Terug naar psychofarmacologie startpagina: Klik hier
Welkom op onze WIKI-pagina over de ziekte van Huntington en de psychoses die hiermee gepaard gaan.
Op deze pagina willen we de lezer laten zien dat er een duidelijke relatie bestaat tussen de ziekte van Huntington en psychoses. Met deze pagina willen we meer informatie verstrekken aan de patiënt en elke lezer die geïnteresseerd is in het onderwerp.
De ziekte van Huntington is een neurodegeneratieve aandoening, die ontstaat door een fout in de genetische code van een mens. Dit zou kunnen leiden tot verschillende symptomen, zoals ongewilde bewegingen, psychiatrische aandoeningen en de achteruitgang van neurocognitieve processen. Mensen met de ziekte van Huntington zijn gevoeliger voor psychoses dan de gemiddelde mens [1].
Deze WIKI pagina is onderverdeeld in drie secties om de informatie over de ziekte van Huntington helder over te brengen voor de patiënt, zijn/haar familie, mantelzorgers en ook voor hulpverleners. In het eerste deel van de pagina krijgen jullie als lezer inzicht in wat de ziekte van Huntington precies betekent, hoe vaak deze voorkomt en wat de huidige behandeling is. In het tweede deel zullen we dieper ingaan op psychoses. Het laatste onderdeel zal meer helderheid bieden over de relatie tussen de ziekte van Huntington en psychoses, evenals de manier van genetisch testen voor deze ziekte. Hierbij zullen we ook uitlichten welke angsten en beslissingen hierbij komen kijken. We sluiten deze WIKI- pagina af met een conclusie.
Disclaimers:
Deze WIKI-pagina is geschreven door vijf medische psychologie studenten aan de Universiteit van Tilburg.
Deze pagina is een onderdeel van het vak psychofarmacologie.
Na 6 mei 2025 zal deze pagina niet meer worden gewijzigd, waardoor de informatie verouderd kan zijn.
Er kunnen geen rechten worden verleend aan deze pagina of de auteurs.
Dit is geen professioneel advies, dus raadpleeg altijd eerst uw arts bij klachten.
Geschreven door: Guusje Bindels, Lieke Custers, Sophie de Munck, Renske Uilenreef en Naomi Vermeulen.
Inhoudsopgave
De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening die de hersenen aantast [2]. Het zorgt er langzaam voor dat bepaalde delen van de hersenen minder goed gaan werken. Hierdoor kunnen er problemen ontstaan met bewegen, denken en gedrag. De ziekte ontstaat door een foutje in het DNA, in een gen dat ‘’huntingtine’’ heet [2]. Door deze fout maakt het lichaam een verkeerd eiwit aan. Dat eiwit stapelt zich op in de hersenen en kan schade aanrichten [3]. Huntington is een aandoening die meestal op volwassen leeftijd begint, vaak rond het 40e levensjaar [4]. In het begin merken mensen vaak subtiele veranderingen in hun stemming of gedrag, zoals prikkelbaarheid, depressieve klachten of een verminderd concentratievermogen [5-8] Naarmate de ziekte vordert, ontstaan er ook problemen met het uitvoeren van dagelijkse handelingen, het spreken en bewegen [9, 10].Een kenmerkend symptoom van Huntington is chorea, wat zich uit in onwillekeurige en schokkende bewegingen van de ledematen en het gezicht [9]. Daarnaast is Huntington een autosomaal dominante aandoening. Dit houdt in dat als één van de ouders het gemuteerde huntingtine-gen heeft, het kind 50% kans heeft om dit ook te erven [11]. Het is mogelijk om via een genetische test vast te stellen of iemand drager is van het huntingtine-gen, ook voordat er symptomen optreden [12]. Dit brengt echter belangrijke ethische vragen met zich mee. Op dit moment is de ziekte helaas nog niet te genezen of te vertragen [4]. De behandeling richt zich daarom op het verminderen van de symptomen.
Om te begrijpen hoe de ziekte van Huntington ontstaat, is het belangrijk om eerst iets te weten over DNA en genen. DNA zit in elke cel van het lichaam en bevat de instructies voor alles wat het lichaam nodig heeft om goed te functioneren [13]. Deze instructies zijn verdeeld over genen. Elk gen bevat de code voor een bepaald eiwit, dat een specifieke taak heeft in het lichaam. Bij de ziekte van Huntington zit er een fout in één van deze genen, namelijk in het huntingtine-gen dat zich op chromosoom 4 bevindt [2]. In dit gen komt een stukje code voor dat zich herhaalt, dit wordt de CAG-sequentie genoemd (een afkorting van drie bouwstenen van DNA: cytosine, adenine en guanine). In een gezond gen wordt dit stuk minder dan 35 keer herhaald [2,14]. Bij mensen met de ziekte van Huntington komt deze herhaling vaker voor. Hoe vaker dit stukje zich herhaalt, hoe groter de kans is dat iemand de ziekte krijgt en hoe eerder de klachten vaak beginnen.
Bij 36 tot 39 herhalingen is er sprake van onvolledige penetrantie [2,14]. Dit betekent dat sommigen de klachten wel krijgen en anderen niet. Bij 40 of meer herhalingen komt de ziekte altijd tot uiting. Dit wordt volledige penetrantie genoemd. Naast deze genetische fout, speelt de omgeving ook een rol. Ongeveer 60% van de variatie in de leeftijd waarop de ziekte begint, wordt bepaald door het aantal CAG-herhalingen. De andere 40% hangt samen met andere genen en omgevingsfactoren, zoals levensstijl en stress [14,15]. Door de fout in het huntingtine-gen maakt het lichaam een verkeerd gevouwen eiwit aan. Dit afwijkende eiwit klontert samen in hersencellen (neuronen) en verstoort belangrijke processen in de cel [3]. Denk hierbij aan de energieproductie, het verwerken van andere eiwitten en de werking van bepaalde genen. Op de lange termijn leidt dit tot het afsterven van zenuwcellen.
In de beginfase van de ziekte treedt de meeste schade op in het striatum, een hersengebied dat betrokken is bij beweging en gedragscontrole [3]. Later breidt de schade zich uit naar andere delen van de hersenen, wat leidt tot een combinatie van motorische klachten (zoals onwillekeurige bewegingen), cognitieve achteruitgang (bijvoorbeeld moeite met concentreren of plannen) en psychische klachten (zoals somberheid, angst of prikkelbaarheid) [5,6].
Figuur 1: Aantal CAG-herhalingen in het huntingtine-gen bepaalt het risico op de ziekte van Huntington [16]
Bij de ziekte van Huntington veranderen niet alleen het lichaam en de bewegingen, maar ook het gedrag en de gevoelens [6]. Deze veranderingen kunnen al beginnen voordat iemand lichamelijke klachten krijgt. Mensen kunnen zich vaker somber voelen, minder zin hebben om iets te ondernemen of kunnen sneller boos worden. Ook kunnen mensen emotioneler worden of moeite krijgen met sociale situaties [6]. Deze veranderingen kunnen verwarrend zijn, vooral omdat ze niet altijd direct herkend worden als onderdeel van de ziekte. Hieronder zullen de meest voorkomende gedragsveranderingen worden besproken.
Apathie
Een van de meest voorkomende gedragsveranderingen is apathie [17]. Dit betekent dat iemand steeds minder zin krijgt om iets te ondernemen. Waar iemand vroeger bijvoorbeeld genoot van een hobby, sociale contacten of werk, voelt dat nu onbelangrijk. Ongeveer 70% van de mensen met Huntington krijgt hiermee te maken [17]. Apathie is niet hetzelfde als luiheid. Het is een verandering in de hersenen waardoor het moeilijker wordt om initiatief te nemen [18]. Apathie wordt vaak erger naarmate de ziekte vordert en kan het dagelijks leven negatief beïnvloeden [6].
Depressieve gevoelens
Naast apathie, ervaren een groot deel van de mensen met Huntington regelmatig depressieve gevoelens [19]. De last van de diagnose en de impact op het dagelijks leven kunnen zwaar vallen voor deze populatie. Ze kunnen zich verdrietig, hopeloos of waardeloos voelen. Dit wordt depressie genoemd als het langer aanhoudt en het dagelijks leven belemmert [20]. Depressie komt vaak voor bij mensen met Huntington, namelijk bij 40 tot 50% van de patiënten [21]. Het kan zelfs één van de eerste signalen zijn, soms al 10 tot 20 jaar voordat de ziekte zichtbaar wordt. De oorzaak van depressieve gevoelens is vaak een combinatie van veranderingen in de hersenen en de impact van de diagnose [19]. Helaas wordt depressie niet altijd goed behandeld binnen deze groep [6]. Iets meer dan de helft van de mensen met Huntington die een matige tot ernstige depressie hebben, wordt hiervoor behandeld met antidepressiva. Het is belangrijk om depressieve gevoelens serieus te nemen, aangezien de ziekte van Huntington ook een impact heeft op de mentale gezondheid. Zo is het risico op zelfmoord meer dan vijf keer zo hoog als in de algemene bevolking [6].
Ontremming
Sommige mensen met Huntington hebben moeite met het beheersen van hun gedrag [22]. Dit wordt ‘ontremming’ genoemd. Voorbeelden hiervan zijn: door anderen heen praten, seksueel ongepaste opmerkingen maken of zich kinderachtig gedragen [5]. Ongeveer 1 op de 3 mensen met Huntington laat dit soort gedrag zien [7]. Opvallend is dat vooral jongeren patiënten vaker last hebben van ontremd gedrag [5]. Dat is bijzonder, omdat je bij veel ziektes verwacht dat klachten toenemen met de leeftijd. Hierbij is het omgekeerd: hoe jonger iemand is, hoe vaker ontremming voorkomt. Uit de PREDICT-HD-studie [5] blijkt zelfs dat mensen met het gemuteerde huntingtine-gen al tien jaar voordat ze de officiële diagnose kregen, vaker ontremd gedrag vertonen dan mensen zonder dit gen. Dit laat zien dat gedragsveranderingen een vroeg teken kunnen zijn van de ziekte.
Prikkelbaarheid
Prikkelbaarheid is een klacht die regelmatig voorkomt bij Huntington. Tussen de 38% en 73% van de mensen met de ziekte ervaart dit symptoom [7,8]. Het betekent dat iemand sneller boos wordt, weinig geduld heeft of zich sneller ergert dan vroeger. Prikkelbaarheid kan al in een vroeg stadium beginnen en kan vaak samengaan met andere klachten, zoals angst, impulsiviteit of agressie [23]. Voor mensen met Huntington is het vaak lastig om spanning of frustratie te reguleren. Dit kan leiden tot ruzies of gespannen situaties. Prikkelbaarheid is niet alleen lastig voor de persoon zelf, maar ook voor anderen in de omgeving. Het beïnvloedt de kwaliteit van leven van zowel de persoon zelf als de naasten [24].
Deze video toont hoe chorea zich kan uiten bij iemand met de ziekte van Huntington, bijvoorbeeld tijdens het lopen [25].
Bij de ziekte van Huntington krijgen mensen problemen met bewegen [9]. Dit kunnen ongecontroleerde bewegingen zijn, zoals tics of plotselinge schokken in het gezicht, de armen of benen. Dit wordt chorea genoemd. Chorea komt in de beginfase van de ziekte voor en kan naar verloop van tijd het evenwicht, slikken of praten moeilijker maken [9,10]. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen met Huntington zich niet altijd bewust zijn van de ernst van deze bewegingen [10]. Toch hebben deze bewegingen invloed op het dagelijks leven en deelname aan sociale activiteiten. Dingen die voorheen gemakkelijk gingen, zoals dingen vasthouden, rustig lopen of stilzitten, worden steeds moeilijker [9]. Naarmate de ziekte vordert, worden deze motorische klachten erger. Mensen vallen vaker of krijgen moeite met lopen [26]. Vaak is dit ook de reden dat iemand naar een verzorgingstehuis verhuist. De combinatie van problemen met lopen, trager worden en ongewilde bewegingen zorgt ervoor dat zowel patiënten als hun mantelzorgers een lagere kwaliteit van leven ervaren [27].
1.3.3. Cognitieve problemen
Naast problemen met bewegen, krijgen mensen met Huntington ook last van cognitieve problemen [9]. Dat zijn klachten op het gebied van denken, onthouden en concentreren. Voorbeelden hiervan zijn:
Moeite met plannen of organiseren van dagelijkse taken [8]
Sneller dingen vergeten
Trager worden in denken of reageren
Moeite om de juiste woorden te vinden of op een woord te komen tijdens een gesprek
Lastiger inschatten van afstanden of de ruimte om je heen
Deze klachten nemen langzaam toe [8].
De ziekte van Huntington komt het vaakst voor bij mensen met Europese afkomst [3]. In westerse landen, zoals Nederland, hebben gemiddeld 10 tot 14 mensen per 100.000 inwoners deze ziekte. In andere delen van de wereld komt Huntington minder vaak voor. In bijvoorbeeld Aziatische landen, zoals Japan en Taiwan, heeft slechts 1 tot 7 op de 1 miljoen mensen deze aandoening. Ook in Zuid-Afrika komt de ziekte minder vaak voor bij zwarte bevolkingsgroepen, in vergelijking met witte of gemengde groepen [3].
Dit verschil heeft te maken met genetische variaties in het huntingtine-gen [3]. Zoals eerder benoemd, hebben mensen met een hogere kans op de ziekte vaak langere herhalingen van de CAG-herhalingen [2,14]. Bij Europeanen ligt het gemiddelde aantal herhalingen tussen de 18,4 en 18,7, terwijl het bij Aziaten gemiddeld tussen de 16,9 en 17,4 ligt [3]. Bij mensen van Europese afkomst zijn die herhalingen dus gemiddeld wat langer dan bijvoorbeeld mensen van Aziatische afkomst. Dit verklaart waarom Huntington vaker voorkomt in westerse landen [3].
De ziekte van Huntington is ongeneeslijk en kan langzaam of snel verergeren [11]. Hoe snel de klachten toenemen, hangt vooral af van erfelijke factoren, zoals de lengte van de CAG-herhaling in het DNA. De eerste symptomen ontstaan meestal tussen het 35e en 40e levensjaar en worden in de loop van de tijd erger [11]. Na het begin van de eerste symptomen leven mensen met Huntington gemiddeld nog 15 tot 20 jaar [4]. In de laatste fase zijn patiënten vaak volledig afhankelijk van anderen [26]. Uiteindelijk overlijdt iemand meestal aan complicaties, zoals een longontsteking of slikproblemen [9-11]
De ziekte van Huntington wordt herkend aan typische motorische klachten, zoals ongecontroleerde bewegingen [9]. Om deze bewegingen in kaart te brengen gebruiken artsen een meetlijst: de Unified Huntington’s Disease Rating Scale - Total Motor Score (UHDRS-TMS) [28]. Deze schaal geeft een score van 0 (geen motorische problemen) tot 124 (ernstige problemen). Een onderdeel van de test kijkt ook specifiek naar chorea (de onwillekeurige spiertrekkingen), waarbij voor elk lichaamsdeel een score van 0 tot 4 wordt gegeven. In totaal kan iemand daar maximaal 28 punten bij scoren [9].
De uiteindelijke diagnose wordt bevestigd met een genetische test [29]. Hierbij wordt gekeken of iemand een verhoogd aantal CAG-herhalingen heeft in het Huntingtine gen. Als iemand meer dan 36 van deze herhalingen heeft, dan wijst dat op de ziekte van Huntington. Als de genetische test geen verhoogd CAG-herhalingen laat zien, wordt er geen diagnose gesteld. In dat geval wordt er gekeken of de klachten door een andere aandoening komen die erop lijkt, zoals Parkinson. Soms beginnen de eerste klachten niet met beweging, maar juist met cognitieve of psychische veranderingen [9]. Op zichzelf zijn deze niet genoeg om een diagnose te stellen [29].
Wanneer iemand de diagnose de ziekte van Huntington krijgt, zijn er meerdere opties voor medicatie [2]. Echter, er bestaan op dit moment nog geen behandelingen die de ziekte kunnen stoppen of vertragen [4]. Hierdoor is de zorg gericht op het verlichten van de symptomen. Dit ligt vooral aan de symptomen die de patiënt ervaart. De meest voorkomende symptomen met de daarbij behorende medicatie zullen we nu gaan doornemen.
Zoals al eerder benoemd zijn er bepaalde symptomen in de ziekte van Huntington die het gedrag van de patiënt kunnen veranderen. Voorbeelden hiervan zijn depressieve klachten, apathie, agressief gedrag en het sneller geïrriteerd zijn [32,33]. Hiervoor worden verschillende soorten medicatie voorgeschreven, met ieder ook eigen bijwerkingen. Een paar van deze soorten medicatie gaan we hieronder benoemen.
Deze medicijnen kunnen goede effecten hebben op de cognitieve symptomen van de ziekte van Huntington, maar sommige van deze medicijnen hebben bijwerkingen die andere symptomen van Huntington weer verergeren. Zie bijvoorbeeld slapeloosheid bij Citalopram en Mirtazapine. Dit is iets waar al veel patiënten met de ziekte van Huntington mee te maken krijgen. Ook verminderde coördinatie van Lorazepam is een symptoom dat al bekend is bij de ziekte van Huntington.
Ook voor symptomen van motorische problemen is er medicatie om deze te vertragen, maar helaas niet om te genezen [9]. Een voorbeeld van deze motorische problemen is chorea, waarbij plotse, snelle en ongerichte bewegingen plaatsvinden [34].
Helaas zijn er voor sommige motorische symptomen zoals oculomotorische controle stoornissen nog geen duidelijke therapieën gevonden [35]. Oculomotorische controle stoornis is wanneer iemand moeite heeft met de ogen doelbewust te bewegen.
Zoals eerder benoemd kunnen er cognitieve problemen optreden, zoals problemen met het werkgeheugen, executieve taken, tekorten in aandacht en problemen in verbale vloeiendheid [9]. Cognitieve symptoombehandelingen zijn in ontwikkeling [35]. Er zijn onderzoeken uitgevoerd waarbij er is gekeken of verschillende soorten medicatie kunnen helpen, maar tot nu waren er geen effecten te vinden in de cognitieve symptomen [36]. Er zijn op dit moment nog geen behandelingen om de cognitieve symptomen te behandelen of te vertragen.
Als persoon met de ziekte van Huntington kan het fijn zijn om ervaringen te delen met anderen met de ziekte van Huntington. Vandaar dat we hierbij een video plaatsen waarin een patiënt te zien is met Huntington.
Op de site van Huntington.nl staan nog veel meer ervaringen van mensen die op een manier met de ziekte van Huntington te maken krijgen [12]. Er staan voorbeelden van hoe het is om zelf de ziekte te hebben, maar ook hoe het is om een partner te hebben met Huntington, hoe het is om een kind in het gezin te hebben met Huntington, persoonlijke ervaringen van gendragers, en meer.
Als persoon met de ziekte van Huntington kan het fijn zijn om ervaringen te delen met anderen met de ziekte van Huntington. Vandaar dat we hierbij een video plaatsen waarin een patiënt te zien is met Huntington [37].
Tijdens een psychose is een persoon niet meer in staat om een onderscheid te maken tussen de realiteit en de interne ervaring [38]. Onder interne ervaring valt alles wat iemand van binnen beleeft of voelt zoals gedachten en sensaties. Hierbij kan de psychose een primaire psychiatrische stoornis zijn, maar psychoses komen ook voor bij neurologische of medische aandoeningen als symptoom. Er kunnen op verschillende gebieden problemen worden ervaren, namelijk wanen, hallucinaties, gedesorganiseerd gedrag, gedesorganiseerde gedachten en negatieve symptomen. We zullen ze kort allemaal even langsgaan.
Wanen zijn vaste, onjuiste overtuigingen die in stand worden gehouden, zelfs wanneer er duidelijk en overtuigend bewijs is dat ze niet kloppen [39]. De onderwerpen waar deze wanen over gaan kunnen enorm verschillen van persoon tot persoon. Voorbeelden hiervan zijn dat mensen geloven dat hun handelingen worden gemanipuleerd door iemand anders of dat ze gevolgd worden door een persoon.
Hallucinaties zijn valse waarnemingen die niet overeenkomen met een externe stimulus [38]. Hallucinaties kunnen zich voordoen binnen alle zintuigen, waaronder visueel, gehoor, reuk en smaak. Bij auditieve hallucinaties kunnen mensen dus bijvoorbeeld stemmen horen die er in de werkelijkheid niet zijn, terwijl bij visuele hallucinaties personen kunnen worden gezien die er niet zijn.
Gedesorganiseerd gedrag houdt in dat er problemen zijn met het doelgericht uitvoeren van handelingen [39]. Mensen kunnen onvoorspelbare of ongepaste reacties hebben die niet in overeenstemming zijn met de situatie waarin ze zich bevinden. Hieronder vallen bijvoorbeeld ongepaste emotionele reacties, zoals lachen tijdens een begrafenis.
Gedesorganiseerde gedachten verwijzen naar het ontbreken van een doelgericht denkproces, wat zich vaak uit in spraak en communicatieproblemen [39]. Hierdoor kan iemand lastig te volgen zijn doordat het verhaal wat verteld wordt heel ongestructureerd kan zijn.
Negatieve symptomen omvatten een afname of verlies van normaal functioneren [39]. Hierbij kunnen symptomen lijken op een depressie, waarbij iemand bijvoorbeeld vlakke emoties, verminderde energie, concentratieproblemen en afgenomen plezier in activiteiten kan ervaren.
73% van de Huntington patiënten ervaren ook neuropsychiatrische symptomen, zoals depressie, angst, prikkelbaarheid/agressie, apathie of obsessief/compulsief gedrag [6,40]. Hierbij ervaart een deel van deze groep ook psychotische symptomen, wat voornamelijk bestaat uit wanen en hallucinaties [1,41].
Het ervaren van psychotische symptomen naast de andere symptomen die bij de ziekte van Huntington horen, zorgen voor een enorme impact op de kwaliteit van leven van zowel patiënten als verzorgers [42].
Onderzoek laat zien dat Huntington patiënten met psychotische symptomen een ander klinisch beloop en kenmerken hebben dan Huntington patiënten zonder psychotische symptomen [42]. In 2.1.4 zal dit beloop en de kenmerken verder uitgelegd worden. Psychotische symptomen in de ziekte van Huntington zijn hierbij geassocieerd met verschillende risicofactoren, zoals een lager opleidingsniveau [42-44]. Andere variabelen die vaak samengaan met psychoses in Huntington zijn een familiegeschiedenis van psychose, werkloosheid, ongehuwd zijn en depressie [45].
Psychoses lijken hierbij een apart subtype te zijn van Huntington waarbij erfelijke factoren eventueel een grote rol spelen [44]. In sommige families komen psychoses namelijk vaker voor waarbij deze symptomen het meest opvallend zijn, nog voor de bewegingsstoornissen en geheugenproblemen [46]. Naast dat er een specifiek gen voor Huntington is, kunnen patiënten hiernaast dus ook genen hebben die de kans op psychotische symptomen verhogen.
Een chemische boodschapper, ook wel neurotransmitter genoemd, die aangetast wordt in patiënten met de ziekte van Huntington is GABA [46]. Neurotransmitters zijn stofjes die je lichaam helpen met communiceren door middel van het doorgeven van signalen [47]. Dit kan zowel vanuit het lichaam naar de hersenen, als van de hersenen naar het lichaam. Het doorgeven van deze signalen zorgt ervoor dat je kan denken, voelen, bewegen en reageren.
GABA is een remmende neurotransmitter die het vermogen om chemische signalen te ontvangen, verzenden of te creëren vermindert [48]. Specifieke signalen worden geblokkeerd waardoor je hersenen gaan vertragen. Hierdoor staat GABA dan ook bekend om zijn kalmerende werking. Deze neurotransmitter speelt een rol bij het beheersen van hyperactiviteit in de zenuwcellen, wat gepaard kan gaan met een vermindering in symptomen van stress of angst.
Verminderde activiteit van GABA kan daarentegen juist bijdragen aan angststoornissen, schizofrenie of epilepsie [48]. Hierdoor zouden psychotische symptomen kunnen ontstaan in de ziekte van Huntington doordat er een verminderde remming is in de hersenen door een tekort aan GABA [49]. Hiernaast wordt er een teveel aan dopamine aangemaakt [49]. Dopamine is een stofje wat belangrijk is voor verschillende lichaamsfuncties, zoals bewegen, geheugen, motivatie en beloning [50]. Als er te veel dopamine wordt aangemaakt, verhoogt dit de kans op psychotische symptomen [51].
Over het algemeen liggen percentages voor psychotische symptomen bij Huntington laag, namelijk tussen de 3-11% [6,43,44,52]. Dit lage percentage zou verklaard kunnen worden door het hoge gebruik van antipsychotica in deze populatie [1,6]. Hierdoor zou het kunnen dat de prevalentie eigenlijk hoger ligt, maar dat dit onderdrukt wordt door het gebruik van medicatie [40,41]. Ook zou het kunnen dat psychotische symptomen ongediagnosticeerd blijven in gevorderde stadia van Huntington, aangezien het vermogen om te communiceren dan is aangetast.
Uit onderzoek komt naar voren dat psychotische symptomen met name voorkomen in gevorderde stadia van de ziekte en in patiënten met een jongere leeftijd bij aanvang van de ziekte [1,40]. Ook gaan psychotische symptomen gepaard met een verhoogde cognitieve problematiek, boven op de cognitieve beperkingen die worden ervaren door Huntington [42-44]. Hierbij laten patiënten met psychose slechtere motorische en functionele prestaties zien dan Huntington patiënten zonder psychose [42].
Psychiatrische klachten worden hierbij dan ook vaak in combinatie gezien met psychose in deze patiëntenpopulatie. Huntington patiënten met psychotische symptomen ervaren vaker suïcidale gedachten waarbij het aantal zelfmoordpogingen ook verhoogd is [42,45]. Hierbij wordt vaker gewelddadig en agressief gedrag vertoond door deze groep patiënten en ook de prikkelbaarheid, apathie en obsessief gedrag zijn hoger [45].
Nieuw onderzoek toont aan dat bij een groot deel van de mensen met de ziekte van Huntington, psychose vooraf kan gaan aan de klinische diagnose van de ziekte [44]. In onderzoek lag dit percentage patiënten op 55.3% [44]. Ondanks dat het ervaren van psychoses samen lijkt te gaan met negatieve uitkomsten, hebben deze patiënten wel vaker een langere ziekteduur [6]. Hierbij toonde dit onderzoek aan dat patiënten zonder psychotische symptomen een ziekteduur van gemiddeld 5.8 jaar hadden, terwijl patiënten met psychotische symptomen een ziekteduur van 7.3 jaar hadden. Dit is iets wat in eerste instantie niet verwacht zou worden op basis van het feit dat Huntington patiënten met psychotische symptomen meer cognitieve, motorische en functionele beperkingen laten zien [42].
Om psychoses te behandelen worden vaak antipsychotica voorgeschreven. Antipsychotica staan er over het algemeen om bekend dat zij onder andere positieve symptomen zoals wanen, hallucinaties en denkstoornissen verminderen [53]. Wanneer er psychotische symptomen optreden bij de ziekte van Huntington kan er dus ook gekozen worden voor antipsychotica. De verschillende vormen antipsychotica worden in de kopjes hieronder verder uitgelegd.
De eerst ontdekte medicatie die bleek te helpen bij de positieve symptomen van psychose waren de klassieke antipsychotica. Deze werken door enkel de D2-receptor te blokkeren. Hierdoor worden de positieve symptomen, zoals wanen en hallucinaties, verminderd. Het probleem is dat deze blokkade niet specifiek is. Dopamine neuronen zijn namelijk betrokken in verschillende systemen in de hersenen. In het mesolimbische systeem zijn ze vooral betrokken bij motivatie en beloning, terwijl ze in het nigrostriatale systeem vooral betrokken zijn bij motorische bewegingen [54]. Voor meer informatie rondom deze twee systemen, zie figuur 2. Deze klassieke antipsychotica binden aan de D2-receptoren in het mesolimbisch systeem waardoor positieve symptomen verminderen. Echter, zij binden ook aan de D2-receptoren in het nigrostriatale systeem waardoor motorische bijwerkingen kunnen optreden zoals tardieve dyskinesie, waarbij er sprake is van onvrijwillige bewegingen [55]. Bijwerkingen komen dan ook vaker voor bij klassieke antipsychotica.
Steeds vaker wordt er gekozen voor atypische antipsychotica bij neurodegeneratieve ziektes, zoals de ziekte van Huntington [56].Het voordeel van atypische antipsychotica ten opzichte van de klassieke varianten is dat zij ook negatieve symptomen zoals afvlakking, teruggetrokkenheid of apathie verminderen [57]. In tegenstelling tot de klassieke antipsychotica werken atypische antipsychotica voornamelijk door de serotonine receptoren én de dopamine-2 receptoren te blokkeren [53]. Zij worden dus gezien als antagonisten voor beide receptoren. Dit betekent dat zij zich binden aan de dopamine en serotonine receptoren waardoor deze stoffen zich niet meer kunnen binden. Daardoor remmen ze de werking van deze stoffen. Daarbij stimuleren ze ook de afgifte van neurotrofines, die neuroplasticiteit bevorderen [58]. Dit betekent dat zij de hersenen helpen bestaande verbindingen te versterken of nieuwe verbindingen aan te maken. Dit kan helpen bij de stemming, het denkvermogen en de cognitieve capaciteiten. Er is een grote diversiteit binnen de atypische antipsychotica. Genetische en epigenetische variaties tussen patiënten kunnen ervoor zorgen dat niet iedere soort werkt bij iedere patiënt [58]. Door de grote diversiteit binnen atypische antipsychotica zijn er verschillende mogelijkheden voor deze patiënten om zo de best passende medicatie te vinden.
Dopamine stabilizers zijn een potentiële nieuwe groep van antipsychotica. Deze vorm van antipsychotica blokkeren D2-receptor activiteit in het mesolimbische systeem waardoor positieve symptomen afnemen. Het verschil met de andere vormen van antipsychotica is dat zij geen dopamine activiteit reduceren in het nigrostriatale systeem waardoor er geen motorische bijwerkingen optreden [55]. Er is zelfs een mogelijkheid dat de dopamine stabilizers dopamine activiteit verhogen in het mesocorticale systeem waardoor negatieve symptomen en cognitieve problemen kunnen afnemen [55].
Figuur 2: mesolimbische en nigrostriatale systeem [59]
Er zijn meerdere mogelijke verklaringen, afkomstig van diverse hersenstructuren, die de kans vergroten dat patiënten met de ziekte van Huntington (HD) ook psychosen ontwikkelen. Hieronder verduidelijken we deze verklaringen aan jullie.
Zoals we al eerder op deze pagina zijn tegengekomen hebben patiënten met de ziekte van Huntington last van ongewenste en overmatige bewegingen, ook wel chorea genoemd. Uit onderzoek blijkt dat dit sterk samenhangt met de dysfunctie van een bepaalde zenuwcel die voorkomt in de basale ganglia, namelijk de indirecte spiny projectieneuronen (iSPN) [60]. De basale ganglia is verantwoordelijk voor de motorische controle en de iSPN’s verhogen de activiteit van de basale ganglia [61,62]. Zodra deze iSPN’s minder goed werken, worden de GPe-neuronen minder geremd. Deze GPe-neuronen zijn een onderdeel van de basale ganglia (externem van globus pallidus) en spelen een grote rol in de controle van bewegingen. Een andere reden waardoor de GPe-neuronen minder worden geremd is doordat er minder GABA wordt afgegeven door de basale ganglia, door aantasting van de GABA neurotransmitter [46].
Zoals al eerder vermeld in deel 2 is GABA een belangrijke neurotransmitter die ervoor zorgt dat de hyperactiviteit in de zenuwcellen wordt beheerst. Zoals vermeld draagt deze verminderde activiteit van GABA bij aan psychotische symptomen, doordat er een verminderde remming plaatsvindt in de hersenen [49].
Uit onderzoek is gebleken dat bij de ziekte van Huntington er wijdverspreide degeneratie plaatsvindt in de hersenen [63, 64], zoals te zien is in het plaatje hiernaast [65] . Een van de gebieden die voornamelijk aangedaan wordt is het striatum [64]. Dit is een gedeelte in de hersenen waar enorm veel dopamine receptoren zitten waardoor deze neurotransmitter hier dus een belangrijke rol speelt [63]. Doordat er degeneratie in deze gebieden plaatsvindt ontstaat er een onbalans in dopamine [66]. Hierbij krijgen sommige gebieden in de hersenen te veel dopamine en sommige gebieden te weinig. Dopamine is belangrijk voor de communicatie tussen hersengebieden, waardoor er een verminderde synchroniciteit ontstaat. Een onbalans in dopamine wordt hierbij vaak geassocieerd met psychotische symptomen [67-69].
Hiernaast komt uit onderzoek naar voren dat medicatie die zorgt voor een verlaging in dopamine hoeveelheden, kan zorgen voor een vermindering van symptomen, waaronder motorische symptomen, die door Huntington patiënten worden ervaren [63, 66]. Dit wijst ook op de invloed van een overmaat aan dopamine en de belangrijke rol die deze neurotransmitter speelt in de ziekte van Huntington. Zoals eerder uitgelegd is een verhoogde hoeveelheid dopamine namelijk geassocieerd met psychotische symptomen [51].
Figuur 2: Degeneratie in de hersenen van Huntington patiënten [65]
Figuur 3: Vergrote ventrikels bij Huntington patiënten [70]
Een andere mogelijke verklaring voor psychotische symptomen in de ziekte van Huntington zijn vergrote ventrikels, zoals je op het plaatje hiernaast kan zien [70]. Ventrikels zijn ruimtes in de hersenen die gevuld zijn met hersenvocht [71]. Dit hersenvocht zorgt voor schokdemping en is dus erg belangrijk voor de bescherming van de hersenen. Bij patiënten met schizofrenie blijken de ventrikels namelijk ook toegenomen in volume [72]. Hiernaast blijkt uit onderzoek dat ook patiënten met Huntington vaker vergrote ventrikels hebben [64]. Onderzoek gaf hierbij aan dat Huntington patiënten met psychoses een groter lateraal ventrikelvolume vertoonden dan Huntington patiënten zonder psychose [42]. Deze bevindingen tonen dan ook aan dat deze vergroting in ventrikels mogelijk geassocieerd kan zijn met psychotische symptomen.
Wat nou echt de daadwerkelijke relatie tussen psychotische symptomen bij Huntington patiënten is, is daarentegen nog steeds niet helemaal duidelijk. Verder onderzoek naar dit onderwerp zou daarom uit moeten wijzen wat de specifieke mechanismen zijn die hier een rol spelen.
Psychoses lijken dus vaker voor te komen bij patiënten met de ziekte van Huntington dan in de algemene populatie. De meest gekozen medicatie voor psychotische symptomen bij Huntington zijn atypische antipsychotica, vanwege het lagere risico op bijwerkingen [73]. Wanneer één specifieke antipsychotica niet werkt, wordt er geadviseerd andere soorten antipsychotica te proberen. Er moet wel gezorgd worden dat de maximumdosering niet wordt voorgeschreven. Alleen in uiterst ernstige gevallen wordt er geadviseerd verschillende antipsychotica te combineren [40]. Echter, er zijn geen randomized controlled trials (RCT’s) uitgevoerd naar medicatie bij psychose in Huntington. Veel onderzoeken die gedaan zijn naar de behandeling van psychose bij Huntington zijn case studies. Enkele van deze studies worden hieronder verder besproken.
Een voorbeeld van een atypische antipsychotica die kan worden voorgeschreven wanneer er psychotische symptomen optreden bij de ziekte van Huntington is Risperidon. Een case studie liet zien dat psychotische symptomen in een Huntingtonpatiënt bijna volledig afnamen door gebruik van risperidon [74]. Verschillende studies hebben laten zien dat risperidon helpend kan zijn bij psychotische symptomen in Parkinson. Echter, bleek dat verergering van Parkinson symptomen gezien kon worden als bijwerking van de risperidon. In geval van Huntington, lijkt risperidon effectief te zijn om psychotische symptomen te verminderen en lijken er geen significante bijwerkingen te zijn die de Huntington-symptomen verergeren [56]. Daarbij lijken ook sommige motorische symptomen zoals chorea stabieler te blijven bij Huntington patiënten die risperidon gebruiken ten opzichte van Huntington-patiënten die deze medicatie niet gebruiken [75]. De bijwerkingen die bij traditionele antipsychotica worden gezien, zijn bij atypische antipsychotica, waaronder risperidon, minimaal [76].
Wanneer minimaal twee verschillende antipsychotica geprobeerd zijn en deze niet effectief blijken, kan er gekeken worden of clozapine kan worden voorgeschreven [77]. Clozapine wordt in eerste instantie in lage doseringen voorgeschreven vanwege een hoge kans op ernstige bijwerkingen. Ernstige aandoeningen die het gevolg kunnen zijn van clozapine zijn agranulocytosis (waarbij er sprake is van een ernstige verlaging van witte bloedcellen), paralytisch ileus (een stilstand van de darmwerking) cardiomyopathie (vergrote, verstijfde of verzwakte hartspier) en endocarditis (ontsteking van de binnenkant van het hart). Verschillende case studies hebben bij verschillende doseringen vermindering laten zien van psychotische symptomen in de ziekte van Huntington. In onderzoek veranderde het klinisch beeld van de patiënt aanzienlijk door gebruik van clozapine [77]. De patiënt had minder last van de intensiteit van zijn psychotische symptomen, kreeg beter grip op zijn antisociale gedrag en kon daardoor beter functioneren in het dagelijks leven, met daarnaast ook een verbetering van zijn stemming. Ook in een ander onderzoek volgden enkele Huntington patiënten met psychotische symptomen [78]. Clozapine werd toegediend en daarbij werden doseringen en bloedwaarden streng gemonitord. Bij al deze patiënten namen de psychotische symptomen af. Clozapine kan naast het verminderen van psychotische symptomen ook chorea in Huntington reduceren [79]. Concluderend, kan clozapine bruikbaar zijn bij de behandeling van Huntington. Chorea en psychotische symptomen lijken erdoor af te nemen. Echter, er zijn nog geen RCT’s gedaan naar de werking van clozapine bij psychose in Huntington, maar verschillende case studies laten hoopvolle resultaten zien [77-79].
Naast medicatie zou er geprobeerd kunnen worden om psychologische behandelingen in te zetten om psychose te verminderen. Echter, er zijn geen onderzoeken gedaan naar psychotherapie en psychoses bij de ziekte van Huntington. Om toch te bepalen welke psychologische behandeling eventueel zou kunnen worden ingezet wanneer er sprake is van psychose bij Huntington, hebben wij gekeken naar de richtlijnen voor psychologische behandeling bij psychose in het algemeen. Volgens deze richtlijnen zou er 1 op 1 CGT kunnen worden gegeven met minimaal 16 sessies waarbij mensen leren verbanden te leggen tussen hun gedachten, gevoelens of handelingen en hun functioneren [80]. Daarbij moeten ze leren hoe ze hun gedachten, overtuigingen of denkwijze kunnen heroverwegen om zo hun symptomen beter te begrijpen. Naast CGT kan familietherapie worden aangeraden. Wanneer mogelijk moet de patiënt zelf hierbij worden betrokken. Deze familietherapie dient een duidelijke ondersteunende, leerzame of therapeutische functie te hebben en moet afspraken bevatten over het samen oplossen van problemen of het omgaan met crisissituaties [80].
Samenvattend, er is nog weinig onderzoek gedaan naar een specifieke behandeling van psychose bij Huntington. Medicatie voor psychose bij Huntington is enkel onderzocht door middel van case studies en psychologische behandeling is nog helemaal niet onderzocht. Concluderend, medicijnen als risperidon en clozapine lijken eventueel bruikbaar om psychotische symptomen te reduceren. Daarbij lijken CGT en familietherapie goede psychologische behandelingen om psychoses te verminderen. Echter, hier zal onderzoek naar gedaan moeten worden.
We hebben al eerder op deze pagina gezien dat de ziekte van Huntington vaak ontstaat op jonge leeftijd, meestal tussen de 35 en 45 jaar oud. In enkele gevallen kunnen symptomen ook in de jeugd of bij ouderen ontstaan [81].
Bloedverwanten van een patiënt met de ziekte van Huntington zijn het meest kwetsbaar voor het ontwikkelen van de ziekte, aangezien het een overdraagbare aandoening is [81,82]. Veel familieleden vinden het dan ook belangrijk om hun genetische status te laten controleren.
Zodra een familielid de diagnose Huntington krijgt, kun je de beslissing maken om je te laten testen. Eerst zul je een bezoek brengen aan de huisarts, die vervolgens een doorverwijzing zal maken naar een klinische genetische afdeling. Je zult hier een intakegesprek hebben met een klinisch geneticus. Na dit gesprek heb je de mogelijkheid om zelf te beslissen of je verder wil gaan met het genetische onderzoek [12].
Bij de ziekte van Huntington heb je een gen-mutatie in het huntingtine-gen [81]. In dit huntingtine-gen is de trinucleotide CAG te vaak herhaald, waardoor er een andere proteïne wordt gecreëerd. Als je je DNA laat testen, kan dit meerdere uitkomsten hebben [81].
Tijdens de genetische test zal er bloed worden afgenomen bij de risicodrager [12]. Zoals in het eerste deel van de pagina is vermeld, zal iemand die tussen de 10 en 26 CAG-herhalingen zit, geen Huntington gaan ontwikkelen over tijd. Zodra de DNA-test 40 of meer CAG-herhalingen laat zien in het huntingtine-gen, zul je de ziekte van Huntington ontwikkelen ergens gedurende je leven. Tussen de 36 en 39 herhalingen, bevat je de genmutatie ook, maar is er sprake van verminderde penetrantie. Dit houdt in dat zieke huntingtine-gen wel aanwezig is, maar dat je geen symptomen van de ziekte ervaart. Ook kan het voorkomen dat iemand met verminderde penetrantie veel minder klachten heeft van de ziekte dan iemand anders met de ziekte van Huntington [82].
Het nut van predictief testen voor Huntington, is om je voor te kunnen bereiden op de toekomst. Hierbij zou je kunnen denken aan het informeren en testen van familieleden. Ook family planning is hierbij een belangrijke factor voor veel mensen. Dit houdt in dat je bewust wel of geen kinderen neemt, vanwege de gendefecten die één of beide ouders bezitten. Hier gaan we later op de pagina nog verder op in.
In Nederland hebben we verschillende klinische afdelingen, die predictieve testen aanbieden voor risicodragers [82]. Zodra je een afspraak maakt bij een van deze klinieken krijg je informatie over verschillende mogelijkheden betreft het genetisch testen. Je kunt dit op twee verschillende manieren laten onderzoeken. Als eerste kun je beslissen om de genetische test uit te laten voeren die hierboven is genoemd, dus door middel van bloedafname. Een andere manier is om een onderzoek uit te laten voeren door een neuroloog die ook gespecialiseerd is in de ziekte van Huntington. De neuroloog focust dan voornamelijk op mogelijke symptomen die een cliënt vertoont en naar het algemeen functioneren. Het overgrote deel van de risicodragers kiest er toch voor om zich niet te laten testen [12]. Bij veel mensen is dit het geval omdat er tot nu toe nog geen doeltreffende behandeling is ontdekt [83]. Een andere oorzaak om zich niet te laten testen is dat ze dan niet meer kunnen ontsnappen aan het feit dat ze gendragers zijn. Ze kunnen als het ware niet meer terugkeren naar het leven voordat ze wisten dat ze gendrager zijn [82].
Mensen die bijvoorbeeld bang zijn voor de start van de ziekte, kunnen bij alle klinieken in Nederland die genetische testen uitvoeren een aanvraag indienen bij een neuroloog. Dat kan bijdragen aan het verminderen van stress als er nog geen symptomen aanwezig zijn. Aan de andere kant kan aanvullend onderzoek ook weer leiden tot stress en onnodige angsten opwekken bij mensen [84].
Bij predictief testen voor een genetische aandoening komen altijd ethische dilemma’s kijken. Mensen die risico lopen op Huntington, mogen zelf bepalen of ze wel of niet worden getest. De ene persoon wil het niet weten, aangezien dit heel veel veranderingen met zich meebrengt, terwijl de ander zich juist wil voorbereiden op de toekomst. Beide keuzes kunnen resulteren in angst en verminderde levenskwaliteit [12].
In enkele gevallen kunnen testen verkeerde resultaten opleveren, zoals vals-positieven of vals-negatieven. In deze gevallen wordt er onjuist gesteld dat iemand de ziekte wel of niet heeft. Dit kan onnodige angsten opwekken bij de cliënt [85].
Veel neurogenetische aandoeningen zijn aangeboren, waardoor genetisch testen niet alleen invloed heeft op het individu dat zich laat testen, maar ook op familieleden [70]. Denk hierbij voornamelijk aan brusjes (broertjes en zusjes) en kinderen [84]. Dit kan mogelijk zorgen voor ethische problemen binnen families. Dit kan variëren van het niet tijdig informeren van je omgeving over de mogelijke gevolgen, maar ook familieleden die duidelijk hebben gemaakt niet te willen weten of ze gendrager zijn [84].
Risicodragers die zich uiteindelijk toch willen laten onderzoeken in verband met family planning, kunnen ervoor zorgen dat hun nakomelingen de genmutatie niet krijgen. Dit zou je op twee manieren kunnen uitvoeren. Als eerste kun je kiezen voor pre-implantatie genetische diagnostiek (PGD) [12]. In het lab worden embryo’s geproduceerd van de eicel en spermacel van de ouders en bij elk van de levensvatbare embryo’s wordt er onderzocht of de genetische afwijking aanwezig is. Enkel de embryo’s zonder genetische afwijking mogen dan worden teruggeplaatst. Een alternatieve manier om dit te onderzoeken is om op natuurlijke wijze zwanger te worden en vervolgens tijdens de tiende week een vlokkentest te laten uitvoeren. Als er dan een genetische afwijking wordt gevonden, is het mogelijk om de zwangerschap vroegtijdig te beëindigen door middel van curettage. Dit houdt in dat de gynaecoloog het weefsel uit de binnenkant van de baarmoeder verwijdert [12].
Een ander ethisch dilemma dat zich kan voordoen heeft te maken met je carrière en loopbaan. Als de genmutatie wordt gevonden, moet je over heel veel dingen goed gaan nadenken. Een belangrijk punt waar je over na moet denken is of je je werkgever wilt informeren of je gendrager bent of niet. Ook moet je extra rekening houden met symptomen die zich kunnen voordoen tijdens het ontstaan en progressie van de ziekte, wat belemmering kan opleveren op de werkvloer. In sommige bedrijven en functies kunnen deze punten in je nadeel werken, dus hier moet goed over nagedacht worden [12].
Wij willen de lezer in ieder geval adviseren dat als iemand in jouw familie de ziekte van Huntington heeft of je vragen hebt over de symptomen, je altijd contact kunt opnemen met je huisarts.
Samenvattend hebben we op deze WIKI-pagina gekeken naar de relatie tussen de ziekte van Huntington en psychoses. De ziekte van Huntington is een neurodegeneratieve ziekte, die op jonge leeftijd ontstaat. Naast cognitieve en motorische problemen, kunnen zich bij deze ziekte ook gedragsveranderingen voordoen, zoals apathie, ontremming en prikkelbaarheid. Een deel van de Huntingtonpatiënten heeft daarnaast ook last van psychotische klachten, wat tot een vermindering van kwaliteit van leven kan leiden van patiënt en verzorger. We concludeerden tijdens het maken van deze pagina, dat er geen concreet onderzoek is gedaan naar de samenhang tussen de ziekte van Huntington en psychoses en de behandelingen hiervan.
Er is tot op heden geen duidelijk mechanisme gevonden, bijvoorbeeld in hersenstructuren, waardoor een Huntingtonpatiënt vatbaar is voor psychoses en wij zijn van mening dat dit wel een belangrijk onderwerp is. Dit is niet alleen belangrijk voor de patiënt, maar ook hun omgeving, zoals familie en mantelzorgers.
Wij zijn van mening dat deze WIKI-pagina een goed startpunt is voor meer onderzoek en een ondersteunende bron vol informatie is voor patiënten, hun omgeving en hulpverleners.
Paoli R, Botturi A, Ciammola A, Silani V, Prunas C, Lucchiari C, et al. Neuropsychiatric burden in Huntington’s disease. Brain Sciences [Internet]. 2017 Jun 16;7(6):67. Available from: https://doi.org/10.3390/brainsci7060067
Walker FO. Huntington’s disease. The Lancet [Internet]. 2007 Jan 1;369(9557):218–28. Available from: https://doi.org/10.1016/s0140-6736(07)60111-1
McColgan P, Tabrizi SJ. Huntington’s disease: a clinical review. European Journal of Neurology [Internet]. 2017 Aug 17;25(1):24–34. Available from: https://doi.org/10.1111/ene.13413
Ross CA, Tabrizi SJ. Huntington’s disease: from molecular pathogenesis to clinical treatment. The Lancet Neurology [Internet]. 2010 Dec 15;10(1):83–98. Available from: https://doi.org/10.1016/s1474-4422(10)70245-3
Duff K, Paulsen JS, Beglinger LJ, Langbehn DR, Stout JC. Psychiatric Symptoms in Huntington’s Disease before Diagnosis: The Predict-HD Study. Biological Psychiatry [Internet]. 2007 May 4;62(12):1341–6. Available from: https://doi.org/10.1016/j.biopsych.2006.11.034
Van Duijn E, Craufurd D, Hubers A a M, Giltay EJ, Bonelli R, Rickards H, et al. Neuropsychiatric symptoms in a European Huntington’s disease cohort (REGISTRY). Journal of Neurology Neurosurgery & Psychiatry [Internet]. 2014 May 14;85(12):1411–8. Available from: https://doi.org/10.1136/jnnp-2013-307343
Paulsen JS. Neuropsychiatric aspects of Huntington’s disease. Journal of Neurology Neurosurgery & Psychiatry [Internet]. 2001 Sep 1;71(3):310–4. Available from: https://doi.org/10.1136/jnnp.71.3.310
Eddy CM, Rickards HE. Impact of cognitive and behavioural changes on quality of life in Huntington’s disease. Basal Ganglia [Internet]. 2013 Feb 12;3(2):123–6. Available from: https://doi.org/10.1016/j.baga.2013.01.085
Coppen EM, Roos R a. C. Current pharmacological approaches to reduce chorea in Huntington’s Disease. Drugs [Internet]. 2016 Dec 17;77(1):29–46. Available from: https://doi.org/10.1007/s40265-016-0670-4
Jankovic J, Roos RAC. Chorea associated with Huntington’s disease: To treat or not to treat? Movement Disorders [Internet]. 2014 Aug 22;29(11):1414–8. Available from: https://doi.org/10.1002/mds.25996
Kockx I, Van Zeben D, Mollink H. Ziekte van Huntington. In: Bohn Stafleu van Loghum eBooks [Internet]. 2008. p. 474–8. Available from: https://doi.org/10.1007/978-90-313-7326-0_88
Vereniging van Huntington. Ervaringsverhalen. Vereniging van Huntington. https://www.huntington.nl/leven-met/ervaringsverhalen.html
De Wit MM, Polderman TJC. The heritability and molecular genetics of mental disorders. In: Elsevier eBooks [Internet]. 2022. p. 125–39. Available from: https://doi.org/10.1016/b978-0-323-91497-0.00160-0
Wexler NS. Venezuelan kindreds reveal that genetic and environmental factors modulate Huntington’s disease age of onset. Proceedings of the National Academy of Sciences [Internet]. 2004 Mar 1;101(10):3498–503. Available from: https://doi.org/10.1073/pnas.0308679101
Novati A, Nguyen HP, Schulze-Hentrich J. Environmental stimulation in Huntington disease patients and animal models. Neurobiology of Disease [Internet]. 2022 Apr 13;171:105725. Available from: https://doi.org/10.1016/j.nbd.2022.105725
Genetics of Huntington’s disease [Afbeeding]. Huntington’s Disease Association. Available from: https://www.hda.org.uk/professionals-and-training/about-huntingtons-disease/genetics-of-huntingtons-disease/
Tabrizi SJ, Scahill RI, Owen G, Durr A, Leavitt BR, Roos RA, et al. Predictors of phenotypic progression and disease onset in premanifest and early-stage Huntington’s disease in the TRACK-HD study: analysis of 36-month observational data. The Lancet Neurology [Internet]. 2013 May 9;12(7):637–49. Available from: https://doi.org/10.1016/s1474-4422(13)70088-7
Heron CL, Holroyd CB, Salamone J, Husain M. Brain mechanisms underlying apathy. Journal of Neurology Neurosurgery & Psychiatry [Internet]. 2018 Oct 26;90(3):302–12. Available from: https://doi.org/10.1136/jnnp-2018-318265
Van Duijn E, Kingma EM, Van Der Mast RC. Psychopathology in verified Huntington’s disease gene carriers. Journal of Neuropsychiatry [Internet]. 2007 Oct 1;19(4):441–8. Available from: https://doi.org/10.1176/jnp.2007.19.4.441
American Psychiatric Association. Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders [Internet]. Fifth Edition. 2022. Available from: https://doi.org/10.1176/appi.books.9780890425787
Folstein SE, Abbott MH, Chase GA, Jensen BA, Folstein MF. The association of affective disorder with Huntington’s Disease in a case series and in families. Psychological Medicine [Internet]. 1983 Aug 1;13(3):537–42. Available from: https://doi.org/10.1017/s0033291700047966
Stout JC, Rodawalt WC, Siemers ER. Risky decision making in Huntington’s disease. Journal of the International Neuropsychological Society [Internet]. 2001 Jan 1;7(1):92–101. Available from: https://doi.org/10.1017/s1355617701711095
Craufurd D, Thompson JC, Snowden JS. Behavioral changes in Huntington Disease. PubMed [Internet]. 2001 Nov 29;14(4):219–26. Available from: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/11725215
Ready RE, Mathews M, Leserman A, Paulsen JS. Patient and caregiver quality of life in Huntington’s disease. Movement Disorders [Internet]. 2008 Jan 3;23(5):721–6. Available from: https://doi.org/10.1002/mds.21920
AUSTEDO® XR (deutetrabenazine) extended-release. Activities with HD Chorea: Walking [Internet]. YouTube. 2023. Available from: https://www.youtube.com/watch?v=f2aDNGPADyk
Wheelock VL, Tempkin T, Marder K, Nance M, Myers RH, Zhao H, et al. Predictors of nursing home placement in Huntington disease. Neurology [Internet]. 2003 Mar 25;60(6):998–1001. Available from: https://doi.org/10.1212/01.wnl.0000052992.58107.67
Helder DI, Kaptein AA, Van Kempen GMJ, Van Houwelingen JC, Roos RAC. Impact of Huntington’s disease on quality of life. Movement Disorders [Internet]. 2001 Mar 1;16(2):325–30. Available from: https://doi.org/10.1002/mds.1056
Unified Huntington’s disease rating scale: Reliability and consistency. Movement Disorders [Internet]. 1996 Mar 1;11(2):136–42. Available from: https://doi.org/10.1002/mds.870110204
Stoker TB, Mason SL, Greenland JC, Holden ST, Santini H, Barker RA. Huntington’s disease: diagnosis and management. Practical Neurology [Internet]. 2021 Aug 19;22(1):32–41. Available from: https://doi.org/10.1136/practneurol-2021-003074
Moulton CD, Hopkins CWP, Bevan-Jones WR. Systematic review of pharmacological treatments for depressive symptoms in Huntington’s disease. Movement Disorders [Internet]. 2014 Aug 11;29(12):1556–61. Available from: https://doi.org/10.1002/mds.25980
Bijwerkingen van geneesmiddelen [Internet]. Lareb. Available from: https://www.lareb.nl/geneesmiddel-kennis/results?atcode=N06AB04
Loi SM, Walterfang M, Velakoulis D, Looi JC. Huntington’s disease: Managing neuropsychiatric symptoms in Huntington’s disease. Australasian Psychiatry [Internet]. 2018 Apr 24;26(4):376–80. Available from: https://doi.org/10.1177/1039856218766120
Eaton JE, Claassen DO. Guidance on antipsychotic selection for agitation and aggressive behavior in persons with Huntington’s disease. Expert Review of Neurotherapeutics [Internet]. 2024 Jul 9;24(10):937–40. Available from: https://doi.org/10.1080/14737175.2024.2376836
Myrianthopoulos NC. Huntington’s Chorea. Journal of Medical Genetics [Internet]. 1966 Dec 1;3(4):298–314. Available from: https://doi.org/10.1136/jmg.3.4.298
Deb A, Frank S, Testa CM. New symptomatic therapies for Huntington disease. Handbook of Clinical Neurology [Internet]. 2017 Jan 1;199–207. Available from: https://doi.org/10.1016/b978-0-12-801893-4.00017-1
Nance MA. Therapy in Huntington’s Disease: Where are we? Current Neurology and Neuroscience Reports [Internet]. 2012 Apr 28;12(4):359–66. Available from: https://doi.org/10.1007/s11910-012-0277-4
Atlant. Meneer Johan - Ziekte van Huntington [Internet]. YouTube. 2018. Available from: https://www.youtube.com/watch?v=1O_QJgY-iLY
Julayanont P, Suryadevara U. Psychosis. CONTINUUM Lifelong Learning in Neurology [Internet]. 2021 Dec 1;27(6):1682–711. Available from: https://doi.org/10.1212/con.0000000000001013
Calabrese J, Khalili YA. Psychosis [Internet]. StatPearls - NCBI Bookshelf. 2023. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK546579/
Anderson KE, Van Duijn E, Craufurd D, Drazinic C, Edmondson M, Goodman N, et al. Clinical Management of Neuropsychiatric Symptoms of Huntington Disease: Expert-Based Consensus Guidelines on Agitation, anxiety, apathy, Psychosis and sleep Disorders. Journal of Huntington S Disease [Internet]. 2018 Jul 20;7(4):355–66. Available from: https://doi.org/10.3233/jhd-180293
Andriessen RL, Oosterloo M, Hollands A, Linden DEJ, De Greef BTA, Leentjens AFG. Psychotropic medication use in Huntington’s disease: A retrospective cohort study. Parkinsonism & Related Disorders [Internet]. 2022 Nov 7;105:69–74. Available from: https://doi.org/10.1016/j.parkreldis.2022.11.004
Li XY, Gao B, Xie JJ, Bao YF, Dong Y, Wu ZY. The clinical, imaging and biological features of psychosis in Han Chinese patients with Huntington’s disease. Journal of Psychiatric Research [Internet]. 2021 Jul 14;141:333–8. Available from: https://doi.org/10.1016/j.jpsychires.2021.07.024
McAllister B, Gusella JF, Landwehrmeyer GB, Lee JM, MacDonald ME, Orth M, et al. Timing and impact of psychiatric, cognitive, and motor abnormalities in Huntington Disease. Neurology [Internet]. 2021 Mar 25;96(19). Available from: https://doi.org/10.1212/wnl.0000000000011893
Rocha NP, Mwangi B, Candano C a. G, Sampaio C, Stimming EF, Teixeira AL. The clinical picture of psychosis in Manifest Huntington’s Disease: A Comprehensive analysis of the Enroll-HD database. Frontiers in Neurology [Internet]. 2018 Nov 6;9. Available from: https://doi.org/10.3389/fneur.2018.00930
Jaini A, Yomtoob J, Yeh C, Bega D. Understanding HD Psychosis: An Analysis from the ENROLL-HD Database. Tremor and Other Hyperkinetic Movements [Internet]. 2020 Jan 1;10(1). Available from: https://doi.org/10.5334/tohm.395
Corrêa B, Xavier M, Guimarães J. Association of Huntington’s disease and schizophrenia-like psychosis in a Huntington’s disease pedigree. Clinical Practice and Epidemiology in Mental Health [Internet]. 2006 Jan 1;2(1):1. Available from: https://doi.org/10.1186/1745-0179-2-1
Sheffler ZM, Reddy V, Pillarisetty LS. Physiology, neurotransmitters [Internet]. StatPearls - NCBI Bookshelf. 2023. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK539894/#:~:text=Neurotransmitters%20are%20endogenous%20chemicals%20that,life%20and%20functions.%5B1%5D
Professional CCM. Gamma-Aminobutyric Acid (GABA) [Internet]. Cleveland Clinic. 2025. Available from: https://my.clevelandclinic.org/health/articles/22857-gamma-aminobutyric-acid-gaba
Amann B, Sterr A, Thoma H, Messer T, Kapfhammer HP, Grunze H. Psychopathological changes preceding motor symptoms in Huntington’s Disease: a report on four cases. The World Journal of Biological Psychiatry [Internet]. 2000 Jan 1;1(1):55–8. Available from: https://doi.org/10.3109/15622970009150566
Professional CCM. Dopamine [Internet]. Cleveland Clinic. 2025. Available from: https://my.clevelandclinic.org/health/articles/22581-dopamine
Tost H, Alam T, Meyer-Lindenberg A. Dopamine and psychosis: Theory, pathomechanisms and intermediate phenotypes. Neuroscience & Biobehavioral Reviews [Internet]. 2009 Jun 25;34(5):689–700. Available from: https://doi.org/10.1016/j.neubiorev.2009.06.005
Naarding P, Kremer HPH, Zitman FG. Huntington’s disease: a review of the literature on prevalence and treatment of neuropsychiatric phenomena. European Psychiatry [Internet]. 2001 Dec 1;16(8):439–45. Available from: https://doi.org/10.1016/s0924-9338(01)00604-6
Zorginstituut Nederland. antipsychotica, klassieke [Internet]. Available from: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/antipsychotica__klassieke
Horvitz JC. Mesolimbocortical and nigrostriatal dopamine responses to salient non-reward events. Neuroscience [Internet]. 2000 Mar 1;96(4):651–6. Available from: https://doi.org/10.1016/s0306-4522(00)00019-1
Stahl SM. Dopamine System Stabilizers, Aripiprazole, and the Next Generation of Antipsychotics, Part 1 [Internet]. Vols. 62–62, BRAINSTORMS. Physicians Postgraduate Press, Inc.; 2001 Oct p. 842–3. Available from: https://www.psychiatrist.com/wp-content/uploads/2021/02/12685_dopamine-system-stabilizers-aripiprazole-next-generation-part-1-goldilocks-actions-dopamine-receptor.pdf
Madhusoodanan S, Brenner R. Use of risperidone in psychosis associated with Huntington’s disease. American Journal of Geriatric Psychiatry [Internet]. 1998 Sep 1;6(4):347–9. Available from: https://doi.org/10.1097/00019442-199800640-00013
Grinchii D, Dremencov E. Mechanism of action of atypical antipsychotic drugs in mood disorders. International Journal of Molecular Sciences [Internet]. 2020 Dec 15;21(24):9532. Available from: https://doi.org/10.3390/ijms21249532
Meltzer HY, Gadaleta E. Contrasting typical and atypical antipsychotic drugs. FOCUS the Journal of Lifelong Learning in Psychiatry [Internet]. 2021 Jan 1;19(1):3–13. Available from: https://doi.org/10.1176/appi.focus.20200051
THE BRAIN FROM TOP TO BOTTOM [Internet]. Available from: https://thebrain.mcgill.ca/flash/a/a_03/a_03_cl/a_03_cl_que/a_03_cl_que.html
Eidelberg D, Surmeier DJ. Brain networks in Huntington disease. Journal of Clinical Investigation [Internet]. 2011 Feb 1;121(2):484–92. Available from: https://doi.org/10.1172/jci45646
Lanciego JL, Luquin N, Obeso JA. Functional neuroanatomy of the basal ganglia. Cold Spring Harbor Perspectives in Medicine [Internet]. 2012 Oct 15;2(12):a009621. Available from: https://doi.org/10.1101/cshperspect.a009621
Lee HJ, Weitz AJ, Bernal-Casas D, Duffy BA, Choy M, Kravitz AV, et al. Activation of direct and indirect pathway medium spiny neurons drives distinct brain-wide responses. Neuron [Internet]. 2016 Jul 1;91(2):412–24. Available from: https://doi.org/10.1016/j.neuron.2016.06.010
Kasper J, Eickhoff SB, Caspers S, Peter J, Dogan I, Wolf RC, et al. Local synchronicity in dopamine-rich caudate nucleus influences Huntington’s disease motor phenotype. Brain [Internet]. 2023 Feb 16;146(8):3319–30. Available from: https://doi.org/10.1093/brain/awad043
Thota SM, Chan KL, Pradhan SS, Nagabushana B, Priyanka GB, Sunil HV, et al. Multimodal imaging and visual evoked potentials reveal key structural and functional features that distinguish symptomatic from presymptomatic Huntington’s disease brain. Neurology India [Internet]. 2021 Sep 1;69(5):1247–58. Available from: https://doi.org/10.4103/0028-3886.329528
NVD. Netwerk Diëtisten Huntington Nederland (DHDNL) - NVD [Internet]. NVD. 2023. Available from: https://nvdietist.nl/artikelen/netwerk-dietisten-huntington-nederland-dhdnl/
Csehi R, Molnar V, Fedor M, Zsumbera V, Palasti A, Acsai K, et al. The improvement of motor symptoms in Huntington’s disease during cariprazine treatment. Orphanet Journal of Rare Diseases [Internet]. 2023 Dec 1;18(1). Available from: https://doi.org/10.1186/s13023-023-02930-z
Pai S, Li P, Killinger B, Marshall L, Jia P, Liao J, et al. Differential methylation of enhancer at IGF2 is associated with abnormal dopamine synthesis in major psychosis. Nature Communications [Internet]. 2019 May 3;10(1). Available from: https://doi.org/10.1038/s41467-019-09786-7
Stahl SM. Parkinson’s disease psychosis as a serotonin-dopamine imbalance syndrome. CNS Spectrums [Internet]. 2016 Sep 30;21(5):355–9. Available from: https://doi.org/10.1017/s1092852916000602
Tsigkaropoulou E, Peppa M, Zompola C, Rizos E, Xelioti I, Chatziioannou S, et al. Hypogonadism due to hyperprolactinemia and subsequent first episode of psychosis. Gender Medicine [Internet]. 2012 Feb 1;9(1):56–60. Available from: https://doi.org/10.1016/j.genm.2012.01.001
Gezondheidsuniversiteit. Ziekte van Parkinson [Internet]. 2017. Available from: https://www.gezondheidsuniversiteit.nl/sites/gezondheidsuniversiteit/files/2021-06/Informatieboekje%20Avond%204.pdf
Shenoy SS, Lui F. Neuroanatomy, ventricular system [Internet]. StatPearls - NCBI Bookshelf. 2023. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK532932/
Horga G, Bernacer J, Dusi N, Entis J, Chu K, Hazlett EA, et al. Correlations between ventricular enlargement and gray and white matter volumes of cortex, thalamus, striatum, and internal capsule in schizophrenia. European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience [Internet]. 2011 Mar 23;261(7):467–76. Available from: https://doi.org/10.1007/s00406-011-0202-x
Bonelli RM, Hofmann P. A review of the treatment options for Huntington’s disease. Expert Opinion on Pharmacotherapy [Internet]. 2004 Apr 1;5(4):767–76. Available from: https://doi.org/10.1517/14656566.5.4.767
Erdemoglu AK, Boratav C. Risperidone in chorea and psychosis of Huntington’s disease. European Journal of Neurology [Internet]. 2002 Mar 1;9(2):182–3. Available from: https://doi.org/10.1046/j.1468-1331.2002.0354e.x
Duff K, Beglinger LJ, O’Rourke ME, Nopoulos P, Paulson HL, Paulsen JS. Risperidone and the Treatment of Psychiatric, Motor, and Cognitive Symptoms in Huntington’s Disease. Annals of Clinical Psychiatry [Internet]. 2008 Feb 1;20(1):1–3. Available from: https://doi.org/10.1080/10401230701844802
Conley R, Kelly D. Current Status of Antipsychotic Treatment. Current Drug Targets - CNS & Neurological Disorders [Internet]. 2002 Apr 1;1(2):123–8. Available from: https://doi.org/10.2174/1568007024606221
Majothi N, Lee HY, Nagarajan P, Vutla R. Treatment of psychosis in Huntington’s disease with clozapine. Progress in Neurology and Psychiatry [Internet]. 2020 Apr 1;24(2):14–6. Available from: https://doi.org/10.1002/pnp.664
Sengul CB, Hanci E. A case of huntington’s disease presenting with psychotic features. Dusunen Adam the Journal of Psychiatry and Neurological Sciences [Internet]. 2013 Sep 20;250–3. Available from: https://doi.org/10.5350/dajpn2014270308
Wildridge B, Rozewicz S, Mohamed A, James J, Connolly G. Use of clozapine for psychosis and chorea in Huntington’s disease systematic narrative review. Progress in Neurology and Psychiatry [Internet]. 2022 Apr 1;26(2):38–43. Available from: https://doi.org/10.1002/pnp.750
NICE. Recommendations | Psychosis and schizophrenia in adults: prevention and management | Guidance | NICE [Internet]. 2014. Available from: https://www.nice.org.uk/guidance/cg178/chapter/recommendations#how-to-deliver-psychological-interventions
Craufurd D, MacLeod R, Frontali M, Quarrell O, Bijlsma EK, Davis M, et al. Diagnostic genetic testing for Huntington’s disease. Practical Neurology [Internet]. 2014 Aug 28;15(1):80–4. Available from: https://doi.org/10.1136/practneurol-2013-000790
Oosterloo M, Bijlsma EK, Verschuuren-Bemelmans CC, Schouten MI, De Die-Smulders C, Roos R a. C. Predictive genetic testing in Huntington’s disease: should a neurologist be involved? European Journal of Human Genetics [Internet]. 2020 May 13;28(9):1205–9. Available from: https://doi.org/10.1038/s41431-020-0633-9
Anderson KE, Eberly S, Marder KS, Oakes D, Kayson E, Young A, et al. The choice not to undergo genetic testing for Huntington disease: Results from the PHAROS study. Clinical Genetics [Internet]. 2019 May 15;96(1):28–34. Available from: https://doi.org/10.1111/cge.13529
Uhlmann WR, Roberts JS. Ethical issues in neurogenetics. Handbook of Clinical Neurology [Internet]. 2018 Jan 1;23–36. Available from: https://doi.org/10.1016/b978-0-444-63233-3.00003-8
Case study: Pitfalls of Commercial Genetic Testing for Huntington’s Disease - MDS Abstracts [Internet]. MDS Abstracts. 2023. Available from: https://www.mdsabstracts.org/abstract/case-study-pitfalls-of-commercial-genetic-testing-for-huntingtons-disease