Medische Psychologie
Welkom bij deze WIKI over depressie bij maagkanker. Op deze pagina zal eerst informatie worden gegeven over maagkanker en depressie. Vervolgens zal worden ingegaan op de interactie tussen deze aandoeningen. De WIKI is opgesteld voor patiënten en hun naasten, zorgprofessionals en andere geïnteresseerden. De WIKI heeft als doel om meer informatie te verschaffen over deze aandoeningen en hun interactie en dient niet als vervanging van professionele hulpverlening.
Let op: Deze pagina is gemaakt door eerstejaars studenten van de master Medische Psychologie. De informatie op deze WIKI pagina wordt na publicatie niet meer herzien op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
Geschreven door: Laura Boon, Lisanne Kersten, Jolyn van de Meent-Visser en Annelin Smit
Terug naar startpagina psychofarmacologie
Inhoudsopgave
Maagkanker, oftewel maagcarcinoom, is een kanker die ontstaat in de maag [1]. Er komen verschillende vormen van maagkanker voor. De vorm van kanker wordt bepaald door het type weefsel waaruit de tumor is ontstaan [2]. Adenocarcinoom is de meest voorkomende soort die voorkomt bij 95% van de mensen met maagkanker [3]. Bij 5% van de mensen met maagkanker komt er een andere vorm voor, die zijn dus zeldzaam [2]
Hoe maagkanker ontstaat en wat de oorzaak ervan is, is onduidelijk. Het kan ontstaan als gevolg van chronische maagvliesontsteking, of vanuit een poliep in de maag, dat is een uitstulping of woekering van het maagslijmvlies [2, 5]. Ook kan erfelijkheid een rol spelen. Mensen waarbij er sprake is van erfelijke maagkanker krijgen vaak voor het 40e levensjaar maagkanker [2].
Bekijk de video voor een korte uitleg over maagkanker. Tip: zet de ondertiteling aan voor Nederlandse ondertiteling.
Figuur 1. Maagkanker
Gecreëerd met BioRender.com
De klachten die passend zijn bij een tumor in de maag, treden pas laat op, wanneer de tumor groter wordt [6].
De symptomen van een maagcarcinoom zijn onder andere gewichtsverlies zonder aanleiding, verlies van eetlust, sneller verzadigd zijn, pijn rond het borstbeen of boven in de buik die stekend kan zijn, misselijkheid en (bloed) overgeven [6].
In Nederland kregen in 2023 993 mensen kregen de diagnose maagkanker [7], waarvan 610 mannen en 383 vrouwen. Maagkanker staat op de dertiende plek van kankersoorten die het meest voorkomen in 2023 [8]. De meeste mensen met maagkanker (84%) zijn ouder dan 60 [7]. De vijfjaarsprevalentie, dat betekent het aantal mensen dat nog in leven is nadat er in de afgelopen vijf jaar kanker is vastgesteld [9], betrof 1771 mensen in 2022 [10].
Er zijn verschillende risicofactoren voor maagkanker. Hieronder staan een aantal voorbeelden [2, 3]:
Leeftijd
Roken
Besmetting met bacterie
Een eerdere maagoperatie
Te weinig maagzuur
Gastro-oesofagale reflux; het opnieuw naar boven komen van maaginhoud in de slokdarm, en soms zelfs tot in de keel [11]
Poliepen in de maag
Bepaalde voedingsgewoonten, zoals overmatig alcoholgebruik en veel zout eten
Erfelijke aanleg
Voor het stellen van de diagnose maagkanker worden er verschillende onderzoeken gedaan. Vaak wordt er een gastroscopie gedaan. Dit is een kijkonderzoek van de maag met een endoscoop, een lange, dunne buis met aan het uiteinde een lampje en een kleine camera [12]. Hierbij wordt een stukje weefsel (biopt) weggenomen, waarna de cellen worden onderzocht in het laboratorium [2]. Daarnaast wordt er vaak een bloedonderzoek gedaan om te zoeken naar de oorzaak van de klachten [3]. Ook kunnen er nog aanvullende beeldvormende onderzoeken gedaan worden, zoals een PET-scan, CT-scan of computertomografie, endo-echo(grafie), (echogeleide)punctie of een operatieve kijkoperatie, oftewel laparoscopie [2]. Vervolgens wordt aan de hand van deze gegevens het stadium van de kanker bepaald. Dit wordt gedaan aan de hand van de TNM-classificatie, opgebouwd uit de onderdelen tumor, lymfeklieren en metastasen (uitzaaiingen) op afstand.
Stadium 1a: De tumor groeit in de maag (T1).
Stadium 1b: De tumor groeit in de maag. Er zijn uitzaaiingen in één of twee lymfeklieren rond de maag (T1/N1 of T2/N0)
Stadium 2: De tumor is (beperkt) uitgezaaid (N0) tot nabijgelegen lymfeklieren (N0-N2) of de tumor is door maagwand heen gegroeid (T4)
Stadium 3: De tumor is meestal uitgezaaid naar nabijgelegen lymfeklieren (N1-3) of de tumor is door de maagwand heen gegroeid (T2-T4)
Stadium 4: De maagkanker is uitgezaaid naar een verder gelegen lymfeklier of orgaan (M1)
Figuur 2. Verschillende stadia maagkanker
Geadapteerd van “Gastric Cancer Staging”, door BioRender.com (2024). Verkregen van https://app.biorender.com/biorender-templates
De prognose van maagkanker is erg ongunstig. 23 van de 100 mensen zijn 5 jaar na de diagnose nog in leven [7]. Hoe eerder de diagnose wordt gesteld, hoe beter de vooruitzichten zijn [3]. Bij 52% van de mensen wordt de diagnose gesteld wanneer zij in stadium 4 zijn. De overlevingskans in dat stadium is 2% [7]. In stadium 4 is er sprake van uitgezaaide maagkanker [13]. Dit gebeurt doordat er cellen kunnen losraken van de tumor en verspreiden via het lymfestelsel of de bloedbaan door het lichaam. Ze nestelen zich in andere weefsels en kunnen tot nieuwe tumoren uitgroeien [2].
Op basis van de aan- of afwezigheid van uitzaaiingen wordt de behandeling van maagkanker begonnen met een operatie of met chemotherapie. Wanneer er nog geen uitzaaiingen zijn gevonden, kan er een operatie plaatsvinden [14]. Daarna zal er weer chemotherapie plaatsvinden. Bij de helft van de mensen die een operatie en chemotherapie ondergaan, komt de kanker terug [14].
Palliatieve behandeling wordt ingezet, wanneer er geen kans meer is op genezing. Het draait hierbij om een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven voor de patiënt en het voorkomen van lijden [15]. Er wordt overgegaan op palliatieve behandeling wanneer de kanker niet meer te genezen is, wanneer iemand zich in stadium 4 bevindt, als de tumor niet chirurgisch verwijderd kan worden of als de kanker na een eerdere operatie terug is gekomen, [14]. Er zijn verschillende palliatieve behandelingen, zoals bestraling, chemotherapie, doelgerichte therapie in combinatie met chemotherapie, operatie waarbij de chirurg het onderste deel van de maag verwijdert, gastric bypass (omleiding) en plaatsen van een stent, een buisje van gaas [14].
Als inleiding op de verschillende behandelingen voor kanker kunt u de video hiernaast bekijken.
Wanneer er wordt gekozen om het kankergezwel operatief te verwijderen, worden ook de omliggende lymfeklieren weggenomen. Lymfeklieren zijn klieren in het lichaam die ervoor zorgen dat ziekteverwekkers uit het lichaam gehaald worden. Bij uitzaaiing kan het ook nodig zijn een deel van de alvleesklier, dikke darm of lever weg te nemen. In een vroeg stadium is het soms voldoende om de maagkanker endoscopisch te verwijderen (door middel van een kijkonderzoek). Als dit niet meer mogelijk is, wordt overgegaan op een open-buikoperatie [13]. Er zijn verschillende operaties om maagkanker te verwijderen. Allereerst bestaat er de cardiasectie, hierbij wordt het bovenste gedeelte van de maag (de cardia) en het onderste deel van de slokdarm verwijderd. Vervolgens wordt er een buis gemaakt om de slokdarm en maag weer in verbinding te stellen [13].
Er kan ook een distale maagresectie gedaan worden, hierbij wordt het onderste gedeelte van de maag of de maaguitgang verwijderd, ook het eerste deel van de twaalfvingerige darm wordt weggesneden. Hierna worden de dunne darm en de maag op elkaar aangesloten [17].
Figuur 3. Cardiasectie
Gecreëerd met BioRender.com
Een derde optie is het verwijderen van de gehele maag, ofwel een totale maagresectie. Hierbij wordt ook het eerste deel van de twaalfvingerige darm weggehaald en wordt de slokdarm op de dunne darm aangesloten. Het herstellen van het maagdarmsysteem na een gedeeltelijke of totale maagresectie kan op verschillende manieren [13]:
Roux-Y reconstructie: de slokdarm wordt bevestigd aan de dunne darm. Deze techniek kan ook ingezet worden bij gedeeltelijke maagresecties, zodat het als omleiding kan fungeren
Bilroth 1: Het uiteinde van het resterende deel van de maag wordt op de twaalfvingerige darm (het eerste deel van de dunne darm) gehecht.
Bilroth 2: Het uiteinde van het resterende deel van de maag wordt zijdelings op de dunne darm gehecht. Het stukje twaalfvingerige darm hangt daardoor als een slurfje buiten de weg die het voedsel aflegt.
Zie de video's hieronder voor meer informatie over de Bilroth operaties.
Het plaatsen van een stent is een palliatieve behandeling. De stent kan geplaatst worden wanneer de tumor zich in het bovenste gedeelte van de maag of ter hoogte van de maaguitgang bevindt en zorgt ervoor dat het voedsel de tumor kan passeren [13].
Figuur 4. Bypassoperatie
Gecreëerd met BioRender.com
Tenslotte kan er gebruik gemaakt worden van een bypassoperatie, hierbij wordt de maag ontweken. Dit kan ingezet worden wanneer de tumor de uitgang van de maag blokkeert. Er wordt een verbinding gemaakt tussen het middelste deel van de maag en een stuk van de dunne darm. Ook dit is een palliatieve behandeling [13].
Om een behandeling te bepalen is het van belang om het stadium bepalen. Naast het stadium zijn ook leeftijd en lichamelijke conditie van belang voor het bepalen van de behandeling [13]. Hieronder worden de mogelijke medicamenteuze behandelingen tegen kanker besproken. In de tabel staan de vaakst voorkomende bijwerkingen van de meest toegepaste behandelingen.
Naast verschillende soorten operaties zijn er ook een aantal famaceutische therapieën. De eerste is chemotherapie. Dit bestaat uit kanker remmende medicijnen, ook wel cytostatica genoemd. De cytostatica remmen de celdeling, zo groeit de tumor niet verder. Je kunt cytostatica innemen via een tablet of een infuus. Meestal wordt chemotherapie gecombineerd met een operatie of bestraling. Als chemotherapie en bestraling tegelijk worden ingezet, noem je dat chemoradiatie [13]. Wanneer er sprake is van kleine uitzaaiingen of grote tumoren kan er gebruik gemaakt worden van neo-adjuvante chemotherapie (chemotherapie voorafgaand aan een operatie), hierdoor wordt de tumor kleiner, zodat de tumor operatief verwijderd kan worden. Na een operatie kan gekozen worden voor chemotherapie of chemoradiatie om de achtergebleven kankercellen op te ruimen en de kans op terugkerende uitzaaiingen te minimaliseren [13, 20].
Bij patiënten met uitzaaiingen in het buikvlies wordt soms gekozen voor een HIPEC-behandeling (hypertherme intraperitoneale chemotherapie), alhoewel dit vanwege de belasting van de behandeling geen standaardbehandeling is in Nederland. Een HIPEC-behandeling wordt altijd gecombineerd met een operatie. Na de operatie waarin het zichtbare tumorweefsel verwijderd wordt, wordt de buikholte gespoeld met verwarmde chemotherapie. Een HIPEC-behandeling is alleen inzetbaar wanneer de maagtumor goed te verwijderen is en er slechts weinig uitzaaiingen in het buikvlies zijn [13].
Door middel van radiotherapie worden cellen beschadigd zodat ze doodgaan. Er wordt geprobeerd om alleen de tumorcellen te raken, zodat de gezonde cellen gespaard blijven. Zoals eerder beschreven is bestraling is zelden de enige behandelingsvorm. In palliatieve context wordt het toegepast om pijnklachten te verminderen, of bloedverlies tegen te gaan [21].
Immunotherapie en hormoontherapie worden in de behandeling van andere soorten kanker veel toegepast. Echter worden ze voor de behandeling van maagkanker niet toegepast. Mogelijk komt er in de toekomst wel een behandeling met immunotherapie, voor hormoontherapie is die kans kleiner aangezien de meeste maagkankers niet gevoelig zijn voor deze vorm van therapie [13].
Doelgerichte therapie, ook wel targeted therapy genoemd, wordt ingezet als de tumor zich dicht bij de overgang van de slokdarm en de maag bevindt en als er uitzaaiingen zijn [22]. Het is een palliatieve behandeling die wordt gecombineerd met chemotherapie om de groei van de kankercel te remmen waarbij medicatie via een infuus toegediend wordt. Het wordt alleen ingezet wanneer de tumorcel het HER2-eiwit bevat [23, 24]. De soorten:
Herceptin: Kan alleen ingezet worden als er te veel van het eiwit HER-2 op de kankercellen zit. Herceptin remt de groei van de cellen met dit eiwit.
Cyramza: Dit is een soort angiogeneseremmer. Deze gaat de vorming van bloedvaten rondom en in de tumor tegen. Dit resulteert in minder zuurstof en voedingsstoffen voor de tumor, waardoor de groei beperkt wordt.
Maagkanker ontstaat in de maag en kent verschillende vormen, waarvan adenocarcinoom de meest voorkomende is. Het ontstaansmechanisme is niet volledig begrepen, maar factoren zoals chronische maagvliesontsteking en erfelijkheid kunnen een rol spelen. Klachten treden vaak pas laat op en omvatten onder andere gewichtsverlies, verminderde eetlust, pijn, en misselijkheid. In Nederland werden in 2023 bijna duizend gevallen van maagkanker vastgesteld, meestal bij mensen ouder dan 60 jaar. Diagnose gebeurt via verschillende onderzoeken, waaronder gastroscopie en beeldvormende technieken. De prognose is over het algemeen somber, met slechts 23 van de 100 mensen die vijf jaar na diagnose nog in leven zijn. Behandeling omvat vaak een combinatie van chemotherapie en operatie, maar in gevorderde stadia kan palliatieve zorg nodig zijn. Operatieve behandelingen variëren afhankelijk van het stadium en kunnen een gedeeltelijke of volledige verwijdering van de maag omvatten. Andere therapieën zoals radiotherapie en doelgerichte therapie worden ook toegepast, afhankelijk van de individuele situatie van de patiënt.
Kanker en de behandeling ervan hebben een aanzienlijke psychologische en psychosociale impact op zowel de patiënt zelf als hun omgeving. Het hebben van maagkanker wordt in verband gebracht met een afname van het welzijn en de levenskwaliteit van de patiënt [25]. Het hebben van kanker, en de behandeling daarvan, gaan gepaard met een reeks ingrijpende veranderingen die een impact hebben op zowel de fysieke, emotionele, spirituele, interpersoonlijke en sociale dimensies in het leven van de persoon met kanker. Het is belangrijk om te erkennen dat een groot percentage van de kankerpatiënten te maken krijgt met emotionele klachten, zoals gezondheidsangst, prikkelbare stemming en een gevoel van hopeloosheid en falen. Er is ook een groot percentage van kankerpatiënten dat te maken krijgt met psychische aandoeningen, zoals depressie of posttraumatische stressstoornis [26]. Vooral depressie is een veel voorkomende comorbiditeit bij maagkanker [27].
Een depressieve stoornis is een stemmingsstoornis die zich in verschillende vormen kan manifesteren. De belangrijkste symptomen zijn een aanhoudend sombere stemming en een verminderde interesse of plezier in bijna alle activiteiten gedurende het merendeel van de tijd [28]. Meer informatie over de symptomen en criteria van een depressie kunt u hier vinden.
De prevalentie van patiënten met maagkanker die een depressie hebben is 37% [27]. Ter vergelijking: de geschatte jaarprevalentie van depressie in de Nederlandse bevolking tussen 2019 en 2022 is 8,5% [29].
De depressieve symptomen bij maagkanker kunnen soms moeilijk zijn om te herkennen, omdat gevoelens van somberheid ook een normale reactie kunnen zijn op een negatieve gebeurtenis [28]. Ook kunnen de andere symptomen van een depressie moeilijk te herkennen zijn wanneer er ook een andere ziekte speelt, zoals maagkanker. De depressie is dan een comorbiditeit. Een comorbiditeit is de aanwezigheid van één of meerdere extra aandoeningen bij een persoon die al gediagnosticeerd is met een ziekte [30]. Minder opvallende signalen van een comorbide depressie zijn bijvoorbeeld aanhoudende vermoeidheid, chronische pijn, slapeloosheid, gewichtstoename of -afname en verandering in het activiteitenpatroon of sociale contacten [28]. Het kan lastig zijn om te bepalen of deze klachten veroorzaakt worden door de maagkanker, of dat deze klachten veroorzaakt worden door een depressie.
In de video hiernaast wordt kort uitgelegd wat een depressie is.
Bij het ontstaan van een depressie spelen een aantal stofjes in de hersenen een rol. Deze stofjes heten neurotransmitters. Neurotransmitters zijn de boodschappers in de hersenen. Ze laten de verschillende zenuwcellen in de hersenen met elkaar communiceren, waardoor gevoelens of gedachten ontstaan [31]. Een depressie kan ontstaan als gevolg van een tekort aan bepaalde neurotransmitters in de hersenen. Een van die neurotransmitters is serotonine. Serotonine zorgt onder andere voor een positieve stemming en onderdrukt de gevoelens van angst en verdriet [32]. Bij een depressie is er vaak een tekort aan serotonine in de hersenen [32, 33]. Ook dopamine is een neurotransmitter die betrokken is bij depressie. Dopamine zorgt ervoor dat mensen genot ervaren en speelt een rol bij de emotionele en motivationele gedragingen om dat genot te bereiken [34] Er is vaak ook een tekort aan dopamine in de hersenen bij depressie [35].
In oudere patiënten met maagkanker wordt een comorbide matige of ernstige depressie in verband gebracht met stoornissen in geriatrische beoordelingsdomeinen [36]. Dit betreft de functionele status, cognitie, voedingsstatus, sociale steun, psychologische toestand, andere medische aandoeningen en medicatiegebruik. Ook lopen patiënten met maagkanker en een comorbide matige of ernstige depressie een verhoogd risico op vallen, ondervoeding, kwetsbaarheid en vermoeidheid en afhankelijkheid in algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en in instrumentele activiteiten van het dagelijks leven (IADL) [36]. Onder ADL worden essentiële basis handelingen die nodig zijn om zelfstandig te kunnen functioneren verstaan, bijvoorbeeld in en uit bed stappen, drinken en naar het toilet gaan. Onder IADL worden meer complexe handelingen verstaan, zoals boodschappen doen, koken en huishoudelijk werk [37].
Het behandelen van de depressie, boven op de behandeling voor de tumor, is erg belangrijk. Een depressie kan namelijk zorgen voor een lagere kwaliteit van leven, slaapproblemen, ergere ziektesymptomen, meer pijn, en meer uitzaaiingen. Patiënten met vergevorderde kanker waarbij de depressie niet behandeld wordt, hebben een groter risico om vroegtijdig te sterven [38].
Er bestaan medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandelingen. Beide behandelingen zijn effectief in het behandelen van depressie bij patiënten met kanker [39]. Bij het kiezen van de behandeling wordt er rekening gehouden met de wensen en voorkeuren van de patiënt.
Er bestaan veel verschillende psychologische interventies om een depressie te behandelen. De richtlijn raadt daarbij een stapsgewijze aanpak aan. Dit betekent minimale hulp als het kan en intensieve hulp als het nodig is. Zo wordt er aanbevolen om bij een milde depressie te beginnen met voorlichting, zelfzorg, fysieke inspanning, en Problem Solving Treatment. Als de depressie aanhoudt zal er overgestapt worden naar psychotherapie en/of medicatie [28]. De eerste keuze voor psychotherapie bij volwassenen en ouderen is vaak cognitieve gedragstherapie (CGT). Daarnaast brengt acceptance and commitment therapy (ACT) ook positieve resultaten bij de behandeling van depressie en angst in patiënten met kanker [40]. Zie de video's hieronder voor meer informatie over deze vormen van psychotherapie.
Voor de behandeling van depressie met medicatie zijn diverse soorten antidepressiva beschikbaar. Deze medicijnen kunnen worden ingedeeld in verschillende groepen, waaronder selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI), tricyclische antidepressiva (TCA), selectieve serotonine- en noradrenalineheropnameremmers (SNRI), monoamine-oxidaseremmers (MAO-remmers) en overige antidepressiva zoals bupropion en mirtazapine. Zie onderstaande tabel voor meer informatie over de verschillende soorten antidepressiva.
De keuze voor een specifiek antidepressivum wordt bepaald door een arts op basis van factoren zoals comorbiditeit, bijwerkingen, interacties met andere aandoeningen of medicijnen, ervaring en kosten. Vaak wordt de voorkeur gegeven aan SSRI’s vanwege de minder voorkomende bijwerkingen. Echter kan er, op basis van comorbiditeit, eerdere ervaringen van de patiënt, of mogelijke interacties met andere geneesmiddelen, toch worden besloten om te starten met een ander antidepressivum [41].
Bron: [41]
1 Voorkeursmedicijn bij ouderen
2 Venlafaxine is bij lage dosering een SSRI en bij hoge dosering een SNRI
3 In het algemeen zijn de bijwerkingen van TCA’s heftiger dan die van SSRI’s [42].
Voor terminale patiënten wordt het gebruik van de bovenstaande antidepressiva niet aangeraden, vanwege de uitgestelde werking. Bij de meeste antidepressiva merk je namelijk pas na 4-6 weken een effect. Om toch de depressieve klachten in deze patiënten te verminderen, kunnen stimulerende middelen, zoals methylfenidaat (ook bekend als Ritalin, vooral gebruikt als medicatie voor ADHD), dexamfetamine (ook medicatie voor ADHD), of ketamine gebruikt worden [43]. Bijwerkingen van de eerste twee kunnen bestaan uit slapeloosheid, nervositeit, hartkloppingen, verminderde eetlust, droge mond, maagklachten, etc. De bijwerkingen van ketamine bestaan onder andere uit slaperigheid, dissociatie, duizeligheid, hoofdpijn, misselijkheid en braken, hoge bloeddruk, en verminderd smaak- en tastvermogen [41].
Een ander product met antidepressieve werking is sint-janskruid (Hypericum). Geregistreerde medicijnen met dit kruid kunnen bij de apotheek gekocht worden. De antidepressieve werking komt van een combinatie van MAO-remming en dopamine/serotonine/noradrenaline heropname remming [44]. De bijwerkingen van dit product komen veel overeen met die van antidepressiva, zoals vermoeidheid, maag-darmklachten, misselijkheid en droge mond [45].
Kanker en de behandeling ervan hebben een aanzienlijke psychologische impact op zowel de patiënten als hun omgeving. Bij maagkanker wordt een afname van welzijn en levenskwaliteit vastgesteld, vaak gepaard met depressieve symptomen. De prevalentie van depressie bij maagkankerpatiënten is significant hoger dan in de algemene bevolking. Depressieve symptomen kunnen echter moeilijk te herkennen zijn, vooral wanneer ze samenvallen met symptomen van de ziekte zelf. Een depressieve stoornis kan ernstige gevolgen hebben voor de prognose en het algehele welzijn van de patiënt. Behandelingsopties omvatten zowel medicamenteuze als niet-medicamenteuze benaderingen, met psychotherapie en antidepressiva als veelvoorkomende keuzes. Het is cruciaal om depressie bij maagkankerpatiënten tijdig te herkennen en behandelen, omdat het een aanzienlijke impact kan hebben op de uitkomst en het dagelijks functioneren van de patiënt.
Maagkanker en depressie komen vaak samen voor. 37% van de patiënten ontwikkelt een depressie bij het krijgen van de diagnose maagkanker. De depressie kan verergereren door de fysieke bijwerkingen van maagkanker, zoals veranderingen in de stoelgang en spijsvertering, maar ook na de kankerbehandeling houden de depressieve klachten vaak aan [46]. In dit onderdeel worden besproken:
De overeenkomsten in symptomen van maagkanker en depressie,
De invloed van een depressie op het ontwikkelen en de behandeling van maagkanker,
Voortdurende depressieve klachten na de behandeling,
Psychologische behandelopties en;
De invloed van medicatie op zowel de depressie als op de maagkanker bij deze patiënten.
De aanwezigheid van een depressie blijft vaak onopgemerkt in patiënten met kanker, vooral in oudere populaties [47]. Het verschil tussen depressieve symptomen en klachten veroorzaakt door de kanker of kankerbehandeling kan moeilijk te herkennen zijn. Dit zorgt ervoor dat artsen de lichamelijke klachten die horen bij een depressie, zoals vermoeidheid, verlies van eetlust, geheugenklachten en een veranderd gewicht, vaak afdoen als symptomen van de kanker of als effecten van de kankerbehandeling [42]. Een deel van deze symptomen wordt veroorzaakt door pijn die hoort bij kanker of de behandeling daarvan. Meer dan 50% van de kankerpatiënten rapporteert pijnklachten, 30-50% hiervan classificeert dit als matig ernstig of zelfs ondraaglijk [48]. De pijn kan meerdere oorzaken hebben: het kan aan de tumor gerelateerd, aan de behandeling of, niet-tumor gerelateerd zijn. Pijn is een veelvoorkomende oorzaak van depressie en reageert daarom ook goed op antidepressiva. Van onderstaande klachten is vaak lastig te onderscheiden of ze toegeschreven moeten worden aan kanker of aan een depressie.
Verlies van interesse en plezier. Een diagnose maagkanker kan leiden tot een verlies van interesse en plezier, mensen raken hun gezondheid kwijt en kunnen veel dingen niet meer die ze daarvoor nog wel konden doen. Hierdoor kan het leven zinloos lijken en verdwijnen de leuke aspecten van het leven.
Een verminderd toekomstperspectief. Een diagnose kanker kan zorgen dat iemand het toekomstperspectief kwijtraakt en de dood aannemelijk wordt.
Verminderde energie en activiteit. Dit kan een gevolg zijn van ernstige pijn, maar ook van behandelingen zoals chemotherapie.
Concentratie- en aandachtsproblemen. Deze kunnen veroorzaakt worden door pijn, de pijn houdt iemand dan zo bezig dat het lastig is om ergens anders op te focussen.
Een verminderd gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen. Dit komt veel voor bij kankerpatiënten, omdat ze veel verliezen lijden. Zo kan de rol die iemand heeft in zijn/haar gezin, op het werk of met vrienden veranderen.
Zelfbeschadiging en suïcidale gedachten. Als angst voor lijden bij kankerpatiënten kunnen zelfbeschadigende en suïcidale gedachten ontstaan.
Veranderingen in slaapkwaliteit. Dit kan veroorzaakt worden door pijn, misselijkheid, jeuk, constipatie, urineretentie of koorts als gevolg van de kanker(behandeling).
Verlies van eetlust. Ernstige pijn kan tenslotte ook leiden tot een afwezigheid van eetlust [48].
Depressie bij kankerpatiënten is niet alleen een gevolg van kanker, maar kan ook de oorzaak zijn van kanker. Verschillende elementen dragen bij aan het risico op het ontwikkelen van kanker, zoals genetische factoren, omgevingsfactoren, leefstijl en psychosociale factoren (waaronder ook het hebben van een depressie). Risicofactoren voor kanker zoals een ongezonde voeding, obesitas en lichamelijke inactiviteit kunnen tegelijkertijd ook gevolgen zijn van het hebben van een depressie [49]. Het hebben van een depressie is geassocieerd met een verandering in de werking van het immuunsysteem en hormoonstelsel en met kankeruitzaaiingen en behandelingstolerantie van kanker [50].
Depressie leidt tot hogere sterftecijfers bij kanker en een sterkere progressie van de kanker. Dit wordt deels veroorzaakt doordat patiënten vaker niet deelnemen aan een behandeling en deels door de hieronder beschreven biologische mechanismen. Daarnaast is de kans op het ontwikkelen van een depressie bij maagkanker groter, door de effecten van de kanker op werk, familie, uiterlijk van de patiënt, onafhankelijkheid, capaciteiten van een patiënt en de financiële situatie [42]. Tenslotte zorgt een depressie voor langere verblijven in het ziekenhuis, meer lichamelijk leed, verminderde kwaliteit van leven, meer verlangen naar de dood en een slechtere therapietrouw [43].
Er kunnen verschillende mechanismen bestaan tussen depressie als veroorzaker van kanker. Een mogelijke route gaat via de hypothalamus-hypofyse-bijnier as (de HPA-as, zie ook de afbeelding) . De HPA-as bestaat uit drie onderdelen: de hypothalamus, de hypofyse en de bijnier. De hypothalamus en de hypofyse zijn beide onderdelen van de hersenen. De hypothalamus controleert het autonome zenuwstelsel en hormoonstelsel en reguleert de hartslag, het slaap-waakritme, de lichaamstemperatuur, de bloeddruk, honger en dorst en seksuele opwinding. In reactie op een stress situatie maakt de hypothalamus corticoptropine-releasing factor (CRF) aan, deze zet de hypofyse vervolgens aan het werk om ACTH af te geven, wat vervolgens de bijnier stimuleert om cortisol (het stresshormoon) af te geven.
Cortisol zorgt voor meer aanmaak van glucose (waardoor je meer energie en brandstof hebt), verhoogt de kracht van het hart en de bloeddruk en reguleert ontstekings- en immuunreacties. Ook tijdens normale omstandigheden wordt er altijd een beetje cortisol afgegeven, een langdurige periode met hoge afgiftes van cortisol kan echter zorgen voor beschadigingen van de hippocampus (een hersengebied dat verantwoordelijk is voor het geheugen en ruimtelijke oriëntatie) en een verzwakte reactie van het immuunsysteem. Dit zien we onder andere terug bij mensen met een depressie [51]. De verminderde werking van de hippocampus houdt tegelijkertijd dit systeem in stand, aangezien het de stresshormonen reguleert.
Daarnaast zorgt het ook voor een overactivatie van de amygdala, het hersengebied dat (negatieve) emoties reguleert. Door een overactiviteit van de HPA-as, als gevolg van een depressie, ontstaat een verhoogde afgifte van ontstekingsreacties [50], een verminderde hoeveelheid van T-cellen en Natural Killer cellen (NK-cellen) en een verhoogde productie van interleukine-6 (IL-6). De T-cellen en NK-cellen zijn belangrijk in het bestrijden van de tumor en een verminderde afgifte hiervan leidt dus ook tot meer kans dat een tumor uitzaait. De verhoogde hoeveelheid IL-6 heeft ook een invloed op het immuunsysteem en is daarom geassocieerd met een hoger risico op veel leeftijdsgebonden aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, diabetes en kanker [42, 52].
Figuur 5. HPA-as
Gecreëerd met BioRender.com
Biologische mechanismen spelen ook een grote rol bij het ontstaan van depressie. Inflammatie (ontsteking) binnenin het lichaam gaat vaak samen met het hebben van een depressie. De kankercellen, of de behandeling hiervan, kunnen zorgen voor inflammatie in het lichaam.
Macrofagen binden zich snel aan beschadigd weefsel, ontstaan door bijvoorbeeld operatie, radiotherapie of chemotherapie. Wanneer dit gebeurt, start de productie van allerlei inflammatoire cytokines, waaronder interleukine-1 (IL-1), interferon-α (INF-α), interleukine-6 (IL-6) en tumor necrosis factor-α (TNF-α) [53]. De tumorcellen kunnen ook zelf hoge concentraties van IL-6 afgeven [47].
IL-1 en TNF-α zorgen ervoor dat de serotonine en noradrenaline heropname transporters harder gaan werken. Hierdoor blijft er dus minder van deze neurotransmitters vrij in de hersenen, wat leidt tot depressieve klachten. Ook remmen deze cytokines de aanmaak van nieuwe neuronen.
Toegenomen concentraties van IL-6 zijn ook geassocieerd met het hebben van een depressie. Het proces waardoor deze stof leidt tot een depressie is nog niet voldoende onderzocht, maar heeft waarschijnlijk te maken met een overactivatie van de HPA-as [54].
TNF-α zorgt ook voor hogere concentraties van een enzym dat de afbraak van tryptofaan versnelt. Tryptofaan is een essentieel aminozuur, wat betekent dat je lichaam het niet zelf aan kan maken en je dit via je voeding moet binnenkrijgen. Tryptofaan wordt in het lichaam omgezet in onder andere serotonine. Bovendien is het hebben van maagkanker geassocieerd met een lagere hoeveelheid tryptofaan in het bloed en verhoogde hoeveelheden tryptofaan in de maaginhoud en urine. Ook is er bij maagkanker vaak verlaagde hoeveelheden van fenylalanine en tyrosine in het bloed, en verhoogde hoeveelheden fenylalanine en tyrosine in de maaginhoud en urine. Fenylalanine en tyrosine zijn essentiële aminozuren die onder andere gebruikt worden voor de aanmaak van dopamine [55]. Een tekort aan deze aminozuren kan dus een oorzaak zijn voor een tekort aan de neurotransmitters serotonine en dopamine, wat kan leiden tot depressieve symptomen.
Ook kan, door een ingewikkeld biologisch proces, depressie de ontwikkeling van maagkanker versnellen. Depressie zorgt voor een oxidatieve disbalans in het lichaam. Hierdoor wordt een enzym, ABL1, geactiveerd. Dit ABL1 enzym zorgt ervoor dat de maagkanker sneller kan groeien [56].
Bij 38% van de patiënten met kanker met een depressieve stoornis verergert deze tijdens de behandeling en blijft de depressie na de behandeling nog lang bestaan [57]. Na behandeling ervaren patiënten met genezen maagkanker vaak nog spijsverteringsproblemen en hebben zij en hun naasten ook vaak emotionele klachten door de complicaties. De problemen voor naasten zijn bij maagkanker sterker aanwezig dan bij andere soorten kankers. Ook houden de depressieve klachten langer aan als het gezinsinkomen lager was, mogelijk spelen de kosten van de behandeling hierin een rol en het verlies van werk. Daarnaast is de kans op aanhoudende depressieve klachten groter, wanneer er voor het ziektetraject al psychische klachten aanwezig waren.
De klachten die bij deze patiëntengroep veel gezien worden zijn: slapeloosheid, vermoeidheid, kortademigheid en een verandering van lichaamsbeeld. Bij maagkankerpatiënten in het bijzonder komen hier nog verlies van eetlust, misselijkheid en braken, diarree of obstipatie, gewichtsverlies en buikpijn bij [59].
De veelvoorkomende depressieve klachten bij patiënten met maagkanker vereisen psychologische behandeling. Hiervoor worden verschillende therapieën aangeboden [28]:
Cognitieve gedragstherapie (CGT) – dit is een vorm van psychotherapie waarbij het doel is dat de patiënt situaties anders gaat bekijken en interpreteren. De gedachtegang hierachter is dat negatieve gedachten en gedrag elkaar beïnvloeden.
Probleemoplossende strategieën en;
Ontspanningstechnieken.
Het is echter bij patiënten met zowel maagkanker als een depressie belangrijk dat er een behandeling komt die toegespitst is op hun situatie. Patiënten met maagkanker hebben namelijk ook te maken met medicatie en veel verliezen. Uit onderzoek blijkt dat specifiek toegepaste onderzoeken vaak effectiever zijn, bijvoorbeeld bij het integreren van (psycho)farmacologische en psychosociale interventies. Het combineren van farmacologische en psychosociale interventies leidt tot meer verbetering van psychologische en somatische symptomen en een betere kwaliteit van leven in vergelijking met de huidige standaardzorg [58].
In dit deel zal uitgebreider worden ingegaan op de bijwerkingen van medicatie voor maagkanker en depressie en andere problemen die kunnen voorkomen bij het toedienen van medicatie in deze patiënten. Daarnaast zal ook worden ingegaan op de mogelijke interactie wanneer patiënten tegelijkertijd medicatie voor maagkanker en depressie gebruiken.
Aangezien het behandelen van een depressie in kankerpatiënten lastiger kan zijn dan bij (lichamelijk) gezonde patiënten, door de gemengde oorzaak van de klachten en de interactie van klachten en de ziekte, worden er richtlijnen voor de medicamenteuze behandeling aanbevolen [58]. De belangrijkste punten zullen hier kort uitgelegd worden.
Begin met lage doseringen van antidepressiva en bouw dit langzaam op, door middel van dosistitratie, om ongewenste bijwerkingen te voorkomen.
Baseer de keuze van het antidepressivum op de klachten van de patiënt. Bijvoorbeeld: Als de patiënt aanvullend last heeft van piekeren en/of slaapproblemen, kies dan voor een antidepressivum met een kalmerende werking.
Informeer de patiënt over de uitgestelde werking van antidepressiva, om vroegtijdig stoppen te voorkomen.
Behandel minstens 4 tot 6 maanden met antidepressiva (langer als de patiënt een geschiedenis heeft met depressieve periodes), om terugval te voorkomen.
Controleer regelmatig de lichamelijke status van de patiënt en simultaan gebruik van andere medicatie.
Om de behandeling af te bouwen en ontwenningsverschijnselen te voorkomen, halveer gedurende enkele weken de dosis.
In de onderdelen medicamenteuze behandeling voor maagkanker en medicamenteuze behandeling voor depressie hebben we de bijwerkingen van de medicatie voor maagkanker en depressie genoemd. Opvallend is dat de bijwerkingen van antidepressiva vaak bestaan uit bijvoorbeeld misselijkheid en maag-darmklachten. Ook de verschillende behandelingen voor de kanker geven dikwijls dezelfde bijwerkingen. De originele symptomen van de maagkanker kunnen dus versterkt worden door de bijwerkingen van de medicatie die de patiënt krijgt.
Niet alle antidepressiva kunnen tegelijk genomen worden met een kankerbehandeling. Wanneer er een antidepressivum voor een kankerpatiënt wordt voorgeschreven, moet er heel goed gekeken worden naar de patiënt zijn ziektesymptomen, overige klachten, comorbiditeit met andere aandoeningen, overlevingsverwachting en geschiedenis met (antidepressieve) medicatie. Er zijn veel interacties tussen chemotherapie en antidepressiva bekend [59]. Enkele worden hieronder genoemd.
Sertraline, citalopram en escitalopram zijn de SSRI’s die de minste interactie geven met andere medicijnen, daarom worden deze vaak als eerste overwogen. Bovendien vallen sertraline en citalopram onder de voorkeursmedicijnen voor depressie onder ouderen, en een groot deel van de maagkankerpatiënten bevindt zich in deze groep.
Oxaliplatine is een vorm van chemotherapie die vaak bij de behandeling van maagkanker gegeven wordt. Het wordt afgeraden om tegelijk met dit medicijn ook een TCA of de SSRI sertraline te gebruiken [60]. Deze zorgen namelijk beide voor een langer QT interval in het hartritme, wat zou kunnen leiden tot een hartritmestoornis.
Docetaxel, ook een vorm van chemotherapie, kan niet gecombineerd worden met sint-janskruid [61]. Het gebruik van sint-janskruid kan de concentratie van de chemo verminderen, waardoor deze minder goed werkt.
Antidepressiva kunnen ook worden ingezet om maagkanker te bestrijden. Fluoxetine, een veelgebruikte SSRI onder kankerpatiënten, kan de tumorcellen aanzetten tot apoptose, geprogrammeerde celdood, en autofagie, een herstellend proces waarbij de cel zichzelf ‘opeet’ zodat de resterende deeltjes opnieuw gebruikt kunnen worden [62]. Bovendien kan het ook de werking van Paclitaxel, een vorm van chemotherapie die gegeven kan worden bij maagkanker, versterken, om zo nog meer geprogrammeerde celdood van de tumorcellen aan te sporen [63].
Sertraline, een SSRI, is ook in staat om in patiënten met maagkanker geprogrammeerde celdood te stimuleren en vermenigvuldiging van de tumorcellen te remmen [64].
Voor andere antidepressiva, zoals paroxetine, citalopram, amitriptyline, imipramine, duloxetine, sint-janskruid, mirtazapine en phenelzine, zijn soortgelijke effecten gevonden in andere vormen van kanker [65]. Onderzoek naar het effect van deze medicijnen op maagkanker moet nog uitgevoerd worden.
Antidepressiva worden toegediend in de vorm van pillen. Deze moeten in je maag-darmkanaal opgenomen worden in het bloed. Het hebben van maagkanker kan hierbij dus een probleem zijn. De arts moet bij het voorschrijven van de orale medicijnen rekening houden met de dosering [66].
Bij gezonde mensen is de zuurgraad in de maag 1.5-3.5 pH, waarbij vrouwen van nature een iets hogere waarde hebben. Bij mensen met maagkanker kan de zuurgraad in de maag 6-7 pH zijn. Dit komt doordat de tumorcellen de gezonde cellen die normaal gesproken het maagzuur produceren overnemen. De zuurgraad van de maag beïnvloedt hoe goed de medicatie opgenomen kan worden [66].
Ouderen hebben verminderde dorst. Een langdurige lage vloeistofinname kan ook leiden tot verminderde medicatie opname.
Patiënten met maagkanker kunnen last krijgen van gastroparese, ofwel vertraagde maagontlediging. Dit kan ontstaan als symptoom van de kanker, of door de behandeling tegen de kanker. Het hebben van gastroparese maakt de dosering van medicatie lastig. Ook kan een operatieve behandeling voor de tumor het opnameproces veranderen. Na een gastric bypass vindt er minder maagzuurproductie plaats dan voorheen. Medicijnen worden vervolgens sneller, of juist langzamer, afhankelijk van de eigenschappen van het medicijn, opgelost en opgenomen in het bloed [66].
Door chemotherapie kunnen patiënten veranderingen in cognitieve functies ervaren. Hier dragen stress, angst, bloedarmoede, cytokinen, hormonale veranderingen, depressie en neurotoxiciteit (negatieve effecten aan het zenuwstelsel door blootstelling aan giftige stoffen) verder aan bij. Maagkankerpatiënten die geen chemotherapie ontvangen, hebben over het algemeen meer stress dan maagkankerpatiënten die wel chemotherapie krijgen. Dit wordt verklaard doordat de kwaliteit van leven sterker achteruit gaat door een gastrectomie (het verwijderen van de maag) dan door het ontvangen van chemotherapie. Dit komt met name door de aanpassingen in het dagelijks leven en op het ontwikkelen van een negatief lichaamsbeeld. Echter, de patiënten die wel chemotherapie ontvangen hebben vaak meer last van cognitieve functiestoornissen. Zo hebben patiënten met chemotherapeutisch behandelde maagkanker vaak een verminderd concentratieniveau, taalvaardigheid en geheugen. Ook ervaren zij meer angst, depressie, vermoeidheidssymptomen, anorexia, hoofdpijn, braken, ondervoeding en gewichtsverlies. De leeftijd van de patiënt, de hoeveelheid chemotherapie en de algemene psychologische kwetsbaarheid spelen een rol in de ernst van de cognitieve klachten [67].
Chemotherapie kan een verminderde dichtheid van de grijze stof in de frontale, temporale, cerebellaire en rechter thalamusgebieden veroorzaken. Met name de schade die plaatsvindt in de frontaalkwab leidt tot cognitieve stoornissen, zeker wat betreft gedrag, leer- en geheugenprocessen. Ook de witte stof blijft niet volledig gespaard, deze wordt namelijk uitgeput door de chemotherapie. Dit resulteert in abnormale misvormingen in dendrieten, structuren en dichtheid van de hersenen. Bovendien wordt door de cytokineontregeling het sympathische netwerk beschadigd. Dit netwerk bestaat uit het hippocampusvolume en het hersenmetabolisme in de frontale en temporale hersenschors. Door de schade in de witte stof vindt er hinder plaats in de neurotransmissie en wordt de patiënt minder goed in het snel verwerken van informatie. Mitochondriale schade en verminderde cellulaire activiteit versterken dit effect. Daarnaast vermindert chemotherapie de bloedstroom, wat ook een negatief effect heeft op het glucosemetabolisme in de hersenen en de cognitie [68].
Haloperidol wordt regelmatig gebruikt tegen chemo-geïnduceerde misselijkheidsklachten. Echter kan deze medicatie ook leiden tot depressieve gevoelens door de verminderde werking van dopamine [42].
12-18% van de patiënten die chemotherapie krijgen, ontwikkelt een depressie [69]. Naar de risicofactoren hiervan wordt veel onderzoek gedaan, maar is ook nog veel onduidelijk. De belangrijkste risicofactoren op het ontwikkelen van een depressie door het krijgen van chemotherapie zijn:
Sociale steun
Angst
Waargenomen stress en zelfredzaamheid
Andere factoren die ook hun invloed lijken te hebben zijn:
Mensen in de familie met een geschiedenis van stemmingsstoornissen
Eenzaamheid of een sociaal isolement
Persoonlijke psychiatrische geschiedenis
Kankertype en - stadium
Persoonlijkheidskenmerken
Stressvolle life-events
Laag inkomen
Gebrek aan sociale steun
Ontstekingsfactoren
Medicijnen
In sommige onderzoeken werden de factoren leeftijd, geslacht en het verlies van eetlust ook als risicofactoren gevonden. Echter niet in alle onderzoeken, hier zijn mogelijk andere verklaringen voor die waarschijnlijker zijn:
Als je ouder bent, is de kans dat je een echtgenoot verliest, een slecht sociaal vangnet hebt en functionele beperkingen ervaart groter dan als je een jongere patiënt bent.
Vrouwen ervaren doorgaans grotere fysieke problemen wanneer zij chemotherapie ontvangen dan mannen, hierdoor kan het verschil in depressie ontstaan
Een verklaring voor een toename van depressie door verlies van eetlust moet mogelijk gezocht worden in het vitaminegebrek wat ontstaat als men minder eet. Van vitamine B12, B6 en foliumzuur is namelijk bekend dat ze beschermend werken tegen depressieve klachten.
Er is ook onderzocht wat de kans op het ontwikkelen van een depressie na chemotherapie vermindert. Van positieve copingstrategieën, vechtlust en hoop werd gevonden dat ze beschermen tegen het ontwikkelen van een depressie [69].
Zelfmoord bij patiënten met maagkanker komt vaak voor. Gebaseerd op een onderzoek in Amerika blijkt dat onder patiënten met maagkanker zelfmoord vier keer vaker voorkomt in vergelijking met gezonde mensen [70]. Zelfmoord wordt het vaakst gepleegd in de eerste drie maanden na de diagnose van maagkanker [70, 71]. Daarnaast wordt zelfmoord vaker gepleegd door mannen, alleenstaanden en patiënten die in een erger stadium van de ziekte zitten [70]. In de leeftijdsgroepen ≤39 jaar en 70-79 jaar komt zelfmoord het vaakst voor [72]. Denk je aan zelfdoding? Neem dan 24/7 gratis en anoniem contact op met 0800-0113 of chat op 113.nl.
In deze WIKI hebben we uitgelegd wat maagkanker is. Per jaar krijgen iets minder dan 1000 personen de diagnose maagkanker. Verschillende behandelingen en hun bijwerkingen zijn besproken, waaronder chemotherapie, HIPEC-behandeling, radiotherapie en operatieve behandelingen. Ook zijn we ingegaan op het begrip depressie, en de prognose en behandeling hiervan. We hebben zowel medicamenteuze behandelingen, zoals SSRI's, TCA's en MAO-remmers, en niet-medicamenteuze behandelingen zoals psychotherapie behandeld. Hierdoor konden we in het laatste deel de interactie tussen beide begrippen uitleggen. Deze blijkt uit vele facetten te bestaan. Allereerst hebben we gezien dat depressie en maagkanker in uitingsvorm erg overeen kunnen komen en dat beide elkaars oorzaak en gevolg kunnen zijn. Ook de invloed van depressie op maagkanker is uitgebreid aan bod gekomen en de gevolgen van een aanhoudende depressie met indicaties voor behandeling zijn beschreven. We hebben gezien dat mannen een risicogroep vormen door een groter risico op een gebrek aan sociale steun, waarbij we willen waarschuwen voor het risico op suïcide en deze niet te onderschatten. Ook willen we benadrukken dat de medicaties van beide behandelingen, chemotherapie en antidepressiva, invloed kunnen hebben op de aandoeningen. Deze invloed kan zowel negatief als positief zijn en vereist meer onderzoek.
We willen afsluiten met een aantal algemene aanbevelingen opgesplitst in drie categorieën: preventie/bewustmaking, vervolgonderzoek en interventies.
Preventie/bewustmaking:
Omdat de symptomen van maagkanker en depressie erg op elkaar kunnen lijken, is het van belang dat artsen en patiënten zich hier bewust van zijn. Zo krijgen zowel de patiënt als de klachten de aandacht die ze verdienen en is er meer mogelijkheid voor een passende behandeling.
We hebben de risicofactoren voor depressie, maagkanker en depressie door chemotherapie uitgebreid behandeld. Hieruit voortkomend zou ingespeeld kunnen worden op fundamentele preventie. Veel van de genoemde risicofactoren zijn veranderbaar en voorkomen is uiteraard beter dan genezen.
Specifiek voor mannen is het belangrijk om te vragen naar hun sociale vangnet. Aangezien zij minder vaak sociale steun ervaren dan vrouwen, wat een beschermende factor is tegen depressie. Daarom is het van belang dat zorgverleners hiernaar vragen en naar oplossingen zoeken, wanneer een sociaal vangnet ontbreekt.
Het is van belang dat er meer alertheid ontstaat bij suïcide bij patiënten met maagkanker, zodat dit op tijd gesignaleerd wordt en voorkomen kan worden. Door zorgverleners bewust te maken van de frequentie van suïcidale gedachten bij maagkanker patiënten kunnen ze hier beter op inspelen tijdens de behandelingen.
Vervolgonderzoek:
Er is meer onderzoek nodig naar de werking van antidepressiva bij maagkankerpatiënten, omdat het niet geheel duidelijk is hoe de antidepressiva opgenomen worden bij hen. Juist in een patiëntenpopulatie waarbij antidepressiva veel gebruikt wordt is dit belangrijk om te weten.
Ook moet er meer onderzoek gedaan worden naar de werkzaamheid van antidepressiva als behandelmethode voor maagkanker. Hier lijken aanwijzingen voor, maar meer onderzoek is noodzakelijk.
Behandeling/interventies:
Het zou nuttig zijn om een screeningsinstrument te ontwikkelen dat onderscheid kan maken tussen kankersymptomen en depressieklachten. Zo zouden zorgverleners geholpen kunnen worden in het onderscheiden hiervan en ook de patiënt zelf zou hier meer inzicht door kunnen krijgen in zijn/haar symptomen.
Ook is er behoefte aan interventies die een gezonde leefstijl ter voorkoming van zowel depressie als maagkanker bevorderen. Leefstijl heeft namelijk veel invloed en interventies zijn relatief makkelijk te genereren. Specifiek voor deze patiëntengroep bestaat dit echter nog niet.
Ten slotte is er behoefte aan psychologische behandeling specifiek gericht op depressie bij maagkanker. Als dit specifiek aan de situatie is aangepast, zijn deze behandelingen vaak effectiever en wordt de kwaliteit van leven verhoogd.
1. Symptomen van maagkanker | Kanker.nl [Internet]. Kanker.nl. Beschikbaar op: https://www.kanker.nl/kankersoorten/maagkanker/algemeen/symptomen-van-maagkanker
2. Maag Lever Darm Stichting. Maagkanker - Wat is het? - Maag Lever Darm Stichting [Internet]. Maag Lever Darm Stichting. 2021. Beschikbaar op: https://www.mlds.nl/kanker/maagkanker/wat-is-het/
3. Maagkanker - UMC Utrecht [Internet]. Beschikbaar op: https://www.umcutrecht.nl/nl/ziekte/maagkanker
4. Slingeland Ziekenhuis. Maagkanker - Slingeland Ziekenhuis [Internet]. Beschikbaar op: https://www.slingeland.nl/maagkanker
5. Oorzaken en risicofactoren van maagkanker | Kanker.nl [Internet]. Kanker.nl. Beschikbaar op: https://www.kanker.nl/kankersoorten/maagkanker/algemeen/oorzaken-en-risicofactoren-van-maagkanker
6. Overlevingscijfers van maagkanker | Kanker.nl [Internet]. Kanker.nl. Beschikbaar op: https://www.kanker.nl/kankersoorten/maagkanker/algemeen/overlevingscijfers-van-maagkanker
7. Behandeling van maagkanker | Kanker.nl [Internet]. Kanker.nl. Beschikbaar op: https://www.kanker.nl/kankersoorten/maagkanker/behandelingen/behandeling-van-maagkanker#show-menu
8. Kankersoorten [Internet]. Beschikbaar op: https://iknl.nl/kankersoorten
9. Uitleg NKR cijfers [Internet]. Beschikbaar op: https://iknl.nl/nkr/uitleg-nkr-cijfers
10. Prevalentie slokdarm- en maagkanker [Internet]. Beschikbaar op: https://iknl.nl/kankersoorten/slokdarm-en-maagkanker/registratie/prevalentie
11. Startpagina - Gastro-oesofageale reflux(ziekte) (GORZ) - Richtlijn - Richtlijnendatabase [Internet]. Beschikbaar op: https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/gastro-oesofageale_reflux_ziekte_gorz_bij_kinderen_van_0-18_jaar/gastro-oesofageale_reflux_-_korte_beschrijving.html
12. Ziekenhuis.nl. Endoscopie - onderzoek - Ziekenhuis.nl [Internet]. Beschikbaar op: https://www.ziekenhuis.nl/onderzoek-diagnose/e/endoscopie/item303
13. Maag Lever Darm Stichting. Maagkanker - Hoe gaat het verder? - Maag Lever Darm Stichting [Internet]. Maag Lever Darm Stichting. 2023. Beschikbaar op: https://www.mlds.nl/kanker/maagkanker/hoe-gaat-het-verder/
14. Maagkanker? Lees betrouwbare info - Kanker.nl [Internet]. Kanker.nl. Beschikbaar op: https://www.kanker.nl/kankersoorten/maagkanker/algemeen/wat-is-maagkanker
15. Wat is palliatieve zorg? | Kanker.nl [Internet]. Kanker.nl. Beschikbaar op: https://www.kanker.nl/gevolgen-van-kanker/niet-meer-beter-worden/palliatieve-zorg/wat-is-palliatieve-zorg
16. Operatie bij maagkanker | Kanker.nl [Internet]. Kanker.nl. Beschikbaar op: https://www.kanker.nl/kankersoorten/maagkanker/behandelingen/operatie-bij-maagkanker
17. Maag Lever Darm Stichting. Verwijderen van (een deel van) de maag - Maag Lever Darm Stichting [Internet]. Maag Lever Darm Stichting. 2023. Beschikbaar op: https://www.mlds.nl/ziekten/operaties/verwijderen-van-een-deel-van-de-maag/#:~:text=Een%20andere%20mogelijkheid%20om%20het,op%20de%20dunne%20darm%20aangesloten.
18. Themes U. Intervention for Gastric Outlet and Duodenal Obstruction [Internet]. Radiology Key. 2015. Beschikbaar op: https://radiologykey.com/intervention-for-gastric-outlet-and-duodenal-obstruction/
19. Surgery to relieve the symptoms of stomach cancer [Internet]. Beschikbaar op: https://www.cancerresearchuk.org/about-cancer/stomach-cancer/treatment/surgery/surgery-relieve-symptoms
20. Bijwerkingen van chemotherapie | Kanker.nl [Internet]. Kanker.nl. Beschikbaar op: https://www.kanker.nl/soorten-behandelingen/chemotherapie/bijwerkingen-van-chemotherapie/bijwerkingen-van-chemotherapie
21. Bestraling als behandeling bij kanker [Internet]. UMCG. Beschikbaar op: https://www.umcg.nl/-/bestraling
22. Doelgerichte therapie bij maagkanker | Kanker.nl [Internet]. Kanker.nl. Beschikbaar op: https://www.kanker.nl/kankersoorten/maagkanker/behandelingen/doelgerichte-therapie-bij-maagkanker#:~:text=is%20targeted%20therapy.-,Trastuzumab%20bij%20uitgezaaide%20maagkanker,2%20op%20de%20kankercellen%20zit
23. Bijwerkingen van doelgerichte therapie | Kanker.nl [Internet]. Kanker.nl. Beschikbaar op: https://www.kanker.nl/soorten-behandelingen/doelgerichte-therapie/algemeen/bijwerkingen-van-doelgerichte-therapie
24. Kanker K op T. Doelgerichte therapie [Internet]. Alles Over Kanker. 2020. Beschikbaar op: https://www.allesoverkanker.be/doelgerichte-therapie
25. Rupp SK, Stengel A. Influencing Factors and Effects of Treatment on Quality of Life in Patients With Gastric Cancer—A Systematic Review. Frontiers in Psychiatry. 1 juli 2021;12. Beschikbaar op: https://doi.org/10.3389/fpsyt.2021.656929
26. Grassi L, Spiegel D, Riba M. Advancing psychosocial care in cancer patients. F1000Research. 4 december 2017;6:2083. Beschikbaar op: https://doi.org/10.12688/f1000research.11902.1
27. Kouhestani M, Gharaei HA, Fararouei M, Ghahremanloo HH, Ghaiasvand R, Dianatinasab M. Global and regional geographical prevalence of depression in gastric cancer: a systematic review and meta-analysis. BMJ Supportive & Palliative Care. 20 mei 2020;12(e4):e526–36. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1136/bmjspcare-2019-002050
28. GGZ Standaarden [Internet]. Beschikbaar op: https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/depressieve-stoornissen/introductie
29. Castagna G. Cijfers depressie [Internet]. Trimbos-instituut. 2022. Beschikbaar op: https://www.trimbos.nl/kennis/cijfers/depressie/
30. GGZ standaarden [Internet]. Beschikbaar op: https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/comorbiditeit/introductie
31. Hersenstichting. Werking van de hersenen - Hersenstichting [Internet]. Hersenstichting. 2023. Beschikbaar op: https://www.hersenstichting.nl/de-hersenen/werking-van-de-hersenen/
32. Olivier B. Serotonin: A never-ending story. European Journal Of Pharmacology. 1 april 2015;753:2–18. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/j.ejphar.2014.10.031
33. Meltzer HY. Serotonergic dysfunction in depression. British Journal Of Psychiatry. 1 december 1989;155(S8):25–31. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1192/s0007125000291733
34. Baik JH. Dopamine Signaling in reward-related behaviors. Frontiers in Neural Circuits. 1 januari 2013;7. Beschikbaar op: https://doi.org/10.3389/fncir.2013.00152
35. Belujon P, Grace AA. Dopamine system dysregulation in major depressive disorders. International Journal Of Neuropsychopharmacology. 29 juni 2017;20(12):1036–46. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1093/ijnp/pyx056
36. Godby RC, Dai C, Al‐Obaidi M, Giri S, Young‐Smith C, Kenzik K, e.a. Depression among older adults with gastrointestinal malignancies. Journal Of Geriatric Oncology/Journal Of Geriatric Oncology. 1 mei 2021;12(4):599–604. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/j.jgo.2020.10.020
37. Centraal Bureau voor de Statistiek. Beperkingen in dagelijkse handelingen bij ouderen. Centraal Bureau Voor de Statistiek [Internet]. 28 april 2015; Beschikbaar op: https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2015/18/beperkingen-in-dagelijkse-handelingen-bij-ouderen
38. Lloyd‐Williams M, Shiels C, Taylor F, Dennis M. Depression — An independent predictor of early death in patients with advanced cancer. Journal Of Affective Disorders. 1 februari 2009;113(1–2):127–32. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/j.jad.2008.04.002
39. Li M, Fitzgerald P, Rodin G. Evidence-Based Treatment of Depression in Patients With Cancer. Journal Of Clinical Oncology. 10 april 2012;30(11):1187–96. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1200/jco.2011.39.7372
40. Salari, N., Rezaie, L., Khazaie, H. et al. The effect of acceptance and commitment therapy on anxiety and depression in patients with cancer: A systematic review. Curr Psychol 42, 5694–5716 (2023). https://doi.org/10.1007/s12144-021-01934-x
41. Zorginstituut Nederland. depressie [Internet]. Beschikbaar op: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/depressie
42. Smith HR. Depression in cancer patients: Pathogenesis, implications and treatment (Review). Oncology Letters. 9 februari 2015;9(4):1509–14. Beschikbaar op: https://doi.org/10.3892/ol.2015.2944
43. Oyetunji A, Huelga CB, Bunte K, Tao R, Bellman V. Use of ketamine for depression and suicidality in cancer and terminal patients: Review of current data. AIMS Public Health. 1 januari 2023;10(3):610–26. Beschikbaar op: https://doi.org/10.3934/publichealth.2023043
44. Nobakht SZ, Akaberi M, Mohammadpour AH, Moghadam AT, Emami SA. Hypericum perforatum: Traditional uses, clinical trials, and drug interactions. DOAJ (DOAJ: Directory Of Open Access Journals). 1 september 2022;25(9):1045–58. Beschikbaar op: https://doaj.org/article/a9fd0d3b96cc439798abfd0f7f40d6bb
45. Apotheek.nl [Internet]. Beschikbaar op: https://www.apotheek.nl/medicijnen/sint-janskruid#wat-zijn-mogelijke-bijwerkingen
46. Oh PJ, Lim SY. Change of Cancer Symptom, Depression and Quality of Life based on Phases of Chemotherapy in Patients with Colorectal or Stomach Cancer: A Prospective Study. Seong’in Ganho Haghoeji. 1 januari 2017;29(3):313. Beschikbaar op: https://doi.org/10.7475/kjan.2017.29.3.313
47. McFarland DC, Riba M, Grassi L. Clinical Implications of Cancer Related Inflammation and Depression: A Critical Review. Clinical Practice And Epidemiology in Mental Health. 31 december 2021;17(1):287–94. Beschikbaar op: https://doi.org/10.2174/1745017902117010287
48. Da Silva Juver JP, Verçosa N. Depressão em pacientes com dor no câncer avançado. Revista Brasileira de Anestesiologia. 1 juni 2008;58(3):287–98. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1590/s0034-70942008000300012
49. Appelhans BM, Whited MC, Schneider KL, Ma Y, Oleski JL, Merriam PA, e.a. Depression Severity, Diet Quality, and Physical Activity in Women with Obesity and Depression. Journal Of The Academy Of Nutrition And Dietetics. 1 mei 2012;112(5):693–8. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/j.jand.2012.02.006
50. Jia Y, Li F, Liu YF, Zhao J, Leng M, Chen L. Depression and cancer risk: a systematic review and meta-analysis. Public Health (London). 1 augustus 2017;149:138–48. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/j.puhe.2017.04.026
51. Le Moal M, Mayo W. Functional Neuroscience of Mood Disorders. Biological Psychiatry 2002; 803–14.
52. Reiche EMV, Morimoto HK, Nunes SMV. Stress and depression-induced immune dysfunction: Implications for the development and progression of cancer. International Review Of Psychiatry. 1 januari 2005;17(6):515–27. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1080/02646830500382102
53. Bianchi ME. DAMPs, PAMPs and alarmins: all we need to know about danger. Journal Of Leukocyte Biology. 10 oktober 2006;81(1):1–5. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1189/jlb.0306164
54. Roohi E, Jaafari N, Hashemian F. On inflammatory hypothesis of depression: what is the role of IL-6 in the middle of the chaos? Journal Of Neuroinflammation. 16 februari 2021;18(1). Beschikbaar op: https://doi.org/10.1186/s12974-021-02100-7
55. Wiggins T, Kumar S, Markar SR, Antonowicz S, Hanna GB. Tyrosine, Phenylalanine, and Tryptophan in Gastroesophageal Malignancy: A Systematic Review. Cancer Epidemiology, Biomarkers & Prevention. 1 januari 2015;24(1):32–8. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1158/1055-9965.epi-14-0980
56. Huang T, Zhou F, Wang-Johanning F, Kang N, Wei Y. Depression accelerates the development of gastric cancer through reactive oxygen species-activated ABL1 (Review). Oncology Reports. 23 september 2016;36(5):2435–43. Beschikbaar op: https://doi.org/10.3892/or.2016.5127
57. Han KH, Hwang IC, Kim S, Bae JM, Kim YW, Ryu KW, e.a. Factors associated with Depression in Disease-Free Stomach Cancer Survivors. Journal Of Pain And Symptom Management. 1 oktober 2013;46(4):511–22. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/j.jpainsymman.2012.10.234
58. Grassi L, Nanni MG, Rodin G, Li M, Caruso R. The use of antidepressants in oncology: a review and practical tips for oncologists. Annals Of Oncology. 1 januari 2018;29(1):101–11. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1093/annonc/mdx526
59. Turossi-Amorim ED, Camargo B, Nascimento DZD, Schuelter‐Trevisol F. Potential Drug Interactions Between Psychotropics and Intravenous Chemotherapeutics Used by Patients With Cancer. The Journal Of Pharmacy Technology. 18 februari 2022;38(3):159–68. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1177/87551225211073942
60. Zorginstituut Nederland. oxaliplatine [Internet]. Beschikbaar op: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/o/oxaliplatine
61. Zorginstituut Nederland. docetaxel [Internet]. 2024. Beschikbaar op: https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/d/docetaxel
62. Po WW, Thein W, Khin PP, Khing TM, Han KWW, Park CH, e.a. Fluoxetine Simultaneously Induces Both Apoptosis and Autophagy in Human Gastric Adenocarcinoma Cells. Biomolecules & Therapeutics. 1 maart 2020;28(2):202–10. Beschikbaar op: https://doi.org/10.4062/biomolther.2019.103
63. Khing TM, Po WW, Sohn UD. Fluoxetine Enhances Anti-tumor Activity of Paclitaxel in Gastric Adenocarcinoma Cells by Triggering Apoptosis and Necroptosis. Anticancer Research/Anticancer Research. 1 november 2019;39(11):6155–63. Beschikbaar op: https://doi.org/10.21873/anticanres.13823
64. Mu C, Peng RK, Guo C, Li A, Yang XM, Zeng R, e.a. Discovery of sertraline and its derivatives able to combat drug-resistant gastric cancer cell via inducing apoptosis. Bioorganic & Medicinal Chemistry Letters. 1 juni 2021;41:127997. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/j.bmcl.2021.127997
65. Zheng Y, Chang X, Huang Y, He D. The application of antidepressant drugs in cancer treatment. Biomedicine & Pharmacotherapy. 1 januari 2023;157:113985. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/j.biopha.2022.113985
66. Stillhart C, Vučićević K, Augustijns P, Basit AW, Batchelor H, Flanagan T, e.a. Impact of gastrointestinal physiology on drug absorption in special populations––An UNGAP review. European Journal Of Pharmaceutical Sciences. 1 april 2020;147:105280. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/j.ejps.2020.105280
67. Yu YJ, Ahn SH, Cho YA, Ryu E, Kim E. Factors Affecting Cognitive Function in Patients with Stomach Cancer. Asian Oncology Nursing. 1 januari 2018;18(4):241. Beschikbaar op: https://doi.org/10.5388/aon.2018.18.4.241
68. Das A, Ranadive N, Kinra M, Nampoothiri M, Arora D, Mudgal J. An Overview on Chemotherapy-induced Cognitive Impairment and Potential Role of Antidepressants. Current Neuropharmacology. 1 september 2020;18(9):838–51. Beschikbaar op: https://doi.org/10.2174/1570159x18666200221113842
69. Wen S, Xiao H, Yang Y. The risk factors for depression in cancer patients undergoing chemotherapy: a systematic review. Supportive Care in Cancer. 17 september 2018;27(1):57–67. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1007/s00520-018-4466-9
70. Sugawara A, Kunieda E. Suicide in patients with gastric cancer: a population-based study. Japanese Journal Of Clinical Oncology. 31 augustus 2016;46(9):850–5. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1093/jjco/hyw075
71. Elshanbary AA, Zaazouee MS, Hasan SM, Abdel-Aziz W. Risk factors for suicide mortality and cancer‐specific mortality among patients with gastric adenocarcinoma: A SEER based study. Psycho-oncology (Chichester, England). 28 augustus 2021;30(12):2067–76. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1002/pon.5804
72. Bowden MB, Walsh NJ, Jones AJS, Talukder A, Lawson A, Kruse E. Demographic and clinical factors associated with suicide in gastric cancer in the United States. Journal Of Gastrointestinal Oncology. 1 oktober 2017;8(5):897–901. Beschikbaar op: https://doi.org/10.21037/jgo.2017.08.02