Insomnie en Psychose
Insomnie en Psychose
Beste lezer,
Welkom op deze WIKI-pagina waar informatie wordt gegeven over de fysieke aandoening insomnie, en de psychische aandoening psychose.
Deze twee hoofdonderwerpen worden uitgebreid behandeld in de volgende drie onderdelen:
Wat is insomnie? Bespreekt algemene, relevante informatie over slaap en insomnie. Er wordt gekeken naar de definitie, de epidemiologie (d.w.z. deze aandoening in de bevolking), classificaties, het verdere beloop, en behandelingen van insomnie.
Psychose bij insomnie. Behandelt wat een psychose is, de kenmerkende klachten, oorzaken en vormen van behandeling. Vervolgens wordt besproken hoe vaak insomnie en psychose samen voorkomen, en hoe deze stoornissen elkaar kunnen beïnvloeden.
Het circadiane ritme bij insomnie en psychose. Zet een unieke combinatie tussen insomnie en psychose uiteen; het circardiane ritme. Actuele theorieën over hoe deze verhouding mogelijk tot stand komt en hoe ontregelingen ontstaan, worden gecombineerd met bestaande kennis over slaap. Nadien worden een aantal interventies ter verbetering van het circadiane ritme besproken.
Tot slot wordt er een conclusie gegeven m.b.t. alle drie de onderdelen.
In deze WIKI wordt gebruik gemaakt van blauwe kenniskaders, waarin extra uitleg staat of filmpjes worden gedeeld. Deze informatie kan helpen bij het verduidelijken van het verhaal. Daarnaast zijn sommige termen dikgedrukt aangegeven; deze termen zijn van belang om de rest van de WIKI te begrijpen.
Deze pagina is onderdeel van het vak ‘Psychofarmacologie’, en geschreven door studenten van de master Medische Psychologie, aan Tilburg University. Het is opgezet voor educatieve doeleinden, en gepubliceerd als open informatiebron voor eenieder (bijv. patiënten, naasten) die meer te weten wil komen over insomnie, psychose, en/of de medische psychologie. De informatie op deze pagina is gebaseerd op onderzoek en bronnen uit het jaar 2025 of eerder, en wordt tussentijds niet geupdate.
Aan de informatie op deze pagina kunnen geen rechten worden ontleend.
Geschreven door: Lisanne Hunneman, Noa Lisa Kasdorp, Christa Pukala & Isis Free
Inhoudsopgave
De term insomnie (of: slapeloosheid. Engels: insomnia), beschrijft een slaapstoornis waarbij men problemen ervaart met inslapen, en/of doorslapen als gevolg van ‘s nachts ontwaken of te vroeg wakker worden. Deze problemen doen zich voor, ongeacht storende omgevingsfactoren of een inperking van de mogelijkheid tot slaap (1). Het gaat om slaapproblemen die minstens drie nachten per week voorkomen (2). Ook resulteren de problemen in een tekort aan goede slaap, wat negatieve gevolgen heeft voor het functioneren overdag en zorgt voor klachten, zoals: moeheid, stemmingsveranderingen, en concentratieproblemen. Insomnie wordt gediagnosticeerd op basis van een anamnese (d.w.z. uitvragen van klachten). Bij insomnie die aanhoudend is vindt er uitgebreide anamnese plaats in combinatie met het bijhouden van een slaapdagboek door de patiënt (2).
Chronische insomnie als diagnose komt naar schatting bij 7% van de bevolking voor (3). Het is onbekend hoeveel nieuwe gevallen van insomnie er per jaar in Nederland bij komen, maar gegevens uit Noord-Europese landen wijzen op 28 tot 150 nieuwe gevallen per 1000 mensen (4, 5). Naar eigen zeggen is 63% van de Nederlanders ontevreden over de kwaliteit van hun slaap, en bijna de helft ervaart problemen bij het doorslapen (6). Slaapproblemen komen het meest voor bij vrouwen, en volwassenen tussen 50 en 64 jaar oud. In 2022 ervoeren vrouwen tussen de 50-64 jaar oud de meeste slaapproblemen, namelijk bij 34% (7). Mogelijke redenen voor dit verhoogde risico onder vrouwen zijn hormonale veranderingen (8), een nadelige maatschappelijk-economische positie (relatief tot mannen), en lichamelijke, alsook psychische klachten die slaap beïnvloeden én vaker bij vrouwen voorkomen (9).
Naast gender zijn er ook andere factoren die het risico op insomnie lijken te verhogen, zoals een hogere leeftijd en insomnie in de voor- of familiegeschiedenis (8). Verder komt insomnie vaker voor bij ploegendienstwerkers, alleenwonenden, individuen met een lagere maatschappelijke positie, alsook medische en psychiatrische aandoeningen (8). Tussen slaap en mentale gezondheid heerst een sterke wederkerige relatie. Insomnie treedt vaak op bij psychiatrische aandoeningen, en in dat geval lijken de psychische symptomen vaak sterker te zijn en moeilijker te behandelen (10). Verder is slaap reactiviteit een interessante factor die mogelijk een rol speelt in de onderling verschillende kwetsbaarheid voor de ontwikkeling van insomnie (11). Slaap reactiviteit beschrijft in hoeverre een individu’s slaapsysteem gevoelig is voor de aanwezigheid van stress; een hogere slaapreactiviteit zou dan ook voorspellend zijn voor ernstigere vormen van insomnie.
Bij insomnie op de korte termijn wordt er gesproken van acute insomnie (<3 weken, ook wel: adjustment insomnia) (2). Klachten ontstaan hierbij meestal als gevolg van een uitlokkende stressfactor, denk hierbij bijvoorbeeld aan ziekte of werken tot in de avonduren (12, 2). Wanneer slaapklachten spelen op de lange termijn (>3 maanden) dan wordt dit chronische insomnie genoemd (12). Insomnie kan opzichzelfstaand en als voornaamste klacht voorkomen, dit wordt primaire insomnie genoemd. Het kan ook optreden als gevolg van middelengebruik, een medische en/of een psychische conditie, door gedragsmatige oorzaken (typisch gezien in de kindertijd), of door inadequate slaaphygiëne (13). Onder slaaphygiëne verstaan we alle praktische zaken die alertheid en waakzaamheid verhogen en/of de slaapcyclus verstoren (14). Slaaphygiëne is een belangrijk onderwerp in het thema van insomnie, waar later nog verder op in zal worden gegaan [zie 1.6].
Figuur 1.
Slaap-waakritme stoornissen, een schematische weergave van slaappatronen. Overgenomen van Lancel et al. (17).
Andere oorzaken die kunnen leiden tot vermindering van slaapkwaliteit of slaapuren zijn: (non-)obstructief-slaapapneusyndroom, narcolepsie, slaapverstoringen door omgevingsfactoren (jetlags, ploegendiensten), het restless-leg syndroom, en nachtelijke kuitkrampen (2). Bij hypersomnie (ook: hypersomnolentie) is er disproportioneel veel slaperigheid, men voelt zich onbedwingbaar moe overdag, ondanks genoeg slaapuren te hebben gehad (15). Daarnaast leiden slaap-waakritme stoornissen ook tot slaapproblemen, ze ontstaan door afwijkingen in het circadiaan ritme (16) [zie 1.4.1 en 3.1.2]. Er zijn verschillende vormen van slaap-waakritme stoornissen te onderscheiden [zie Figuur 1].
Tijdens de slaap vinden er verschillende fases plaats die elkaar afwisselen en verschillen in kenmerken, waaronder hun functies en de hoeveelheid activiteit in de hersenen (18). Een volledige cyclus van al deze fases duurt zo'n anderhalf uur, en vindt 4 tot 5 keer per nacht plaats [zie Figuur 2]. Deze structurele organisatie van fases die men ziet tijdens de slaap, wordt de slaaparchitectuur genoemd (19). De architectuur kan in kaart gebracht met behulp van een hypnogram. Een hypnogram wordt gemaakt op basis van de hersenactiviteit, oogbewegingen, en spieractiviteit (20).
Slaap bestaat uit de non-rapid eye movement (NREM) en rapid eye movement (REM) fase (18). Vanuit de waak is er allereerst een overgang naar de NREM slaap, deze is opgedeeld in de drie subfases die geleidelijk dieper zijn van aard: N1, N2 en N3. De derde NREM fase, N3, bevat de diepste vorm van slaap in de gehele cyclus. Hierin is men moeilijk te waken en vindt het meeste herstel plaats, zoals de groei van weefsel en aansterking van het immuunsysteem. Hierop volgt de REM fase, die gekenmerkt is door dromen en een verhoogde activiteit van de hersenen (18). Het beeld van de elektro-encefalogram (EEG; d.w.z. het meten van elektrische signalen in de hersenen) tijdens de REM fase is vergelijkbaar met die tijdens de waak.
Figuur 2.
Hypnogram ter illustratie, veranderingen in 'normale' slaaparchitectuur met de leeftijd. Aangepast van Kales (21).
De hoeveelheid slaap die van belang is voor een individu wordt erfelijk bepaald. Ook kan dit beïnvloed worden door medische omstandigheden, gedrag en de omgeving (23). Er zijn dus individuele verschillen, maar de huidige richtlijnen houden meer dan zeven uur slaap per nacht aan voor volwassenen (22). Doorgaans vermindert het aantal uur slaapbehoefte met de leeftijd. Baby’s hebben 16 tot 18 uur slaap per dag nodig, deze uren dalen met de leeftijd tot zo’n 9 ½ uur voor schoolgaande kinderen en tieners. Op volwassen leeftijd hebben de meeste mensen rond 7 tot 9 uur slaap nodig, waarbij op oudere leeftijd de slaap vaak vermindert in duur en diepte (23).
Hoe het lichaam vanuit de waakfase overgaat in bovengenoemde slaapfases, wordt aangestuurd door het slaap/waak-systeem. Het slaapafhankelijke systeem is hierin gerelateerd aan de verhouding tussen energiegebruik en herstel, en zorgt voor een slaapdruk die gedurende de dag opbouwt (24). Het circadiane ritme is de 24-uurs cyclus binnen het lichaam, het reguleert een tal aan functies waaronder de slaap (25). In samenwerking lijken deze twee processen, het slaapafhankelijke systeem en circadiane ritme, de toestand waarin het lichaam zich verkeert te bepalen; waak of slaap [zie 3.1]. Met name verstoringen binnen het circadiane ritme zijn van invloed op insomnie en bepaalde psychische problemen [zie 3.2] (25).
Insomnie klachten blijven vaak langdurig aanwezig. Studies uit verschillende landen laten zien dat over een tijdsperiode van een jaar, symptomen in meer dan twee derde van de gevallen aanhouden (8). Insomnie als syndroom lijkt over een jaar aan te houden in zo’n 31-44% van de gevallen. Kenmerken die het risico op langdurende insomnie hoger maken zijn vrouw-zijn, op leeftijd zijn, en aanwezigheid van medische of mentale gezondheidsproblemen (8).
Hoewel de definitie insomnie niet gelijk staat aan slaaptekort, vormen slaaptekort symptomen een direct gevolg en diagnostisch criterium van insomnie, wat maakt dat de consequenties ervan relevant zijn binnen het huidige thema (2). Slaap is essentieel voor het fysiek en psychisch functioneren, en een tekort eraan uit zich dan ook in korte- en lange termijn effecten (26).
Figuur 3.
Korte-termijn effecten van slaaptekort. Aangepast van Cleveland Clinic (27).
1.5.2.1 Op de korte termijn
Effecten van slaaptekort die veelal bekend zijn, en merkbaar op de korte termijn, zijn vermoeidheid, veranderingen in de stemming, agitatie (d.w.z. onrust voelen), en problemen om te focussen. Figuur 3 schetst een algeheel beeld van de impact van slaaptekort op de korte termijn (27). Met microslaap worden korte, oncontroleerbare momenten van slaap bedoeld, die tussen de 0.5 tot 10 seconden duren (28). Voor uitleg over hallucinaties, zie onderdeel 2.1.1.
De korte termijn consequenties voor het denken en de psyche als gevolg van verstoorde slaap zijn onderzocht. Zo laten studies zien dat te weinig effectieve slaap een schadelijk effect veroorzaakt in de geheugenconsolidatie (29). Dit is het proces waarbij de hersenen nieuwe informatie opslaat en omzet in blijvende informatie als langetermijngeheugen. Ook heeft slaaptekort effect op de gemoedstoestand. Dit is te zien aan veranderingen in hersenactiviteit binnen belangrijke hersengebieden voor emotieregulatie (30). Deze veranderingen zorgen ervoor dat men heftiger op negatieve emoties reageert. Meetbare veranderingen in scores op angst, depressie, en paranoia (d.w.z. ernstige achterdocht) kunnen al ontstaan na twee nachten aan slaaptekort (31).
1.5.2.2 Op de lange termijn
De mogelijke lange-termijn effecten zijn uiteenlopend. Ze kunnen optreden bij systemen zoals de stofwisseling, het afweer-, hormoon- en maag-darmstelsel, én op de belangrijkste factor in sterfte wereldwijd; de hart- en vaataandoeningen (32, 33, 34).
Slaaptekort kan de informatieoverdracht die van belang is voor de werking van het circadiane ritme negatief beïnvloeden. Dit kan leiden tot verhoging van de sympathische activiteit; dit is het gedeelte van het zenuwstelsel voor stress, het bereidt het lichaam voor op actie (34). Deze verstoringen kunnen op den duur resulteren in veranderingen in de vaten en bloedcirculatie (zoals ontstekingsreacties en aderverkalking), waardoor verschillende hart- en vaatproblemen kunnen ontstaan (34).
Daarnaast heeft slaap een essentiële rol in het ‘schoonspoelen’ van het centrale zenuwstelsel; chronisch slaaptekort vormt daardoor een risicofactor in de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer’s (35).
Een behandeling waar geen geneesmiddelen aan te pas komen, staat op de voorgrond bij insomnie. Hierbij is kennis over de juiste slaapgewoontes en omgeving voor een betere nachtrust, van belang. De slaapbevorderende factoren te zien in Figuur 4, zijn onderdeel van de slaaphygiëne (36). Andere belangrijke componenten volgens onderzoeken naar slaaphygiëne zijn de slaaptiming, temperatuur en omgevingslawaai in de slaapplek (37).
Wanneer aanpassing aan de levensstijl niet genoeg verbetering oplevert, dan kan er overgegaan worden naar andere niet-medicamenteuze opties. De beschikbare behandelingen uitgezet vanuit de huisarts zijn: slaapcursussen, begeleiding bij de praktijkondersteuner, slaap-oefentherapie, of wanneer er ook sprake is van psychische klachten, een behandeling bij een psycholoog (38). Cognitieve Gedragstherapie voor Insomnie (CGT-I) is aangewezen als voorkeursbehandeling bij insomnie [zie 1.6.1.1] (39). Een pragmatische behandeling die mogelijk oplossing biedt bij slaapstoornissen is lichttherapie [zie 3.4.1] (40).
Figuur 4.
Advies slaaphygiene, t.b.v. slaapverbetering. Gebaseerd op Thuisarts.nl (36).
Noot. De figuur is gemaakt door de WIKI auteurs.
1.6.1.1 Cognitieve Gedragstherapie voor Insomnie
Cognitieve Gedragstherapie voor Insomnie (CGT-I) verbetert op meerdere manieren de slaapkwaliteit door het circadiane ritme aan te passen, het effect van deze behandeling is zelfs een jaar later nog merkbaar. CGT-I bestaat uit 5 componenten: stimulus controle, slaaprestrictie, cognitieve therapie, relaxatie en slaaphygiëne [zie 3.4.2] (41). In de praktijk bestaat deze behandeling echter meestal uit 3 of meer componenten. Hierbij zijn slaaphygiëne educatie, stimulus controle en slaaprestrictie de onderdelen die het meest frequent worden gebruikt (39). Deze behandeling duurt gemiddeld 4 tot 18 weken en wordt zowel in groepsverband als individueel gegeven (42).
1.6.2.1 Benzodiazepine-agonisten
Wanneer toch gekozen wordt voor medicatie bij de behandeling van insomnie, dan hebben benzodiazepine agonisten (BDZ; ookwel: benzodiazepines, of, 'pammetjes') de voorkeur (43). De werking van deze klasse medicatie is gelegen in het versterken van de werking van een natuurlijke stof, waarmee de activiteit in het zenuwstelsel wordt verlaagd (44). Deze remming van activiteit heeft verschillende effecten. Het gaat stuiptrekkingen tegen (anticonvulsief), zorgt voor angstreductie (anxiolytisch), bevordert de slaap, en heeft spierrelaxerende effecten (43). Naast het gebruik voor insomnie, worden BDZ dan ook ingezet bij verschillende andere klachten, waaronder angst, spierspasmen, en epilepsie.
Bron: Erasmus MC Onderwijs. Geneesmiddel van de week - Benzodiazepines. YouTube. 2017. https://www.youtube.com/watch?v=TIH_D_vAOi4 (45).
Hoe werken benzodiazepine agonisten?
Bij het gebruik van BZD wordt een belangrijke receptor die zich in de hersenen bevindt aangepast (44). Receptoren zijn eiwitten die signalen ontvangen en doorgeven aan de binnenkant van de cel. Door aanpassing van de receptor, kan een natuurlijke stof in de hersenen, GABA, beter aan de receptor hechten. Hierdoor wordt de werking van de receptor (GABA-A genoemd) versterkt. Deze receptor onderdrukt de activiteit van de zenuwcellen, en met BZD gebruik wordt deze onderdrukking sterker (44). Het resultaat is dat de activiteit in de hersenen verlaagd wordt, en dat iemand zich kalmer en slaperiger voelt.
Bekijk voor meer informatie over benzodiazepine agonisten het filmpje hiernaast.
De BDZ zijn in de Verenigde Staten en Nederland een van de meest voorgeschreven medicijnen, en in 2015 maakte dan ook 1 op 10 Nederlanders gebruik van BDZ (46, 47). Bij problemen met het inslapen worden bij voorkeur kortdurende BDZ voorgeschreven; de effecten van deze klasse zijn over het algemeen merkbaar binnen een half uur. Langwerkende BDZ worden ingezet bij problemen met het doorslapen; deze groep van medicatie heeft een langere inwerktijd, maar ook een langere werking die gedurende alle slaapuren overlapt (48).
Tabel 1.
Medicamenteuze voorkeursmiddelen bij insomnie, mogelijke gevolgen bij gebruik. Gebaseerd op Farmacotherapeutisch Kompas (43).
Noot. De tabel is gemaakt door de WIKI auteurs.
1.6.2.2 Melatonine
De veronderstelde functie van melatonine-gebruik is dat het zorgt voor een versterkte slaapbehoefte, en het signalen remt in de hersenen die de waak bevorderen (49). Lichaamseigen productie en afgifte van melatonine is periodiek, het vindt plaats tijdens periodes van weinig licht. Het lijkt erop dat deze periodieke afgifte ook een rol speelt als ‘tijdssignaal’ voor andere systemen in het lichaam (50). Melatonine is als 'hulpmiddel' bij slaap in theorie alleen toepasbaar bij problemen bij het inslapen.
De bewijskracht voor de effectiviteit van melatoninegebruik bij slaapproblemen is niet sterk (51), en het gebruik ervan is expliciet niét opgenomen in de richtlijnen (52). Een studie uit 2019 wees erop dat zo’n 6% van Nederlandse schoolgaande kinderen eens per week melatonine gebruikt (53).
1.6.2.3 Overigen
Soms worden kruidenmiddelen ingezet bij slaapproblemen, zoals valeriaan, of aardbeienblad met wijnstokblad (48). Ter ‘zelfmedicatie’ wordt marijuana of drank soms gebruikt als slaapmiddel. Alcohol lijkt te helpen bij het inslapen, maar het heeft vooral een negatief effect op de slaapkwaliteit (54). De slaapmiddelen Levomepromazine, Amitriptyline, Trazodon en Mitrazapine kunnen worden gebruikt bij ernstige ziekte, of ter verzachting in de laatste levensfase (48). In de context van slaapproblemen in combinatie met psychose, kan antipsychotica mogelijk uitkomst bieden om de slaap te verbeteren [zie onderdeel 2].
1.6.2.4 Het voorschrijven van middelen
Het voorschrijven van BDZ moet met terughoudendheid gedaan worden, een belangrijke reden hiervoor is de afweging tussen voor- en nadelen; BDZ kunnen voor bijwerkingen zorgen [zie Tabel 1] en enkel kortdurend gebruik toont aangetoonde effectiviteit (55). Daarnaast is er risico op verslaving als gevolg van misbruik of afhankelijkheid, en er wordt geschat dat dit bij 2-10% van de gebruikers het geval is (56). Overdosis door BDZ is mogelijk, en verantwoordelijk voor ongeveer 57 doden in Nederland per jaar (56).
Al met al wordt het gebruik van BDZ en andere (kruiden)middelen niet aanbevolen bij insomnie, en wordt het belang van duurzame, niet-farmacologische oplossingen onderstreept.
Bij een psychose verkeert iemand in een toestand waarin ze hun grip op de werkelijkheid kwijt zijn (57). Op het moment dat iemand in een psychose zit wordt dit ook wel een psychotische episode genoemd. Er zijn 4 verschillende soorten symptomen te onderscheiden: psychotische symptomen, cognitieve symptomen, negatieve symptomen en affectieve symptomen.
De eerste groep symptomen zijn de psychotische symptomen. Hieronder vallen de hallucinaties en wanen. Dit zijn voorbeelden van positieve symptomen. Positieve symptomen zijn symptomen die voorafgaand aan de psychose niet aanwezig waren (58).
Figuur 5.
Symptomen van psychose. Gebaseerd op GGZ Standaarden (65).
Noot. De figuur is gemaakt door de WIKI auteurs.
Bij een hallucinatie ervaart iemand iets wat er niet echt is (59). Er zijn 5 soorten hallucinaties: auditieve hallucinaties, visuele hallucinaties, tactiele hallucinaties, olfactorische hallucinaties en gustatoire hallucinaties. Bij auditieve hallucinaties is het gehoor betrokken, mensen horen hier bijvoorbeeld stemmen of geluiden die er niet zijn. Bij visuele hallucinaties zien mensen dingen die andere mensen niet zien. Bij tactiele hallucinaties voelen mensen dingen die er niet zijn. Bij olfactorische hallucinaties ruikt iemand geuren die er niet zijn. Bij gustatoire hallucinaties proeft iemand smaken die er niet zijn (59). Het waarnemen van dingen die er niet zijn hoeft niet altijd te betekenen dat iemand zich zorgen hoeft te maken. Het is bewezen dat hallucinaties ook kunnen plaatsvinden zonder dat deze onderdeel zijn van een psychose of een ander psychisch probleem (60). Zo geeft 6-15% van de normale populatie namelijk aan weleens een hallucinatie te hebben ervaren. Hierbij zijn auditieve hallucinaties het meest voorkomend (61). Hoe erg iemand zich hier in zijn gedachten mee bezighoudt en hoe negatief iemand dit inziet, heeft hier ook invloed op (62). In welke cultuur iemand leeft kan ook invloed hebben op hoe iemand hallucinaties interpreteert en in welke mate dit als normaal of positief wordt beschouwd door anderen (63).
2.1.1.2 WanenAls iemand een waan heeft, komen zijn gedachten over de wereld niet meer overeen met de werkelijkheid. Iemand kan dan bijvoorbeeld geloven dat hij achtervolgd wordt of dat hij iemand met een uitzonderlijk machtige positie is, wanneer dit niet daadwerkelijk zo is (64).
Mensen met een psychose hebben ook vaak moeite met helder nadenken. Dit is te merken doordat iemand van de hak op de tak springt in een gesprek, alledaagse taken ineens niet meer kan of emoties laat zien die niet bij de situatie passen. Symptomen die met het denken te maken hebben worden ook wel cognitieve symptomen genoemd (65).
Iemand met een psychose kan last hebben van negatieve symptomen. Dit betekent dat bepaalde gedragingen of bepaalde gevoelens die iemand normaal wel heeft, nu afwezig zijn. In dat geval heeft iemand dan last van een gebrek aan motivatie of laat iemand minder emotie zien (58).
De laatste categorie symptomen van een psychose wordt ook wel affectieve symptomen genoemd en bevat symptomen als negatieve emoties, manie en angst (65). Vooraf aan een psychose heeft iemand ook vaak al last van klachten. Enkele voorbeelden hiervan zijn slaapproblemen, achterdochtigheid en sociale terugtrekking (65).
Bij manie (ook wel bekend als een manische episode) verkeert iemand in een toestand waar hij duidelijk een andere stemming heeft en ook veel actiever overkomt dan normaal. Vaak is er dan ook sprake van een heel vrolijk humeur, moeite met remming en overschatting van zichzelf. Dit leidt tot problemen in het dagelijks fucntioneren en sociale problemen. Als iemand deze symptomen in een mindere mate heeft wordt er ook wel gesproken van hypomanie (66).
Een psychose kan verschillende oorzaken hebben. Zo komt het voor bij bepaalde psychische stoornissen (67). De psychische stoornissen waarbij psychoses het vaakst plaatsvinden zijn schizofrenie, depressie en bipolaire stoornis. Dat iemand een psychose heeft betekent niet meteen dat iemand schizofrenie heeft, ook al wordt dit vaak gedacht. Volgens het DSM-V moeten gespecificeerde klachten van schizofrenie minimaal 6 maanden duren en moet iemand 1 maand lang een actieve fase van symptomen hebben om de diagnose te krijgen (67). Bovendien zijn er meerdere andere stoornissen op het schizofreniespectrum waarbij psychoses bij kunnen voorkomen (67). Daarnaast komen bij een bipolaire stoornis ook vaak psychoses voor. Bij een bipolaire stoornis komen de psychoses het meeste voor in manische periodes en mogelijk zelfs even vaak als bij schizofrenie. Verder is bekend dat de helft van de mensen met een bipolaire stoornis ook ergens gedurende hun leven psychotische symptomen zal ontwikkelen (68).
Meestal is er ook een interactie tussen iemands genetische aanleg en iemands omgevingsfactoren die invloed hebben op de kans dat iemand een psychose krijgt. Bij mensen die eerste of tweedegraads familieleden (bijvoorbeeld ouders of grootouders) hebben met schizofrenie of bipolaire stoornis, is er namelijk een grotere kans op het krijgen van een psychose (57). Hetzelfde geldt voor mensen met bepaalde genetische afwijkingen (Klinefelter, 22q11 syndroom) (57). De omgeving waarin iemand leeft heeft ook een invloed. Zo hebben mensen die opgroeien in een grote stad een grotere kans op het krijgen van een psychose (57). Andere factoren die een psychose kunnen veroorzaken zijn: een ziekte (zoals de ziekte van Parkinson), drugsgebruik en te veel stress (57).
Mensen die hevige trauma’s hebben meegemaakt hebben ook een grotere kans om psychose te ontwikkelen (57). Specifiek bij jeugdtrauma is gebleken dat dit de kans kan verhogen om later psychose te ontwikkelen. Bovendien is het zo dat mensen die trauma en psychose hebben meegemaakt op de langere termijn vaak meer last hebben van de psychose klachten, vooral doordat zij een verhoogde mate van positieve symptomen (69) en meer beperking in het functioneren ervaren (70). De eerste psychose komt vaak voor in de jongvolwassenheid, meestal in het 16e levensjaar (71).
Bij een psychose worden vaak antipsychotica gebruikt. Deze medicijnen helpen bij het verminderen van de symptomen en bij het voorkomen van nieuwe psychoses. Ook is bewijs gevonden dat ze helpen met het verbeteren van slaap (72). Er wordt hier onderscheid gemaakt tussen de klassieke antipsychotica en de atypische antipsychotica. Klassieke en atypische antipsychotica beïnvloeden beiden dezelfde dopamine receptor (de bindingsplaats van dopamine in een cel (73)), maar atypische antipsychotica hebben ook een invloed op de serotonine receptoren. Dit zorgt voor verschillen in zowel de werking als bij de bijwerkingen (72).
Figuur 6.
De meest voorkomende bijwerkingen per soort antipsychotica. Gebaseerd op UZ Leuven (75).
Noot. De figuur is gemaakt door de WIKI auteurs.
Er zijn 15 soorten antipsychotica die regelmatig gebruikt worden, welke gekozen wordt hangt van verschillende factoren af. De eerste factor is de effectiviteit (d.w.z. hoe goed een middel werkt). Middelen zoals clozapine en amisulpride hebben bijvoorbeeld een hoge effectiviteit. Echter wordt clozapine niet als eerste voorgeschreven, omdat deze namelijk hevige bijwerkingen kan veroorzaken (65). Bijwerkingen zijn een tweede factor die in beschouwing wordt genomen bij het kiezen van een antipsychotica. De antipsychotica hebben verschillende soorten bijwerkingen. Veel voorkomende bijwerkingen bij klassieke antipsychotica zijn: hyperprolactinemie (verhoogde afgifte van het hormoon prolactine (74)), slapeloosheid, gewichtstoename, droge mond, bewegingsstoornissen, wazig zien en hoge bloeddruk (61,75). Bij atypische antipsychotica worden vooral de volgende bijwerkingen gevonden: bewegingsstoornissen (minder vaak dan bij klassieke antipsychotica), gewichtstoename, metabool syndroom en slaperigheid (61). Ten slotte wordt nog gekeken naar de wijze van toediening. Zo is er de optie om tabletten in te nemen en de optie voor periodieke toediening in het bloed (65). Deze factoren worden per persoon afgewogen om te beslissen welke medicatie het beste bij iemand past. Daarnaast worden ook vaak SSRI´s (d.w.z. remmers van de heropname van serotonine) gebruikt voor de negatieve symptomen van psychose (65).
Naast medicatie is psychotherapie ook behulpzaam in het behandelen van psychose. Zo wordt CGT veel toegepast. Dit is gebleken om te helpen met het verminderen van de negatieve, affectieve en psychotische symptomen (65). Ook is aangetoond dat deze therapie kan helpen met het verminderen van slaapstoornissen in deze groep (76). Daarnaast helpt het ontvangen van psycho-educatie ook met het leren omgaan met de symptomen en het verminderen van zelfstigma. Hierdoor vindt een verbetering van het dagelijks functioneren plaats. Zowel de CGT als de psycho-educatie hebben bovendien nog een belangrijke rol in het voorkomen van een toekomstige psychose(s) (65). Indien iemand een significante beperking ervaart door de cognitieve symptomen kan cognitieve revalidatie therapie worden gegeven (CRT) (65). Verder worden leefstijlinterventies ook vaak ingezet om psychische klachten en het risico op metabool syndroom te verminderen (77).
Het is nog niet exact bekend hoeveel mensen met insomnie ook psychose ervaren. Wel is bekend dat 80% van de mensen met psychose ook slaapproblemen ervaart, waarvan de meerderheid last heeft van een nachtmerriestoornis of insomnie (64). Een slaapstoornis zoals insomnie kan bij mensen met een psychose de klachten van een psychose versterken. Zij ervaren meer en hevigere paranoia, hallucinaties, cognitieve dissonantie en angst dan mensen met enkel een psychose (78, 79). Mensen met chronische insomnie hebben 2-3 keer meer kans om psychose te hebben dan mensen zonder insomnie (80). Het is nog niet helemaal duidelijk op welke manier dit verband loopt. Onderzoeken hebben uitgewezen dat insomnie een causale factor kan zijn van psychose. Zo rapporteren mensen die recent hun eerste psychotische episode hebben meegemaakt of risico lopen om een psychotische episode mee te maken vaak slaapverstoringen (79).
Aan de andere kant kunnen slaapproblemen ook weer symptomen zijn van een psychose (81). Insomnie zorgt er daarnaast ook voor dat iemand met psychoses vaker last kan krijgen van hallucinaties. Het behandelen van insomnie kan dan ook klachten verminderen van psychose (64, 78). Bovendien kunnen de zelf gerapporteerde en gemeten slaapproblemen bij een klinische intake gebruikt worden om de mate van positieve symptomen bij mensen met psychose te voorspellen over de span van een jaar (82).
Slaapstoornissen zijn significant geassocieerd met psychotische ervaringen. Dit uit zich in meer hallucinaties, cognitieve desorganisatie, depressie en angst, en ergere paranoia (78, 83). Als iemand last heeft van insomnie is de kans dan ook groter dat deze meer last heeft van magische en waanideeën vergeleken met iemand die geen insomnie heeft (84). Bij individuen met een klinisch hoog risico op een psychose vergroot insomnie de intensiteit en hoeveelheid van symptomen die duiden op een psychose (85).
Dat slaaptekort psychotische symptomen verergert blijkt ook uit het experiment van Reeve et al. (2018) (86). In dit experiment werd een groep mensen met een psychose beperkt tot maximaal vier uur slaap per nacht terwijl een andere groep mensen met een psychose normaal mochten slapen. Hierna werden de psychotische symptomen vergeleken. De groep met slaaptekort ervaarde meer paranoia, hallucinaties, en cognitieve desorganisatie. Ook namen negatief affect, negatieve cognities over zichzelf en anderen, zorgen en werkgeheugenproblemen toe.
Voor psychose en insomnie zijn er verschillende soorten medicatie die gebruikt kunnen worden. Deze zijn al eerder benoemd in deel 1 en 2. Hieronder zal uitgelegd worden wat de gevolgen zijn van het combineren van deze medicatie.
2.4.2.1 Antipsychotica en insomnie
De meeste studies naar het effect van antipsychotica op slaap bij mensen met psychose zijn uitgevoerd bij patiënten met schizofrenie. Hieruit blijkt dat antipsychotica effectief is in het verbeteren van slaapproblemen bij mensen met psychose. Vooral atypische antipsychotica kunnen slaap op verschillende manieren beïnvloeden. Zo hebben ze een positieve invloed op zowel de totale slaaptijd als de slaapefficiëntie (87). Specifiek clozapine verminderde insomnie significant in vergelijking met andere atypische antipsychotica (88). Quetiapine lijkt ook te kunnen helpen met chronische insomnie bij mensen met schizofrenie, bij zowel objectieve als subjectieve metingen. Echter lijkt het wel dat Quetiapine in sommige gevallen ook juist slaapproblemen kan opwekken (87).
2.4.2.2 Antipsychotica en benzodiazepines
Er lijkt geen nadelig interactie-effect te zijn tussen de antipsychotica en tussen de eerder genoemde medicatie die voorgeschreven wordt voor insomnie. Het lijkt er juist op dat de combinatie van benzodiazepines en antipsychotica betere uitkomsten oplevert op het gebied van positieve en negatieve symptomen van psychose (89).
2.4.2.3 Antipsychotica en melatonine
Als antipsychotica en melatonine samen worden gegeven kan dit ook voordelige effecten hebben. Zo kan melatonine namelijk nadelige bijwerkingen van de atypische antipsychotica tegengaan. Dit komt doordat melatonine een diastolische-bloeddrukverlagend (de bloeddruk tijdens het ontspannen van het hart (90)) effect heeft en nuchtere bloedglucose niveaus kan verlagen. Ook kan het helpen met het tegengaan van de gewichtstoename die kan ontstaan als gevolg van de atypische antipsychotica (91).
Onderzoek toont aan dat er een positieve relatie is tussen suïcidale gedachten en ernstige slapeloosheid bij mensen met een psychose (92). Zo lijken slaapstoornissen zoals insomnie geassocieerd te zijn met een hoger suïciderisico (93). Wanneer iemand net een psychotische episode heeft gehad of hier een hoger risico voor heeft, kunnen slaapverstoringen de kans op suïcidale gedachten vergroten. Echter is dit niet het geval voor suïcidepogingen (93).
Psychose en insomnie hebben ook invloed op hoe mensen functioneren op psychisch, fysiek en sociaal vlak. Deze drie maten worden vaak gebruikt om de kwaliteit van leven uit te drukken. Wanneer de kwaliteit van leven werd gemeten was deze lager bij mensen die naast hun psychose ook last hadden van een slaapstoornis (78). Insomnie is dan ook een van de meest voorkomende klachten van een psychose en wordt gezien als een van de primaire oorzaken van de vermindering in de kwaliteit van leven van individuen met psychoses (94).
Op basis van onderzoek is ook gebleken dat slaapproblemen bij mensen met een psychose kunnen zorgen dat ze slechter sociaal functioneren, kleinere sociale netwerken hebben en dat hun sociale vaardigheden lager worden beoordeeld door anderen (95). Dit kan vervolgens leiden tot sociale afwijzing. Daarnaast bleken negatieve symptomen van psychose en paranoïde ideaties ook een verband te hebben met slaapproblemen bij mensen met psychose. Zowel paranoïde ideaties, slaapproblemen en negatieve symptomen leken er voor te zorgen dat anderen vaker sociale interacties vermijden met deze mensen (95). Paranoïde ideatie, negatieve symptomen en slaapproblemen onder mensen met psychose zijn daarnaast ook gerelateerd aan slechtere sociale vaardigheden en meer negatieve reacties van anderen (95).
Het circadiane ritme lijkt zowel bij insomnie als psychose een rol te spelen. In het volgende onderdeel gaan we verder inzoomen op het circadiane ritme en hoe verstoringen hierin mogelijk kunnen bijdragen aan insomnie en psychose.
Volgens het two-process model for sleep/wake control van Borbély (96) zijn er twee hoofdprocessen die een rol spelen in de regulatie van slaap: het slaapafhankelijke proces (proces S) en het circadiane ritme (proces C) (96).
Figuur 7.
Two-process model for sleep/wake control. Overgenomen van Gordijn & Lancel (104).
Het slaapafhankelijke proces is een homeostatisch proces [zie kenniskader] dat bepaalt hoe groot de druk is om te slapen, dit wordt ook wel de slaapbehoefte genoemd (97). De behoefte om te slapen wordt groter naarmate men langer wakker is. Dit komt doordat er overdag adenosine wordt vrijgelaten in het lichaam (98). Adenosine is een stof die, als die zich ophoopt in de hersenen, slaperigheid veroorzaakt (98). Tijdens de slaap, en voornamelijk de diepe slaap (99), wordt adenosine afgebroken (100). Hierdoor neemt de slaapbehoefte van proces S af (99). Men heeft hierdoor net na het slapen dus minder de behoefte om te gaan slapen (100). Het slaapafhankelijke proces is voornamelijk betrokken bij het in slaap vallen (100).
Een homeostatisch proces is een proces waarbij het lichaam zichzelf steeds aanpast zodat biologische waarden rond een vast punt blijven, ondanks dat de omgeving verandert. Voorbeelden van homeostatische processen zijn lichaamstemperatuur, vochtbalans en de bloedsuiker in het lichaam. Homeostatische processen zijn te vergelijken met de werking van een thermostaat. Als de temperatuur in een huis te koud wordt zorgt de thermostaat ervoor dat de verwarming aan gaat (101, 102).
Circadiane ritmes zijn biologische ritmes die ongeveer 24 uur duren en zich steeds herhalen (100, 103). Circadiaan komt van de Latijnse woorden circa wat ‘ongeveer’ betekent en diens wat ‘dag’ betekent (104). Circadiane ritmes zijn dus letterlijk ritmes van een dag. In het lichaam zijn meerdere circadiane ritmes aanwezig, die in de volksmond ook wel bekend staan als de biologische klok (105). Circadiane ritmes reguleren gedrag en fysiologische processen. Hierbij kan gedacht worden aan lichaamstemperatuur, bloeddruk of hormoonproductie (107). Het slaap/waak-systeem is ook een circadiaan ritme. Het circadiane slaap-waak ritme wordt aangestuurd vanuit de suprachiasmatische nucleus (SCN) [zie Figuur 8]; dit is een klein gebied in de hersenen (100, 105).
Figuur 8.
Plek van de suprachiasmatische nucleus (SCN). Overgenomen van Neuroscientifically Challenged (106).
Het circadiane ritme is binnen het slaap/waak-systeem voornamelijk betrokken bij het wakker worden (100). Pas wanneer beide processen samenvallen gaat iemand slapen of wordt iemand wakker. Dit is te zien in Figuur 7. Op het moment dat de afstand tussen proces S en C klein is, wordt iemand wakker. Wanneer de afstand tussen proces S en C groot is, gaat iemand slapen (99). Het circadiane slaapritme (proces C) is waarschijnlijk sterker dan het slaapafhankelijke proces (proces S). Dit betekent dat iemand soms, ondanks lang wakker te zijn, niet kan slapen doordat het circadiane ritme nog aangeeft dat het ‘dag’ is (108).
Niet iedereen wordt op dezelfde tijd moe of wakker. Dit komt doordat er verschillen zijn in hoe het circadiane ritme is afgesteld bij mensen (105). Sommige mensen zijn ochtendmensen, zij zijn vroeg wakker en gaan vroeg slapen. Anderen zijn juist avondmensen, zij gaan laat naar bed en staan laat op. Of iemand een ochtend- of avondmens is wordt ook wel het chronotype genoemd (109). Hoe het circadiane slaap-waakritme is afgesteld is onder andere genetisch bepaald (d.w.z. aangeboren) en hangt af van iemands leeftijd (105). Het circadiane slaap-waakritme is ook afhankelijk van andere factoren; dit worden Zeitgebers genoemd (110). Zeitgebers zijn sociale- en omgevingsinvloeden die ervoor zorgen dat de biologische klok/het circadiane ritme goed loopt (111). Voorbeelden van Zeitgebers zijn: lichaamstemperatuur, werk, activiteit, eetmomenten en zelfs sociale evenementen/gebeurtenissen als deze iedere dag rond dezelfde tijd voorkomen (111). De belangrijkste Zeitgeber is (dag)licht [zie ook 3.3.2] (112).
Hoewel het slaapafhankelijke proces en het circadiane slaapritme invloed hebben op wanneer we slapen, zijn ze niet zo krachtig dat we per se ‘s nachts moeten slapen of dit overdag niet zouden kunnen. Iemand kan bijvoorbeeld kiezen om later naar bed te gaan of een middagdutje te doen, ondanks dat dit volgens het circadiane ritme niet optimaal is. Dit kan vervolgens wel invloed hebben op de slaaplatentie (d.w.z. hoe snel iemand in slaap valt) en/of de kwaliteit van de slaap (99). Als iemand steeds op momenten gaat slapen wanneer dit niet optimaal is, juist niet gaat slapen wanneer dit volgens het circadiane ritme wel nodig was, of zijn/haar chronotype niet past bij de tijden dat iemand moet opstaan en gaat slapen (bijvoorbeeld door school- werktijden), kan dit voor verstoringen in het circadiane ritme zorgen (99). Verstoringen in het circadiane ritme kunnen leiden tot een vertraagd of vervroegd slaap waakritme, een niet-24-uurs slaap-waakritme of een onregelmatig slaap-waakritme (99). Daarnaast kunnen verstoringen in het circadiane ritme mogelijk vooraf gaan aan een psychose [zie 3.2.1] en/of samengaan met insomnie [zie 3.2.2].
Volwassenen met een psychotische stoornis hebben vaker een verstoord slaapafhankelijk systeem (proces S) en circadiane slaapritme (proces C) (113). Verstoringen in het slaapafhankelijke systeem, zoals bijvoorbeeld bij insomnie, bevorderen niet alleen de ernst van een psychose (114), maar kunnen ook bijdragen aan de ontwikkeling hiervan (115). Onderzoek heeft aangetoond dat verstoringen van het slaapafhankelijke systeem vooraf kunnen gaan aan een psychotische episode (116). Naast verstoringen in het slaapafhankelijke systeem, kunnen verstoringen in het circadiane slaapritme (proces C) waarschijnlijk ook bijdragen aan de ontwikkeling van een psychose (82). Bij jongeren met een verhoogde kans op het ontwikkelen van een psychose, werden vaker verstoringen in het circadiane slaapritme gevonden in vergelijking met jongeren die geen verhoogde kans hierop hadden (82). Het circadiane slaapritme is bij jongeren met een verhoogd risico op een psychose vaker onderbroken, onregelmatiger en past het ook minder goed bij de licht-donker cyclus (zoals die van dag en nacht) (82, 117). Wanneer deze jongeren overdag gemiddeld minder actief waren, lieten ze een jaar later ook vaker en ernstigere positieve symptomen zien dan de jongeren die actiever waren (82).
Hoewel er nog weinig bekend is over veranderingen in het circadiane slaapritme vóór aanvang van insomnie, is er wel wat bekend over veranderingen hierin tijdens het ervaren van insomnie. Veranderingen in het circadiane slaapritme zijn geassocieerd met verschillende vormen van insomnie (118). Zo hebben mensen die problemen hebben met het in slaap vallen vaker een verlaat circadiaan slaapritme (118). Dit is het geval bij ongeveer 10-20% van de mensen met insomnie (119). Mensen die juist te vroeg wakker worden hebben daarentegen een vervroegd circadian slaapritme (118). Bij sommige mensen die problemen ervaren met het doorslapen worden verstoringen in het circadiane ritme gevonden die te maken hebben met temperatuur (118).
Opvallend is dat de verschillende soorten insomnie vaak samenhangen met de leeftijd. Jongeren (rond de 15 jaar) hebben vaker het circadiane ritme wat past bij dat van een avondmens; ze gaan laat slapen en worden pas laat weer wakker (120). De insomnie klachten die dan ook vaak gehoord worden bij deze groep zijn problemen met het in slaap komen (121). Bij ouderen (60+ jaar) verschuift het circadiane slaapritme juist vaker richting dat van een ochtendmens (122). Insomnie klachten gaan bij ouderen dan ook voornamelijk over problemen met doorslapen en te vroeg wakker worden (121).
Onder mensen met psychose zijn er veel verschillende abnormaliteiten te zien in het circadiane ritme van het slaap/waak-systeem (123). Zowel vertragingen, versnellingen en non-24-uur patronen, als extreme hoeveelheid slaap en onregelmatige circadiane profielen worden gezien onder mensen met psychose. Dopamine speelt hier een grote rol bij (123) [zie ook 3.3.1].
Naast een verstoord circadiane slaapritme, lijkt ook de circadiane hormoonhuishouding anders te werken bij psychose. Zo worden er abnormale hormonale levels gezien van: het groeihormoon (GH), cortisol, noradrenaline, thyroïd stimulerend hormoon (TSH) en melatonine (123). Enkele van deze hormonen dragen op hun beurt weer bij aan de verstoring van het circadiane slaapritme.
Zoals eerder benoemd in 1.3.1 is stress een typische bron bij acute insomnie. Stress heeft een activerend effect op de HPA-as, wat op zijn beurt invloed kan hebben op insomnie en psychose (124). De HPA-as wordt verder toegelicht in 3.3.3.
Yates zijn model uit 2016 (123) [zie Figuur 9] suggereert dat er een vicieuze cirkel aanwezig is tussen slaapstoornissen (zoals insomnie) en psychose, die onder andere gereguleerd wordt door de neurotransmitter dopamine. Insomnie zou volgens dit model zorgen voor een verhoogde dopamine-activiteit in de hersenen. Deze verhoogde activiteit van dopamine zorgt dan voor een hogere susceptibiliteit (d.w.z. vatbaarheid) voor psychose. Psychoses zouden leiden tot een verhoogd niveau van algemene activiteit, wat zorgt voor abnormale circadiane ritmes. Dit zorgt uiteindelijk weer voor meer problemen met slaap, waardoor insomnie verergert of in stand wordt gehouden (123).
Figuur 9.
Model van Yates over de vicieuze cirkel tussen insomnie en psychose. Vertaald uit Yates (123).
Wat zijn neurotransmitters?
In het onderdeel wat hierna wordt besproken, zullen veel verschillende neurotransmitters worden aangehaald. Weet je niet wat neurotransmitters zijn of hoe ze werken? Bekijk dan het filmpje hiernaast.
Bron: Juf Danielle. Neurotransmitters. YouTube. 2017. https://www.youtube.com/watch?v=Q03B3SfpKE8 (125).
Verschillende biologische mechanismen zijn mogelijk betrokken bij circadiane ontregeling, insomnie en psychose. Deze worden hieronder verder toegespitst.
Dopamine is een neurotransmitter die belangrijk is voor veel verschillende functies en systemen van het lichaam. Het is voornamelijk belangrijk bij het werkgeheugen, emotie en het beloningssysteem (126). Dopamine speelt daarnaast ook een grote rol in het slaap/waak-systeem; het zorgt er mede voor dat je wakker wordt (127).
Ashton en Jagannath (128) vonden tijdens hun onderzoek in 2020 dat slaapstoornissen (zoals insomnie) geassocieerd zijn met hyperactiviteit van dopamine in de hersenen. Ook zou verstoorde slaap de vrijlating van en sensitiviteit voor dopamine verhogen (128).
Bij psychose lijkt dopamine hyperactiviteit ook een rol te spelen. Mensen die gevoelig zijn voor psychoses laten een hoger level van dopamine vrijlating zien tijdens de circadiane cyclus (123). De dopamine theorie van psychose gaat ervan uit dat dopamine hyperactiviteit op dopamine-2-receptoren de oorzaak is van verschillende positieve symptomen van psychose, zoals delusies, paranoia en hallucinaties (129). Daarnaast zijn mensen met psychose kwetsbaar voor circadiane verstoringen tijdens de piek van dopamine vrijlating – het moment wanneer we volgens onze biologische klok horen te slapen (123) .
Het blijkt dat slaapverstoringen en insomnie het risico op psychose kunnen verhogen door een verhoogde blootstelling aan dopamine (123). Doordat mensen die kwetsbaar zijn voor psychose (zoals mensen met schizofrenie) een hoger basisniveau van dopamine hebben, liggen zij dichter bij de psychose drempel (123). Als er naast het verhoogde dopamine-niveau ook sprake is van een slaaptekort (zoals bij insomnie), zorgt dit ervoor dat de drempel van psychose eerder bereikt wordt. Dit gebeurt dan voornamelijk op momenten waarop we volgens onze biologische klok eigenlijk horen te slapen (123). Zie voor een grafische weergave hiervan ook Figuur 10.
Dopamine hyperreactiviteit lijkt dus een overkoepelend mechanisme te zijn voor insomnie en psychose.
Figuur 10.
Dopamine niveau onder normale omstandigheden, bij schizofrenie en schizofrenie met slaaptekort. Vertaald uit Yates (123).
Melatonine is een hormoon en neurotransmitter die betrokken is bij verschillende lichamelijke functies, zoals temperatuurregeling, cardiovasculaire systemen, seksuele ontwikkeling en het immuunsysteem (130). Daarnaast is melatonine ook belangrijk voor het slaap/waak-systeem. Het hangt sterk samen met de hoeveelheid licht die er in de omgeving is en zorgt ervoor dat ons slaapgedrag zich hieraan aanpast. Wanneer het donker begint te worden, zorgt ons lichaam ervoor dat er meer melatonine wordt afgegeven, waardoor we slaperig worden en de behoefte krijgen om te gaan slapen (130). De afgifte van melatonine wordt daarnaast ook gestimuleerd door ons interne circadiane ritme, via de SCN (131).
Onder mensen met psychose is een abnormaal circadiaan melatonine ritme geobserveerd (123). Er blijkt bij deze mensen namelijk een verminderde afgifte van melatonine en een verminderd circadiaan ritme van melatonine te zijn (132, 133). Abnormaliteiten in de productie van melatonine zouden een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de verstoorde slaap/waak-cyclus (134) en slechte homeostatische slaapcontrole (123) bij mensen met psychose. Wulff et al. (135) laten in hun onderzoek zien dat er onder mensen met psychose een mogelijk probleem is met de synchronisatie tussen het interne ritme van melatonine en de externe dag-nacht cyclus. Dit kan implicaties hebben voor het samengaan van psychose met slaapstoornissen zoals insomnie.
Uit onderzoek blijkt dat een verminderde melatonineafgifte inderdaad geassocieerd is met slaapproblemen (136). Zo ontstaan er bij ouderen veel slaapstoornissen doordat de melatonineproductie vermindert en zien we bij mensen met insomnie ook een verlaagd melatonineniveau (136). Een verlaagd melatonine niveau zorgt namelijk voor verstoringen in het circadiane ritme, wat resulteert in slaapstoornissen zoals insomnie (137).
3.3.3.1 De HPA-as
Een andere mogelijk overkoepelend mechanisme betrokken bij insomnie en psychose is de HPA-as [zie Figuur 11].
De HPA-as bestaat uit de hypothalamus, hypofyse en bijnierschors (138). Het reguleert de afgifte van glucocorticoïd hormonen, zoals cortisol, en zorgt bij mensen voor de stressrespons. Wanneer de HPA-as geactiveerd wordt, komen er twee hormonen vrij: corticotropin releasing hormoon (CRH) en arginine-vasopressine (AVP). Deze hormonen zorgen voor de vrijlating van adrenocorticotroop hormoon (ACTH) vanuit de hypofyse, wat uiteindelijk zorgt voor de productie van cortisol in de bijnierschors. De HPA-as reguleert zichzelf door middel van een feedbackloop; cortisol heeft namelijk een negatief effect op de afgifte van CRH, AVP en ACTH.
Onder normale, niet stressvolle omstandigheden is de HPA-as circadiaan (24-uurs cyclus) en ultradiaan (<24-uurs cyclus) gereguleerd. De regulatie van het circadiane gedeelte wordt voor cortisol (en dus de HPA-as) gereguleerd door de SCN (140) .
Figuur 11.
De HPA-as. Aangepast en vertaald uit Spiga et al. (138) en Empowered Health Institute (139).
Cortisol is een glucocorticoïd hormoon, dat voornamelijk betrokken is bij de stressrespons. Glucocorticoïd hormonen worden gemaakt uit cholesterol. Daarnaast reguleert cortisol ons metabolisme door middel van onze slaappatronen en dagelijkse activiteiten. Verder heeft cortisol ook invloed op ons immuunsysteem (138).
3.3.3.2 Ontregeling van cortisol en de HPA-as
Er is in meerdere studies aangetoond dat er een HPA-as dysfunctie aanwezig is bij mensen met psychose (124). De HPA-as blijkt bij psychose hyperactief te zijn (141), wat zorgt voor verhoogde niveaus van cortisol (124). Verder lijkt het volume van de hippocampus verminderd en lijken er minder cortisol receptoren aanwezig te zijn bij mensen met psychose. Hierdoor zouden cortisol, CRH en ACTH afgifte ook verhoogd kunnen zijn (124). De hyperactiviteit van de HPA-as lijkt een familiale, en mogelijk zelfs genetische kwetsbaarheid te zijn (141).
Ook mensen met insomnie hebben hogere niveaus van cortisol in vergelijking met mensen zonder insomnie (140, 142). Daarnaast blijken ook CRH en ACTH verhoogd te zijn. Na onderzoek onder mensen met insomnie blijkt dat, net zoals bij mensen met psychose, de HPA-as hyperactief is (142). HPA-as hyperactiviteit heeft veel negatieve effecten; binnen insomnie heeft het een inhiberend effect op slaap en verhoogt het het aantal ontwakingen (140). Daarnaast kunnen slaapstoornissen de HPA-as disfunctie nog verder verergeren. Cortisol en de HPA-as lijken dus een vicieuze cirkel te hebben met insomnie en psychose.
Onder mensen met psychose wordt er voor de rol van noradrenaline een onderscheid gemaakt tussen mensen met positieve en negatieve symptomen (143). Positieve symptomen van psychose worden geassocieerd met overactiviteit van het noradrenalinesysteem. Negatieve symptomen van psychose worden daarentegen geassocieerd met een onderactiviteit van het noradrenalinesysteem (143). In de acute fase van psychose, waar vaak sprake is van positieve symptomen, is noradrenaline verhoogd. Deze acute fase gaat vaak samen met hevige insomnie (143).
Onderzoek naar de rol van noradrenaline bij insomnie is tot op heden nog inconsistent. De meest recente onderzoeken laten wel steeds vaker zien dat er een verhoogd gehalte van noradrenaline is onder mensen met insomnie. Echter is dit nog niet met zekerheid te zeggen (144). Maar gezien noradrenaline vooral betrokken is bij alertheid, aandacht en waakzaamheid (145) zou er verwacht kunnen worden dat het niveau van noradrenaline bij insomnie verhoogd is. Verhogen van waakzaamheid zou namelijk het in slaap vallen en in slaap blijven kunnen vermoeilijken.
Noradrenaline is een neurotransmitter die een grote rol speelt bij opwinding, aandacht, cognitie en de stressrespons (146).
Glutamaat is een van de belangrijkste stimulerende neurotransmitters van het centrale zenuwstelsel (147). Glutamaat is betrokken bij onder andere het immuunsysteem, geheugen, leren en pijn (148). Daarnaast is glutamaat ook betrokken bij waakzaamheid en wakker worden (149).
Recent onderzoek van Lin et al. (150) laat zien dat er bij mensen met insomnie verhoogde niveaus van glutamaat aanwezig zijn. Verhoogde niveaus van glutamaat zouden ook verhoogde opwinding tijdens bedtijd reflecteren (151), wat een gespeculeerde oorzaak is van insomnie (152).
Rondom psychose is veel nog onzeker over de rol die glutamaat speelt. Wel is er een theorie over glutamaat binnen psychose die de glutamaat hypothese wordt genoemd. De glutamaat hypothese gaat ervan uit dat symptomen van psychose worden veroorzaakt door een overmatige signalering van glutamaat, die op zijn beurt weer zorgt voor een overmatige vrijlating van dopamine (129, 153).
Het serotonerge systeem staat onder invloed van serotonine. Serotonine is een neurotransmitter die voornamelijk waakzaamheid en het wakker zijn stimuleert (154).
De specifieke rol van serotonine binnen psychose is nog onzeker. Wel impliceert recent onderzoek een overmatige activatie van bepaalde serotonine receptoren (5-HT2A receptoren) bij psychose. Activatie van deze receptoren zou namelijk leiden tot een overmatige vrijlating van glutamaat in de cortex. Dit wordt ook wel de serotonine hypothese genoemd (129, 153).
De serotonine receptoren spelen binnen het slaap/waak-systeem een belangrijke rol. Ze zorgen namelijk voor meer waakzaamheid en inhiberen de slaap (155). Het zou dus een goede mogelijkheid kunnen zijn dat er bij insomnie ook een verhoogde activiteit van deze serotonine receptor aanwezig is. Vooral gezien medicijnen die de serotonine receptoren tegenwerken (= antagonisten), de symptomen van insomnie en andere slaapstoornissen verminderen (156).
Er zijn verschillende therapieën die worden toegepast bij mensen met psychose die ook last hebben van insomnie. Deze therapieën zijn al gedeeltelijk besproken in deel 1 en 2, en worden hier nog verder uitgewerkt. Het volgende onderdeel is voornamelijk gericht op hoe deze bepaalde behandelingen ook het circadiane ritme mogelijk kunnen verbeteren.
Lichttherapie is een therapie waarbij men op specifieke tijden wordt blootgesteld aan fel licht (157). Aangezien blootstelling aan licht invloed heeft op het circadiane ritme, de melatonine afgifte remt, en indirect de alertheid beïnvloedt, is dit een belangrijke factor in het slaap/waak proces (157). De therapie was origineel ontwikkeld voor stoornissen in het circadiane ritme, maar is ook effectief voor slaapstoornissen zoals insomnie (157). Lichttherapie is bovendien een relatief eenvoudige en goedkope vorm van therapie. In tegenstelling tot medicatie, is er bij deze therapie geen sprake van blijvende effecten, zoals slaperigheid of motorische problemen overdag, of tolerantie (158). Lichttherapie is bewezen goed te helpen bij het verbeteren van slaap en het slaap-waakritme (en dus circadiane ritme) (159). De lengte van slaap wordt hierbij verlengd, waardoor insomnie klachten verminderen. Of lichttherapie symptomen van psychose ook vermindert, moet nog worden onderzocht. Maar gezien het circadiane ritme door lichttherapie wel wordt verbeterd, is een verbetering in symptomen van psychose een mogelijke bijkomstigheid [zie 3.2.1].
Er zijn enkele bijwerkingen bekend van lichttherapie, zoals: hoofdpijn, vermoeide oogspieren, hyperactiviteit van het autonome zenuwstelsel en het opwekken van hypomanie (160). Het autonome zenuwstelsel is het deel van het zenuwstelsel wat onvrijwillige processen aanstuurt. Denk hierbij aan processen zoals de hartslag, ademhaling en vertering (161).
Bij stimulus controle ligt de focus op het koppelen van de juiste associaties tussen stimulus en respons. Het wordt vaak gebruikt binnen de CGT-I, waarbij de associatie tussen wakker zijn en de slaapkamer wordt verzwakt, en de associatie tussen slapen en de slaapkamer wordt versterkt (162). Hierbij wordt de nadruk gelegd op dat alle activiteiten behalve slapen en geslachtsgemeenschap zoveel mogelijk buiten de slaapkamer moeten plaatsvinden. Deze verandering in gedrag kunnen worden gezien als Zeitgebers (111), waardoor het circadiane ritme kan worden bijgesteld zoals benoemd in 3.1.2.
Bij slaaprestrictie ligt de focus op het vergroten van proces S door de tijd die iemand in bed besteed te limiteren tot de totale slaaptijd die iemand heeft. Het is hierbij belangrijk dat patiënten alleen de totale lengte van hun gemiddelde slaaptijd in bed liggen (niet minder dan 5 uur). Daarnaast is het ook belangrijk dat er een vaste tijd is voor het opstaan en dat de bedtijd wordt uitgesteld. Vervolgens wordt de tijd in bed geleidelijk met 15 minuten verlengd, wanneer de slaapkwaliteit hoog is (>90%). Wanneer de slaapkwaliteit te laag is (<85%) wordt deze met 15 minuten verkort. Als de slaapkwaliteit zich hier tussenin bevindt verandert de tijd in bed niet (162). Het idee hierbij is dat door de verminderde tijd om te slapen het proces S wordt vergroot, wat resulteert in betere slaapkwaliteit (162).
Bij insomnie en psychose heeft men vaak last van negatieve gedachten en gevoelens over de symptomen en gevolgen (65, 163). Deze gedachten gaan vaak samen met sterke emoties die kunnen leiden tot slaapgebrek (163). Cognitieve therapie daagt deze gedachten uit en vervangt deze met gedachten die slaap bevorderend zijn [zie als voorbeeld Figuur 12]. Het doel van de therapie is het verminderen van het zorgen maken over de symptomen, waardoor lichamelijke spanning/stress wordt verminderd en het lichaam als gevolg daarvan beter voorbereid is op slaap (162). Zoals besproken in 3.3.3, werkt de HPA-as onder stressvolle omstandigheden (zoals bij piekeren) niet meer volgens het circadiane ritme, waardoor het cortisolniveau verhoogd is. Door het verminderen van lichamelijke spanning/stress door middel van cognitieve therapie, zou het circadiane ritme zichzelf mogelijk kunnen herstellen.
Relaxatie training is een techniek die ook regelmatig wordt ingezet binnen CGT-I. Bij deze training worden meerdere verschillende technieken ingezet om in het lichaam een ontspannen staat op te wekken (41). Hierbij worden de spieren ontspannen, wordt de ademhaling langzamer en dieper en wordt de bloedtoevoer naar de armen en benen vergroot (39). Door ontspanning vermindert stress, wat suggereert dat ook hierbij het circadiane ritme mogelijk de kans krijgt om zich te herstellen, zoals hierboven besproken.
Relaxatie technieken hebben regelmatige herhaling nodig, waardoor deze zowel voor het slapen gaan, alsook overdag uitgevoerd moeten worden (39).
Figuur 12.
Het omzetten van insomnie gedachten naar slaap bevorderende gedachten. Vertaald uit Traupman & Dixon (39).
Slaaphygiëne verbetering is een veel gebruikte interventie (39). Componenten van slaaphygiëne kunnen werken als Zeitgebers, zoals het opzoeken van daglicht, vaste routines bij waken en een vaste routine voor het slapen gaan [zie 1.6 voor componenten van slaaphygiëne]. Hierdoor kan het circadiane ritme op een gunstige manier worden beïnvloed.
Medicatie lijkt ook effectief in het verbeteren van het circadiane ritme. Bij problemen met in slaap komen wordt melatonine al breed toegepast (164). Daarnaast helpen antipsychotica ook specifiek bij mensen met psychose bij het verminderen van slaapproblemen (165).
3.4.7.1 Melatonine
Melatonine zou kunnen worden ingezet bij het verbeteren van het circadiane ritme. Hoewel melatoninegebruik over het algemeen niet aangeraden wordt vanuit de richtlijnen (52), zou het een mogelijke oplossing kunnen bieden bij diegene met slaapproblemen en psychose. Zoals uit onderdeel 3.3.2 blijkt, zorgt verlaagde melatonine voor verstoringen in het circadiane ritme bij zowel insomnie als psychose (132, 133, 137). Door melatonine toe te dienen bij deze populatie, zou het circadiane ritme mogelijk kunnen worden verbeterd, gezien melatonine chronobiotische effecten heeft (164). Chronobiotische effecten zorgen er namelijk voor dat het circadiane ritme zich aanpast. Zeker wanneer melatonine wordt toegediend in combinatie met CGT-I heeft dit positieve effecten (164).
3.4.7.2 Antipsychotica
Hoewel de atypische antipsychotica een positieve invloed hebben op slaap bij mensen met psychose, is het nog niet zeker of atypische antipsychotica echt in staat zijn om het circadiane ritme te beïnvloeden. Wel lijkt het dat deze medicatie een vermindering oplevert van de hormonen betrokken bij het circadiane ritme. Dit geldt voor zowel cortisol, als voor melatonine. Bovendien leiden typische antipsychotica vaker tot een verstoring van het circadiane ritme, waar atypische antipsychotica het lijken te stabiliseren (165).
Insomnie is een aandoening die opzichzelfstaand, en ook in combinatie met andere fysieke en/of psychische klachten, vaak voorkomt. Men heeft bij insomnie problemen om in slaap te komen of door te slapen, wat resulteert in een lagere slaapkwaliteit en andere beperkende gevolgen voor het dagelijks functioneren. De klachten blijven veelal langere tijd aanwezig. Er zijn korte- en lange termijn effecten als resultaat van slaapproblemen te onderscheiden die de gezondheid en het functioneren kunnen aantasten. Medicatie zoals benzodiazepine en melatonine kunnen worden gebruikt om insomnie te verbeteren, maar de voorkeur ligt bij niet-medicamenteuze behandelingen zoals CGT-I. Tussen insomnie en de psychiatrische klachten bestaan effecten die beide richtingen op werken, zo ook met de psychische aandoening psychose.
Psychose is een aandoening waarbij iemand de grip op de realiteit kwijt raakt. Symptomen die veel voorkomen bij psychose zijn onder andere hallucinaties, wanen, cognitieve problemen en affectieve/emotionele problemen. Psychose ontstaat door veel verschillende factoren, waaronder genetische, psychologische en omgevingsfactoren. Medicatie, zoals antipsychotica en SSRI's, en therapeutische behandelingen, zoals CGT, worden veelal gebruikt ter behandeling van psychose.
Uit onderzoek blijkt dat insomnie en psychose vaak samen met elkaar voorkomen. Daarnaast lijken de beide stoornissen elkaar ook te versterken of in stand te houden. De medicatie voor insomnie en psychose zouden geen tegenstrijdige effecten hebben met elkaar. Het lijkt er zelfs op dat medicatie voor de ene stoornis, de symptomen van de andere stoornis ook zou kunnen verhelpen.
Het circadiane ritme lijkt een een centrale rol te spelen binnen zowel insomnie als psychose. Het circadiane ritme is een biologisch systeem wat onder andere het slaap/waak-systeem reguleert. Het lijkt zowel het ontstaan als het in stand houden van insomnie en psychose te beïnvloeden. Mogelijk overkoepelende mechanismen die betrokken zijn bij de circadiane ontregeling van insomnie en psychose zijn: dopamine-activiteit, melatonineproductie, cortisol en de HPA-as, noradrenaline, glutamaat en serotonine. Therapieën zoals CGT-I en lichttherapie, al dan niet in combinatie met melatoninetoediening of antipsychotica, lijken het ontregelde circadiane ritme en symptomen van zowel insomnie als psychose te kunnen verbeteren.
Toekomstig onderzoek moet zich meer gaan richten op de combinatie tussen psychose en insomnie en mogelijke mechanismen die hierbij betrokken zijn, zoals de ontregeling van het circadiane ritme. Medicamenteuze en therapeutische behandelingen die psychose en insomnie verbeteren moeten daarnaast verder worden uitgezocht, gezien de twee aandoeningen vaak met elkaar samenkomen, wat kan zorgen voor grote fysieke en mentale stress bij patiënten.
1. Roth T. Insomnia: Definition, prevalence, etiology, and consequences. Journal of Clinical Sleep Medicine : JCSM : official publication of the American Academy of Sleep Medicine [Internet]. 15 augustus 2007;3(5 Suppl):S7. Beschikbaar op: https://pmc.ncbi.nlm.nih.gov/articles/PMC1978319/
2. Slaapproblemen [Internet]. Nhg.org. 2014. Beschikbaar op: https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/slaapproblemen
3. Verheul. Insomnie - Nederlands Slaap Instituut [Internet]. Nederlands Slaap Instituut. 2022 [geraadpleegd op 13 april 2025]. Beschikbaar op: https://www.nederlandsslaapinstituut.nl/insomnie/
4. Jansson-Fröjmark M, Linton SJ. The Course of Insomnia over One Year: a Longitudinal Study in the General Population in Sweden. Sleep. Juni 2008;31(6):881–6.
5. Morphy H, Dunn KM, Lewis M, Boardman HF, Croft PR. Epidemiology of insomnia: a longitudinal study in a UK population. Sleep. 2007;30(3):274-280.
6. Hoe slaapt Nederland? [Internet]. Hersenstichting. Beschikbaar op: https://www.hersenstichting.nl/slaap-cijfers/
7. Slapen | Totale bevolking | Volksgezondheid en Zorg [Internet]. www.vzinfo.nl. Beschikbaar op: https://www.vzinfo.nl/slapen/totale-bevolking
8. Morin CM, Jarrin DC. Epidemiology of Insomnia. Sleep Medicine Clinics. April 2022;17(2). https://doi.org/10.1016/j.jsmc.2022.03.003
9. Zeng LN, Zong QQ, Yang Y, Zhang L, Xiang YF, Ng CH, et al. Gender difference in the prevalence of insomnia: A meta-analysis of observational studies. Frontiers in Psychiatry. 20 november 2020;11. https://doi.org/10.1016/j.jsmc.2022.03.003
10. Palagini L, Hertenstein E, Riemann D, Nissen C. Sleep, insomnia and mental health. Journal of Sleep Research [Internet]. 2022 May 4;31(4). Beschikbaar op: https://onlinelibrary.wiley.com/doi/abs/10.1111/jsr.13628
11. Kalmbach DA, Anderson JR, Drake CL. The impact of stress on sleep: Pathogenic sleep reactivity as a vulnerability to insomnia and circadian disorders. Journal of sleep research [Internet]. 2018;27(6):e12710. Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC7045300/
12. Slapeloosheid Insomnia [Internet]. [geraadpleegd op 10 april 2025]. Beschikbaar op: https://www.asz.nl/folders/insomnia_826/slapeloosheid-insomnia-.pdf
13. Insomnia [Internet]. Beschikbaar op: https://aasm.org/resources/factsheets/insomnia.pdf
14. Alanazi EM, Alanazi AMM, Albuhairy AH, Alanazi AAA. Sleep hygiene practices and its impact on mental health and functional performance among adults in tabuk city: A cross-sectional study. Cureus. 16 maart 2023;15(3):1–12. https://doi.org/10.7759/cureus.36221
15. What Is Idiopathic Hypersomnia? [Internet]. Hypersomnia Foundation. Beschikbaar op: https://www.hypersomniafoundation.org/
16. Circadian Rhythm Disorders - Types | NHLBI, NIH [Internet]. www.nhlbi.nih.gov. 2022. Beschikbaar op: https://www.nhlbi.nih.gov/health/circadian-rhythm-disorders/types
17. Marike Lancel, Maaike van Veen, Kamphuis J. Slaapstoornissen in de psychiatrie. Springer Nature; 2020. p.114.
18. Patel AK, Araujo JF. Physiology, sleep stages [Internet]. National Library of Medicine. StatPearls Publishing; 2024. Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK526132/
19. Guion K, Avis KT. Sleep Architecture. Encyclopedia of Child Behavior and Development. 2011;1372–4.
20. Zoubek L, Charbonnier S, Lesecq S, Buguet A, Chapotot F. Feature selection for sleep/wake stages classification using data driven methods. Biomedical Signal Processing and Control. Juli 2007;2(3):171–9. https://doi.org/10.1016/j.bspc.2007.05.005
21. Kales, A. Sleep and dreams: Recent research on clinical aspects. Annals of Internal Medicine. 1 mei 1968. 68, 1078–1104. https://doi.org/10.7326/0003-4819-68-5-1078
22. Watson NF, Badr MS. Recommended Amount of Sleep for a Healthy Adult: A Joint Consensus Statement of the American Academy of Sleep Medicine and Sleep Research Society. Sleep. 1 juni 2015;38(6):843–4. https://doi.org/10.5665/sleep.4716
23. National Institute of Neurological Disorders and Stroke. Brain basics: Understanding sleep [Internet]. National Institute of Neurological Disorders and Stroke. National Institute of Neurological Disorders and Stroke; 2024. Beschikbaar op: https://www.ninds.nih.gov/health-information/public-education/brain-basics/brain-basics-understanding-sleep
24. Okechukwu CE. The neurophysiologic basis of the human sleep–wake cycle and the physiopathology of the circadian clock: a narrative review. The Egyptian Journal of Neurology, Psychiatry and Neurosurgery. 18 maart 2022;58(1). http://dx.doi.org/10.1186/s41983-022-00468-8
25. Fisk AS, Tam SKE, Brown LA, Vyazovskiy VV, Bannerman DM, Peirson SN. Light and Cognition: Roles for Circadian Rhythms, Sleep, and Arousal. Frontiers in Neurology. 9 februari 2018;9(56). https://doi.org/10.3389/fneur.2018.00056
26. Ramar K, Malhotra RK, Carden KA, Martin JL, Abbasi-Feinberg F, Aurora RN, et al. Sleep is essential to health: An american academy of sleep medicine position statement. Journal of Clinical Sleep Medicine [Internet]. 1 oktober 2021;17(10):2115–9. Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC8494094/
27. Sleep Deprivation: What It Is, Symptoms, Treatment & Stages [Internet]. Cleveland Clinic. 2022. Beschikbaar op: https://my.clevelandclinic.org/health/diseases/23970-sleep-deprivation
28. Poudel GR, Innes CRH, Bones PJ, Watts R, Jones RD. Losing the struggle to stay awake: divergent thalamic and cortical activity during microsleeps. Human Brain Mapping [Internet]. 1 januari 2014 [geraadpleegd op 1 mei 2025];35(1):257–69. Beschikbaar op: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/23008180/
29. Newbury CR, Crowley R, Rastle K, Tamminen J. Sleep deprivation and memory: Meta-analytic reviews of studies on sleep deprivation before and after learning. Psychological Bulletin. November 2021;147(11):1215–40. https://doi.org/10.1037/bul0000348
30. Vandekerckhove M, Wang Y. Emotion, emotion regulation and sleep: An intimate relationship. AIMS Neuroscience. 1 december 2017;5(1):1–17. https://doi.org/10.3934/Neuroscience.2018.1.1
31. Kahn-Greene ET, Killgore DB, Kamimori GH, Balkin TJ, Killgore WDS. The effects of sleep deprivation on symptoms of psychopathology in healthy adults. Sleep Medicine. April 2007;8(3):215–21. https://doi.org/10.1016/j.sleep.2006.08.007
32. World Health Organization. Cardiovascular diseases [Internet]. World Health Organisation. 2025. Beschikbaar op: https://www.who.int/health-topics/cardiovascular-diseases#tab=tab_1
33. Depner CM, Stothard ER, Wright KP. Metabolic Consequences of Sleep and Circadian Disorders. Current Diabetes Reports. 10 mei 2014;14(7). https://doi.org/10.1007/s11892-014-0507-z
34. Liew SC, Aung T. Sleep deprivation and its association with diseases- a review. Sleep Medicine. Augustus 2020;77. https://doi.org/10.1016/j.sleep.2020.07.048
35. Shokri-Kojori E, Wang GJ, Wiers CE, Demiral SB, Guo M, Kim SW, et al. β-Amyloid accumulation in the human brain after one night of sleep deprivation. Proceedings of the National Academy of Sciences. 9 april 2018;115(17):4483–8. https://doi.org/10.1073/pnas.1721694115
36. Ik wil beter slapen: slaapadviezen | Thuisarts.nl [Internet]. Thuisarts.nl. 2024 [geraadpleegd op 10 april 2025]. Beschikbaar op: https://www.thuisarts.nl/slecht-slapen/ik-wil-beter-slapen-slaapadviezen
37. Carla De Pasquale, Mary El Kazzi, Sutherland K, Shriane AE, Vincent GE, Cistulli PA, et al. Sleep hygiene – What do we mean? A bibliographic review. Sleep medicine reviews. 1 april 2024;75:101930–0. https://doi.org/10.1016/j.smrv.2024.101930
38. Ik blijf slecht slapen en kies een behandeling | Thuisarts.nl [Internet]. Thuisarts.nl. 2024 [geraadpleegd op 10 april 2025]. Beschikbaar op: https://www.thuisarts.nl/slecht-slapen/ik-blijf-slecht-slapen-en-kies-behandeling
39. Traupman EK, Dixon MA. Cognitive-behavioral therapy for insomnia for primary care: Review of components and application for residents in primary care. The International Journal Of Psychiatry in Medicine. 4 juli 2022;57(5):423–33. https://doi.org/10.1177/00912174221112466
40. Lichttherapie | depressie - PsyQ - pgweb.nl [Internet]. PsyQ. 2025 [geraadpleegd op 2 mei]. Beschikbaar op: https://www.psyq.nl/depressie/behandelingen/lichttherapie
41. Rauwerda N, Verbeek I. Cognitieve gedragstgerapie voor insomnie (CGT-i). [Internet] Tijdschrift voor Gedragstherapie. 18 Juni 2024. [geraadpleegd op 13 april 2025]. Beschikbaar op: https://www.tijdschriftgedragstherapie.nl/inhoud/tijdschrift_artikel/TG-2023-2-4/Cognitieve-gedragstherapie-voor-insomnie-CGT-i
42. Cheung JMY, Jarrin DC, Ballot O, Bharwani AA, Morin CM. A systematic review of cognitive behavioral therapy for insomnia implemented in primary care and community settings. Sleep Medicine Reviews . 23 november 2018;44:23–36. https://doi.org/10.1016/j.smrv.2018.11.001
43. Farmacotherapeutisch Kompas [Internet]. Farmacotherapeutischkompas.nl. 2011. Beschikbaar op: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/benzodiazepine_agonisten
44. Allen MJ, Sabir S, Sharma S. GABA receptor [Internet]. PubMed. Treasure Island (FL): StatPearls Publishing; 2023. Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK526124/
45. Erasmus MC Onderwijs. Geneesmiddel van de week - Benzodiazepines [Internet]. YouTube. 2017 [geraadpleegd op 23 april 2025]. Beschikbaar op: https://www.youtube.com/watch?v=TIH_D_vAOi4
46. Griffin CE, Kaye AM, Bueno FR, Kaye AD. Benzodiazepine Pharmacology and Central Nervous System–Mediated Effects. The Ochsner Journal. 2013;13(2):214. https://pmc.ncbi.nlm.nih.gov/articles/PMC3684331/
47. GGZ Standaarden [Internet]. www.ggzstandaarden.nl. Beschikbaar op: https://www.ggzstandaarden.nl/richtlijnen/stoornissen-in-het-gebruik-van-cannabis-cocaine-amfetamine-ecstasy-ghb-en-benzodiazepines/benzodiazepines/algemene-inleiding/algemene-inleiding
48. Apotheek.nl [Internet]. Apotheek.nl. 2021. Beschikbaar op: https://www.apotheek.nl/klachten-ziektes/slapeloosheid#welke-medicijnen-worden-gebruikt-bij-slapeloosheid
49. Savage RA, Basnet S, Miller JMM. Melatonin [Internet]. Nih.gov. StatPearls Publishing; 2020. Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK534823/
50. Cardinali DP, Pévet P. Basic aspects of melatonin action. Sleep Medicine Reviews. Augustus 1998;2(3):175–90. https://doi.org/10.1016/s1087-0792(98)90020-x
51. Slaapmedicatie - Richtlijn - Richtlijnendatabase [Internet]. Richtlijnendatabase.nl. 2024 [geraadpleegd op 20 maart 2025]. Beschikbaar op: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/sedatie_en_analgesie_op_de_ic_padis/startpagina_-_padis/slaapmedicatie_bij_rl_padis.html
52. Nederland Z. slapeloosheid [Internet]. www.farmacotherapeutischkompas.nl. Beschikbaar op: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/slapeloosheid
53. Koopman-Verhoeff ME, van den Dries MA, van Seters JJ, Luijk MPCM, Tiemeier H, Luik AI. Association of Sleep Problems and Melatonin Use in School-aged Children. JAMA Pediatrics. 1 septemer 2019;173(9):883. https://doi.org/10.1001/jamapediatrics.2019.2084
54. Koob GF, Colrain IM. Alcohol use disorder and sleep disturbances: a feed-forward allostatic framework. Neuropsychopharmacology. 24 juni 2019;45(1). https://doi.org/10.1038/s41386-019-0446-0
55. Slaapproblemen [Internet]. Nhg.org. 2024. Beschikaar op: https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/slaapproblemen#volledige-tekst-medicamenteuze-behandeling
56. GGZ Standaarden [Internet]. Ggzstandaarden.nl. 2019. Beschikbaar op: https://www.ggzstandaarden.nl/richtlijnen/stoornissen-in-het-gebruik-van-cannabis-cocaine-amfetamine-ecstasy-ghb-en-benzodiazepines/benzodiazepines
57. Umcu. Wat is een psychose? [Internet]. UMC Utrecht. Beschikbaar op: https://www.umcutrecht.nl/nl/ziekte/psychose
58. Tandon R, Nasrallah HA, Keshavan MS. Schizophrenia, “just the facts” 4. Clinical features and conceptualization. Schizophrenia Research. 30 maart 2009; 110(1–3):1–23. https://doi.org/10.1016/j.schres.2009.03.005
59. PsychoseNet.be. Hallucinaties en psychose - [Internet]. PsychoseNet.be. 2018. Beschikbaar op: https://www.psychosenet.be/psychose/symptomen/hallucinaties/
60.Stip E, Letourneau G. Psychotic Symptoms as a Continuum between Normality and Pathology. The Canadian Journal Of Psychiatry. 1 maart 2009; 54(3):140–51. https://doi.org/10.1177/070674370905400302
61. Linszen MMJ, De Boer JN, Schutte MJL, Begemann MJH, De Vries J, Koops S, e.a. Occurrence and phenomenology of hallucinations in the general population: A large online survey. Schizophrenia. 23 april 2022; 8(1). https://doi.org/10.1038/s41537-022-00229-9
62. Sellers R, Wells A, Morrison AP. Are experiences of psychosis associated with unhelpful metacognitive coping strategies? A systematic review of the evidence. Clinical Psychology & Psychotherapy. 23 augustus 2017; 25(1):31–49. https://doi.org/10.1002/cpp.2132
63. Larøi F, Luhrmann TM, Bell V, Christian WA, Deshpande S, Fernyhough C, e.a. Culture and Hallucinations: Overview and Future Directions. Schizophrenia Bulletin.13 juni 2014; 40(Suppl_4):S213–20. https://doi.org/10.1093/schbul/sbu012
64. Van Os J. Wanen en achterdocht [Internet]. PsychoseNet. 2024. Beschikbaar op: https://www.psychosenet.nl/psychose/last-van-psychose/wanen/
65. GGZ standaarden [Internet]. Beschikbaar op: https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/psychose/behandeling-en-begeleiding/medicamenteuze-behandeling
66. GGZ standaarden [Internet]. Beschikbaar op: https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/bipolaire-stoornissen/over-bipolaire-stoornissen/wat-is-een-bipolaire-stoornis/kenmerken
67. Schizophrenia Spectrum and Other Psychotic Disorders. In: American Psychiatric Association Publishing eBooks [Internet]. 2022. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1176/appi.books.9780890425787.x02_schizophrenia_spectrum
68. Chakrabarti S, Singh N. Psychotic symptoms in bipolar disorder and their impact on the illness: A systematic review. World Journal Of Psychiatry. 19 september 2022; 12(9):1204–32. http://dx.doi.org/10.5498/wjp.v12.i9.1204
69. Loewy RL, Corey S, Amirfathi F, Dabit S, Fulford D, Pearson R, e.a. Childhood trauma and clinical high risk for psychosis. Schizophrenia Research. 18 mei 2018;205:10–4. https://doi.org/10.1016/j.schres.2018.05.003
70. Giannopoulou I, Georgiades S, Stefanou MI, Spandidos D, Rizos E. Links between trauma and psychosis (Review). Experimental And Therapeutic Medicine. 28 juni 2023;26(2). https://doi.org/10.3892/etm.2023.12085
71. Kessler RC, Amminger GP, Aguilar-Gaxiola S, Alonso J, Lee S, Üstün TB. Age of onset of mental disorders: a review of recent literature. Current Opinion in Psychiatry. 4 juni 2007;20(4):359–64. https://doi.org/10.1097/yco.0b013e32816ebc8c
72 Kapur S, Mamo D. Half a century of antipsychotics and still a central role for dopamine D2 receptors. Progress in Neuro-Psychopharmacology And Biological Psychiatry. 1 oktober 2003; 27(7):1081–90. https://doi.org/10.1016/j.pnpbp.2003.09.004
73. Bhatia A, Lenchner JR, Saadabadi A. Biochemistry, dopamine receptors [Internet]. StatPearls - NCBI Bookshelf. 2023. Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK538242/
74. Hyperprolactinemie [Internet]. UZ Leuven. Beschikbaar op: https://www.uzleuven.be/nl/hyperprolactinemie
75. Zorginstituut Nederland. antipsychotica, atypische [Internet].2019 [Geraadpleegd op 14 april 2025] Beschikbaar op:
ht.tps://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/antipsychotica__atypische
76. Waite F, Sheaves B. Better Sleep: Evidence-Based Interventions. In: Elsevier eBooks [Internet]. 2019. [Geraadpleegd op 14 april 2025] p. 465–92. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/b978-0-12-815012-2.00020-1
77. Wärdig RE, Foldemo A, Hultsjö S, Lindström T, Bachrach-Lindström M. An Intervention with Physical Activity and Lifestyle Counseling Improves Health-Related Quality of Life and Shows Small Improvements in Metabolic Risks in Persons with Psychosis. Issues in Mental Health Nursing. 2 januari 2016;37(1):43–52. https://doi.org/10.3109/01612840.2015.1092187
78. Reeve S, Sheaves B, Freeman D. Sleep Disorders in Early Psychosis: Incidence, Severity, and Association With Clinical Symptoms. Schizophrenia Bulletin. 24 augustus 2018;45(2):287–95. https://doi.org/10.1093/schbul/sby129
79. Davies G, Haddock G, Yung AR, Mulligan LD, Kyle SD. A systematic review of the nature and correlates of sleep disturbance in early psychosis. Sleep Medicine Reviews. 15 januari 2016;31:25–38. https://doi.org/10.1016/j.smrv.2016.01.001
80. Sheaves B, Bebbington PE, Goodwin GM, Harrison PJ, Espie CA, Foster RG, et al. Insomnia and hallucinations in the general population: Findings from the 2000 and 2007 British Psychiatric Morbidity Surveys. Psychiatry Research 2016;241:141–6. http://dx.doi.org/10.1016/j.psychres.2016.03.055
81. Camilo J. Exploring the Interplay Between Psychosis and Sleep Disruption: Insights into Course, Insomnia, Nightmares, and Treatment. European Psychiatry. 1 april 2024;67(S1):S771. https://doi.org/10.1192/j.eurpsy.2024.1605
82. Lunsford-Avery JR, Da Silva Brandão Gonçalves B, Brietzke E, Bressan RA, Gadelha A, Auerbach RP, e.a. Adolescents at clinical-high risk for psychosis: Circadian rhythm disturbances predict worsened prognosis at 1-year follow-up. Schizophrenia Research. 4 februari 2017;189:37–42. https://doi.org/10.1016/j.schres.2017.01.051
83 Ayers N, McCall WV, Miller BJ. Sleep Problems, Suicidal Ideation, and Psychopathology in First-Episode Psychosis. Schizophrenia Bulletin. 22 april 2023;50(2):286–94. https://doi.org/10.1093/schbul/sbad045
84. Göder R, Bares S, Vogel C, Böttcher H, Drews HJ, Lechinger J, e.a. Psychotic-like experiences in patients with insomnia or sleep apnea: associations with sleep parameters. Sleep Medicine. 30 april 2020;77:367–73. https://doi.org/10.1016/j.sleep.2020.04.015
85. Cohen S, Goldsmith DR, Ning CS, Addington J, Bearden CE, Cadenhead KS, e.a. Sleep Disturbance, Suicidal Ideation and Psychosis-Risk Symptoms in Individuals at Clinical High Risk for Psychosis. Psychiatry Research. 22 augustus 2024;341:116147. https://doi.org/10.1016/j.psychres.2024.116147
86. Reeve S, Emsley R, Sheaves B, Freeman D. Disrupting Sleep: The Effects of Sleep Loss on Psychotic Experiences Tested in an Experimental Study With Mediation Analysis. Schizophrenia Bulletin. 13 juli 2017; https://doi.org/10.1093/schbul/sbx103
87. Monti JM, Torterolo P, Perumal SRP. The effects of second generation antipsychotic drugs on sleep variables in healthy subjects and patients with schizophrenia. Sleep Medicine Reviews 15 mei 2016;33:51–7. https://doi.org/10.1016/j.smrv.2016.05.002
88. Miller BJ, McEvoy JP, McCall WV. Meta-analysis of clozapine and insomnia in schizophrenia. Schizophrenia Research. 18 januari 2023;252:208–15. https://doi.org/10.1016/j.schres.2023.01.018
89. Włodarczyk A, Szarmach J, Cubała WJ, Wiglusz MS. Benzodiazepines in combination with antipsychotic drugs for schizophrenia: GABA-ergic targeted therapy. Psychiatria Danubina. september 2017;29(Suppl 3):345–8. PMID: 28953788
90. Hartstichting. Bloeddruk [Internet]. 2025. Beschikbaar op: https://www.hartstichting.nl/oorzaken/bloeddruk
91. Modabbernia A, Heidari P, Soleimani R, Sobhani A, Roshan ZA, Taslimi S, e.a. Melatonin for prevention of metabolic side-effects of olanzapine in patients with first-episode schizophrenia: Randomized double-blind placebo-controlled study. Journal Of Psychiatric Research. 25 februari 2014;53:133–40. https://doi.org/10.1016/j.jpsychires.2014.02.013
92. Miller BJ, Parker CB, Rapaport MH, Buckley PF, McCall WV. Insomnia and suicidal ideation in nonaffective psychosis. SLEEP [Internet]. 8 november 2018;42(2). Beschikbaar op: https://doi.org/10.1093/sleep/zsy215
93. Andriopoulos I, Ellul J, Skokou M, Beratis S. Suicidality in the “prodromal” phase of schizophrenia. Comprehensive Psychiatry. 24 december 2010;52(5):479–85. https://doi.org/10.1016/j.comppsych.2010.10.011
94. Zanini M, Castro J, Coelho FM, Bittencourt L, Bressan RA, Tufik S, e.a. Do sleep abnormalities and misaligned sleep/circadian rhythm patterns represent early clinical characteristics for developing psychosis in high risk populations? Neuroscience & Biobehavioral Reviews. 3 oktober 2013;37(10):2631–7. https://doi.org/10.1016/j.neubiorev.2013.08.012
95. Savage CLG, Orth RD, Bennett ME, Blanchard JJ. Interpersonal Consequences of Paranoid Ideation, Negative Symptoms and Sleep Problems in a Transdiagnostic Sample of Individuals with Psychosis. Journal Of Psychiatric Research.11 juli 2024;177:194–202. https://doi.org/10.1016/j.jpsychires.2024.07.010
96. Borbély AA. A two process model of sleep regulation. Human Neurobiology. 1982; 1(3): 195–204.
97. Borbély AA, Daan S, Wirz‐Justice A, Deboer T. The two‐process model of sleep regulation: A reappraisal. Journal of Sleep Research.14 januarie 2016; 25(2); 131–143. https://doi.org/10.1111/jsr.12371
98. Greene RW, Bjorness TE, Suzuki A. The adenosine-mediated, neuronal-glial, homeostatic sleep response. Current Opinion in Neurobiology. Juni 2017;44:236–242. https://doi.org/10.1016/j.conb.2017.05.015
99. Gordijn M, Lancel M. Circadiane slaap-waakritmestoornissen. In: Slaapstoornissen in de psychiatrie. Bohn Stafleu van Loghum eBooks [Internet]. 13 november 2020. p. 105–30. https://doi.org/10.1007/978-90-368-2524-5_7
100. Joiner WJ. The neurobiological basis of sleep and sleep disorders. Physiology. 15 augustus 2018; 33(5); 317–327. https://doi.org/10.1152/physiol.00013.2018
101. Billman GE. Homeostasis: The Underappreciated and far too often ignored central organizing principle of physiology. Frontiers in Physiology. 2020 maart 10; 11(200). https://doi.org/10.3389/fphys.2020.00200
102. 138. Cooper SJ. From Claude Bernard to Walter Cannon. Emergence of the concept of homeostasis. Appetite. 2008 juni; 51(3); 419–427. https://doi.org/10.1016/j.appet.2008.06.005
103. Dunlap JC. Molecular bases for circadian clocks. Cell. 1999 januari 22; 96(2); 271–290. https://doi.org/10.1016/s0092-8674(00)80566-8
104. Van Der Werf Y. Slaap: Een algemene inleiding. In: Slaapstoornissen in de psychiatrie. Bohn Stafleu van Loghum eBooks [Internet]. 13 november 2020. p. 3–10. https://doi.org/10.1007/978-90-368-2524-5_1
105. Noordmans C. Alles over de biologische klok [Internet]. Hersenstichting. 2025 [geciteerd op 14 april 2025]. https://www.hersenstichting.nl/nieuws/alles-over-de-biologische-klok/
106. Know your brain: suprachiasmatic nucleus [Internet]. Neuroscientifically Challenged. https://neuroscientificallychallenged.com/posts/know-your-brain-suprachiasmatic-nucleus
107. Patke A, Young MW, Axelrod S. Molecular mechanisms and physiological importance of circadian rhythms. Nature Reviews Molecular Cell Biology [Internet]. 1 februari 2020;21(2):67–84. https://doi.org/10.1038/s41580-019-0179-2
108. Strogatz SH, Kronauer RE, Czeisler CA. Circadian regulation dominates homeostatic control of sleep length and prior wake length in humans. SLEEP. 1 juni 1986;9(2):353–364. https://doi.org/10.1093/sleep/9.2.353
109. Roenneberg T, Kuehnle T, Juda M, Kantermann T, Allebrandt K, Gordijn M, e.a. Epidemiology of the human circadian clock. Sleep Medicine Reviews. 17 november 2007;11(6):429–348. https://doi.org/10.1016/j.smrv.2007.07.005
110. Gabriel BM, Zierath JR. Zeitgebers of skeletal muscle and implications for metabolic health. The Journal of Physiology. 31 mei 2021;600(5):1027–1036. https://doi.org/10.1113/jp280884
111. Kolb B, Whishaw IQ, Teskey GC. Why do we sleep and dream? In: An introduction to brain and behavior. 6de ed. Worth Publishers; 2019. p. 438–74.
112. Liu S, Wang J, Tian X, Zhang Z, Wang L, Xiong Y, e.a. An integrated multi-omics analysis identifies novel regulators of circadian rhythm and sleep disruptions under unique light environment in Antarctica. Molecular Psychiatry. 26 november 2024. https://doi.org/10.1038/s41380-024-02844-7
113. Chan MS, Chung KF, Yung KP, Yeung WF. Sleep in schizophrenia: A systematic review and meta-analysis of polysomnographic findings in case-control studies. Sleep Medicine Reviews. 10 maart 2016;32:69–84. https://doi.org/10.1016/j.smrv.2016.03.001
114. Cohrs S. Sleep Disturbances in Patients with Schizophrenia. CNS Drugs. 1 januari 2008;22(11):939–962. https://doi.org/10.2165/00023210-200822110-00004
115. Lunsford-Avery JR, LeBourgeois MK, Gupta T, Mittal VA. Actigraphic-measured sleep disturbance predicts increased positive symptoms in adolescents at ultra high-risk for psychosis: A longitudinal study. Schizophrenia Research. 20 april 2015;164(1–3):15–20. https://doi.org/10.1016/j.schres.2015.03.013
116. Benson KL. Sleep in schizophrenia. Sleep Medicine Clinics. 27 februari 2015;10(1):49–55. https://doi.org/10.1016/j.jsmc.2014.11.001
117. Castro J, Zanini M, Da Silva Brandão Gonçalves B, Coelho FMS, Bressan R, Bittencourt L, et al. Circadian rest–activity rhythm in individuals at risk for psychosis and bipolar disorder. Schizophrenia Research. 26 juli 2015;168(1–2):50–55. https://doi.org/10.1016/j.schres.2015.07.024
118. Lack LC, Micic G, Lovato N. Circadian aspects in the aetiology and pathophysiology of insomnia. Journal of Sleep Research. 3 augustus 2023;32(6). https://doi.org/10.1111/jsr.13976
119. Flynn-Evans EE, Shekleton JA, Miller B, Epstein LJ, Kirsch D, Brogna LA, et al. Circadian Phase and Phase Angle Disorders in Primary Insomnia. Sleep. 3 Oktober 2017;40(12). https://doi.org/10.1093/sleep/zsx163
120. Randler C, Faßl C, Kalb N. From lark to owl: Developmental changes in morningness-eveningness from new-borns to early adulthood. Scientific Reports. April 2017;7(1). https://doi.org/10.1038/srep45874
121. Luik A. Insomnie. In: Slaapstoornissen in de psychiatrie. Bohn Stafleu van Loghum eBooks [Internet]. 13 november 2020. p. 51–65. https://doi.org/10.1007/978-90-368-2524-5_4
122. Mander BA, Winer JR, Walker MP. Sleep and human aging. Neuron. April 2017;94(1):19–36. https://doi.org/10.1016/j.neuron.2017.02.004
123. Yates NJ. Schizofrenia: The role of sleep and circadian rhythms in regulating dopamine and psychosis. Reviews in the Neurosciences, 25 juni 2016; 27(7); 669–687. https://doi.org/10.1515/revneuro-2016-0030
124. Corcoran C, Walker E, Huot R, Mittal V, Tessner K, Kestler L, et al. The stress cascade and schizophrenia: Etiology and onset. Schizophrenia Bulletin. 1 januari 2003;29(4):671–692. https://doi.org/10.1093/oxfordjournals.schbul.a007038
125. Juf Danielle. Neurotransmitters. YouTube. 2017. Beschikbaar op: https://www.youtube.com/watch?v=Q03B3SfpKE8
126. Ayano G. Dopamine: Receptors, functions, synthesis, pathways, locations and mental disorders: Review of literatures. Journal of Mental Disorders and Treatment. 2 augustus 2016; 2(2); 120. https://doi.org/10.4172/2471-271X.1000120
127. Isaac SO, Berridge CW. Wake-promoting actions of dopamine D1 and D2 receptor stimulation. Journal Of Pharmacology And Experimental Therapeutics. 27 augustus 2003;307(1):386–394. https://doi.org/10.1124/jpet.103.053918
128. Ashton A, Jagannath A. Disrupted sleep and circadian rhythms in schizophrenia and their interaction with dopamine signaling. Frontiers in Neuroscience. 2020 juni 23; 14; 636. https://doi.org/fnins.2020.00636
129. Stahl SM. Beyond the dopamine hypothesis of schizophrenia to three neural networks of psychosis: Dopamine, serotonin, and glutamate. CNS Spectrums. Juni 2018;23(3):187–191. https://doi.org/10.1017/S1092852918001013
130. Poza JJ, Pujol M, Ortega-Albás JJ, Romero O. Melatonin in sleep disorders. Neurología (English Edition). 18 september 2020;37(7):575–585. https://doi.org/10.1016/j.nrleng.2018.08.004
131. Cajochen C, Chellappa S, Schmidt C. What keeps us awake? The role of clocks and hourglasses, light, and melatonin. International Review Of Neurobiology. 1 januari 2010;93:57–90. https://doi.org/10.1016/s0074-7742(10)93003-1
132. Anderson G, Maes M. Melatonin: An overlooked factor in schizophrenia and in the inhibition of anti-psychotic side effects. Metabolic Brain Disease. 24 april 2012;27(2):113–119. https://doi.org/10.1007/s11011-012-9307-9
133. Chauhan S, Barbanta A, Ettinger U, Kumari V. Pineal abnormalities in psychosis and mood disorders: A systematic review. Brain Sciences. 20 mei 2023;13(5):827. https://doi.org/10.3390/brainsci13050827
134. Wulff K, Gatti S, Wettstein JG, Foster RG. Sleep and circadian rhythm disruption in psychiatric and neurodegenerative disease. Nature Reviews Neuroscience. 14 juli 2010; 11(8); 589–99. https://doi.org/10.1038/nrn2868
135. Wulff K, Dijk DJ, Middleton B, Foster RG, Joyce EM. Sleep and circadian rhythm disruption in schizophrenia. The British Journal of Psychiatry. 23 december 2012; 200(4); 308–316. https://doi.org/10.1192/bjp.bp.111.096321
136. Hardeland R. Neurobiology, pathophysiology, and treatment of melatonin deficiency and dysfunction. The Scientific World Journal. 1 januari 2012;640389:1–18. https://doi.org/10.1100/2012/640389
137. Cipolla-Neto J, Amaral FGD. Melatonin as a hormone: New physiological and clinical insights. Endocrine Reviews. 12 september 2018;39(6):990–1028. https://doi.org/10.1210/er.2018-00084
138. Spiga F, Walker JJ, Terry JR, Lightman SL. HPA axis‐rhythms. Comprehensive Physiology. 12 juni 2014;4:1273–1298. https://doi.org/10.1002/cphy.c140003
139. What is the HPA Axis? Part 1 [Internet]. Empowered Health Institute. 2022. https://empoweredhealthinstitute.com/what-is-the-hpa-axis/
140. Buckley TM, Schatzberg AF. On the interactions of the hypothalamic-pituitary-adrenal (HPA) axis and sleep: Normal HPA axis activity and circadian rhythm, exemplary sleep disorders. The Journal Of Clinical Endocrinology & Metabolism. 1 mei 2005;90(5):3106–3114. https://doi.org/10.1210/jc.2004-1056
141. Borges S, Gayer-Anderson C, Mondelli V. A systematic review of the activity of the hypothalamic–pituitary–adrenal axis in first episode psychosis. Psychoneuroendocrinology. Mei 2013;38(5):603–611. https://doi.org/10.1016/j.psyneuen.2012.12.025
142. Dressle RJ, Feige B, Spiegelhalder K, Schmucker C, Benz F, Mey NC, et al. HPA axis activity in patients with chronic insomnia: A systematic review and meta-analysis of case-control studies. Sleep Medicine Reviews. Januari 2022;62:101588. https://doi.org/10.1016/j.smrv.2022.101588
143. Yamamoto K, Shinba T, Yoshii M. Psychiatric symptoms of noradrenergic dysfunction: A pathophysiological view. Psychiatry and Clinical Neurosciences. 29 december 2013;68(1):1–20. https://doi.org/10.1111/pcn.12126
144. Greenlund IM, Carter JR. Sympathetic neural responses to sleep disorders and insufficiencies. AJP Heart And Circulatory Physiology. 7 januari 2022;322(3):H337–H349. https://doi.org/10.1152/ajpheart.00590.2021
145. Singh C, Oikonomou G, Prober DA. Norepinephrine is required to promote wakefulness and for hypocretin-induced arousal in zebrafish. eLife. 16 september 2015;4:e0700. https://doi.org/10.7554/elife.07000
146. Murala S, Bollu PC. Norepinephrine. In: Springer eBooks [Internet]. 2022. p. 165–79. https://doi.org/10.1007/978-3-031-07897-2_9
147. McCutcheon RA, Krystal JH, Howes OD. Dopamine and glutamate in schizophrenia: Biology, symptoms and treatment. World Psychiatry. 10 januari 2020;19(1):15–33. https://doi.org/10.1002/wps.20693
148. Wierońska JM, Stachowicz K. Special issue: Glutamate – physiology, pathology, therapy. Pharmacological Reports. 8 november 2024;76(6):1197–1198. https://doi.org/10.1007/s43440-024-00670-w
149. Taksokhan A, Fraigne J, Peever J. Neuroscience: Glutamate neurons in the medial septum control wakefulness. Current Biology. 1 april 2021;31(7):340–342. https://doi.org/10.1016/j.cub.2021.03.006
150. Lin J, Hou X, Liu Y, Cai Y, Pan J, Liao J. Elevated peripheral glutamate and upregulated expression of NMDA receptor NR1 subunit in insomnia disorder. Frontiers in Psychiatry. 7 oktober 2024;15;1436024. https://doi.org/10.3389/fpsyt.2024.1436024
151. Spiegelhalder K, Regen W, Nissen C, Feige B, Baglioni C, Riemann D, e.a. Magnetic resonance spectroscopy in patients with insomnia: A repeated measurement study. PLoS ONE. 10 juni 2016;11(6):e0156771. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0156771
152. Riemann D, Spiegelhalder K, Feige B, Voderholzer U, Berger M, Perlis M, e.a. The hyperarousal model of insomnia: A review of the concept and its evidence. Sleep Medicine Reviews. 29 mei 2009;14(1):19–31. https://doi.org/10.1016/j.smrv.2009.04.002
153. Rawani NS, Chan AW, Dursun SM, Baker GB. The underlying neurobiological mechanisms of psychosis: focus on neurotransmission dysregulation, neuroinflammation, oxidative stress, and mitochondrial dysfunction. Antioxidants. 12 juni 2024;13(6):709. https://doi.org/10.3390/antiox13060709
154. Peters A, Brakema L, Van de Hoeve M, Spoelstra K, Knegtering H. Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. In: Slaapstoornissen in de psychiatrie. Bohn Stafleu van Loghum eBooks [Internet]. 2020. p. 165–196. https://doi.org/10.1007/978-90-368-2524-5_10
155. Kitka T, Bagdy G. Effect of 5-HT2A/2B/2C receptor agonists and antagonists on sleep and waking in laboratory animals and humans. In: Birkhäuser Basel eBooks [Internet]. 2008. p. 387–414. https://doi.org/10.1007/978-3-7643-8561-3_15
156. Landolt HP, Wehrle R. Antagonism of serotonergic 5‐HT2A/2C receptors: Mutual improvement of sleep, cognition and mood? European Journal Of Neuroscience. 28 april 2009;29(9):1795–1809. https://doi.org/10.1111/j.1460-9568.2009.06718.x
157. Van Maanen A, Meijer AM, Van Der Heijden KB, Oort FJ. The effects of light therapy on sleep problems: A systematic review and meta-analysis. Sleep Medicine Reviews. 11 september 2015;29:52–62. https://doi.org/10.1016/j.smrv.2015.08.009
158. Vermeeren A. Residual Effects of Hypnotics. CNS Drugs. 1 januari 2004;18(5):297–328. https://doi.org/10.2165/00023210-200418050-00003
159. Faulkner SM, Bee PE, Meyer N, Dijk DJ, Drake RJ. Light therapies to improve sleep in intrinsic circadian rhythm sleep disorders and neuro-psychiatric illness: A systematic review and meta-analysis. Sleep Medicine Reviews. 30 april 2019;46:108–23. https://doi.org/10.1016/j.smrv.2019.04.012
160. Terman M, Terman JS. Light Therapy for Seasonal and Nonseasonal Depression: Efficacy, Protocol, Safety, and Side Effects. CNS Spectrums. 1 augustus 2005;10(8):647–63. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1017/s1092852900019611
161. Waxenbaum JA, Reddy V, Varacallo MA. Anatomy, autonomic nervous system [Internet]. StatPearls - NCBI Bookshelf. 2023. Beschikbaar op: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK539845/
162. Walker J, Muench A, Perlis ML, Vargas I. Cognitive Behavioral Therapy for Insomnia (CBT-I): A Primer. Clinical Psychology And Special Education. 17 juli 2022;11(2):123–37. https://doi.org/10.17759/cpse.2022110208
163. Harvey AG. A cognitive model of insomnia. Behaviour Research And Therapy. 1 augustus 2002;40(8):869–93. https://doi.org/10.1016/s0005-7967(01)00061-4
164. Talib D, Rana N. Multifaceted Roles of Melatonin in Sleep Disorders. Wasit Journal Of Pure Sciences. 30 juni 2024;3(2):207–20. https://doi.org/10.31185/wjps.366
165. Moon E, Lavin P, Storch KF, Linnaranta O. Effects of antipsychotics on circadian rhythms in humans: a systematic review and meta-analysis. Progress in Neuro-Psychopharmacology And Biological Psychiatry. 2 november 2020;108:110162. https://doi.org/10.1016/j.pnpbp.2020.110162