een andere methode die soms wordt gebruikt is het stellen van twee korte vragen:
Voel je je somber of neerslachtig?
Heb je minder interesse of plezier in dingen die je normaal leuk vindt?
Als deze vragen met ja worden beantwoord, kan de EPDS worden ingezet. Een zorgwekkende uitslag betekent niet automatisch een depressie, maar is een reden om verder in gesprek te gaan [16].
Sombere gevoelens, neerslachtigheid of vermoeidheid kunnen bij een depressie horen, maar ze kunnen ook voorkomen bij andere psychische of lichamelijke aandoeningen. Het is daarom belangrijk dat een arts of psycholoog zorgvuldig onderzoekt waar de klachten precies vandaan komen. Dit proces heet differentiaaldiagnostiek. Het is een manier van denken en onderzoeken waarbij stap voor stap wordt uitgesloten of er misschien sprake is van een andere aandoening [17]. Bij differentiaaldiagnostiek gaat het erom onderscheid te maken tussen twee of meer aandoeningen die op elkaar lijken. De arts of psycholoog let daarbij op subtiele verschillen in symptomen door te kijken naar welke klachten kenmerkend zijn voor de ene aandoening, maar juist ontbreken bij de andere [18]. Soms kan er aanvullend lichamelijk of psychologisch onderzoek gedaan worden om te proberen tot een zo nauwkeurig mogelijke diagnose te komen. Zo krijgt iemand de juiste behandeling, passend bij de werkelijke oorzaak van de klachten.
In Tabel 2 staan enkele aandoeningen die soms lijken op een depressie, maar iets anders zijn of een andere aanpak vragen.
Tabel 2
Overlap en verschillen tussen PPD en andere aandoeningen [19-21]
Noot. Deze tabel is gemaakt door de WIKI auteurs
Een postpartum depressie kan zwaar zijn, maar het goede nieuws is dat het over kan gaan. Hoe lang een postpartum depressie duurt, verschilt per persoon. Het belangrijkste om te weten: hoe eerder je hulp zoekt, hoe beter en sneller je zal herstellen!
Met een goede behandeling verdwijnen de klachten bij de meeste vrouwen binnen een paar maanden. Meer informatie over de verschillende behandelmogelijkheden vind je onder 2.4 Farmacologische behandeling en 2.8 Psychologische en psychosociale behandeling.
Een depressie kan later terugkomen. Ongeveer 40% van de vrouwen die een postpartum depressie heeft gehad, krijgt later in
haar leven nog een keer een depressieve periode [22].
Dit kan tijdens een volgende zwangerschap gebeuren, maar ook op een ander moment in het leven. Ongeveer 60% van de vrouwen die een postpartum depressie hebben gehad, krijgen opnieuw depressieve symptomen na een volgende bevalling [23]. De kans op herhaling van een postpartum depressie is 50% [14]. Het is daarom belangrijk dat vrouwen met een voorgeschiedenis van postpartum depressie goed worden begeleid. Ook kunnen er preventieve maatregelen worden genomen om de kans op een volgende depressie te verkleinen. Meer over deze preventieve aanpak kan je lezen in 2.9 Preventieve behandeling. Als een postpartum depressie niet of onvoldoende wordt behandeld, is de kans groter dat de depressieve klachten telkens terugkomen.
Risicofactoren zijn eigenschappen die het risico op een bepaalde ziekte of aandoening verhogen, in dit geval dus postpartum depressie. Zo lopen vrouwen met eerdere depressieve klachten tijdens of voor de zwangerschap 25-30% meer risico [14]. Ook sociale steun, slaapgebrek en een moeilijke bevalling spelen een rol [24,6].
In Tabel 3 kan je een overzicht vinden van de risicofactoren. In onderzoek zijn er verschillende niveaus die aangeven hoe sterk het bewijs is voor hetgeen wat onderzocht wordt. Hierbij is klasse 1 ‘overtuigend bewijs’, klasse 2 ‘zeer suggestief bewijs’, klasse 3 ‘suggestief bewijs’ en klasse 4 ‘zwak bewijs’ [25]. In de onderstaande tabel zijn de risicofactoren ook onderverdeeld in deze verschillende klassen, zodat je goed kan zien voor welke factoren er sterk en iets minder sterk bewijs is.
Tabel 3
Risicofactoren voor postpartum depressie [25]
Noot. Deze tabel is gemaakt door de WIKI auteurs
Hieronder worden een paar van de risicofactoren verder uitgelicht:
Wat opvalt aan deze risicofactoren is dat 4 van de 9 factoren uit klasse 1 en 2, dus die met het sterkste bewijs, te maken hebben met geweld tegen de moeder [25]. Hoewel we nog niet precies weten hoe het werkt, denken onderzoekers dat geweld tegen de moeder een vorm van stress is en op die manier kan bijdragen aan een postpartum depressie. Hier zijn twee mogelijke verklaringen voor: stress door geweld kan de balans van stresshormonen verstoren [26,27], of invloed hebben op hersenprocessen die emoties reguleren [28-30]. Beide verklaringen kunnen invloed hebben op hoe je je voelt en dat kan depressieve klachten geven.
Prenatale angst gaat over de angst die een moeder kan ervaren vóór de geboorte van haar baby. Prenatale angst komt vaak voor, maar kan in sommige gevallen zo sterk zijn dat het voor problemen zorgt. Zowel angstklachten als angststoornissen (zoals sociale angst, gegeneraliseerde angst of paniekstoornis) zijn risicofactoren [31,32,25]. Het blijkt echter voor hulpverleners lastig te zijn om ‘normale angst’ te onderscheiden van ‘problematische angst’ [25]. Het is daarom belangrijk om hierover te blijven praten met je omgeving en de hulpverleners.
Er wordt gedacht dat roken invloed kan hebben op vrouwelijke hormonen zoals oestrogeen, doordat het de aanmaak of de werking verstoort [33,34]. Dat is belangrijk, omdat snelle veranderingen in hormonen - zoals na de bevalling - bij veel vrouwen leiden tot somberheid of spanning [35]. Daarnaast kan roken het afweersysteem ontregelen [36-38], schadelijke stoffen in het lichaam verhogen (oxidatieve stress) [39,40] en kan het via nicotine delen van de hersenen beïnvloeden, wat ook een rol kan spelen in hoe je je voelt [41].
Bij het premenstrueel syndroom (PMS) krijgen vrouwen net voordat ze ongesteld worden lichamelijke en psychische klachten (bijvoorbeeld depressieve klachten of pijn in de borsten), die zodanig erg zijn dat ze een invloed hebben op het dagelijkse leven [42].
Een mogelijke verklaring van PMS als risicofactor kan te vinden zijn in de kwetsbaarheid voor hormoonschommelingen [43,44]. De hoeveelheid van de voortplantingshormonen oestrogeen en progesteron stijgt tijdens de tweede helft van de menstruatiecyclus en tijdens de zwangerschap. Daarna daalt die hoeveelheid ineens weer snel, bijvoorbeeld vlak voor de menstruatie of na de bevalling [43,45]. Sommige vrouwen zijn gevoeliger voor deze snelle verandering in hormonen en dat kan zorgen voor klachten zoals PMS of een postpartum depressie [46,47]. Het probleem gaat dus niet over de hoeveelheid van de hormonen zelf, deze zijn vaak normaal, maar het gaat over de gevoeligheid die je kan hebben voor deze verandering in hormonen [48].
Vrouwen die voor het eerst bevallen (primipariteit) hebben een hoger risico op het krijgen van depressieve klachten na de bevalling dan vrouwen die al eerder zijn bevallen (multipariteit) [25]. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Vrouwen die al eerder zwanger zijn geweest, zijn vaak beter voorbereid op de stress en uitdagingen van zwangerschap en bevalling [25]. Daarnaast kunnen vrouwen die eerder een postpartum depressie hebben gehad daar meer op letten en naar handelen om klachten te voorkomen [25]. Vrouwen die voor het eerst bevallen, hebben ook vaker gevoelens van angst en onzekerheid rondom seksualiteit na de bevalling, wat weer kan bijdragen aan sombere gevoelens [49].
Een onverwachte zwangerschap kan veel stress veroorzaken, bijvoorbeeld over opleiding, werk of toekomstplannen die nu opeens anders lopen. Deze stress kan bijdragen aan sombere gevoelens na de bevalling [50,51]. Er zijn een paar mogelijke verklaringen. Stress beïnvloedt verschillende systemen in het lichaam, zoals de aanmaak van stresshormonen en de werking van bepaalde genen. Dit kan invloed hebben op de stemming [25]. Ook starten vrouwen met een ongeplande zwangerschap vaak later met controles en prenatale zorg of ronden deze niet goed af, wat nadelig kan zijn voor de mentale gezondheid [52]. Daarnaast kan een ongeplande zwangerschap zorgen voor spanning, twijfels of zelfs conflicten over de vraag of de zwangerschap wel moet doorgaan, wat zorgt voor extra stress. Ook komt roken vaker voor bij deze groep. Zoals eerder ook vermeld, staat roken in verband met een grotere kans op depressieve klachten na de bevalling [53].
Naast risicofactoren zijn er ook beschermende factoren. Deze beschermende factoren verlagen juist het risico op een bepaalde ziekte of aandoening. Daarmee vormen ze een soort buffer voor de risicofactoren.
Een van de beschermende factoren voor het ontwikkelen van een postpartum depressie is een goede en steunende relatie met je partner. Vrouwen hebben namelijk minder kans op het ontwikkelen van een postpartum depressie als ze in een relatie zitten waarin weinig stress plaatsvindt en waarin ze zich gesteund voelen. Een partner die een vrouw goed ondersteunt, kan het risico op terugkerende depressieve klachten verlagen, zelfs bij vrouwen die eerder in hun leven al met een depressie te maken hebben gehad [54]. Een andere beschermende factor is het actief meedoen van de partner bij de zorg tijdens de zwangerschap en na de bevalling. Dit vermindert het risico op een postpartum depressie bij de vrouw [25].
Naast de steun van de partner, is ook algemene sociale steun een beschermende factor. Binnen deze sociale steun zijn er twee vormen die een sterke relatie hebben met postpartum depressie:
Bevestiging van eigenwaarde: Dit gaat over mensen om je heen die jou laten merken dat je waardevol bent en dat ze vertrouwen hebben in jouw kwaliteiten. Dit kan bijvoorbeeld gaan om iemand die zegt dat je een goede moeder bent of dat je het goed doet ondanks de moeilijke omstandigheden. Tijdens de overgang naar het moederschap kan die waardering veel betekenen [55].
Betrouwbare hulp: Dit betekent dat je iemand in je omgeving hebt op wie je altijd kunt rekenen, dus iemand die je helpt als je het nodig hebt, bijvoorbeeld als je moe bent, je baby huilt of als je je zorgen maakt over de gezondheid van je kind. Deze vorm van steun is belangrijk, omdat het ouderschap vaak onvoorspelbaar kan zijn [55].
Hoe dichter de bevalling nadert, hoe belangrijker sociale steun wordt voor het mentale welzijn van een vrouw. Zeker vanaf ongeveer 30 weken zwangerschap tot een halfjaar na de bevalling lijkt die steun het meeste verschil te maken in het voorkomen of verminderen van depressieve klachten [55].
Sommige onderzoeken laten zien dat er een verband bestaat tussen borstvoeding en een lager risico op postpartum depressie [56]. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de hormonen betrokken bij borstvoeding, waaronder oxytocine, geassocieerd worden met een antidepressieve werking [57]. Het is hierbij belangrijk om je te realiseren dat dit om een associatie gaat, en niet om een direct oorzakelijk verband. We kunnen dus niet zeggen dat borstvoeding een depressie voorkomt, of dat geen borstvoeding het risico vergroot.
Een postpartum depressie lijkt in veel opzichten op een depressie op andere momenten in het leven, maar bij een postpartum depressie zijn er ook klachten die specifiek te maken hebben met het moederschap. Zo kunnen moeders gemengde of negatieve gevoelens hebben tegenover hun baby. Bijvoorbeeld weinig plezier krijgen van je baby of geen ‘moedergevoel’ hebben. Sommige moeders voelen zich erg leeg van binnen of ervaren gevoelens van afkeer of zelfs haat tegenover hun kindje. Het komt ook regelmatig voor dat moeders geen band voelen met hun baby [58].
Daarnaast maken moeders zich extreem veel zorgen over de gezondheid en veiligheid van hun baby. Ze hebben voortdurend het idee dat ze alles verkeerd doen, bijvoorbeeld bij het voeden of het in bad doen van de baby [59]. Deze zorgen kunnen zo heftig zijn dat ze obsessief worden. Dit betekent dat de gedachten steeds terugkomen en moeilijk zijn om los te laten. Soms hebben moeders ook de angst dat ze hun kindje iets aan zouden kunnen doen. Dit betekent niet dat ze dat echt willen en zullen doen, maar veel moeders schrikken van deze gedachten. Het zijn angstige, opdringerige gedachten die ook voor veel schaamte en verwarring kunnen zorgen bij de moeder, omdat er van buitenaf vaak wordt verwacht dat je alleen maar geniet van je baby. Verder komt het vaak voor dat je weinig zelfvertrouwen hebt en je denkt dat je een slechte moeder bent. Het is belangrijk om te weten dat zulke gedachten vaker voorkomen dan je denkt en passen bij het beeld van een postpartum depressie [58,59].
Tabel 4
Overzicht van symptomen bij postpartum depressie [58,59]
Noot. Deze tabel is gemaakt door de WIKI auteurs
Het ervaringsverhaal van Kim
Hieronder lees je het ervaringsverhaal van Kim [60]. Zij kreeg een postpartum depressie. Ze heeft last van somberheid en negatieve gevoelens tegenover haar kind, en twijfels over of het niet ‘gewoon kraamtranen’ zijn.
Let op: dit is slechts één voorbeeld van hoe een postpartum depressie, bij iedereen kan het anders verlopen.
‘Julian is geboren in het ziekenhuis met een vacuümpomp, terwijl ik thuis wilde bevallen. Op het moment vond ik alles best, maar achteraf vond ik de bevalling zwaar. Ik wist gelijk dat er iets niet klopte. Ik had verwacht dat ik blij zou zijn, maar dat was niet zo. Ik voelde niets. Als ik naar Julian keek dacht ik wel: wat een lief mannetje, maar van binnen voelde ik het niet. Het was alsof ik aan de buitenkant moest laten zien hoe een kersverse moeder zich moest voelen. Maar vanbinnen was er niets. Geen gevoel van blijdschap, trots of liefde.
Ik twijfelde of het de kraamtranen waren, of dat er meer aan de hand was. Maar ik had aan iedereen laten zien dat het goed ging en dat de bevalling meeviel. Dus hoe kon ik nu dan vertellen dat het helemaal niet goed ging? Ik zorgde voor Julian omdat het hoorde, maar haalde er geen plezier en voldoening uit. Het ergste moment was toen Julian lag te huilen in zijn bedje en ik me zo slecht voelde dat ik niet op kon staan om hem te pakken. Ik was niet eens in staat om voor mijn eigen kind te zorgen, wat ben ik dan voor moeder… Julian is een tevreden kind en huilt bijna niet. Waarom vind ik het dan zo moeilijk om blij met hem te zijn?
Gelukkig waren mijn ouders er en zij hebben voor Julian gezorgd. Hier heb ik me schuldig over gevoeld. Na een paar weken rustig aan doen, en met veel hulp van mijn familie, ging het lichamelijk weer beter en wilde ik weer gaan werken. Nadat ik mij toch ziek had gemeld op mijn werk, heb ik bij mijn huisarts hulp gezocht. Hij stuurde me door naar de GGZ. Daar kreeg ik te horen dat ik een postpartum depressie had. Dat was confronterend omdat ik zelf werk in de psychiatrie. Maar het was ook een opluchting: eindelijk begreep ik wat er aan de hand was, en kon ik gaan werken aan herstel.’
Wil je meer ervaringsverhalen lezen? Dan raden wij het boek ‘Mama Huilt Harder’ van Leslie Keijzer aan. In dit boek deelt ze haar ervaring met postpartum depressie na de geboorte van haar twee zoontjes.
Een postpartum depressie is zwaar voor de moeder zelf, haar partner, maar het kan ook gevolgen hebben voor het kindje. Moeders die depressief zijn, vinden het vaak moeilijk om goed voor zichzelf en hun kindje te zorgen. Uit onderzoek blijkt dat deze moeders minder vaak borstvoeding geven of er sneller mee stoppen. Ook volgen ze de veiligheidsregels minder goed op, zoals het gebruik van een autostoeltje, en gaan ze minder vaak naar het consultatiebureau voor controles of vaccinaties [61].
Een ander mogelijk gevolg van een postpartum depressie is dat de band tussen de moeder en het kindje moeilijker tot stand komt. Deze moeders ervaren meer stress, zien hun baby op een negatievere manier en voelen zich minder verbonden met hun baby, waardoor ze een minder intense relatie met hun kinderen opbouwen [62,63]. Dit betekent niet direct dat de hechting mislukt of dat het kindje hierdoor blijvende schade oploopt, aangezien niet alle vrouwen met een postpartum depressie hechtingsproblemen ervaren [64,65]. De meeste kinderen hechten zich alsnog veilig, zeker als er op tijd de juiste hulp komt [66].
Het is belangrijk om te weten dat niet alle moeders met een postpartum depressie met deze gevolgen te maken krijgen. De gevolgen voor het kind hangen af van veel verschillende factoren, bijvoorbeeld hoe lang de depressie duurt, hoe ernstig deze was, of er mensen in de buurt zijn die het gezin kunnen helpen en hoe sterk het gezin zelf is [67,68].
Daarom is het erg belangrijk om je klachten serieus te nemen en op tijd hulp te vragen. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor je kindje. Er zijn veel vormen van ondersteuning mogelijk waardoor moeders met een postpartum depressie een veilige en warme band op kunnen bouwen met hun kindje.
Tijdens de zwangerschap en daarna zijn er veel hormoonschommelingen. Zo ontwikkelt zich tijdens de zwangerschap bijvoorbeeld de placenta, die een belangrijke rol speelt voor de ontwikkeling van de foetus en die zelf ook hormonen produceert. Hormoonschommelingen worden in verband gebracht met het ontstaan van een depressie tijdens en/of na de zwangerschap [69]. Hormonale schommelingen na de bevalling zijn een normaal fysiologisch proces dat alle vrouwen in meer of mindere mate doormaken.
Het ontstaan van een postpartum depressie is het gevolg van een samenspel van factoren die iemand kwetsbaarder maken. Dit kan op zowel biologisch/lichamelijk, psychologisch en sociaal vlak (zie voor een overzicht Figuur 1). Wanneer er bijvoorbeeld meerdere risicofactoren aanwezig zijn, kunnen hormonale veranderingen een rol spelen in het ontstaan van een postpartum depressie, maar ze zijn niet de enige oorzaak.
Wil je meer weten over de effecten en functies van verschillende hormonen tijdens de zwangerschap? Kijk dan dit filmpje
Figuur 1
Biopsychosociale factoren bij postpartum depressie
Noot. Deze afbeelding is gemaakt door de WIKI auteurs
Oestrogeen en progesteron zijn beide geslachtshormonen en spelen daarom een belangrijke rol in de zwangerschap. Oestrogeen is een geslachtshormoon die een belangrijke rol speelt in de regulatie van de menstruatie, ontwikkeling van vrouwelijke lichamelijke kenmerken en de zwangerschap [70]. Tijdens de zwangerschap stimuleert oestrogeen de doorbloeding van de placenta, stimuleert hormoonproductie in de foetus en bereidt het borstweefsel voor op melkproductie.
Progesteron is ook een geslachtshormoon die een belangrijke rol speelt in de menstruatiecyclus en tijdens de zwangerschap. Het speelt bijvoorbeeld een rol in het behoud van de zwangerschap en het remmen van de samentrekking van de baarmoeder (tot de bevalling) [70].
Vanaf de 20e week van de zwangerschap zijn estradiol niveaus (estradiol is een type oestrogeen) zo’n 200 tot 300 keer hoger dan normaal bij vrouwen. De progesteron niveaus stijgen tot zo’n 20 keer hoger dan normaal aan het begin van de zwangerschap en dit blijft de rest van de zwangerschap zo. Na de uitdrijving van de placenta dalen beide hormonen drastisch in de eerste paar weken na de bevalling. Deze abrupte daling, vooral van estradiol, wordt gezien als een mogelijke trigger van postpartum depressie, met name bij gevoelige vrouwen [69]. Zo liet onderzoek zien dat dalingen in estradiol samen gingen met verminderde hoeveelheid van de neurotransmitter serotonine, dit is een stofje in de hersenen die van groot belang is voor stemming. Bij deze vrouwen werden meer depressieve symptomen gezien [71].
Cortisol is een hormoon dat je lichaam aanmaakt in de reactie op stress, het helpt je lichaam in actie te komen. Cortisol wordt aangemaakt via een samenwerking tussen de hersenen en bijnieren, de zogenaamde HPA-as. Voor meer uitleg over de HPA-as kan je kijken naar Kenniskader 1. Iedereen heeft cortisol in zijn lichaam, dat is normaal. Echter, als je langere tijd veel stress en spanning ervaart en je lichaam dus veel cortisol aanmaakt, kan dit je mentale en lichamelijke gezondheid negatief beïnvloeden.
Tijdens de zwangerschap stijgen de cortisolspiegels op een natuurlijke manier. Een belangrijke reden hiervoor is dat de placenta het hormoon CRH (corticotropin releasing hormone) aanmaakt, wat de aanmaak van extra cortisol stimuleert [69]. Deze hormonale veranderingen kunnen het evenwicht in de HPA-as beïnvloeden en dit effect kan, ook na de bevalling, nog enige tijd aanhouden [72].
Onderzoek toont aan dat vrouwen met een postpartum depressie vaak een verstoorde werking van de HPA-as hebben, wat overeenkomt met patronen die ook bij andere vormen van depressie worden gezien [72]. Bij vrouwen die eerder een postpartum depressie hebben gehad, lijkt de HPA-as bovendien gevoeliger: zij vertonen vaker een verhoogde cortisolproductie en rapporteren meer depressieve klachten [73].
Oxytocine staat ook wel bekend als het knuffelhormoon. Het speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol in sociale verbondenheid (zoals in de moeder-kind relaties) en stress, maar ook in het opwekken van weeën en het stimuleren van de melkproductie [74]. Oxytocine speelt dus voornamelijk een rol vanaf het eind van de zwangerschap.
Uit onderzoek blijkt dat vrouwen die minder oxytocine hadden in hun derde trimester van de zwangerschap, een hoger risico op postpartum depressie hadden [69]. Stress heeft ook invloed op oxytocine. Normaal gesproken remt oxytocine de stressrespons (de HPA-as), maar er wordt vermoed dat deze remmende werking tijdens de zwangerschap of onder hoge stress minder goed werkt [69].
In deze video wordt uitgelegd wat de HPA-as is en wat voor rol cortisol hierin speelt. De video is in het Engels. Om het wat makkelijker te maken om te volgen, hebben we wat vertalingen voor je op een rijtje gezet:
Pituary gland = hypofyse
Adrenal gland = bijnier
Kidney = nier
Uitleg video HPA-as (Engelstalig) [75]
Voor de behandeling van een postpartum depressie volgen zorgverleners de landelijke richtlijnen (NHG-richtlijn Depressie) [14]. De behandeling begint vaak met goede uitleg, hulp bij het aanbrengen van structuur in de dag, het plannen van activiteiten en een korte psychologische behandeling. Als de klachten ernstiger zijn, kan er ook gekozen worden voor medicatie naast de psychotherapie. Meer over de verschillende vormen van psychotherapie lees je verderop in stukje 2.8 Psychologische en psychosociale behandeling.
Er zijn verschillende soorten medicatie mogelijk voor postpartum depressie, ze vallen onder de verzamelnaam antidepressiva. Hieronder worden verschillende soorten antidepressiva uitgelegd. In Figuur 2 staan de belangrijkste effecten samengevat.
Er zijn verschillende soorten antidepressiva, de meest bekende zijn de Serotonine Heropname Remmers (SSRI’s). Deze medicatie wordt bij voorkeur ingezet bij volwassenen en dus ook postpartum vrouwen [14]. SSRI’s worden wereldwijd veel gebruikt, niet alleen voor depressie, maar ook voor bijvoorbeeld angststoornissen of posttraumatische stressstoornissen.
De werking van SSRI’s is als volgt: In je hersenen heb je serotonine, dit is een stofje (ook wel neurotransmitter genoemd) dat invloed heeft op verschillende processen in ons lichaam, waaronder stemming. Bij mensen met een depressie is er vaak een tekort aan dit stofje, omdat de hersenen dit te snel opruimen (door een proces wat heropname heet). SSRI’s remmen, zoals de naam al zegt, de heropname van serotonine. Dit zorgt ervoor dat serotonine langer beschikbaar is in de hersenen en dus beter zijn werk kan doen [76]. Dit heeft tot resultaat dat mensen zich gelukkiger voelen en een stabielere stemming en minder angst hebben.
Wegens de specifieke werking van SSRI’s geven deze over het algemeen de minste bijwerkingen en zijn ze een middel van eerste keuze [14,76]. Om deze reden zul je hierover ook de meeste informatie op deze WIKI-pagina terugvinden.
De 4 meest gebruikte SSRI’s voor volwassenen zijn:
Sertraline
Fluoxetine
Citalopram
Escitalopram
Meer weten over elk specifiek medicijn? Ga naar https://www.apotheek.nl/
Een ander antidepressivum wat lijkt op de SSRI’s zijn de Serotonine Noradrenaline Heropname remmers (SNRI's). Ze werken hetzelfde als SSRI’s maar dit keer werken ze zowel op serotonine als op noradrenaline. Noradrenaline is ook een neurotransmitter in de hersenen die onder andere een rol speelt bij stress en regulatie van je energieniveau. SNRI’s zorgen er dus voor dat er meer serotonine en noradrenaline beschikbaar is in de hersenen [76].
Voorbeelden van SNRI’s zijn:
Duloxetine
Venlafaxine
Tricyclische antidepressiva (TCA’s) blokkeren, net zoals SNRI’s, de heropname van noradrenaline en serotonine. Dit zorgt ervoor dat er meer noradrenaline en serotonine beschikbaar is in de hersenen [76]. Hoewel TCA’s erg effectief zijn, zijn ze niet selectief (in tegenstelling tot bijvoorbeeld een SSRI/SNRI). Dit leidt vaker tot bijwerkingen, omdat ze ook op andere ontvangers van de hersenen gaan zitten. Ook kan overdosering erg toxisch zijn, doordat TCA's een invloed kunnen hebben op het hart [76]. Tegenwoordig zijn TCA’s hierdoor niet meer onder de eerste keuze medicijnen, maar ze kunnen wel ingezet worden als andere middelen niet werken of als behandeling met TCA's eerder goed is bevallen [14].
Voorbeelden van TCA’s zijn:
Nortriptyline
Amitriptyline
Figuur 2
Werking van de verschillende soorten antidepressiva
Noot. Deze afbeelding is gemaakt met door de WIKI auteurs met behulp van AI
Tabel 5
Meest voorkomende bijwerkingen per medicijn [77-84]
Noot. Deze tabel is gemaakt door de WIKI auteurs
Wat van belang is om te realiseren, is dat antidepressiva doorgaans niet meteen werken. Het duurt meestal 4 tot 6 weken voordat je iets van het effect merkt. Dit komt doordat de hersenen tijd nodig hebben om zich aan te passen. Weten hoe dit precies werkt? Ga naar Kenniskader 2.
In de eerste weken kun je last krijgen van bijwerkingen, dat is heel normaal. Meestal worden die na verloop van tijd vanzelf minder. Daarom wordt vaak gestart met een lage dosering, zodat je lichaam kan wennen, wat later verhoogd kan worden als dat nodig is. Tabel 5 geeft een overzicht van de bijwerkingen bij de meest gebruikte antidepressiva.
Daarnaast is het van belang om je te realiseren dat je niet zomaar kunt stoppen met deze medicijnen. Afbouwen moet geleidelijk, anders is er een kans dat de klachten terugkomen (dat heet ook wel een recidief). Er wordt aangeraden om bij een eerste depressie minimaal 6 maanden medicatie te nemen. Als je een terugval hebt gehad, wordt vaak een periode van minimaal 1 jaar geadviseerd [14].
Het starten met antidepressiva kan best spannend zijn. Sommige mensen zijn bang dat hun klachten eerst erger worden of dat de medicatie juist leidt tot meer sombere gedachten of zelfs suïcidaliteit. Dat is een begrijpelijke zorg, en het is goed om daar open over te praten.
Uit onderzoek blijkt dat een verhoogd risico op suïcidale gedachten vooral speelt bij jongeren onder de 25 jaar [85]. Bij volwassenen vanaf 25 jaar wordt dit risico niet (meer) gezien [85]. Als je twijfels of zorgen hebt, bespreek die dan altijd met je behandelaar.
Denk je aan zelfdoding of heb jij iemand in je omgeving waar je je zorgen om maakt? Bel 113 of ga naar de website [13].
Wanneer je een antidepressivum zoals een SSRI, SNRI of TCA gaat gebruiken, neemt de hoeveelheid serotonine (en bij SNRI’s en TCA’s ook noradrenaline) in je hersenen vrijwel meteen toe. Deze stoffen helpen bij het doorgeven van signalen tussen hersencellen en spelen een belangrijke rol bij hoe je je voelt. Toch hebben je hersenen tijd nodig om zich aan die nieuwe situatie aan te passen.
Bij een depressie zijn hersencellen vaak extra gevoelig, deels doordat er te veel receptoren (een soort ontvangertjes) voor serotonine en/of noradrenaline aanwezig zijn. Dat kan verklaren waarom je in het begin juist meer bijwerkingen ervaart; de hersencellen reageren overactief op de verhoogde hoeveelheid neurotransmitters.
Na verloop van tijd passen de hersenen zich aan: het aantal receptoren neemt af of ze worden minder gevoelig. Dat helpt om de stemming te stabiliseren en zorgt er ook voor dat bijwerkingen meestal afnemen. Het is dus normaal dat het enkele weken duurt voordat je verbetering merkt [76].
Figuur 3
Werking van antidepressiva
Noot. Deze afbeelding is gemaakt door de WIKI auteurs
Wanneer je borstvoeding geeft of je dit graag wilt gaan doen, is het begrijpelijk dat je je afvraagt of antidepressiva veilig zijn voor jou en je baby. Daarom is er onderzoek gedaan naar welke medicijnen je beter wel en welke beter niet kunt gebruiken als je borstvoeding geeft (zie Tabel 6 voor een overzicht).
Belangrijk om te weten is dat onderstaande informatie en adviezen gebaseerd zijn op conclusies van onderzoek op groepsniveau. Ieder persoon is natuurlijk anders, experts spreken dan ook van een persoonlijke risk-benefit analyse om zo een passende behandeling voor moeder en kind te vinden [86]. Het gaat hierbij dus niet alleen om klinische factoren, maar ook om jouw eigen voorkeuren. Praat er goed met je arts over en maak hierbij een keuze die voor jou goed voelt.
Sertraline (een SSRI) wordt meestal aangeraden tijdens borstvoeding [14,77], omdat het geen schadelijke invloed heeft op de melkproductie of op je kindje [77]. Ook andere SSRI’s zoals paroxetine en fluvoxamine zijn geschikte opties [87].
Bij bovengenoemde medicatie is er sprake van een lage Relatieve Kind Dosis (RKD). Dit betekent dat er van het medicijn, maar een hele kleine hoeveelheid in de moedermelk terechtkomt. Dit is zó weinig, dat het meestal niet eens terug te vinden is in het bloed van je baby [88].
Soms kan er gekozen worden voor een ander type antidepressiva, zoals een TCA, bijvoorbeeld als dit eerder goed werkte bij een depressie. In zo’n geval wordt nortriptyline als veilige optie beschouwd [88].
Bij het gebruik van sertraline en nortriptyline [88] worden naast lage concentraties medicatie ook zelden negatieve effecten in baby’s gezien. Daarnaast worden deze medicijnen al lange tijd gebruikt, wat maakt dat er veel over bekend is.
Tip! Probeer zo veel mogelijk van de borstvoeding te geven/kolven vóór de inname van het medicijn [87]. Zo is de kans op overdracht op je kindje het allerkleinst.
Er zijn ook medicijnen die als minder geschikt worden gezien tijdens de borstvoeding, zoals fluoxetine en citalopram (beide SSRI’s) [14,88]. Deze medicijnen hebben een hogere Relatieve Kind Dosis, doordat ze langzaam worden afgebroken. Hierdoor blijft het medicijn langer in het bloed zitten, waardoor de medicatie zich kan opstapelen in de baby via de moedermelk. Vooral te vroeg geboren baby's kunnen moeite hebben met het afbreken van deze stoffen, omdat hun organen nog niet volledig ontwikkeld zijn [86,87]
Toch kunnen er in sommige gevallen redenen zijn om met deze medicatie door te gaan, bijvoorbeeld als je er tijdens de zwangerschap al mee bent gestart en ze goed voor je werken. In overleg met je arts wordt dan beoordeeld of je met dit medicijn door blijft gaan.
Tot op heden worden er weinig tot geen ernstige negatieve effecten bij pasgeborenen gevonden en als ze er zijn, zijn ze vaak van tijdelijke aard [86,87,89]. De reden dat voorzichtigheid in deze kwestie geboden is, is omdat er nog weinig onderzoek is naar de lange-termijn ontwikkelingseffecten [89]. Daarom worden medicijnen met een hoger RKD en medicijnen waar nog weinig onderzoek naar is gedaan niet als eerste keuze behandeling gezien.
Heb je vragen of maak je je zorgen over het gebruik van antidepressiva tijdens je zwangerschap of borstvoedingsperiode? Bespreek dit dan altijd met je arts of verloskundige. Samen kunnen jullie kijken naar de veiligste en beste optie voor jouw situatie.
Tabel 6
Overzicht medicatie tijdens borstvoeding [14,88,90]
Noot. Deze tabel is gemaakt door de WIKI auteurs
Zoals al eerder besproken, kunnen moeders het spannend vinden om medicatie zoals antidepressiva te slikken. Een alternatief voor de behandeling met medicatie kan psychologische behandeling zijn. Vaak heeft deze behandeling ook de voorkeur ten opzichte van behandeling met medicatie [91], ook bij moeders die borstvoeding geven [90]. Hieronder bespreken we de verschillende mogelijkheden binnen deze behandeling.
Interpersoonlijke therapie (IPT) is een tijdsgebonden behandeling die zich focust op problemen in relaties en interacties tussen mensen (ook wel interpersoonlijke problemen genoemd) en kijkt of er een associatie is tussen deze problemen en het begin van de depressieve klachten [92]. Samen met een hulpverlener kies je één van de volgende interpersoonlijke probleemgebieden: rol transitie, rol conflict, rouw of interpersoonlijke tekorten. Dit wordt vervolgens de kern van jouw behandeling, die meestal 12 tot 20 weken duurt. Tijdens de behandeling leer je strategieën voor het verbeteren van sociale relaties en het aanpassen van bestaande relaties die momenteel niet goed lopen [93].
IPT is oorspronkelijk ontwikkeld voor depressie, maar kan met wat aanpassingen ook gebruikt worden voor een postpartum depressie. De focus ligt dan bijvoorbeeld meer op de relaties met de baby, partner, familie (ook die van de partner) en vrienden [94], of op de terugkeer naar werk [93]. Wat belangrijk is om op te letten, is dat vrouwen na een bevalling vaak klachten hebben zoals vermoeidheid, slaapproblemen en minder energie. Hoewel dit ook depressieve symptomen kunnen zijn, horen ze vaak bij het herstel na de bevalling, wat volkomen normaal is. Hier moet dus rekening mee gehouden worden, zodat onterechte diagnoses en behandelingen voorkomen kunnen worden [94].
Binnen ITP wordt er biopsychosociaal naar de depressieve klachten gekeken: er wordt gekeken naar lichamelijke factoren, (bio, van biologisch), maar ook naar de gedachten en gevoelens (psycho, van psychologisch) en de sociale omgeving, zoals familie of werk (sociaal). In het geval van een bevalling kan dit inhouden dat depressieve gevoelens (het psychologische gedeelte) een reactie van jou zijn op de bevalling (het biologische gedeelte), waar interpersoonlijke problemen (het sociale gedeelte) een rol in kunnen spelen [94].
Een andere mogelijke behandelmethode voor postpartum depressie is cognitieve gedragstherapie (CGT). Deze therapie gaat ervan uit dat psychische klachten worden beïnvloed en in stand worden gehouden door de gedachten die je hebt [95,96]. Verschillende situaties kunnen verschillende gedachten oproepen bij mensen en kunnen daardoor ook verschillend gedrag als gevolg hebben [97]. Voor een voorbeeld hierover, kan je kijken naar Kenniskader 4.
CGT is een probleemgerichte therapie, waarin je gaat proberen om je denkpatronen te herkennen en aan te passen. Dit heeft weer invloed op je gedrag en hoe je reageert op situaties [95,96].
CGT kan bij vrouwen met postpartum depressie verschillende vormen aannemen [98]. De inhoud kan ook verschillen, dus om toch een beter beeld te krijgen, volgt nu een voorbeeld van een interventie. In dit voorbeeld is sprake van een behandeling die vanaf de bevalling 5 weken duurt en via de telefoon wordt gegeven. Tijdens de verschillende sessies leren vrouwen hoe ze negatieve gedachten kunnen herkennen en aanpassen. Ze worden aangemoedigd om meer leuke activiteiten in hun dagelijkse leven te ondernemen en krijgen praktische vaardigheden aangeleerd om problemen op te lossen en keuzes te maken bij de zorg voor hun baby. Ook wordt er aandacht besteed aan het verbeteren van hun communicatie en het omgaan met lastige situaties waar anderen in betrokken zijn [99].
CGT helpt met het verminderen van postpartum depressie klachten, het verbeteren van het beloop van de klachten en het verminderen van het aantal vrouwen met een postpartum depressie. Dit geldt zowel voor de korte termijn (de eerste weken na de interventie) als op de lange termijn (meer dan 3 maanden) [98].
Een voorbeeld: stel je voor dat er iemand ligt te slapen en diegene wordt plots wakker van een geluid. Persoon 1 kan denken dat het een inbreker is. Doordat die persoon dat denkt, wil diegene zich verstoppen of een wapen zoeken om zichzelf te verdedigen. Persoon 2 kan denken dat het hout in het huis aan het kraken is, doordat het hout krimpt omdat het ‘s nachts kouder is in huis dan overdag. Het gedrag van persoon 2 kan zijn dat diegene zich er niks van aan trekt en weer gaat slapen. Zo zie je dat eenzelfde situatie voor verschillende gevolgen kan zorgen [97].
Figuur 4
Noot. Deze afbeelding is gemaakt met door de WIKI auteurs met behulp van AI
Een ernstigere postpartum depressie kan behandeling met medicijnen (antidepressiva) nodig hebben. Soms is het ook nodig om iemand door te sturen naar een specialist. Als een vrouw last krijgt van psychotische klachten (zoals dingen zien of horen die er niet zijn, of verward denken), moet ze snel hulp krijgen van een psychiater. Ook als een moeder niet goed voor haar baby kan zorgen, zelfs niet met hulp van anderen, is een doorverwijzing meteen nodig. Dit is belangrijk, omdat zulke situaties gevaarlijk kunnen zijn voor zowel de moeder als het kind [14].
Vrouwen die eerder een postpartum depressie hebben gehad, hebben bij een volgende zwangerschap 50 tot 60% kans op herhaling [14, 23]. Een preventieve behandeling kan in zo’n geval op zijn plaats zijn.
De meeste vrouwen kiezen voor preventie liever voor een psychologische behandeling dan voor medicijnen, vooral vanwege de mogelijke risico’s voor hun ongeboren baby [100]. De meeste preventieve interventies zijn daarom ook gericht op psychologische hulp [101]. Psychologische behandelingen (zie 2.8 Psychologische en psychosociale behandeling) helpen vrouwen omgaan met stress en vergroten hun emotionele steun, wat de kans op een nieuwe postpartum depressie verkleint [102].
Sommige vrouwen kiezen ervoor om preventief te starten met antidepressiva. Zeker bij vrouwen met een hoog risico kan dit worden aangeraden. Een voorbeeld van een antidepressivum die preventief gebruikt kan worden is nortriptyline, een tricyclisch antidepressivum (zie 2.4.3 Tricyclische antidepressiva) [103]. Het gebruik van medicatie tijdens een zwangerschap wordt altijd zorgvuldig afgewogen.
In Nederland bestaan er speciale POP-poli’s. POP staat voor Psychiatrie, Obstetrie (verloskunde) en Pediatrie (kindergeneeskunde) [104]. Als je al eerder een postpartum depressie of een gewone depressie hebt gehad, is het verstandig om dit op tijd te bespreken met je huisarts of je verloskundige. Zij kunnen jou doorverwijzen naar de POP-poli. De POP-poli bestaat uit een kinderarts, psychiater, gynaecoloog, verloskundige en maatschappelijk werker [104]. Zij zorgen er samen voor dat je de begeleiding krijgt die je nodig hebt om zowel de zwangerschap als de kraamtijd goed te laten verlopen.
Zoals in deel 1 is besproken, vinden veel vrouwen het lastig om te herkennen dat ze een depressie hebben na de bevalling. Dit is dan ook een belangrijke uitdaging bij het voorkomen van een postpartum depressie. Vaak denken vrouwen dat hun klachten er gewoon ‘bijhoren’ als je net moeder bent geworden. Hun sombere gevoelens schrijven ze toe aan bijvoorbeeld vermoeidheid, slaapgebrek of de grote veranderingen in hun leven sinds er een kindje is [105,106].
Hier komt bij dat er nog altijd een taboe rust op psychische klachten. Veel mensen praten hier liever niet over en schamen zich hiervoor. Dit geldt extra voor vrouwen die net een baby hebben gekregen, omdat van hen vaak verwacht wordt dat ze juist heel erg blij en gelukkig zijn met hun pasgeboren baby. Dit zorgt ervoor dat vrouwen soms geen hulp durven te zoeken en hun klachten niet serieus nemen [107].
Als we denken aan postpartum depressie, denken we vaak aan moeders. Toch kunnen vaders hier ook last van krijgen. Ze maken dan misschien niet dezelfde lichamelijke en hormonale veranderingen mee zoals vrouwen die ervaren, maar ook bij hen verandert er veel op mentaal, emotioneel en sociaal vlak. Toch wordt postpartum depressie bij vaders vaak over het hoofd gezien [108].
Er zijn een paar redenen waarom dit gebeurt. Ten eerste is er binnen de medische wereld vaak weinig aandacht of erkenning voor de mentale gezondheid van vaders. Daarnaast zijn veel mannen terughoudend om hulp te zoeken. Traditionele ideeën over mannelijkheid, zoals sterk moeten zijn en kwetsbaarheden verbergen, spelen daar een grote rol in. Vaders voelen zich bovendien regelmatig sociaal onder druk gezet om de belangrijkste bron van steun te zijn voor zowel hun partner als hun kind. Doordat zorgverleners vaak vooral gefocust zijn op de moeder, kunnen vaders zich buitengesloten voelen en voelt het minder vertrouwd om hulp te zoeken [108,109].
Bij vaders spreken we van postpartum depressie wanneer er sombere of depressieve klachten ontstaan in het eerste jaar na de geboorte [109]. Die klachten moeten minimaal twee weken aanhouden. Symptomen kunnen in vier hoofdcategorieën worden onderscheiden: emotionele symptomen, lichamelijke symptomen, negatief opvoedingsgedrag en ‘gemaskeerde’ symptomen. In Tabel 7 zijn per categorie enkele voorbeelden van deze symptomen weergegeven.
Hoewel er overlap is tussen de symptomen bij mannen en vrouwen, zijn er ook duidelijke verschillen. Zo zijn er bepaalde klachten die vooral of uitsluitend bij mannen voorkomen. Ten eerste vertonen mannen vaak zogenoemde ‘gemaskeerde’ symptomen. Door traditionele mannelijke normen hebben zij de neiging om hun klachten te verbergen of anders tot uiting te brengen [109]. Ook ervaren mannen hun depressie vaak op een andere manier: de depressieve klachten zijn meestal milder, maar gaan vaak gepaard met angsten en lichamelijke symptomen. Verder laten vaders vaker symptomen zoals middelengebruik (alcohol en drugs), vijandigheid, risicogedrag en emotionele rigiditeit (inflexibiliteit) zien [109,110].
Tabel 7
Symptomen van postpartum depressie bij vaders [109]
Noot. Deze tabel is gemaakt door de WIKI auteurs
Onderzoek laat zien dat 8,75% van de vaders postpartum depressie ervaart in het eerste jaar. De klachten kunnen al in de eerste maand ontstaan (8,98%), tussen één en drie maanden (7,82%), tussen drie en zes maanden (9,23%) of tussen zes en twaalf maanden na de geboorte (8,4%) [111]. Deze cijfers sluiten aan bij resultaten van ander onderzoek, waaruit blijkt dat ongeveer 1 op de 10 vaders te maken krijgt met postpartum depressie [112].
In vergelijking met moeders is het verloop bij vaders vaak anders. Bij mannen lijkt het begin van de depressie vaak minder duidelijk of geleidelijker. Soms ontstaan de klachten al tijdens de zwangerschap en nemen ze na de geboorte tijdelijk af, om vervolgens in de maanden daarna weer toe te nemen. In andere gevallen begint de depressie pas later in het eerste jaar, vaak nadat de moeder al depressieve klachten heeft ontwikkeld [111,113].
Hoewel postpartum depressie bij moeders wereldwijd vaker voorkomt, is het belangrijk om te erkennen dat ook vaders in deze periode kwetsbaar zijn en risico lopen om postpartum depressie te ontwikkelen.
Postpartum depressie bij mannen is een complex probleem dat wordt beïnvloed door een combinatie van persoonlijke, relationele en maatschappelijke factoren. Er lijken zowel algemene als genderspecifieke risicofactoren te zijn die de kans op postpartum depressie bij vaders vergroten.
Een van de sterkste voorspellers van postpartum depressie bij mannen is een voorgeschiedenis van psychische problemen [109,112]. Ook negatieve levensgebeurtenissen, werkloosheid, financiële zorgen, een laag opleidingsniveau en lage zelfredzaamheid blijken het risico aanzienlijk te vergroten [112,114].
De kwaliteit van de relatie met de partner speelt een belangrijke rol. Problemen in de partnerrelatie, lage relatietevredenheid en conflicten binnen het gezin zijn gerelateerd aan postpartum depressie bij vaders [108,114]. Daarnaast blijkt postpartum depressie bij de partner een significante invloed te hebben: vaders hebben tot 2,5 keer meer kans om zes weken na de bevalling zelf depressief te worden wanneer hun partner ook aan depressie lijdt [112]. Ook een ongeplande zwangerschap verhoogt het risico [108].
Naast persoonlijke en relationele factoren spelen ook bredere maatschappelijke invloeden een rol. Een gebrek aan sociale steun, bijvoorbeeld van familie, vrienden of collega’s, vormt een belangrijke risicofactor [112,114]. Werk-gezin conflicten vormen een extra belasting, vooral in combinatie met maatschappelijke druk rondom traditionele mannelijke rollen. Een opvallende, genderspecifieke risicofactor bij mannen is male gender role stress (MGRS): de druk om te voldoen aan traditionele ideeën over mannelijkheid, zoals het altijd sterk en emotioneel stabiel moeten zijn. Deze druk kan ervoor zorgen dat mannen hun emoties onderdrukken of op een andere manier uiten, wat herkenning en behandeling van postpartum depressie moeilijk maakt [108,109].
Hoewel veel risicofactoren gedeeld worden door zowel vaders als moeders, zoals een eerdere psychische aandoening, relationele problemen, werk-gezin conflicten en een gebrek aan sociale steun [108,114], zijn er ook belangrijke verschillen. Zo ervaren mannen vaker stress die gerelateerd is aan hun rol als ‘man’ binnen het gezin en de samenleving. De verwachting om sterk en verantwoordelijk te blijven, kan ervoor zorgen dat zij hun klachten moeilijker uiten.
Postpartum depressie bij mannen is het resultaat van een combinatie van risicofactoren, waarbij psychische voorgeschiedenis, relatieproblemen, maatschappelijke druk en gebrek aan steun een centrale rol spelen. De impact van deze factoren is niet alleen individueel, maar raakt ook het gezin als geheel. Vroege herkenning van deze risicofactoren kan bijdragen aan betere preventie en ondersteuning voor vaders.
Postpartum depressie bij vaders heeft invloed op verschillende gebieden: op de kinderen, de partnerrelatie en de emoties van de moeder. Zo kan het leiden tot psychologische en gedragsproblemen bij het kind. Opvallend is dat depressie bij de vader vooral samenhangt met gedragsproblemen bij jongens en emotionele problemen bij meisjes. Ook de relatie tussen partners komt onder druk te staan. Vaders met postpartum depressie ervaren vaker ruzies, conflicten en frustratie in het contact met hun partner. Daarnaast kan postpartum depressie van de vader leiden tot negatieve emoties bij de moeder. Het kan bij haar gevoelens van angst, woede of verdriet oproepen en in sommige gevallen zelfs bijdragen aan het ontstaan van postpartum depressie [109].
Onderzoek toonde aan dat er vier gevalideerde meetinstrumenten zijn voor postpartum depressie bij vaders [108]. De Edinburgh Postnatal Depression Scale (EPDS) en Postpartum Depression Screening Scale (PDSS) zijn specifiek voor de postpartum periode. De Paternity Adjustment and Paternal Attitudes Questionnaire (PAPA) en Gotland Male Depression Scale (GMDS) zijn specifiek ontworpen om symptomen bij mannen te analyseren, maar richten zich dus niet op postpartum depressie [108].
De EPDS is op dit moment de meest gebruikte vragenlijst om postpartum depressie bij vrouwen te beoordelen. Uit onderzoek blijkt dat deze vragenlijst ook het beste werkt voor het herkennen van postpartum depressie bij mannen [108]. Wel wordt geadviseerd om bij vaders een lagere grenswaarde te gebruiken bij het scoren van de test, namelijk tussen de 7 en 10 punten [110]. Op die manier is de kans het grootst dat postpartum depressie goed wordt herkend, zonder dat er te veel vals-positieve uitslagen zijn.
Net zoals bij moeders laat steeds meer onderzoek zien dat hormonen bij vaders ook een belangrijke rol kunnen spelen in postpartum depressie.
Tijdens de zwangerschap van de partner verandert er bij veel vaders ook hormonaal van alles. Zo daalt het testosteronniveau, terwijl de hoeveelheid oestrogeen, vasopressine en prolactine juist toeneemt [115]. Deze hormonale veranderingen worden gezien als een natuurlijke manier om de vader beter voor te bereiden op het ouderschap. Deze hormonen kunnen zorgen voor meer gevoeligheid, betrokkenheid en een sterkere band met het kind.
Tegelijkertijd kunnen verstoringen in deze hormonen ook bijdragen aan het ontstaan of verergeren van depressieve klachten na de geboorte. Verschillende onderzoeken hebben dit onderzocht:
Testosteron: Verlaagde testosteronwaarden worden vaak gezien bij vaders in de periode rond de geboorte. Dit kan positief zijn voor zorggedrag, maar lage niveaus worden ook in verband gebracht met een grotere kans op somberheid of depressie [115,116].
Oestrogeen: Oestrogeen stijgt normaal gesproken bij mannen in de laatste fase van de zwangerschap van hun partner. Dit hormoon speelt een rol bij zorgzaam gedrag. Te weinig oestrogeen kan het moeilijk maken om een goede band met het kind op te bouwen, wat weer invloed kan hebben op de stemming van de vader [115,117].
Cortisol: Cortisol is een stresshormoon. Bij vaders stijgt het vaak als reactie op het huilen van hun baby en daalt het tijdens contact met het kind. Te lage cortisolwaarden worden in verband gebracht met minder gevoeligheid voor het kind en een verhoogd risico op depressieve gevoelens [117]. Ander onderzoek laat juist zien dat hoge cortisolwaarden vóór de geboorte ook kunnen leiden tot verminderde kwaliteit van zorg na de bevalling [115].
Vasopressine en prolactine: Deze hormonen worden geassocieerd met hechting en betrokkenheid bij de baby. Wanneer de niveaus hiervan te laag zijn, kan dat het ouderschap moeilijker maken en bijdragen aan gevoelens van somberheid [115,117].
Hoewel de exacte rol van hormonen bij postpartum depressie bij vaders nog steeds niet helemaal duidelijk is en nog verder onderzocht wordt, is het duidelijk dat hormonale veranderingen een belangrijke invloed kunnen hebben op de mentale gezondheid van vaders na de geboorte.
Hoewel er nog weinig onderzoek specifiek is gedaan naar de behandeling van postpartum depressie bij vaders, zijn er verschillende behandelvormen die kunnen helpen.
Psychotherapie is vaak de eerste stap in de behandeling. Vooral cognitieve gedragstherapie (CGT) wordt veel gebruikt. Deze therapie helpt vaders om negatieve gedachten te herkennen en te veranderen. Ook interpersoonlijke therapie (IPT), waarin wordt gekeken naar relaties en communicatie, kan helpen bij het verwerken van spanningen en veranderingen in het gezin [115].
Sommige vaders kunnen ook baat hebben bij relatietherapie, zeker wanneer spanningen in de relatie een rol spelen. Onderzoek laat zien dat veel mannen individuele of relatietherapie betrouwbaarder vinden dan medicatie en dit ook als prettiger ervaren [118].
Net als bij vrouwen kunnen antidepressiva worden voorgeschreven. Serotonine heropname remmers (SSRIs) zoals sertraline zijn meestal de eerste keus. In zeer ernstige gevallen kan tijdelijk een kalmeringsmiddel zoals een benzodiazepine worden gebruikt totdat de antidepressiva effect beginnen te krijgen. Ook elektroschocktherapie kan in zeldzame en hardnekkige gevallen worden toegepast [115].
Helaas is er tot nu toe weinig specifiek onderzoek gedaan naar de werking van antidepressiva bij vaders met PDD, omdat de aandoening bij mannen nog relatief weinig wordt herkend en bestudeerd [119].
Ondersteuning van de partner en omgeving speelt een grote rol bij het herstel. Vaders die zich gezien, begrepen en gesteund voelen hebben minder last van negatieve gevoelens. Het samen delen van de zorgtaken kan gevoelens van eenzaamheid, frustratie of jaloezie verminderen. Open communicatie tussen partners over de nieuwe situatie helpt bij het verwerken van de overgang naar het ouderschap [117].
Ook hulp uit de samenleving, zoals betaald vaderschapsverlof, kan bijdragen aan minder stress en meer ruimte om te wennen aan het ouderschap. Educatieve programma’s voor ouders (en niet alleen voor moeders) kunnen daarnaast helpen om verwachtingen bij te stellen en handvatten te geven voor deze nieuwe fase [117].
Sommige leefstijl keuzes kunnen een positief effect hebben op het verminderen van depressieve klachten, bijvoorbeeld regelmatig bewegen, gezond eten, goed slapen (slaaphygiëne) en blootstelling aan daglicht of gebruik van lichttherapie. Deze gewoonten kunnen bijdragen aan het verlichten van symptomen [115].
Hoewel er nog veel te leren valt over de beste behandeling voor vaders met postpartum depressie, is het duidelijk dat hulp mogelijk en beschikbaar is. Een combinatie van therapie, ondersteuning uit de omgeving en gezonde leefstijl gewoonten kan veel verschil maken. Het is belangrijk dat deze klachten serieus genomen worden, ook bij mannen, en dat vaders weten dat ze er niet alleen voor staan.
Een postpartum depressie is een serieuze, maar behandelbare aandoening die kan optreden na de geboorte van een kind, niet alleen bij moeders, maar ook bij vaders. De klachten lijken op die van een ‘gewone’ depressie, met gevoelens van somberheid, uitputting, angst of schuld. Bij moeders komen ook specifieke zorgen voor rondom het moederschap en de band met de baby. Vaders ervaren soms andere symptomen, zoals prikkelbaarheid, lichamelijke klachten of het verbergen van emoties, waardoor hun depressie minder snel herkend wordt. Toch is het belangrijk om te weten dat ook vaders kwetsbaar kunnen zijn en recht hebben op hulp en steun.
Een postpartum depressie ontstaat vaak door een combinatie van lichamelijke, psychische en sociale factoren. Gelukkig zijn er effectieve behandeling beschikbaar, van gesprekken met een hulpverlener tot medicatie die veilig kan worden gebruikt tijdens de borstvoedingsperiode. Sociale steun en betrokkenheid van de partner spelen daarnaast een belangrijke rol in het herstel.
Het is belangrijk om te weten dat je niet de enige bent en dat je je niet hoeft te schamen voor wat je voelt. Je gevoelens maken je geen slechte ouder. Hulp zoeken is geen teken van zwakte, maar van kracht. Hoe eerder je hulp zoekt, hoe sneller herstel mogelijk is, voor jezelf, je partner en je kind. Herstel is mogelijk en met de juiste steun kan je stap voor stap weer grip krijgen op je leven en genieten van het ouderschap.
American Psychiatric Association. Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. 5th ed. Washington, DC: American Psychiatric Association; 2013.
O’Hara MW, McCabe JE. Postpartum depression: Current status and future directions. Annu Rev Clin Psychol. 2013;9(1):379–407. https://doi.org/10.1146/annurev-clinpsy-050212-185612
Kroska EB, Stowe ZN. Postpartum depression. Obstet Gynecol Clin North Am. 2020;47(3):409–19. https://doi.org/10.1016/j.ogc.2020.05.001
Buttner MM, O’Hara MW, Watson D. The structure of women’s mood in the early postpartum. Assessment. 2011;19(2):247–56. https://doi.org/10.1177/1073191111429388
O’Hara MW. Prospective study of postpartum blues. Arch Gen Psychiatry. 1991;48(9):801. https://doi.org/10.1001/archpsyc.1991.01810330025004
Liu X, Wang S, Wang G. Prevalence and risk factors of postpartum depression in women: a systematic review and meta-analysis. J Clin Nurs. 2021;31(19–20):2665–77. https://doi.org/10.1111/jocn.16121
Parsons CE, Young KS, Rochat TJ, Kringelbach ML, Stein A. Postnatal depression and its effects on child development: a review of evidence from low- and middle-income countries. Br Med Bull. 2011;101(1):57–79. https://doi.org/10.1093/bmb/ldr047
Georgiopoulos AM, Bryan TL, Wollan P, Yawn BP. Routine screening for postpartum depression. J Am Board Fam Pract. 2001;50(2):117–22. Beschikbaar via: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/11219558
Zimmerman AM. Zwangerschap en depressie [Internet]. Trimbos-instituut; 2024 [geciteerd 2025 mei 4]. Beschikbaar via: https://www.trimbos.nl/kennis/mentale-gezondheid-preventie/expertisecentrum-mentale-gezondheid/mentale-gezondheid-en-zwangerschap/zwangerschap-en-depressie
De Verloskundige. Kraamtranen en somberheid [Internet]. [z.d.] [geciteerd 2025 mei 4]. Beschikbaar via: https://deverloskundige.nl/themas/na-de-bevalling/geestelijke-klachten-na-de-bevalling/kraamtranen-en-somberheid
Paulson JF, Bazemore SD. Prenatal and postpartum depression in fathers and its association with maternal depression. JAMA. 2010;303(19):1961. https://doi.org/10.1001/jama.2010.605
Wisner KL, Sit DKY, McShea MC, Rizzo DM, Zoretich RA, Hughes CL, et al. Onset timing, thoughts of self-harm, and diagnoses in postpartum women with screen-positive depression findings. JAMA Psychiatry. 2013;70(5):490. https://doi.org/10.1001/jamapsychiatry.2013.87
113 Zelfmoordpreventie. Homepage [Internet]. 2025 [geciteerd 2025 mei 4]. Beschikbaar via: https://www.113.nl/
Claassen N, Groeneweg B, Heineman H, Kool M, Kurver M, Magnee T, et al. Depressie [Internet]. NHG-Richtlijnen; 2019 [geciteerd 2025 maart 12]. Beschikbaar via: https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/depressie
Van Rij B, Timmermans M, Lambregtse-van Den Berg M. Ziektebeeld psychiatrie [Internet]. Nurse Academy GGZ; 2024. Beschikbaar via: https://psych.erasmusmc.nl/pdf/news-march-2024-post-partum-depressie.pdf
Stewart DE, Vigod S. Postpartum depression. N Engl J Med. 2016;375(22):2177–86. https://doi.org/10.1056/nejmcp1607649
Sharma V, Sharma P. Postpartum depression: Diagnostic and treatment issues. J Obstet Gynaecol Can. 2012;34(5):436–42. https://doi.org/10.1016/s1701-2163(16)35240-9
APA Dictionary of Psychology. Differential diagnosis [Internet]. [z.d.] [geciteerd 2025 mei 4]. Beschikbaar via: https://dictionary.apa.org/differential-diagnosis
Federatie Medisch Specialisten. Depressie [Internet]. 2024 [geciteerd 2025 april 12]. Beschikbaar via: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/depressie/beloopskenmerken_en_-indeling_van_depressie_2024.html
Zappas MP, Becker K, Walton-Moss B. Postpartum anxiety. J Nurse Pract. 2020;17(1):60–4. https://doi.org/10.1016/j.nurpra.2020.08.017
DelRosario GA, Chang AC, Lee ED. Postpartum depression: Symptoms, diagnosis, and treatment approaches. JAAPA. 2013;26(2):50–54.
Goodman JH. Postpartum depression beyond the early postpartum period. JOGN Nurs. 2004;33(4):410–20. https://doi.org/10.1177/0884217504266915
Postpartum depressie - Women’s Healthcare Center [Internet]. [z.d.] [geciteerd 2025 april 12]. Beschikbaar via: https://www.womenshealthcarecenter.nl/nieuws/postpartum-depressie/
Agrawal I, Mehendale AM, Malhotra R. Risk factors of postpartum depression. Cureus. 2022;14(10):1–8. https://doi.org/10.7759/cureus.30898
Kim JH, Kim JY, Lee S, Lee S, Stubbs B, Koyanagi A, et al. Environmental risk factors, protective factors, and biomarkers for postpartum depressive symptoms: An umbrella review. Neurosci Biobehav Rev. 2022;140:104761. https://doi.org/10.1016/j.neubiorev.2022.104761
Brummelte S, Galea LA. Depression during pregnancy and postpartum: Contribution of stress and ovarian hormones. Prog Neuropsychopharmacol Biol Psychiatry. 2010;34(5):766–76. https://doi.org/10.1016/j.pnpbp.2009.09.006
Meltzer-Brody S. New insights into perinatal depression: Pathogenesis and treatment during pregnancy and postpartum. Dialogues Clin Neurosci. 2011;13(1):89–100. https://doi.org/10.31887/dcns.2011.13.1/smbrody
Begni V, Riva MA, Cattaneo A. Cellular and molecular mechanisms of the brain-derived neurotrophic factor in physiological and pathological conditions. Clin Sci. 2017;131(2):123–38. https://doi.org/10.1042/cs20160009
Brunoni AR, Lopes M, Fregni F. A systematic review and meta-analysis of clinical studies on major depression and BDNF levels: Implications for the role of neuroplasticity in depression. Int J Neuropsychopharmacol. 2008;11(8):1169–80. https://doi.org/10.1017/s1461145708009309
Molendijk ML, Spinhoven P, Polak M, Bus BAa, Penninx BWJH, Elzinga BM. Serum BDNF concentrations as peripheral manifestations of depression: Evidence from a systematic review and meta-analyses on 179 associations (N=9484). Mol Psychiatry. 2014;19(7):791–800. https://doi.org/10.1038/mp.2013.105
Coelho HF, Murray L, Royal-Lawson M, Cooper PJ. Antenatal anxiety disorder as a predictor of postnatal depression: A longitudinal study. J Affect Disord. 2011;129(1–3):348–53. https://doi.org/10.1016/j.jad.2010.08.002
Rambelli C, Montagnani Oppo A, Banti S, Borri C, Cortopassi C, Ramacciotti D, et al. Panic disorder as a risk factor for post-partum depression. J Affect Disord. 2010;122(1–2):139–43. https://doi.org/10.1016/j.jad.2009.07.002
Baron JA. Smoking and estrogen-related disease. Am J Epidemiol. 1984;119(1):9–22. https://doi.org/10.1093/oxfordjournals.aje.a113730
Ruan X, Mueck AO. Impact of smoking on estrogenic efficacy. Climacteric. 2014;18(1):38–46. https://doi.org/10.3109/13697137.2014.929106
Schiller CE, Meltzer-Brody S, Rubinow DR. The role of reproductive hormones in postpartum depression. CNS Spectr. 2014;20(1):48–59. https://doi.org/10.1017/s1092852914000480
Lee J, Taneja V, Vassallo R. Cigarette smoking and inflammation. J Dent Res. 2011;91(2):142–9. https://doi.org/10.1177/0022034511421200
McEvoy JW, Nasir K, DeFilippis AP, Lima JA, Bluemke DA, Hundley WG, et al. Relationship of cigarette smoking with inflammation and subclinical vascular disease. Arterioscler Thromb Vasc Biol. 2015;35(4):1002–10. https://doi.org/10.1161/atvbaha.114.304960
Pace TWW, Miller AH. Cytokines and glucocorticoid receptor signaling. Ann N Y Acad Sci. 2009;1179(1):86–105. https://doi.org/10.1111/j.1749-6632.2009.04984.x
Black CN, Bot M, Scheffer PG, Cuijpers P, Penninx BW. Is depression associated with increased oxidative stress? A systematic review and meta-analysis. Psychoneuroendocrinology. 2015;51:164–75. https://doi.org/10.1016/j.psyneuen.2014.09.025
Yanbaeva DG, Dentener MA, Creutzberg EC, Wesseling G, Wouters EF. Systemic effects of smoking. Chest. 2007;131(5):1557–66. https://doi.org/10.1378/chest.06-2179
Philip NS, Carpenter LL, Tyrka AR, Price LH. Nicotinic acetylcholine receptors and depression: A review of the preclinical and clinical literature. Psychopharmacology. 2010;212(1):1–12. https://doi.org/10.1007/s00213-010-1932-6
Thuisarts.nl. Premenstrueel syndroom [Internet]. [z.d.] [geciteerd 2025 april 10]. Beschikbaar via: https://www.thuisarts.nl/premenstrueel-syndroom
Schiller CE, Johnson SL, Abate AC, Schmidt PJ, Rubinow DR. Reproductive steroid regulation of mood and behavior. Compr Physiol. 2016;1135–60. https://doi.org/10.1002/cphy.c150014
Yonkers KA, O’Brien PS, Eriksson E. Premenstrual syndrome. Lancet. 2008;371(9619):1200–10. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(08)60527-9
Stoner R, Camilleri V, Calleja-Agius J, Schembri-Wismayer P. The cytokine-hormone axis – the link between premenstrual syndrome and postpartum depression. Gynecol Endocrinol. 2017;33(8):588–92. https://doi.org/10.1080/09513590.2017.1318367
Bloch M, Schmidt PJ, Danaceau M, Murphy J, Nieman L, Rubinow DR. Effects of gonadal steroids in women with a history of postpartum depression. Am J Psychiatry. 2000;157(6):924–30. https://doi.org/10.1176/appi.ajp.157.6.924
Franz WB. Basic review: Endocrinology of the normal menstrual cycle. Prim Care Clin Office Pract. 1988;15(3):607–16. https://doi.org/10.1016/s0095-4543(21)01279-3
Rubinow D, Schmidt P. Gonadal steroid regulation of mood: The lessons of premenstrual syndrome. Front Neuroendocrinol. 2006;27(2):210–6. https://doi.org/10.1016/j.yfrne.2006.02.003
Martínez-Galiano JM, Hernández-Martínez A, Rodríguez-Almagro J, Delgado-Rodríguez M, Gómez-Salgado J. Relationship between parity and the problems that appear in the postpartum period. Sci Rep. 2019;9(1). https://doi.org/10.1038/s41598-019-47881-3
Faisal-Cury A, Menezes PR, Quayle J, Matijasevich A. Unplanned pregnancy and risk of maternal depression: Secondary data analysis from a prospective pregnancy cohort. Psychol Health Med. 2016;22(1):65–74. https://doi.org/10.1080/13548506.2016.1153678
Steinberg JR, Rubin LR. Psychological aspects of contraception, unintended pregnancy, and abortion. Policy Insights Behav Brain Sci. 2014;1(1):239–47. https://doi.org/10.1177/2372732214549328
Karaçam Z, Önel K, Gerçek E. Effects of unplanned pregnancy on maternal health in Turkey. Midwifery. 2011;27(2):288–93. https://doi.org/10.1016/j.midw.2009.07.006
Chen H, Cai J, Zha M, Shen W. Prenatal smoking and postpartum depression: A meta-analysis. J Psychosom Obstet Gynaecol. 2018;40(2):97–105. https://doi.org/10.1080/0167482x.2017.1415881
Banker JE, LaCoursiere DY. Postpartum depression: Risks, protective factors, and the couple’s relationship. Issues Ment Health Nurs. 2014;35(7):503–8. https://doi.org/10.3109/01612840.2014.888603
Milgrom J, Hirshler Y, Reece J, Holt C, Gemmill AW. Social support—A protective factor for depressed perinatal women? Int J Environ Res Public Health. 2019;16(8):1426. https://doi.org/10.3390/ijerph16081426
Xia M, Luo J, Wang J, Liang Y. Association between breastfeeding and postpartum depression: A meta-analysis. J Affect Disord. 2022;308:512–9. https://doi.org/10.1016/j.jad.2022.04.091
Mezzacappa ES, Endicott J. Parity mediates the association between infant feeding method and maternal depressive symptoms in the postpartum. Arch Womens Ment Health. 2007;10(6):259–66. https://doi.org/10.1007/s00737-007-0207-7
Postpartum depressie. Wij Zijn MIND [Internet]. 2024 [geciteerd 2025]. Beschikbaar via: https://wijzijnmind.nl/psychische-klachten/psychipedia/postpartum-depressie#:~:text='Kraamtranen'%20of%20'babyblues',je%20een%20postpartum%20depressie%20hebt.
Schiller CE, Meltzer-Brody S, Rubinow DR. The role of reproductive hormones in postpartum depression. Carolina Digital Repository (University of North Carolina at Chapel Hill). 2015. https://doi.org/10.17615/64ah-xp42
24baby.nl. Kim had een postnatale depressie [Internet]. 24Baby.nl. 2024, 14 juni [geciteerd 2025]. Beschikbaar via: https://www.24baby.nl/baby/gezondheid-mama/ervaringsverhaal-kim-postnatale-depressie/
Field T. Postpartum depression effects on early interactions, parenting, and safety practices: A review. Infant Behav Dev. 2009;33(1):1–6. https://doi.org/10.1016/j.infbeh.2009.10.005
Forman DR, O’Hara MW, Stuart S, Gorman LL, Larsen KE, Coy KC. Effective treatment for postpartum depression is not sufficient to improve the developing mother–child relationship. Dev Psychopathol. 2007;19(2). https://doi.org/10.1017/s0954579407070289
O’Higgins M, St James Roberts I, Glover V, Taylor A. Mother-child bonding at 1 year; associations with symptoms of postnatal depression and bonding in the first few weeks. Arch Womens Ment Health. 2013;16(5):381–9. https://doi.org/10.1007/s00737-013-0354-y
Righetti-Veltema M, Conne-Perréard E, Bousquet A, Manzano J. Postpartum depression and mother–infant relationship at 3 months old. J Affect Disord. 2002;70(3):291–306. https://doi.org/10.1016/s0165-0327(01)00367-6
Klier CM. Mother–infant bonding disorders in patients with postnatal depression: The postpartum bonding questionnaire in clinical practice. Arch Womens Ment Health. 2006;9(5):289–91. https://doi.org/10.1007/s00737-006-0150-z
Śliwerski A, Kossakowska K, Jarecka K, Świtalska J, Bielawska-Batorowicz E. The effect of maternal depression on infant attachment: A systematic review. Int J Environ Res Public Health. 2020;17(8):2675. https://doi.org/10.3390/ijerph17082675
Lucassen N, Tharner A, Prinzie P, Verhulst FC, Jongerling J, Bakermans‐Kranenburg MJ, Van IJzendoorn MH, Tiemeier H. Paternal history of depression or anxiety disorder and infant–father attachment. Infant Child Dev. 2017;27(2). https://doi.org/10.1002/icd.2070
Tharner A, Luijk MP, Van IJzendoorn MH, Bakermans-Kranenburg MJ, Jaddoe VW, Hofman A, Verhulst FC, Tiemeier H. Maternal lifetime history of depression and depressive symptoms in the prenatal and early postnatal period do not predict infant–mother attachment quality in a large, population-based Dutch cohort study. Attach Hum Dev. 2011;14(1):63–81. https://doi.org/10.1080/14616734.2012.636659
Brummelte S, Galea LA. Postpartum depression: Etiology, treatment and consequences for maternal care. Horm Behav. 2015;77:153–66. https://doi.org/10.1016/j.yhbeh.2015.08.008
Smith R. The Endocrinology of Parturition: Basic Science and Clinical Application. Karger Medical and Scientific Publishers; 2001.
Frokjaer VG, Pinborg A, Holst KK, Overgaard A, Henningsson S, Heede M, Larsen EC, Jensen PS, Agn M, Nielsen AP, Stenbæk DS, Da Cunha-Bang S, Lehel S, Siebner HR, Mikkelsen JD, Svarer C, Knudsen GM. Role of serotonin transporter changes in depressive responses to sex-steroid hormone manipulation: A positron emission tomography study. Biol Psychiatry. 2015;78(8):534–43. https://doi.org/10.1016/j.biopsych.2015.04.015
Bloch M, Daly RC, Rubinow DR. Endocrine factors in the etiology of postpartum depression. Compr Psychiatry. 2003;44:234–46. https://doi.org/10.1016/S0010-440X(03)00034-8
Bloch M, Rubinow DR, Schmidt PJ, Lotsikas A, Chrousos GP, Cizza G. Cortisol response to ovine corticotropin-releasing hormone in a model of pregnancy and parturition in euthymic women with and without a history of postpartum depression. J Clin Endocrinol Metab. 2005;90(2):695–9. https://doi.org/10.1210/jc.2004-1388
Prevost M, Zelkowitz P, Tulandi T, Hayton B, Feeley N, Carter CS, Joseph L, Pournajafi-Nazarloo H, Ping EY, Abenhaim H, Gold I. Oxytocin in pregnancy and the postpartum: Relations to labor and its management. Front Public Health. 2014;2. https://doi.org/10.3389/fpubh.2014.00001
Neuroscientifically Challenged. 2-minute neuroscience: HPA axis [Internet]. YouTube; 2018 [geciteerd 2025 mei 4]. Beschikbaar via: https://www.youtube.com/watch?v=QAeBKRaNri0
Stahl SM. Stahl’s Essential Psychopharmacology. 2021. https://doi.org/10.1017/9781108975292
Zorginstituut Nederland. Sertraline. Farmacotherapeutisch Kompas [Internet]. 2025. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/s/sertraline
Zorginstituut Nederland. Fluoxetine. Farmacotherapeutisch Kompas [Internet]. [z.d.]. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/f/fluoxetine
Zorginstituut Nederland. Citalopram. Farmacotherapeutisch Kompas [Internet]. [z.d.]. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/c/citalopram
Zorginstituut Nederland. Escitalopram. Farmacotherapeutisch Kompas [Internet]. [z.d.]. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/e/escitalopram#bijwerkingen
Zorginstituut Nederland. Duloxetine. Farmacotherapeutisch Kompas [Internet]. [z.d.]. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/d/duloxetine#bijwerkingen
Zorginstituut Nederland. Venlafaxine. Farmacotherapeutisch Kompas [Internet]. 2024. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/v/venlafaxine#bijwerkingen
Zorginstituut Nederland. Nortriptyline. Farmacotherapeutisch Kompas [Internet]. [z.d.]. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/n/nortriptyline
Zorginstituut Nederland. Amitriptyline. Farmacotherapeutisch Kompas [Internet]. [z.d.]. Beschikbaar via: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/a/amitriptyline#bijwerkingen
Stone M, Laughren T, Jones ML, Levenson M, Holland PC, Hughes A, Hammad TA, Temple R, Rochester G. Risk of suicidality in clinical trials of antidepressants in adults: Analysis of proprietary data submitted to US Food and Drug Administration. BMJ. 2009;339:b2880. https://doi.org/10.1136/bmj.b2880
Di Scalea TL, Wisner KL. Pharmacotherapy of postpartum depression. Expert Opin Pharmacother. 2009;10(16):2593–607. https://doi.org/10.1517/14656560903277202
SSRI en zwangerschap. Richtlijnendatabase [Internet]. [z.d.]. Beschikbaar via: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/ssri_en_zwangerschap/ssri_en_lactatie.html
Anderson PO. Antidepressants and breastfeeding. Breastfeed Med. 2021;16(1):5–7. https://doi.org/10.1089/bfm.2020.0350
Gentile S. The safety of newer antidepressants in pregnancy and breastfeeding. Drug Saf. 2005;28(2):137–52.
Pearlstein TB, Zlotnick C, Battle CL, Stuart S, O’Hara MW, Price AB, Grause MA, Howard M. Patient choice of treatment for postpartum depression: A pilot study. Arch Womens Ment Health. 2006;9(6):303–8. https://doi.org/10.1007/s00737-006-0145-9
Dennis C, Chung‐Lee L. Postpartum depression help‐seeking barriers and maternal treatment preferences: A qualitative systematic review. Birth. 2006;33(4):323–31. https://doi.org/10.1111/j.1523-536x.2006.00130.x
Klerman GL, Weissman MM, Rounsaville BJ, Chevron ES. Interpersonal Psychotherapy of Depression. New York: Basic Books; 1984.
Stuart S, O’Hara MW. Interpersonal psychotherapy for postpartum depression: A treatment program. J Psychother Pract Res. 1995;4:128–41.
Stuart S. Interpersonal psychotherapy for postpartum depression. Clin Psychol Psychother. 2012;19(2):134–40. https://doi.org/10.1002/cpp.1778
Wenzel A. Basic strategies of cognitive behavioral therapy. Psychiatr Clin North Am. 2017;40(4):597–609. https://doi.org/10.1016/j.psc.2017.07.001
Beck AT. Cognitive therapy: Nature and relation to behavior therapy. Behav Ther. 1970;1:184–200. https://doi.org/10.1016/S0005-7894(70)80030-2
VGCt. Gedachten uitpluizen [Video]. YouTube; 2013, 5 dec. Geraadpleegd op 12 maart 2025, van https://www.youtube.com/watch?v=0DWxaO5D0Bs
Huang L, Zhao Y, Qiang C, Fan B. Is cognitive behavioral therapy a better choice for women with postnatal depression? A systematic review and meta-analysis. PLoS One. 2018;13(10):e0205243. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0205243
Ngai F, Wong PW, Leung K, Chau P, Chung K. The effect of telephone-based cognitive-behavioral therapy on postnatal depression: A randomized controlled trial. Psychother Psychosom. 2015;84(5):294–303. https://doi.org/10.1159/000430449
Dimidjian S, Goodman SH. Preferences and attitudes toward approaches to depression relapse/recurrence prevention among pregnant women. Behav Res Ther. 2013;54:7–11. https://doi.org/10.1016/j.brat.2013.11.008
O’Connor E, Senger CA, Henninger ML, Coppola E, Gaynes BN. Interventions to prevent perinatal depression. JAMA. 2019;321(6):588. https://doi.org/10.1001/jama.2018.20865
Dimidjian S, Goodman S. Nonpharmacologic intervention and prevention strategies for depression during pregnancy and the postpartum. Clin Obstet Gynecol. 2009;52(3):498–515. https://doi.org/10.1097/grf.0b013e3181b52da6
Molyneaux E, Telesia LA, Henshaw C, Boath E, Bradley E, Howard LM. Antidepressants for preventing postnatal depression. Cochrane Libr. 2018;(4). https://doi.org/10.1002/14651858.cd004363.pub3
POP-poli - Catharina Ziekenhuis. Catharina Ziekenhuis [Internet]. 2024, 26 nov. Beschikbaar via: https://www.catharinaziekenhuis.nl/afdelingen/pop-poli/
Goodman JH. Women’s attitudes, preferences, and perceived barriers to treatment for perinatal depression. Birth. 2009;36(1):60–9. https://doi.org/10.1111/j.1523-536x.2008.00296.x
Thorsteinsson EB, Loi NM, Farr K. Changes in stigma and help-seeking in relation to postpartum depression: Non-clinical parenting intervention sample. PeerJ. 2018;6:e5893. https://doi.org/10.7717/peerj.5893
Zauderer C. Postpartum depression: How childbirth educators can help break the silence. J Perinat Educ. 2009;18(2):23–31. https://doi.org/10.1624/105812409x426305
Álvarez-García P, García-Fernández R, Martín-Vázquez C, Calvo-Ayuso N, Quiroga-Sánchez E. Postpartum depression in fathers: A systematic review. J Clin Med. 2024;13(10):2949. https://doi.org/10.3390/jcm13102949
Chen J, Zhao J, Chen X, Zou Z, Ni Z. Paternal perinatal depression: A concept analysis. Nurs Open. 2023;10(8):4995–5007. https://doi.org/10.1002/nop2.1797
Shafian AK, Mohamed S, Raduan NJN, Ann AYH. A systematic review and meta-analysis of studies validating Edinburgh Postnatal Depression Scale in fathers. Heliyon. 2022;8(5):e09441. https://doi.org/10.1016/j.heliyon.2022.e09441
Rao W, Zhu X, Zong Q, Zhang Q, Hall BJ, Ungvari GS, Xiang Y. Prevalence of prenatal and postpartum depression in fathers: A comprehensive meta-analysis of observational surveys. J Affect Disord. 2019;263:491–9. https://doi.org/10.1016/j.jad.2019.10.030
Ansari NS, Shah J, Dennis C, Shah PS. Risk factors for postpartum depressive symptoms among fathers: A systematic review and meta‐analysis. Acta Obstet Gynecol Scand. 2021;100(7):1186–99. https://doi.org/10.1111/aogs.14109
Kokkinaki T. Maternal and paternal postpartum depression: Effects on early infant parent interactions. J Pregnancy Child Health. 2015;03(01):1000e126. https://doi.org/10.4172/2376-127x.1000e126
Smythe KL, Petersen I, Schartau P. Prevalence of perinatal depression and anxiety in both parents. JAMA Netw Open. 2022;5(6):e2218969. https://doi.org/10.1001/jamanetworkopen.2022.18969
Czerwiak KZ, Cyrkler M, Drabik A, Soroka E. Understanding and addressing male postpartum depression: Incidence, causes, diagnosis, and management strategies. Med Sci Monit. 2024;30:e945482. https://doi.org/10.12659/msm.945482
Richter L, Bergunde L, Karl M, Jaramillo I, Weise V, Mack JT, Weidner K, Gao W, Von Soest T, Garthus-Niegel S, Steudte-Schmiedgen S. The associations between paternal postpartum depressive symptoms and testosterone and cortisol levels in hair over the first two years postpartum. Prog Neuropsychopharmacol Biol Psychiatry. 2025;111245. https://doi.org/10.1016/j.pnpbp.2024.111245
Kim P, Swain JE. Sad dads: Paternal postpartum depression. Psychiatry (Edgemont). 2007;4(2):35–47. Available from: https://pmc.ncbi.nlm.nih.gov/articles/PMC2922346/pdf/PE_4_2_36.pdf
Cameron EE, Hunter D, Sedov ID, Tomfohr-Madsen LM. What do dads want? Treatment preferences for paternal postpartum depression. J Affect Disord. 2017;215:62–70. https://doi.org/10.1016/j.jad.2017.03.031
Goldstein Z, Rosen B, Howlett A, Anderson M, Herman D. Interventions for paternal perinatal depression: A systematic review. J Affect Disord. 2019;265:505–10. https://doi.org/10.1016/j.jad.2019.12.029