Welkom op deze WIKI pagina over sikkelcelziekte en depressie, geschreven voor medische hulpverleners.
Sikkelcelziekte is een ernstige genetische aandoening waarbij de normaal gesproken ronde rode bloedcellen worden vervormd in sikkelvormige rode bloedcellen. Eén van de gevolgen hiervan is dat het kan leiden tot blokkades in de bloedvaten, wat samengaat met zeer pijnlijke episodes, bekend als sikkelcelcrises. Deze crises kunnen leiden tot tijdelijke, of zelfs blijvende orgaanschade. Het is van cruciaal belang dat zowel patiënten als ouders van kinderen met sikkelcelziekte, evenals hulpverleners, op de hoogte zijn van de uitlokkende factoren, zoals extreme temperaturen en stress, zodat zij zich hieraan kunnen aanpassen. In het eerste deel van deze pagina zullen daarom praktische tips worden gedeeld die kunnen worden aangeboden aan ouders/verzorgers van kinderen met sikkelcelziekte om deze crises zoveel mogelijk te beperken. Verder leest u in het eerste deel meer over de biologische mechanismen achter sikkelcelziekte, hoe het wordt overgeërfd, hoe wijdverspreid het is, hoe het wordt gediagnosticeerd en welke prognose het met zich meebrengt. Ook leest u meer over de vele symptomen en complicaties, en de behandeling hiervan.
Naast de fysieke uitdagingen waarmee patiënten met sikkelcelziekte worden geconfronteerd, is het ook belangrijk om de psychologische impact van de ziekte te erkennen. Een veelvoorkomend psychologisch probleem bij patiënten met sikkelcelziekte is depressie. De onvoorspelbaarheid van de crises, de chronische pijn, en de frequente ziekenhuisopnames kunnen een grote impact hebben op de mentale gezondheid van patiënten. Het is van groot belang dat hulpverleners zich hier bewust van zijn, zodat een depressie tijdig herkend en behandeld kan worden. In het tweede deel van deze WIKI leert u onder andere meer over deze behandeling bij patiënten met sikkelcelziekte. Verder wordt er ingegaan op de prevalentie van depressie bij patiënten met sikkelcelziekte, de risicofactoren, en de impact van depressie op het verloop van de ziekte.
Tot slot, zal in het derde deel specifiek worden gekeken naar de kwetsbaarheden, stressoren en beschermende factoren die van invloed zijn op de mentale gezondheid van kinderen en adolescenten met sikkelcelziekte. Zo spelen biologische mechanismen een rol bij het verhoogde risico op depressieve symptomen, maar ook psychologische stressoren zoals eenzaamheid, gezinsconflicten en stigma’s vergroten het risico hierop. Gelukkig bestaan er naast deze risicofactoren ook beschermende factoren: deze verkleinen het risico op depressieve klachten. Tot slot vindt u in het laatste deel tips en aanbevelingen voor medische hulpverleners met als doel kinderen met sikkelcelziekte zo goed mogelijk hulp te kunnen bieden met betrekking tot de adaptatie aan de ziekte, waarbij de negatieve effecten van de stressoren beperkt worden.
Belangrijk om te benoemen is dat deze WIKI pagina is geschreven voor educatieve doeleinden en dat dit niet dient als vervanging van professioneel medisch advies. Daarnaast is het van belang om altijd rekening te houden met individuele verschillen tussen personen.
Geschreven door: Anke Geerts, Bo Verheul, Quinty Kroonen en Inge Coenders
Tilburg University - 2024 - Medische Psychologie - Psychofarmacologie
Terug naar startpagina psychofarmacologie
Inhoudsopgave
In het eerste onderdeel zal worden ingegaan op wat sikkelcelziekte precies inhoudt, wat de genetische achtergrond is, hoe sikkelcelziekte voorkomt in de populatie, hoe het wordt vastgesteld, wat de prognose is, wat de klinische kenmerken zijn en tot slot welke behandelingsmogelijkheden er zijn bij sikkelcelziekte.
Sikkelcelziekte is een parapluterm voor erfelijke bloedaandoeningen waarbij een afwijkende vorm van hemoglobine wordt geproduceerd: hemoglobine S (HbS) [1]. Hemoglobine is een essentieel eiwit in rode bloedcellen dat betrokken is bij de gaswisseling in het lichaam [2]. Het zorgt voor transport van zuurstof in de longen naar de weefsels en voor de afvoer van koolstofdioxide van de weefsels naar de longen [3]. Zonder hemoglobine zou er bij volwassenen slechts 5 milliliter zuurstof per minuut afgeleverd kunnen worden aan de weefsels en organen, terwijl met hemoglobine 50 keer die hoeveelheid getransporteerd kan worden, namelijk 250 milliliter per minuut [4].
De productie van afwijkend HbS als gevolg van een genetische afwijking veroorzaakt een verandering van de normaal ronde vorm van rode bloedcellen naar sikkelvormige bloedcellen, wat verschillende gevolgen met zich meebrengt [1]. Deze sikkelvormige bloedcellen veroorzaken een verstoring van de bloedstroom, wat kan leiden tot zuurstofgebrek en ontsteking van weefsels met bijbehorende pijn. Dit staat bekend als een sikkelcelcrise (zie Figuur 1) [1]. Daarnaast wordt de levensduur van de rode bloedcellen verkort: van de gebruikelijke 120 dagen tot slechts 10-20 dagen. In combinatie met het inefficiënte zuurstoftransport resulteert dit mogelijk in de ontwikkeling van chronische bloedarmoede [5]. Bovendien kan bij sikkelcelziekte sprake zijn van een verminderde stikstofmonoxide (NO) productie, een essentieel gas dat wordt geproduceerd als reactie op een gezonde zuurstoftoevoer. NO speelt een cruciale rol bij het handhaven van een soepele doorbloeding en voorkomt de hechting van cellen aan de vaatwanden. Bij sikkelcelziekte is de productie van NO mogelijk verminderd als gevolg van een zuurstoftekort door de afwijkende vorm van de rode bloedcellen, maar ook door de vroegtijdige afbraak van sikkelcellen waarbij de vrijgekomen hemoglobine zich buiten de rode bloedcel kan binden aan NO [6, 7]. Dit gecombineerde effect leidt tot een verhoogde hechting van zieke cellen, met name sikkelcellen, aan de binnenwanden van bloedvaten, met verdere verstoppingen en vernauwingen van de bloedvaten als gevolg [6]. Het bijgevoegde filmpje van de American Society of Hematology geeft een algemene uitleg over sikkelcelziekte. Voor verdere informatie over sikkelcelziekte verwijzen wij naar Cyberpoli en Oscar Nederland.
Figuur 1
Normale en sikkelvormige rode bloedcellen
Noot. Figuur 'Sickle cell anemia' overgenomen middels een Creative Commons Licentie van Bruce Blaus. Beschikbaar via: File:Sickle Cell Anemia.png - Wikimedia Commons [geraadpleegd op 30 april 2024]
Sikkelcelziekte is een erfelijke aandoening met een recessieve overerving [8]. Dit betekent dat iemand die één afwijkend gen heeft, wordt aangeduid als drager van de ziekte. Doorgaans worden er dan weinig tot geen symptomen van de ziekte ervaren. Echter, als zowel de vader als de moeder een afwijkend gen aan het kind doorgeven, ontwikkelt het kind sikkelcelziekte [9] (zie Figuur 2). Aangezien sikkelcelziekte een parapluterm is voor erfelijke bloedziekten, zijn er verschillende varianten [1]:
Sikkelcelanemie (HbSS): Dit is de meest voorkomende en tevens ernstigste vorm van sikkelcelziekte, waar ongeveer 70% van de patiënten mee te maken heeft [10, 11]. Deze variant wordt gekenmerkt door homozygote overerving, wat inhoudt dat een persoon twee afwijkende hemoglobine-genen (HbS) van zijn of haar ouders heeft geërfd, zonder dus een 'normaal' hemoglobine-gen te bezitten [10].
Samengestelde sikkelcelziekte (HbSC): Deze vorm treft ongeveer 25% van de patiënten en wordt gezien als een minder ernstige vorm van sikkelcelziekte [11]. Deze variant staat ook bekend als compound heterozygote sikkelcelziekte. Hierbij erft de patiënt één afwijkend gen voor HbS van de ene ouder, en één afwijkend gen voor een andere afwijkende hemoglobinevariant, namelijk hemoglobine C (HbC), van de andere ouder [10].
Bij 5% van de patiënten is er sprake van andere, zeldzame compound heterozygote vormen van sikkelcelziekte [11].
Bij de ziekte thalassemie is er eveneens sprake van problemen met hemoglobine [12]. Echter is er bij deze ziekte sprake van een afwezige of gebrekkige vorming van hemoglobine, waar er bij sikkelcelziekte sprake is van de afwijkende vorm HbS [13]. Hierdoor is thalassemie een verschillend ziektebeeld met een andere uiting en behandeling en zal het niet verder behandeld worden op deze pagina, voor meer informatie over thalassemie verwijzen we u naar Oscar Nederland.
Figuur 2
Overerving sikkelcelziekte
Noot. Nederlandse vertaling en bewerking door de WIKI-auteurs via Canva van het figuur 'How people inherit sickle cell disease or sickle cell trait' gemaakt door Bailey Mariner. Beschikbaar via: https://www.healthline.com/health/sickle-cell-trait#symptoms [geraagdpleegd op 29 april 2024]
Tussen 2000 en 2021 steeg het aantal mensen wereldwijd dat aan sikkelcelziekte lijdt met 41,4%, waardoor het totale aantal patiënten in 2021 bijna 8 miljoen bedroeg. Elk jaar worden over de hele wereld ongeveer 515.000 kinderen geboren met deze ziekte, waardoor de impact ervan op de wereldwijde gezondheid blijft toenemen [14]. Naar schatting zijn er in Nederland in totaal 2000 mensen met sikkelcelziekte, waarvan de helft kinderen zijn [15]. Het aantal mensen met sikkelcelziekte in Nederland is aanzienlijk gestegen door immigratie, voornamelijk uit het Caribisch gebied, Suriname, Afrika en het Midden-Oosten [16]. Ongeveer 10-15% van de mensen met voorouders uit deze gebieden is drager van sikkelcelziekte, wat neerkomt op ongeveer 60.000 dragers in Nederland [17]. Opvallend is dat deze gebieden overlappen met regio's waar malaria veel voorkomt [16].
Volgens de malariahypothese komt sikkelcelziekte en dragerschap van sikkelcelziekte vaker voor in gebieden waar malaria meer prevalent is [18]. Mensen met dragerschap voor sikkelcelziekte hebben namelijk een relatieve resistentie tegen malaria, omdat de malariaparasiet zich minder goed kan voortplanten (zie Figuur 3). Ze hebben daarmee minder kans om malaria te krijgen, en als ze het krijgen, vaak in een minder ernstige vorm [18]. Het sikkel-gen is een voorbeeld van een gebalanceerd polymorfisme, waarbij mensen met twee sikkel-genvarianten of geen sikkel-genvarianten een hoger risico hebben om te sterven aan sikkelcelziekte of malaria. Mensen die echter één sikkel-gen en één normaal gen bezitten hebben een evolutionair voordeel met betere bescherming tegen malaria en sikkelcelziekte [19].
Figuur 3
Dragerschap sikkelcelziekte en malaria
Noot. Figuur 'Sickle Cell Anemia and its Protection Against Malaria' overgenomen middels een Creative Commons Licentie van Dsheffer02. Beschikbaar via: File:Sickle Cell Anemia and its Protection Against Malaria.svg - Wikimedia Commons [geraadpleegd op 30 april 2024].
Bij A sikkelt de rode bloedcel na interactie met de malaria parasiet, die zich vervolgens in de cel begint te vermenigvuldigen. Het sikkelen verlaagt de pH en het zuurstofgehalte, waardoor de cel vernietigd kan worden door macrofagen voordat de infectie zich kan verspreiden naar andere cellen. Hierdoor wordt het totaal aantal geïnfecteerde cellen lager in vergelijking met normale rode bloedcellen.
Bij B wordt de normale rode bloedcel geïnfecteerd door de malaria parasiet, die zich in de cel vermenigvuldigt en uiteindelijk de rode bloedcel vernietigt. Hierbij komen de parasieten vrij en kunnen ze zich verspreiden naar andere cellen.
Vanaf 2007 worden pasgeboren baby's in Nederland getest op sikkelcelziekte via een hielprik. De aan- of afwezigheid van HbS in het bloedmonster toont aan of een baby sikkelcelziekte heeft, of drager ervan is. Ook tijdens de zwangerschap, vanaf ongeveer 8-10 weken, kan sikkelcelziekte middels onderzoek van vruchtwater of placenta worden opgespoord [20]. In het vruchtwater en de placenta zit DNA van de foetus dat kan worden onderzocht op de DNA-verandering die verantwoordelijk is voor de aanmaak van HbS [21].
Bij pasgeboren baby's wordt er in eerste instantie maar een beperkte hoeveelheid HbS aangemaakt, terwijl er juist nog veel foetaal hemoglobine (HbF) aanwezig is. Naarmate de baby ouder wordt, neemt de productie van HbS verder toe, met een piek rond de leeftijd van vier tot zes maanden. Rond deze tijd kunnen er symptomen van sikkelcelziekte, zoals pijnlijke ledematen en infecties, optreden (zie Figuur 4) [21]. Dankzij een vroege diagnose kunnen antibiotica op tijd worden toegediend om ernstige infecties wegens een verstoorde miltfunctie te bestrijden. Bovendien kunnen ouders uitgebreider en beter worden geïnformeerd, waardoor ze symptomen van een crise of ernstige bloedarmoede, zoals pijn, vermoeidheid en kortademigheid, beter kunnen herkennen. Dit is gunstig voor de gezondheid en het welzijn van het kind [21].
Figuur 4
Verloop productie HbF en HbS
Noot. Nederlandse vertaling en bewerking door de WIKI-auteurs via Canva van het figuur 'CTX001 Molecular Approach and Preclinical Studies' gemaakt door Fragnoul et al. (2020). Beschikbaar via: https://www.nejm.org/doi/full/10.1056/NEJMoa2031054 [geraadpleegd op 29 april 2024].
Sikkelcelziekte kan leiden tot schade aan verschillende organen, waaronder het hart, de nieren, botten, lever en longen, en daarnaast hebben patiënten door een sterk verminderde miltfunctie een verhoogd risico op ernstige infecties zoals longontsteking en hersenvliesontsteking. Hierdoor overlijdt 90% van de kinderen met sikkelcelziekte in malariagebieden vóór het vijfde levensjaar [22]. Jaarlijks worden wereldwijd dan ook naar schatting 34.400 sterfgevallen vastgesteld die specifiek gerelateerd zijn aan sikkelcelziekte. Desalniettemin blijkt uit onderzoek dat het totale aantal overlijdensgevallen waarbij sikkelcelziekte een rol speelt, inclusief gevallen waarbij het niet als primaire oorzaak wordt vermeld, ongeveer elf keer hoger ligt, met 376.000 sterfgevallen [14].
In hoge inkomenslanden is de prognose veel positiever, waarbij 95% van de kinderen met sikkelcelziekte de volwassen leeftijd bereiken [23]. Deze verbeterde vooruitzichten gelden ook voor patiënten met sikkelcelziekte in Nederland, met een gemiddelde levensverwachting van 40-50 jaar voor patiënten met sikkelcelanemie (HbSS) en 60-70 jaar voor patiënten met samengestelde sikkelcelziekte (HbSC). Verwacht wordt dat de levensverwachting de komende jaren verder zal toenemen dankzij de vroege diagnose via de vruchtwaterpunctie en hielprikscreening, verbeterde kennis en voorlichting over de ziekte, regelmatige en zorgvuldige controles door hematologen gespecialiseerd in sikkelcelziekte, en de effectieve medicatie [21].
Over het algemeen kunnen de klinische kenmerken van sikkelcelziekte worden onderverdeeld in twee hoofdgroepen. De eerste groep omvat complicaties veroorzaakt door de disfunctie van rode bloedcellen en functioneel NO-tekort, welke kunnen leiden tot bloedarmoede, verminderde zuurstofniveaus in het bloed, minder goed functionerende vaatwanden en moeilijkheden met het reguleren van de bloedstroom. De tweede groep omvat complicaties veroorzaakt door verstopping van bloedvaten en zuurstoftekort van de weefsels en organen, welke leiden tot pijn en progressieve orgaanschade [24]. Deze onderverdeling helpt zorgverleners om de verschillende complicaties van sikkelcelziekte beter te begrijpen en te organiseren, waardoor ze specifieke behandelingen kunnen aanbieden en complicaties efficiënter kunnen aanpakken [24]. Zie Figuur 5 voor een visueel overzicht van de klinische kenmerken van sikkelcelziekte.
Figuur 5
De klinische kenmerken van sikkelcelziekte
Noot. Dit figuur is gemaakt door de WIKI-auteurs via Canva en gebaseerd op informatie uit verschillende bronnen [24-40].
Beroertes
Een beroerte is een plotselinge onderbreking van de bloedtoevoer naar een deel van de hersenen, wat kan leiden tot plotselinge verlamming aan één kant van het lichaam, moeite met spreken, verwardheid, evenwichtsproblemen en ernstige hoofdpijn. Bij sikkelcelziekte kunnen deze symptomen optreden, maar er kan ook sprake zijn van een stille beroerte, welke niet direct opvalt maar wel problemen met het denken kan veroorzaken [24].
Pulmonale hypertensie
Pulmonale hypertensie wordt gekenmerkt door een abnormaal hoge bloeddruk in de longslagader en rechter harthelft, omdat het hart harder moet werken om genoeg zuurstof te krijgen bij ernstige bloedarmoede [25, 26].
Priapisme
Priapisme is een ongewenste en aanhoudende staat van erectie van de penis die kan optreden zonder seksuele prikkeling. Bij sikkelcelziekte is er meestal sprake van ischemisch priapisme, veroorzaakt door verminderde bloedstroom in de penis. Als priapisme aanhoudt kan dit littekenvorming in de zwellichamen veroorzaken, wat kan leiden tot blijvende erectieproblemen [27].
Nierproblemen
Nierproblemen kunnen al op jonge leeftijd beginnen met een verminderd vermogen om urine te concentreren en het lekken van eiwitten in de urine [28]. Als gevolg van langdurige ontsteking en beschadiging kan littekenweefsel ontstaan, wat kan leiden tot een verminderde nierfunctie. Uiteindelijk kan dit leiden tot nierfalen, waarbij de nieren niet langer afvalstoffen en overtollig vocht kunnen filteren [29].
Pijn
Bij een sikkelcelcrise raken de kleine bloedvaten verstopt, waarna de terugkeer van de zuurstoftoevoer in deze vaten schade aan de weefsels kan veroorzaken [30]. Hierbij komen stoffen vrij die ontstekingen veroorzaken en pijnzenuwen activeren, waardoor hevige pijn wordt ervaren [31]. Naast deze pijn ervaren patiënten met sikkelcelziekte ook chronische pijn, soms veroorzaakt door afstervend weefsel in verschillende gewrichten maar ook soms zonder duidelijke anatomische bron [32].
Milt disfunctie
De langzame bloedstroom maakt de milt vatbaar voor ophopingen van rode bloedcellen, met bijbehorende buikpijn, een opgezette buik en ernstige problemen met de bloedsomloop, mogelijk leidend tot een hartstilstand [33, 34]. Door een gebrek aan zuurstoftoevoer kan de milt zijn taken niet goed uitvoeren, zoals het filteren van bacteriën en het produceren van antilichamen. Dit maakt patiënten met sikkelcelziekte vatbaar voor ernstige infecties [33].
Infecties
Mensen met sikkelcelziekte zijn gevoeliger voor bacteriële infecties omdat hun milt niet goed functioneert. Daarnaast is bij sikkelcelziekte ook sprake van minder geheugencellen en een verminderde afweerreactie van bepaalde cellen en eiwitten in het bloed, waardoor ziekteverwekkers niet tijdig worden herkend en onvoldoende worden bestreden [35].
Osteonecrose
Bij osteonecrose leidt de herhaalde verstopping van de bloedvaten tot zuurstoftekort in botweefsel, ontstekingen en uiteindelijk het afsterven en inzakken van het bot [36].
Oogproblemen
Oogproblemen ontstaan door verstopping van de kleine slagaders in het netvlies aan de rand van het oog. Het lokale zuurstoftekort van deze slagaders zet het lichaam aan tot het maken van nieuwe bloedvaten die broos zijn en gemakkelijk bloedingen in het glasvocht van het oog veroorzaken [37].
Levercomplicaties
Mensen met sikkelcelziekte kunnen galstenen, problemen met de bloedstroom in de lever en virale hepatitis krijgen doordat rode bloedcellen zich ophopen en kleine bloedvaten in de lever blokkeren. Ook kan het komen door langdurige bloedarmoede of de ophoping van ijzer na meerdere bloedtransfusies [38].
Acute chest syndroom
Bij acute chest syndroom ontstaan plotseling ademhalingsproblemen door een afname van de zuurstoftoevoer naar de longen. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals verstopping van de longbloedvaten, infectie of bloedarmoede. De symptomen zijn onder meer kortademigheid, pijn op de borst, hoesten en vermoeidheid [39].
Beenzweren
Bij beenzweren ontstaan langdurige niet-genezende wonden op plaatsen waar minder onderhuids vet aanwezig is, zoals rond de enkels en scheenbenen, door een verminderde bloedtoevoer naar de huid. Beenzweren zijn vaak pijnlijk en kunnen vatbaar zijn voor infecties [40].
Een sikkelcelcrise kan worden getriggerd door verschillende factoren. Omdat crises blijvende orgaanschade kan veroorzaken, is het cruciaal dat patiënten met sikkelcelziekte en ouders/verzorgers van kinderen met sikkelcelziekte zich bewust zijn van de ernst ervan. Het bieden van de juiste educatie over de ziekte is daarom essentieel. Het is ook belangrijk dat patiënten en ouders/verzorgers weten welke factoren een crise kunnen uitlokken [41, 42]. Om ouders/verzorgers van kinderen met sikkelcelziekte concrete handvatten te bieden, kunnen de volgende tips nuttig zijn (zie Figuur 6):
Kleedt bij koud weer uw kind warm aan en zorg dat hij/zij niet lang buiten blijft [41, 42]. Koud weer kan leiden tot vernauwing van de bloedvaten, waardoor het risico op blokkering van bloedvaten door sikkelvormige cellen toeneemt en daarmee ook het risico op een sikkelcelcrise [43].
Moedig uw kind aan om veel te drinken, in het bijzonder bij warm weer, sporten en griep [41, 42]. Uitdroging is een uitlokkende factor voor een sikkelcelcrisis omdat het tot een vermindering van het totale bloedvolume leidt, waardoor het bloed stroperiger wordt en sikkelvormige cellen kunnen samenklonteren [44].
Help uw kind om stress te beheersen, bijvoorbeeld door middel van ademhalingsoefeningen [41, 42].
Vermijd infecties zoveel mogelijk [41, 42]. Zorg ervoor dat uw kind wordt gevaccineerd volgens het Rijksvaccinatieprogramma en laat hem/haar daarnaast vanaf twee jaar vaccineren tegen pneumokokken en jaarlijks tegen griep [41]
Naarmate uw kind ouder wordt, benadruk het belang van niet roken, alcohol nuttigen, of drugs gebruiken [41, 42].
Daarnaast zijn er nog een aantal algemene tips die aan de ouders/verzorgers kunnen worden gegeven voor een optimaal ziektemanagement:
Neem uw kind mee naar de afspraken met artsen en specialisten. Houd eventuele symptomen bij in een dagboekje, of op uw telefoon en deel uw bezorgdheid met medisch specialisten [42].
Bespreek met de behandelend arts welke activiteiten geschikt zijn voor uw kind en welke beter vermeden kunnen worden [42].
Zorg ervoor dat uw kind alle voorgeschreven medicijnen inneemt [42].
Figuur 6
Hoe kan een sikkelcelcrise worden voorkomen?
Noot. Dit figuur is gemaakt door de WIKI-auteurs via Canva en gebaseerd op informatie uit verschillende bronnen [41-44].
Ondersteunende behandeling bij sikkelcelziekte omvat verschillende mogelijkheden. Bij kinderen tot 12 jaar wordt standaard preventief antibiotica (Feneticilline) voorgeschreven om ernstige infecties te voorkomen [41]. Daarnaast kunnen kinderen vanaf het moment dat ze vaste voeding krijgen starten met foliumzuur (vitamine B11) supplementen. Foliumzuur bevordert de productie van zowel rode als witte bloedcellen, waardoor de kans op ernstige bloedarmoede wordt verminderd [41]. Als een crise plaatsvindt kan er pijnstilling worden voorgeschreven. Afhankelijk van de ernst kan paracetamol, een NSAID of morfine worden toegediend [45]. Het is belangrijk om de pijn van een crise goed te behandelen, omdat de crise anders in stand gehouden wordt [41].
Naast ondersteunende behandelingen kunnen ziekte-mechanismen aangepakt worden door hydroxycarbamide of erytroferese bij frequente crises en ernstige complicaties [24]. Hydroxycarbamide kan worden voorgeschreven om de productie van HbF, niet-sikkelend hemoglobine, te stimuleren, waardoor de kans op een sikkelcelcrise wordt verminderd [45]. Daarnaast remt dit medicijn de productie van witte bloedcellen en bloedplaatjes, wat resulteert in een afname van het aantal cellen in de bloedbaan. Hierdoor neemt de kans op verstoppingen af en wordt de kans op een sikkelcelcrisis verkleind [41]. Bij een erytroferese worden de rode bloedcellen van de patiënt verwijderd en vervangen door de rode bloedcellen van een donor. Deze transfusie brengt echter een groter risico op afweerreacties, ijzerstapeling en hyperviscositeit (verhoogd aantal bloedcellen) met zich mee. Wanneer er meermaals een erytroferese plaats heeft gevonden kan het nodig zijn om ontijzeringsmedicatie toe te dienen [45].
Voor patiënten met sikkelcelziekte kan een stamceltransplantatie de enige kans op genezing bieden, aangezien het nieuwe beenmerg gezonde rode bloedcellen kan produceren die niet de abnormale sikkelvorm hebben die kenmerkend is voor de ziekte. Het is echter een ingrijpende procedure met aanzienlijke risico's, zoals afstoting en infecties, en wordt enkel overwogen bij patiënten met ernstige symptomen die niet goed reageren op andere behandelingen [43]. Omdat de stamceltransplantatie een ingrijpende procedure is, is het belangrijk om kinderen hierop voor te bereiden, bijvoorbeeld middels het luisterverhaal ‘stamcellen op avontuur’. Daarnaast kan het voor ouders wenselijk zijn om in alle rust te beluisteren wat er gaat gebeuren met het kind middels de bijgevoegde video van Cyberpoli.
Sikkelcelziekte is een erfelijke bloedaandoening die wordt veroorzaakt door een afwijkende vorm van hemoglobine, hemoglobine S (HbS). Dit leidt tot de vorming van sikkelvormige rode bloedcellen, die de bloedstroom verstoren, zuurstoftekort veroorzaken en leiden tot ontstekingen en pijnlijke crises. Er bestaan verschillende genetische varianten van sikkelcelziekte, waarbij de ernst van de symptomen varieert. Sikkelcelziekte komt voornamelijk voor in gebieden waar malaria veel voorkomt, vanwege het evolutionaire voordeel dat dragers van het sikkel-gen hebben tegen malaria. In Nederland is de prevalentie van sikkelcelziekte toegenomen tot ongeveer 2000 patiënten. De diagnose kan worden gesteld via de hielprik bij pasgeboren baby's of via DNA onderzoek tijdens de zwangerschap. Deze vroege detectie is cruciaal om ernstige complicaties, zoals orgaanschade en infecties, te voorkomen en de juiste behandeling te starten. De behandeling omvat ondersteunende therapieën, medicamenteuze behandelingen en in sommige gevallen stamceltransplantatie. Ondanks de ernst van de ziekte, is de prognose de laatste jaren verbeterd dankzij vroege detectie, betere behandelingsmogelijkheden en verbeterde zorg. Het is echter belangrijk om de ziekte actief te managen en complicaties tijdig te behandelen om de kwaliteit van leven van patiënten te verbeteren.
Het tweede deel van deze WIKI betreft de relatie tussen depressie en sikkelcelziekte. In dit deel wordt specifiek ingegaan op hoe vaak depressie voorkomt, wat het verloop is en wat risicofactoren en oorzaken zijn van depressie bij mensen met sikkelcelziekte in vergelijking met de algemene populatie. Daarnaast komen er verschillende behandelingen aan bod die specifiek kunnen worden toegepast bij een depressie bij sikkelcelziekte.
Zoals eerder benoemd, gaat sikkelcelziekte gepaard met verschillende complicaties, waaronder onvoorspelbare acute en chronische pijn. Deze pijn heeft een negatieve impact op de algehele kwaliteit van leven en resulteert vaak in verhoogde stressniveaus [46, 47]. Onderzoek wijst dan ook uit dat individuen met sikkelcelziekte, mede door de verhoogde stressniveaus, vaker kampen met mentale gezondheidsproblemen, waaronder depressie, angststoornissen, eetstoornissen en gedragsproblemen, vergeleken met gezonde populaties met vergelijkbare sociodemografische kenmerken [48]. Deze mentale gezondheidsproblemen dragen verder bij aan de negatieve impact op de algehele kwaliteit van leven [49].
Wanneer we het hebben over depressie, is het van belang om een onderscheid te maken tussen 'klinische depressie' en 'depressieve symptomen' [50]. Een klinische depressie, zoals gedefinieerd door de DSM-V, vereist dat een individu gedurende minstens twee weken ten minste vijf symptomen ervaart, waarvan één ofwel een aanhoudend sombere stemming is ofwel een verlies van interesse of plezier. Deze en de overige symptomen van een klinische depressie zijn weergegeven in Figuur 7 [50].
Depressieve symptomen daarentegen kunnen individuele symptomen van depressie omvatten zonder noodzakelijkerwijs te voldoen aan de volledige criteria voor klinische depressie. Dit kan betrekking hebben op een depressieve stemming, verminderd plezier in activiteiten, veranderingen in eetlust, slaapproblemen en vermoeidheid [50]. Via deze link vindt u meer informatie over wat een depressie inhoudt.
Figuur 7
Symptomen van een klinische depressie
Noot. Dit figuur is gemaakt door de WIKI-auteurs via Canva en gebaseerd op een bron over depressie [50]
Onderzoek naar depressieve symptomen bij patiënten met sikkelcelziekte heeft aangetoond dat er een verband bestaat tussen het ervaren van pijn en het optreden van depressieve symptomen. Met andere woorden, patiënten die vaker te maken hebben met pijn hebben ook meer kans om symptomen van depressie te ervaren [51]. Naast pijn kunnen ook andere factoren bijdragen aan het ontstaan van depressieve symptomen bij mensen met sikkelcelziekte. Allereerst is er de chronische aard van de ziekte, waarbij het langdurig moeten omgaan met symptomen en beperkingen als psychologisch belastend kan worden ervaren [52]. Daarnaast speelt de onvoorspelbaarheid van acute pijncrises een rol. Deze onverwachte episoden van intense pijn kunnen leiden tot angst en stress. Ten slotte kunnen de vele medische complicaties die gepaard gaan met sikkelcelziekte, zoals bloedarmoede, orgaanschade en infecties, een bron van stress en zorgen zijn [52]. Bovengenoemde klachten richten zich vooral op de populatie patiënten die geen stamceltransplantatie zijn aangegaan. Echter, uit onderzoek blijkt dat de populatie die wel een stamceltransplantatie is aangegaan ook last heeft van deze klachten. Patiënten met sikkelcelziekte voelen zich na een stamceltransplantatie vaak overweldigd en kampen met emotionele problemen [53]. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat er een hoge incidentie is van zelfmoordgedachten bij sikkelcelziekte patiënten nadat zij een stamceltransplantatie zijn ondergaan [54]. Deze onderzoeken benadrukken het belang voor hulpverleners om alert te zijn op deze klachten [53].
Individuen met sikkelcelziekte lopen een aanzienlijk risico op het ontwikkelen van depressieve symptomen. De prevalentie van depressie bij sikkelcelziekte kan sterk variëren, met percentages tussen de 20% en 57%, afhankelijk van de studie [55, 56]. Een voorbeeld van een onderzoek is een cross-sectionele studie die werd uitgevoerd onder 2145 patiënten met sikkelcelziekte, waaruit bleek dat 39% van de deelnemers depressieve symptomen rapporteerde [57]. Een andere studie onder volwassenen met sikkelcelziekte, waarbij gebruik werd gemaakt van de Beck Depression Inventory (BDI) om de ernst van depressieve symptomen te meten, toonde aan dat meer dan een derde van de deelnemers depressieve klachten had [58]. Dit is vijf keer hoger dan het aantal depressieve symptomen dat wordt waargenomen in de algemene bevolking [59]. Kortom, depressieve symptomen zijn een veelvoorkomend probleem bij mensen met sikkelcelziekte [60].
Verschillende factoren, waaronder geslacht en het gezinsinkomen, worden geassocieerd met depressieve symptomen bij mensen met sikkelcelziekte. Zo heeft onderzoek aangetoond dat vrouwen en individuen met lagere inkomens vaak eerder depressieve symptomen ervaren, zelfs wanneer de ernst van de ziekte wordt meegenomen [61]. Daarnaast blijkt ook dat aanpassingsproblemen bij kinderen met sikkelcelziekte eerder voorkomen vanwege een lage sociaal-economische status dan enkel als gevolg van de ziekte zelf [62, 63]. Dit is in lijn met onderzoek dat stelt dat factoren zoals financiële moeilijkheden, discriminatie en gebrek aan sociale steun bijdragen aan depressie bij fysiek gezonde etnische minderheden [64]. Hoewel de ernst van de ziekte een rol kan spelen bij het optreden van depressieve symptomen, is het belangrijk op te merken dat de ernstigste vorm van sikkelcelziekte, HbSS, niet altijd gepaard gaat met de meeste psychische distress. In feite hebben patiënten met een minder ernstige vorm van sikkelcelziekte soms meer last van depressieve symptomen [61]. De vaak voorkomende pijnaanvallen en frequente ziekenhuisopnames, passend bij veel chronische ziekten, blijken meer van voorspellende waarde voor depressieve symptomen dan de ernst van de ziekte bij sikkelcelpatiënten [64]. Kortom, lijkt de aanwezigheid van depressie bij patiënten met sikkelcelziekte deels te wijten te zijn aan de demografische achtergrond van de patiënten, hoewel de aanzienlijke belasting die de ziekte zelf en behandeling met zich meebrengt ook niet vergeten mag worden [65] Zie Figuur 8 voor een overzicht van risicofactoren voor depressie bij sikkelcelziekte. In paragraaf 3.1 wordt verder ingegaan op de biologische en psychosociale risicofactoren voor depressie bij sikkelcelziekte.
Figuur 8
Risicofactoren voor depressie bij sikkelcelziekte
Noot. Dit figuur is gemaakt door de WIKI-auteurs via Canva en gebaseerd op informatie uit verschillende bronnen [61-65]
Het hebben van een chronische ziekte vergroot het risico op het ontwikkelen van een depressieve stoornis [66]. Dit risico varieert met 1.7 tot 3.15 keer meer kans op depressie, afhankelijk van de specifieke aandoening [67, 68]. Eveneens vergroten depressieve stoornissen het risico op een snellere progressie van chronische ziekten [69]. Zo rapporteren mensen met een chronische aandoening significant meer medische symptomen als ze ook lijden aan een depressieve stoornis [70]. Gericht onderzoek bij patiënten met sikkelcelziekte wijst uit dat depressieve symptomen het risico op verslechtering van de ziekte dan ook vergroten, specifiek op het gebied van chronische pijn [71]. Echter, deze patiënten ervaren ook vaak meer en hevigere acute pijnlijke episoden als ze meer depressieve symptomen hebben [72, 73]. Het verhoogde risico op pijnklachten kan te maken hebben met het moeilijker kunnen omgaan met pijn als gevolg van negatieve gedachten en een depressieve stemming [74]. Naast een toename van pijnklachten melden sikkelcelziektepatiënten met depressieve symptomen ook vaker ziekenhuisopnames in vergelijking met patiënten zonder dergelijke symptomen [68].
Dit gedeelte behandelt de algemene, niet-medicamenteuze behandeling van depressie zoals die wordt toegepast in Nederland volgens de GGZ-standaard, alvorens specifiek in te gaan op de niet-medicamenteuze behandeling van depressie bij sikkelcelziekte. Meer gedetailleerde richtlijnen per categorie van depressieve stoornissen zijn beschikbaar via deze link.
Waar mensen bij een depressie al gauw denken aan antidepressiva, wordt toch eerst de optie van niet-medicamenteuze behandeling overwogen. Dit komt omdat milde vormen van depressie vaak weinig baat hebben bij antidepressiva en vanwege de bijwerkingen die deze medicatie met zich mee kan brengen [75]
Na het stellen van de diagnose depressieve stoornis wordt samen met de patiënt een behandelplan opgesteld, waarbij zelfmanagement een belangrijke rol speelt. Een eerste stap richting het bereiken van zelfmanagement is psycho-educatie. Psycho-educatie is dan ook de eerste interventie bij elke vorm van depressie, waarbij de patiënt en zijn naasten worden geïnformeerd over de stoornis, de prognose en de beschikbare behandelingsopties [75]. Daarna volgen basisinterventies, zoals activering en dagstructurering, en actief volgen. Activering en dagstructurering benadrukken het belang van een actieve levensstijl en het hebben van een georganiseerde dagindeling, terwijl actief volgen zich richt op het monitoren van symptomen van de patiënt [75].
Naast deze basisinterventies kunnen eerste-stap interventies worden ingezet, afhankelijk van de aard en ernst van de depressieve stoornis en de voorkeuren van de patiënt. Voorbeelden van eerste-stap interventies zijn onder andere bibliotherapie (gebruik van zelfhulpboeken of -materialen), zelfmanagementstrategieën met begeleiding (ondersteuning bij het ontwikkelen van vaardigheden om de symptomen van depressie aan te pakken), structurerende begeleiding (hulp bij het opzetten van een gestructureerde routine), activerende begeleiding (hulp bij het vinden van activiteiten die plezier en voldoening bieden), fysieke inspanning (regelmatige lichaamsbeweging als onderdeel van de behandeling) en psychosociale behandeling (therapeutische interventies gericht op het verbeteren van het sociale en psychologische welzijn van de patiënt) [75]. Na een periode van drie maanden wordt de behandeling geëvalueerd om te bepalen of deze effectief is geweest in het verminderen van de symptomen van de depressieve stoornis en het verbeteren van het algehele welzijn van de patiënt. Deze evaluatie biedt de mogelijkheid om eventuele aanpassingen aan te brengen in de behandeling en om te bepalen of verdere interventies nodig zijn [75].
Tweede-stap interventies kunnen worden ingezet als eerste-stap interventies niet succesvol zijn en omvatten Problem Solving Treatment (PST) en Kortdurende behandeling (KDB) [75]. PST is een vorm van therapie die zich richt op het helpen van individuen bij het identificeren van problemen in hun leven, het ontwikkelen van effectieve oplossingsstrategieën en het implementeren van deze oplossingen om stressoren en negatieve gevoelens te verminderen. KDB verwijst naar een kortere vorm van therapie die gericht is op het behandelen van specifieke symptomen van de depressieve stoornis. Deze behandeling is doorgaans gestructureerd en richt zich op het snel verminderen van de symptomen en het verbeteren van het functioneren van de patiënt [75]. Zie Figuur 9 voor een overzicht van de verschillende stappen in de niet-medicamenteuze behandeling van depressie volgens de GGZ-standaard.
Figuur 9
Overzicht verschillende stappen in de niet-medicamenteuze behandeling van depressie volgens de GGZ-standaard
Noot. Dit figuur is gemaakt door de WIKI-auters via Canva en gebaseer op informatie uit de GGZ-standaard depressie [75]
Naast de algemene richtlijnen zijn er specifieke onderzoeken uitgevoerd naar verschillende psychologische interventies bij patiënten met sikkelcelziekte. Onderzoek naar cognitieve gedragstherapie (CGT) bij kinderen met sikkelcelziekte heeft aangetoond dat het effectief is in het verminderen van het aantal ziekenhuisopnames en het verkorten van de verblijfsduur in het ziekenhuis. Bovendien meldden kinderen na CGT behandeling een lagere pijnintensiteit, verbeteringen in het dagelijks functioneren en een betere omgang met pijn (coping) [76]. CGT is een vorm van psychotherapie, bestaande uit meerdere sessies die individueel, of in groepsverband gegeven kunnen worden. Tijdens CGT leren patiënten cognitieve herstructureringstechnieken toe te passen en ontspanningstechnieken te gebruiken om beter met fysieke pijn om te kunnen gaan. Cognitieve herstructurering betekent dat patiënten leren automatische, negatieve gedachten te herkennen en te veranderen naar meer helpende gedachten. Ontspanningstechnieken omvatten strategieën als diepe ademhaling en progressieve spierontspanning om de perceptie van fysieke pijn te veranderen. Daarnaast omvat CGT ook leefstijlaspecten, zoals slaappatronen, voeding en lichamelijke activiteit. Door deze aspecten mee te nemen in de interventie, wordt geprobeerd het algehele welzijn van het individu te verbeteren [77].
Wanneer CGT wordt gecombineerd met hypnotherapie, ervaren patiënten significant minder dagen met pijn en gebruiken ze ook minder pijnmedicatie [78]. Tijdens hypnose bereikt een patiënt een natuurlijke staat van bewustzijn waarbij er een sterke focus is en minder aandacht voor de omgeving [79]. Het is een vorm van neuromodulerende interventie, waarbij specifieke hersengebieden die betrokken zijn bij bewustzijn en aandacht worden beïnvloed. Deze veranderingen kunnen resulteren in een verminderde gevoeligheid voor fysieke pijn [80].
Aangezien pijnaanvallen en frequente ziekenhuisopnames geassocieerd zijn met depressie, kan CGT, mogelijk in combinatie met hypnotherapie, door onder andere het verminderen van opnames, leiden tot een vermindering van depressieve symptomen [61].
Desalniettemin is er specifiek onderzoek nodig naar de effectiviteit van niet-medicamenteuze psychologische behandelingen op depressie of depressieve symptomen bij sikkelcelziekte. Verdere studies zijn nodig om meer inzicht te krijgen in de rol van psychologische interventies in het verbeteren van de mentale gezondheid van patiënten met sikkelcelziekte [81].
Dit gedeelte behandelt de algemene, medicamenteuze behandeling van depressie zoals die wordt toegepast in Nederland volgens de GGZ-standaard, alvorens specifiek in te gaan op de medicamenteuze behandeling van depressie bij sikkelcelziekte.
Een medicamenteuze behandeling voor depressie bij volwassenen wordt aanbevolen in de volgende gevallen [75]:
Bij een matig tot ernstige depressieve stoornis
Bij een persisterende depressieve stoornis
Bij een lichte depressieve stoornis waarbij onvoldoende herstel is bereikt na psychotherapie.
Belangrijke neurotransmitters, chemische stoffen die signalen overdragen tussen cellen, bij depressie zijn serotonine, noradrenaline en dopamine. Een tekort aan deze stoffen kan leiden tot veranderingen in stemming [82]. Zo is er bij een depressie vaak een verlaagd niveau van serotonine in het brein, waardoor het aantal receptoren toeneemt en de receptoren gevoeliger worden voor zelfs kleine hoeveelheden van deze stof. Ook de autoreceptor, die de afgifte van serotonine stopt wanneer er voldoende serotonine aanwezig is, wordt gevoeliger. Zelfs bij lage concentraties serotonine remt deze autoreceptor de afgifte van serotonine, wat resulteert in een verminderde beschikbaarheid van serotonine in de hersenen [82]. Hoewel de exacte oorzaken van een tekort aan deze neurotransmitters niet volledig bekend zijn, kunnen antidepressiva helpen door het niveau van deze stoffen te verhogen, de heropname ervan door de autoreceptor te remmen en andere receptoren te beïnvloeden, waardoor symptomen van depressie verminderen [83].
De richtlijn beveelt onder andere Tricyclysiche Antidepressiva (TCA's), Selectieve Serotonine Heropname Remmers (SSRI's) en Serotonine-Noradrenaline Heropname Remmers (SNRI's) aan als eerste keuze middelen. Hierbij is het van belang dat de keuze van een antidepressivum gebaseerd dient te zijn op individuele factoren van de patiënt zoals andere somatische aandoeningen, eerdere responses op antidepressiva, andere psychische stoornissen en de wens van de patiënt zelf [75]. Bij onvoldoende verbetering met een bepaald type antidepressivum na 4 weken kan worden overgeschakeld naar een ander type, afhankelijk van de individuele kenmerken van de patiënt en eerdere responsen op medicatie [83]. Wanneer een depressie atypische kenmerken heeft, kan na het uitproberen van eerste keuze middelen overgestapt worden op een MAO-remmer [84]. Zie Tabel 1 voor een uitgebreid overzicht van deze antidepressiva met bijbehorende werkzame stof, werking en bijwerkingen.
Tabel 1
Overzicht antidepressiva
Noot. Deze tabel is gemaakt door de WIKI-auteurs en gebaseerd op informatie uit verschillende bronnen [75, 83, 85]
Hoewel er niet veel onderzoek is gedaan naar medicamenteuze behandelingen voor depressie specifiek bij patiënten met sikkelcelziekte, suggereert een studie dat behandeling met SSRI's of SNRI's gedurende 9 maanden naast een reductie van depressieve symptomen mogelijk een bijkomend positief effect kan hebben op de pijn bij sikkelcelziekte. Echter werd dit positieve effect op ervaren pijn bij slechts een minderheid van de patiënten geconstateerd [86]. Meer onderzoek naar antidepressiva bij patiënten met sikkelcelziekte is daarom noodzakelijk. Een uitgebreide beschrijving van de verschillende klassen antidepressiva kunt u vinden in de bijgevoegde video van Alila Medical Media.
Depressie is een veelvoorkomend probleem bij patiënten met sikkelcelziekte en heeft een aanzienlijke invloed op hun kwaliteit van leven. Verschillende risicofactoren, zoals geslacht, gezinsinkomen, chronische pijn en de onvoorspelbaarheid van acute pijncrises, kunnen bijdragen aan het optreden van depressieve symptomen. Na een stamceltransplantatie ervaren patiënten vaak emotionele problemen en daarnaast hebben ze een verhoogd risico op zelfmoordgedachten. Daarbij vergroten depressieve symptomen het risico op een snellere progressie van de ziekte, met name op het gebied van chronische pijn. Behandeling van depressie bij sikkelcelziekte is voornamelijk gebaseerd op de algemene richtlijnen en omvat zowel niet-medicamenteuze als medicamenteuze benaderingen. Niet-medicamenteuze behandelingen omvatten psycho-educatie, activering en dagstructurering, en psychosociale interventies. Medicamenteuze behandelingen omvatten antidepressiva, zoals TCA's, SSRI's en SNRI's. Hoewel er nog meer onderzoek nodig is naar de effectiviteit van behandelingen voor depressie bij patiënten met sikkelcelziekte, suggereren studies dat zowel cognitieve gedragstherapie en hypnotherapie als SSRI's en SNRI's een positieve invloed kunnen hebben op depressieve symptomen en de kwaliteit van leven van deze patiënten.
Biologische en psychosociale perspectieven
In de eerste twee onderdelen lag de focus op de gehele populatie van patiënten met sikkelcelziekte. In het derde deel van deze WIKI zullen we specifiek naar de doelgroep kinderen en adolescenten kijken. We zullen ingaan op verschillende biologische kwetsbaarheden en psychosociale stressoren die van invloed zijn op de mentale gezondheid van kinderen en adolescenten met sikkelcelziekte. Vervolgens zal er worden ingegaan op beschermende factoren die een rol kunnen spelen bij sikkelcelziekte. Ten slotte zullen er tips en aanbevelingen worden gegeven aan medische hulpverleners van kinderen en adolescenten met sikkelcelziekte om de adaptatie aan de ziekte te maximaliseren en de negatieve effecten van de stressoren te beperken.
De biologische mechanismen die geassocieerd worden met sikkelcelziekte kunnen het risico op het ontwikkelen van depressieve symptomen verhogen. Onderzoek naar de biologische processen achter sikkelcelziekte, stress en depressie wijst op de belangrijke rol van cytokines en stikstofmonoxide (NO) [87].
Effect van chronische stress op het stressresponssysteem
Mensen met sikkelcelziekte hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van klinisch significante depressieve symptomen als gevolg van chronische stress, veroorzaakt door een combinatie van psychosociale en ziekte gerelateerde factoren [87]. Langdurige psychologische stress verstoort de normale werking van de HPA-as, het stressrespons systeem van het lichaam, door de negatieve feedback geen kans te geven en wordt in verband gebracht met het ontwikkelen van depressieve symptomen (zie Figuur 10) [88]. Activatie van de HPA-as resulteert via CRH en ACTH in verhoogde cortisolniveaus, die de aanpassing bevorderen en helpen bij het herstellen van homeostase. Homeostase is het vermogen van het lichaam om een stabiele interne omgeving te handhaven, ondanks veranderingen in de externe omgeving [88]. Korte periodes van verhoogd CRH en ACTH, gevolgd door hoge maar controleerbare cortisolniveaus, worden geassocieerd met een adaptieve stressreactie en resulteren in een gevoel van euforie en een positieve stemming. Daarentegen hebben langdurige en oncontroleerbare cortisolniveaus als gevolg van chronische stress schadelijke fysieke effecten en verhogen het risico op het ontwikkelen van psychopathologie, met name depressie- en angstsymptomen [88].
Pro-inflammatoire cytokines
Pro-inflammatoire cytokines spelen een rol bij het reguleren van ontstekingsreacties bij infecties en hebben een complexe relatie met depressie, sikkelcelziekte en stressresponsen [89]. Mensen met sikkelcelziekte hebben vaak al meer infecties door weefselschade en milt-disfunctie, terwijl de verstoring van de HPA-as bij chronische stress de vatbaarheid voor infecties verder vergroot door de hoge cortisolniveaus en bijbehorende onderdrukking van het immuunsysteem [90, 91]. De cytokines die vrijkomen bij infecties kunnen de activiteit van NF-kB stimuleren, betrokken bij zowel ontstekingsprocessen als stressresponsen in de hersenen, waardoor de activiteit van de HPA-as en de productie van stresshormonen wordt gestimuleerd [92]. Bovendien kunnen pro-inflammatoire cytokines de respons van het lichaam op cortisol, wat normaal gesproken een sleutelrol speelt bij het onderdrukken van ontstekingen en het handhaven van homeostase tijdens stress, belemmeren [93]. Bij sikkelcelziekte kan de toename van NF-kB-activiteit en verminderde gevoeligheid voor cortisol leiden tot een verhoogde plakkerigheid van witte en rode bloedcellen aan de bloedvatwanden en ontstekingen, wat op zijn beurt resulteert in nauwere bloedvaten en een verhoogd risico op pijn, neurologische complicaties en een versterkte fysiologische stressrespons [94, 95]. Tot slot hebben deze cytokines een negatieve invloed op de biochemie en beschikbaarheid van neurotransmitters zoals serotonine, dopamine en noradrenaline, die essentieel zijn voor de regulering van stemmingen en emoties [94].
Stikstofmonoxide (NO)
NO vertoont een complexe rol in de regulatie van de HPA-as, waarbij het zowel stimulerende als remmende effecten heeft, afhankelijk van het type stressor en de locatie binnen deze as [96]. Cortisol speelt een belangrijke rol bij het reguleren van stressreacties en kan tevens de negatieve effecten van vrij hemoglobine op NO verminderen, waardoor ontstekingen verminderen en de ernst van pijn bij sikkelcelziekte afneemt [97]. Echter, bij chronische stress kan een inadequate cortisolrespons leiden tot een verminderde beschikbaarheid van NO, wat resulteert in vaatvernauwing, ontstekingen en mogelijk depressieve symptomen door lagere niveaus van dopamine in de hersenen [95]. Een tekort aan NO kan dus niet alleen het vermogen om fysiologische stressreacties te reguleren verminderen, maar kan ook het verbruik van belangrijke neurotransmitters verhogen, waarmee het risico op depressie toeneemt [87, 98]. Zie Figuur 11 voor een schematische weergave van de cytokine- en stikstofmonoxidefunctie bij stress, sikkelcelziekte en depressie.
Figuur 10
Overzicht HPA-as
Noot. Nederlandse vertaling en bewerking door de WIKI-auteurs via Canva van het figuur 'Protective Role and Functional Engineering of Neuropeptides in Depression and Anxiety: An Overview - Scientific Figure' op ResearchGate. Beschikbaar via: https://www.researchgate.net/figure/Hypothalamic-pituitary-adrenal-HPA-axis-Upon-activation-by-a-stimulus-the_fig1_368544644 [geraadpleegd op 29 april 2024]
Figuur 11
Model van cytokine- en stikstofmonoxidefunctie bij stress, sikkelcelziekte en depressie
Noot. Nederlandse vertaling door de WIKI-auteurs via Canva van het figuur 'Proposed model of cytokine and nitric oxide function in stress, sickle cell disease, and depression', gemaakt door Katz & Schatz, (2014). Beschikbaar via: https://journals.lww.com/hrpjournal/fulltext/2014/07000/overlapping_biological_mechanisms_underlying.1.aspx [geraadpleegd op 29 april 2024] [87]
Naast biologische kwetsbaarheden bij kinderen met sikkelcelziekte bestaan er ook psychologische stressoren die van invloed kunnen zijn op de mentale gezondheid van deze kinderen. In dit deel zullen de mogelijke psychologische stressoren, weergegeven in Figuur 12, aan bod komen. Het is van belang om deze stressoren in kaart te brengen, zodat hier rekening mee kan worden gehouden in de behandeling. Daarnaast kunnen sommige psychosociale stressoren worden aangepast, in tegenstelling tot de biologische kwetsbaarheden van kinderen met sikkelcelziekte. Bij '3.3 Tips voor hulpverleners van kinderen met sikkelcelziekte' wordt de kennis over deze psychologische stressoren toegepast om geschikte behandelingen te geven aan kinderen met sikkelcelziekte en mentale gezondheid problemen.
Figuur 12
Overzicht psychosociale stressoren bij kinderen met sikkelcelziekte
Noot. Dit figuur is gemaakt door de WIKI-auteurs via Canva en gebaseerd op informatie uit verschillende bronnen [99-111]
Peerrelaties
Om te beginnen kunnen zich complicaties voordoen op sociaal gebied bij kinderen met sikkelcelziekte. Patiënten met sikkelcelziekte moeten vaak herhaaldelijk naar het ziekenhuis vanwege complicaties zoals sikkelcelcrises, ontstekingen en acute chest syndroom, naast andere bezoeken voor medische zorg [99]. Deze frequente ziekenhuisopnames leiden ertoe dat kinderen met sikkelcelziekte school missen, waardoor het risico wordt vergroot dat ze sociaal en cognitief achterlopen op hun leeftijdsgenoten [100]. Bovendien ervaren deze kinderen vaak vertraagde groei en puberteit, wat ook kan bijdragen aan psychologische stress, vooral tijdens de adolescentie [101]. Door de verhoogde absentie op school en vertraagde groei en puberteit kunnen peerrelaties mogelijk negatief worden beïnvloed bij kinderen met sikkelcelziekte, wat kan leiden tot een toename van depressie en problemen op het gebied van internalisering en externalisering. Internaliserende problemen zijn psychologische of emotionele problemen die naar binnen worden gericht, wat zich kan uiten als depressieve klachten of angstklachten. Bij externalisering worden emotionele of gedragsproblemen extern geuit, wat zich kan manifesteren als agressie of impulsiviteit [102]. Deze factoren dragen waarschijnlijk bij aan verhoogde psychologische stress door sociale isolatie en vergroten daarmee het risico op depressie [103].
Gezin
Een andere mogelijke stressor die het risico op depressie bij kinderen met sikkelcelziekte kan vergroten, zijn spanningen binnen het gezin. Hoewel gezinnen een belangrijke bron van steun kunnen zijn en beschermend kunnen werken, kunnen stressfactoren die verband houden met de chronische ziekte van het kind de psychologische stress verhogen en het risico op psychische aandoeningen verhogen [104]. Voorbeelden van deze stressfactoren zijn onder andere financiële druk, verstoring van sociale activiteiten, verwaarlozing van niet-zieke kinderen, en verstoringen in gezinsroutines [104]. Kinderen die al gevoelig zijn voor de effecten van stress lopen een hoger risico op het ontwikkelen van depressieve symptomen wanneer de spanningen binnen het gezin hoog zijn [105]. Bijvoorbeeld, veranderingen in bepaalde familiefactoren - zoals een toename van conflicten binnen het gezin - voorspellen een verslechtering van aanpassing en gedragsproblemen, wat mogelijk verband houdt met een verhoogd risico op depressie [106].
Coping
Naast problemen veroorzaakt door sociale achterstand of conflicten in het gezin, blijkt uit onderzoek dat negatief denken, zoals catastroferen en zichzelf de schuld geven, en negatieve gevoelens, zoals schuldgevoelens, geassocieerd zijn met een toename van mentale gezondheidsproblemen bij sikkelcelziekte [107].
Stigma
Een andere stressor die voorkomt bij sikkelcelziekte en een negatieve invloed kan hebben op de mentale gezondheid is het stigma rondom de populaties die getroffen worden door sikkelcelziekte. Vaak hebben de populaties waarin sikkelcelziekte veel voorkomt te maken met voedsel- en huisvestingsonzekerheid en ongelijke toegang tot goed onderwijs en basiszorg [107]. Een onderzoek naar waargenomen stigma onder kinderen met sikkelcelziekte toonde aan dat de meeste van hen wel eens te maken had gehad met stigma gebaseerd op ras of migratiestatus [108]. Dit stigma omvat onder andere beschuldigingen dat sikkelcelpatiënten drugsverslaafd zouden zijn [107], weergegeven in de bijgevoegde video van VOH Campaign. Verder is het stigma vaak gebaseerd op misvattingen, zoals dat het een besmettelijke ziekte is, en gezondheidsovertuigen, zoals dat het een straf is voor bepaalde zonden of een vloek [107]. Stigma kan invloed hebben op de levenskwaliteit van de hele familie, waaronder het sociaal, emotioneel en fysiek welzijn en het dagelijks functioneren [107].
Medische wereld
Een laatste cruciale factor die de mentale gezondheid van patiënten kan beïnvloeden is een goede interactie tussen medische professionals en patiënten [109]. Helaas wordt deze relatie vaak bemoeilijkt door een gebrek aan kennis en misvattingen over de ziekte, zoals weergegeven in de bijgevoegde video van VOH Campaign. Medische professionals, vooral degenen zonder uitgebreide ervaring met sikkelcelziekte, zijn namelijk regelmatig niet goed geïnformeerd over de bijkomende pijn en de juiste behandeling ervan [110]. Aangezien medische professionals veelal vrezen dat het gebruik van pijnmedicatie tot verslaving zal leiden, kan hun onvermogen om pijn effectief te behandelen patiënten aanzetten tot zelfmedicatie en leiden tot de verslavingsproblemen die medische professionals juist hoopten te vermijden [111]. Over het algemeen verhoogt het gebrek aan communicatie en vertrouwen tussen patiënten en artsen de psychologische stress die gepaard gaat met het beheren van de ziekte [109].
Nu bekend is welke biologische kwetsbaarheden en psychologische stressoren een negatieve invloed kunnen hebben op de mentale gezondheid van kinderen en adolescenten met sikkelcelziekte, zal worden ingegaan op beschermende factoren die de negatieve impact van de ziekte kunnen beperken.
Uit onderzoek blijkt dat sociale verbinding een cruciaal aspect is voor het handhaven van een positieve mentale gezondheid bij sikkelcelziekte. Sociale verbinding kan afkomstig zijn van meerdere gebieden, waaronder familie, supportgroepen of hulpverleners [107]. Uit onderzoek blijkt dat steun door familie een positief effect kan hebben op verschillende ziekte-uitkomsten, zoals symptoom controle en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, voor chronisch zieke patiënten. Het is hierbij belangrijk dat de nadruk binnen de familie ligt op het bevorderen van zelfredzaamheid en het bereiken van persoonlijke prestaties. Daarnaast is familiecohesie cruciaal en dient de familie adequaat te reageren op symptomen van patiënten [112]. Verder zou sociale verbinding ook bereikt kunnen worden door ‘supportgroepen’. Dit kan onder andere een verbinding zijn met een religieuze instelling. Het is hierbij van belang dat er emotionele, sociale of concrete steun wordt geboden [107].
Naast sociale verbinding worden actieve coping en zelfeffectiviteit onderscheiden als beschermende factoren tegen de negatieve impact van sikkelcelziekte [107]. Zelfeffectiviteit bij sikkelcelziekte verwijst naar het vertrouwen van een individu in zijn of haar vermogen om de uitdagingen van de ziekte te beheren en ermee om te gaan. Het omvat het vertrouwen van de patiënt in zijn of haar vermogen om behandelingsregimes te volgen, symptomen te beheren en een goede kwaliteit van leven te behouden, ondanks de beperkingen die de aandoening met zich meebrengt [113]. Actieve coping is een copingstijl die is geassocieerd met een adaptieve aanpassing aan ziekten en uitdagingen. Actieve coping omvat het actief zoeken naar oplossingen, het plannen van acties, het nemen van controle over de situatie, en het gebruik maken van sociale ondersteuning om met stress om te gaan [113].
Ten slotte blijkt uit onderzoek dat het hebben van veerkracht een beschermende factor kan zijn tegen mentale klachten bij sikkelcelziekte. Veerkracht kan gedefinieerd worden als het vermogen om zichzelf goed aan te passen aan stressvolle situaties. Uit een studie naar de mentale gezondheid van volwassen patiënten met sikkelcelziekte tijdens de COVID-19 pandemie blijkt dat veerkracht een positief verband had met mentale gezondheid [114]. Dit is in lijn met de conclusies van een longitudinale studie bij kinderen met sikkelcelziekte, waaruit bleek dat ‘adaptatie’ mogelijk een beschermende factor is voor gedragsproblemen, met name agressief gedrag [115].
Voorgaande informatie over onder andere psychosociale stressoren en beschermende factoren kan van groot belang zijn bij het verbeteren van de kwaliteit van leven bij kinderen en adolescenten met sikkelcelziekte. Hieronder worden verschillende tips en aanbevelingen gegeven die hulpverleners van kinderen en adolescenten met sikkelcelziekte kunnen gebruiken voor het optimaliseren van behandelingen.
Uit onderzoek is gebleken dat een gebrek aan communicatie en vertrouwen tussen patiënten en artsen zorgt voor een verhoging van psychologische stress die gepaard gaat met het controleren van de ziekte [109]. Veranderingen in het gezondheidszorgsysteem hebben uitdagingen opgeleverd voor de relatie tussen patiënten en zorgverleners en dat kan negatieve gevolgen met zich meebrengen [116]. Kortere kliniek bezoeken en meer administratieve taken hebben ervoor gezorgd dat er veel minder tijd is voor medische consulten, wat ten koste gaat van de relatie tussen arts en patiënt. Mogelijk leidt dit tot verminderde tevredenheid bij zorgverleners, een verlies aan betekenis in de zorg voor patiënten en een verhoogd risico op burn-out en medische fouten. Ook heeft dit gevolgen voor patiënten die hierdoor mogelijk een gebrek aan verbinding, frustratie en stigmatisering ervaren [116]. Om deze neerwaartse trend tegen te gaan en een effectieve relatie tussen patiënt en zorgverlener te herstellen, zijn veranderingen nodig. Dit kan bijvoorbeeld door het verbeteren van onderwijsmethoden voor patiëntgerichte zorg [116]. Een studie naar arts-patiëntrelaties heeft mensen die zowel arts als patiënt zijn geweest gevraagd hoe empathie voor patiënten zou kunnen toenemen en hoe de communicatie tussen arts en patiënten verbeterd zou kunnen worden [117]. De artsen gaven aan dat simpele dingen al kunnen helpen, bijvoorbeeld het maken van aantekeningen aan het bed in plaats van nadat een patiënt vertrokken is, vaker vragen of de patiënten nog vragen hebben, meer bewust zijn van non-verbale interacties en het erkennen van het feit dat patiënten moesten wachten. Ook werd het direct bespreken van taboe-onderwerpen zoals seksualiteit als belangrijk ervaren [117]. Het is van belang dat artsen zich meer bewust worden van de invloed die ze hebben op het gedrag en de zorg van de patiënt. Door kleine veranderingen en betere educatie kan de relatie tussen hulpverlener en patiënt al een stuk bevorderd worden, wat de psychologische stress zou verminderen. Zie Figuur 13 voor een visueel overzicht van de factoren die de relatie tussen hulpverlener en patiënt beïnvloeden.
Figuur 13
Factoren die de relatie tussen hulpverlener en patiënt beïnvloeden
Noot. Dit figuur is gemaakt door de WIKI-auteurs via Canva en gebaseerd op informatie uit verschillende bronnen [116, 117]
Zoals eerder benoemd kunnen spanningen binnen het gezin het risico op depressie bij kinderen met sikkelcelziekte mogelijk vergroten. Het hebben van een kind met een chronische ziekte heeft effect op het functioneren van het hele gezin. Deze impact kan een negatieve invloed hebben op het verloop van de behandeling [118]. Factoren die stress kunnen veroorzaken bij families met chronisch zieke gezinsleden zijn onder andere gespannen relaties binnen de familie, veranderingen in familie activiteiten, toegenomen taken, tijdsverplichtingen en financiële problemen [118]. Onderzoekers stellen daarom voor dat familietherapie een onderdeel moet zijn van de behandeling van chronisch zieken, waarbij het vooral van belang is dat therapie zich richt op de veerkracht van gezinnen en de betrokkenheid van de ouders [118]. Om de veerkracht van het gezin te verhogen, kan de therapie zich richten op acceptatie van de ziekte, communicatie binnen het gezin en het ontwikkelen van probleemoplossende vaardigheden [119]. Het is dan ook gebleken dat wanneer cognitieve gedragstherapie in familieverband wordt aangeboden, deze gezinnen een beter probleemoplossend vermogen ontwikkelen, ze meer emotionele responsiviteit laten zien en het sociale stigma wordt verminderd in vergelijking met de controlegroep [120]. Het vergroten van de betrokkenheid van ouders met het kind is geassocieerd met verminderde depressieve klachten en een betere kwaliteit van leven van het kind [121]. Hulpverleners van kinderen met sikkelcelziekte zouden familietherapie kunnen aanbevelen en informatie hierover kunnen bieden.
Naast het gezin hebben ook peerrelaties een belangrijke invloed op het mentale welzijn van kinderen en adolescenten [122]. Eerder werd benoemd dat de vele ziekenhuisopnames kunnen leiden tot een verminderde sociale ontwikkeling ten op zichte van leeftijdsgenoten [117]. Een ander effect van de ziekenhuisopnames is dat adolescenten met chronische pijn zich vaak eenzaam en onbegrepen voelen door hun leeftijdsgenoten. Deze eenzaamheid is geassocieerd met slechtere fysieke en psychologische uitkomsten [123]. Daarnaast is gebleken dat, bij sikkelcelpatiënten, een gebrek aan sociale steun negatief is geassocieerd met kwaliteit van leven [124]. Door de sociale steun te vergroten en de eenzaamheid te beperken, kan dit voordelige uitkomsten hebben voor zowel de fysieke aspecten, zoals de pijnervaring, als de psychologische uitkomsten, zoals kwaliteit van leven. Dit kan worden bereikt middels zelfhulpgroepen met lotgenoten, of door groepstherapie [125]. Eerdere onderzoeken naar de effectiviteit van groepstherapie met lotgenoten wees namelijk uit dat deze interventies een positief effect hadden op de fysieke uitkomstmaten, zoals de pijnbeleving [126]. Ook rapporteerden adolescenten vriendschappen te hebben gemaakt en gaven ze aan meer zelfvertrouwen te hebben gekregen door het contact met lotgenoten [127]. De bijgevoegde video van BBC stories laat zien waarom jongeren met sikkelcelziekte er niet over durven praten maar dat juist wel zouden moeten doen.
Mogelijk kan er in de klas ook meer uitleg gegeven worden over sikkelcelziekte om begrip bij klasgenoten te verbeteren. Deze aflevering van het Klokhuis geeft een goede uitleg over sikkelcelziekte voor kinderen van groep 6-7. Voor jongere kinderen zou het boek ‘dubbel feest’ voorgelezen kunnen worden, dit boek gaat over een meisje met sikkelcelziekte. Het zorgt ervoor dat sikkelcelziekte bespreekbaar kan worden gemaakt in de sociale omgeving van het kind. Ook in het boek ‘maisa en de maan’ wordt op een speelse manier beschreven wat sikkelcelziekte is en wat de impact hiervan is op een kinderleven. Dit boek is geschikt voor kinderen van 6 tot en met 10 jaar. Daarnaast kunnen hulpverleners kinderen en adolescenten het advies geven om bij vragen anoniem contact op te nemen met Cyberpoli. Daar kunnen kinderen en adolescenten tevens chatten met andere kinderen en adolescenten met sikkelcelziekte.
Een vervelende factor die helaas toch regelmatig voorkomt bij sikkelcelziekte is het stigma dat er heerst rondom de ziekte of de populatie mensen die de ziekte hebben. Zoals in deel twee is besproken is dit stigma vaak gebaseerd op ras of migratiestatus en omvat het meestal valse beschuldigingen en misvattingen [107]. Dit stigma heeft een negatieve invloed op de mentale gezondheid van patiënten en een vermindering van dit stigma zou dit effect kunnen tegengaan en misvattingen over sikkelcelziekte de wereld uit kunnen helpen [107].
Hoewel er nog weinig onderzoek is gedaan naar interventies om het stigma rondom sikkelcelziekte te verminderen bij kinderen, bestaat er een interventiestudie die beoogde het stigma te verminderen bij jongvolwassenen met sikkelcelziekte [128]. Deze interventie is gebaseerd op het theoretische model genaamd ‘The Theory of Self-Care Management for Sickle Cell Disease’ [129, 130]. Dit model gaat ervan uit dat er bepaalde kwetsbaarheidsfactoren zijn die een negatieve invloed hebben op zelfmanagement strategieën en gezondheidsuitkomsten [129, 130]. Interventies die focussen op het verlagen van deze kwetsbaarheidsfactoren of het verhogen van zelfmanagement strategieën zouden gezondheidsuitkomsten moeten verbeteren. Specifiek in dit onderzoek werd de invloed van sikkelcelcrises herkenning (een kwetsbaarheidsfactor) en communicatieskills (een zelfmanagement strategie) onderzocht om stigma te verminderen [128].
Er werden in dit onderzoek twee groepen vergeleken in bewustheid van het stigma, namelijk een interventiegroep die gegeven werd door twee opgeleide verpleegkundigen en een controlegroep. Uit de resultaten bleek dat er in de interventiegroep een verhoogd bewustzijn aanwezig was van stigma [128]. Dit impliceert dat care-seeking interventies effectief zijn in het bewust worden van stigma, waardoor het negatieve effect wat stigma kan hebben op de mentale gezondheid kan worden tegengegaan. ‘The Theory of Self-Care Management for Sickle Cell Disease’ lijkt een effectief model om het stigma rondom sikkelcelziekte te reduceren en zou in de praktijk vaker kunnen worden toegepast in interventies om stigma te verminderen.
Uit onderzoek is gebleken dat medische hulpverleners vaak niet goed op de hoogte zijn van de pijn die komt kijken bij sikkelcelziekte en de juiste behandeling van deze pijn [110]. Hierom is het belangrijk dat de medische hulpverleners goed op de hoogte zijn van de ziekte en de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen. Wanneer een medisch professional te maken krijgt met een patiënt met sikkelcelziekte, is het dus belangrijk dat deze van tevoren goed ingelezen is wat betreft de ziekte. Informatie over sikkelcelziekte kan gevonden worden via wetenschappelijke databases, maar ook via de Oscar website.
De biologische kwetsbaarheden en psychologische stressoren waarmee kinderen met sikkelcelziekte worden geconfronteerd, hebben aanzienlijke gevolgen voor hun mentale gezondheid. Biologische mechanismen, zoals verhoogde niveaus van pro-inflammatoire cytokines en verstoringen in het stikstofmonoxide (NO) systeem, dragen bij aan een verhoogd risico op depressie. Bovendien spelen psychologische stressoren, zoals moeilijkheden in peerrelaties, spanningen binnen het gezin, en het stigma rond sikkelcelziekte, een belangrijke rol. Gelukkig zijn er ook beschermende factoren, zoals sociale verbinding, actieve coping, zelfeffectiviteit en veerkracht, geïdentificeerd die kunnen helpen de negatieve impact van de ziekte te beperken. Om de kwaliteit van leven van deze kinderen te verbeteren, is het van groot belang dat hulpverleners zich bewust zijn van zowel de risicofactoren als de beschermende factoren. Concreet betekent dit dat hulpverleners zich kunnen richten op het verbeteren van de relatie tussen de patiënten en de hulpverleners, bekend zijn met familietherapie en weten wanneer dit ingezet kan worden, sociale steun bevorderen door het aanbieden van zelfhulpgroepen met lotgenoten of groepstherapie en het verminderen van stigma. Bovendien is het essentieel dat medische hulpverleners goed geïnformeerd zijn over sikkelcelziekte en bekend zijn met de professionals naar wie patiënten kunnen worden doorverwezen voor de behandeling van de fysieke- en psychologische complicaties die zich kunnen voordoen bij de ziekte.
Sikkelcelziekte is een complexe erfelijke bloedaandoening die het leven van degenen die eraan lijden enorm kan beïnvloeden. Naast de fysieke symptomen brengt het ook een aanzienlijke psychologische belasting met zich mee. Daarom is een holistische benadering van essentieel belang bij de behandeling van sikkelcelziekte. Het is niet voldoende om alleen de fysieke gezondheid van de patiënt aan te pakken; ook de mentale gezondheid moet serieus worden genomen. Een multidisciplinaire aanpak, waarbij medische professionals nauw samenwerken met psychologen, maatschappelijk werkers en families, is de sleutel tot succes. Door gezamenlijk te werken, kan de last van deze ziekte voor patiënten aanzienlijk verminderen en kan hen een betere kwaliteit van leven worden geboden. Deze WIKI brengt sikkelcelziekte en depressie onder de aandacht en biedt concrete handvaten aan hulpverleners om patiënten met sikkelcelziekte de zorg te bieden die ze nodig hebben en verdienen.
[1] Ashley‐Koch, A., Yang, Q., & Olney, R. S. (2000). Sickle Hemoglobin (Hb S) Allele and Sickle Cell Disease: A HuGE Review. American Journal Of Epidemiology, 151(9), 839–845. https://doi.org/10.1093/oxfordjournals.aje.a010288
[2] Bull, B., & Brenton-Gorius, J. (1995). Morphology of the Erythron. In William’s Hematology (pp. 349–363). McGraw-Hill.
[3] Klinken, S. P. (2002). Red blood cells. International Journal Of Biochemistry & Cell Biology, 34(12), 1513–1518. https://doi.org/10.1016/s1357-2725(02)00087-0
[4] Ranney, H., & Sharma, V. (1995). Structure and Function of Hemoglobin. In William’s Hematology (pp. 417–425). McGraw-Hill.
[5] Sebastiani, P., Nolan, V. G., Baldwin, C. T., Abad‐Grau, M. M., Wang, L., Adewoye, A. H., McMahon, L., Farrer, L. A., Taylor, J., Kato, G. J., Gladwin, M. T., & Steinberg, M. H. (2007). A network model to predict the risk of death in sickle cell disease. Blood, 110(7), 2727–2735. https://doi.org/10.1182/blood-2007-04-084921
[6] Hebbel, R. P. (2014). Ischemia-reperfusion injury in sickle cell anemia. Hematology/Oncology Clinics Of North America, 28(2), 181–198. https://doi.org/10.1016/j.hoc.2013.11.005
[7] Manwani, D., & Frenette, P. S. (2013). Vaso-occlusion in sickle cell disease: pathophysiology and novel targeted therapies. Blood, 122(24), 3892–3898. https://doi.org/10.1182/blood-2013-05-498311
[8] Hoban, M. D., Cost, G. J., Mendel, M., Romero, Z., Kaufman, M. L., Joglekar, A., Ho, M., Lumaquin, D., Gray, D. H., Lill, G. R., Cooper, A., Urbinati, F., Senadheera, S., Zhu, A., Liu, P., Paschon, D. E., Zhang, L., Rebar, E. J., Wilber, A., . . . Kohn, D. B. (2015). Correction of the sickle cell disease mutation in human hematopoietic stem/progenitor cells. Blood, 125(17), 2597–2604. https://doi.org/10.1182/blood-2014-12-615948
[9] Roy, S., West Bengal University of Animal and Fishery Sciences, Ganguly, S., & Government of West Bengal. (2013). Sickle Cell Anemia, an Autosomal Recessive Disorder: A Review. International Journal Of Molecular Genetics, 63–67. https://www.researchgate.net/profile/Subha-Ganguly/publication/263655805_Sickle_Cell_Anemia_an_Autosomal_Recessive_Disorder_A_Review/links/0c96053b7b907a6942000000/Sickle-Cell-Anemia-an-Autosomal-Recessive-Disorder-A-Review.pdf
[10] Da Guarda, C. C., Yahouédéhou, S. C. M. A., Santiago, R. P., Neres, J. S. D. S., De Lima Fernandes, C. F., Aleluia, M. M., Figueiredo, C. V. B., Fiuza, L. M., Carvalho, S. P., De Oliveira, R. M., Fonseca, C. A., Ndidi, U. S., Nascimento, V. M. L., Rocha, L. C., & Gonçalves, M. S. (2020). Sickle cell disease: A distinction of two most frequent genotypes (HbSS and HbSC). PloS One, 15(1), e0228399. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0228399
[11] Vegelin, M. (2024). Wat is sikkelcelziekte? Cyberpoli. https://www.cyberpoli.nl/sikkelcel/medisch/watissikkelcel
[12] Galanello, R., & Origa, R. (2010). Beta-thalassemia. Orphanet Journal Of Rare Diseases, 5(1). https://doi.org/10.1186/1750-1172-5-11
[13] Lucarelli, G., Isgrò, A., Sodani, P., & Gaziev, J. (2012). Hematopoietic Stem Cell Transplantation in Thalassemia and Sickle Cell Anemia. Cold Spring Harbor Perspectives in Medicine, 2(5), a011825. https://doi.org/10.1101/cshperspect.a011825
[14] Thomson, A. M., McHugh, T. A., Oron, A. P., Teply, C., Lonberg, N., Tella, V. V., Wilner, L. B., Füller, K., Hagins, H., Aboagye, R. G., Aboye, M. B., Abu‐Gharbieh, E., Abu‐Zaid, A., Addo, I. Y., Ahinkorah, B. O., Ahmad, A., AlRyalat, S. A., Amu, H., Aravkin, A. Y., . . . Nassereldine, H. (2023). Global, regional, and national prevalence and mortality burden of sickle cell disease, 2000–2021: a systematic analysis from the Global Burden of Disease Study 2021. The Lancet Haematology, 10(8), e585–e599. https://doi.org/10.1016/s2352-3026(23)00118-7
[15] Sikkelcelfonds.nl. (2024). Dit is sikkelcelziekte. https://hetsikkelcelfonds.nl/sikkelcelziekte/
[16] Sikkelcelziekte. (2024). Draaiboek Hielprikscreening. https://draaiboekhielprikscreening.rivm.nl/aandoeningen/hemoglobinopathieen/sikkelcelziekte
[17] Erasmus MC. (z.d.). Sikkelcelziekte. https://www.erasmusmc.nl/nl-nl/patientenzorg/aandoeningen/sikkelcelziekte#810837e8-c659-47fc-b808-32ac88e44bde
[18] Serjeant, G. R. (2013). The Natural History of Sickle Cell Disease. Cold Spring Harbor Perspectives in Medicine, 3(10), a011783. https://doi.org/10.1101/cshperspect.a011783
[19] Stuart, M. J., & Nagel, R. L. (2004). Sickle-cell disease. Lancet, 364(9442), 1343–1360. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(04)17192-4
[20] Sickle cell disease diagnosis. (2023). NHLBI, NIH. https://www.nhlbi.nih.gov/health/sickle-cell-disease/diagnosis
[21] De diagnose. (2024). Cyberpoli. https://www.cyberpoli.nl/sikkelcel/medisch/diagnose
[22] Simpson, S. (2019). Sickle cell disease: a new era. The Lancet. Haematology (Online), 6(8), e393–e394. https://doi.org/10.1016/s2352-3026(19)30111-5
[23] Pecker, L. H., & Lanzkron, S. (2021). Sickle cell disease. Annals Of Internal Medicine, 174(1), ITC1–ITC16. https://doi.org/10.7326/aitc202101190
[24] Houwing, M. E., De Pagter, P., Van Beers, E. J., Biemond, B. J., Rettenbacher, E., Rijneveld, A. W., Schols, E., Philipsen, J. N. J., Tamminga, R. Y. J., Van Draat, K. F., Nur, E., & Cnossen, M. H. (2019). Sickle cell disease: Clinical presentation and management of a global health challenge. Blood Reviews, 37, 100580. https://doi.org/10.1016/j.blre.2019.05.004
[25] Adjagba, P. M., Habib, G., Robitaille, N., Pastore, Y., Raboisson, M., Curnier, D., & Dahdah, N. (2016). Impact of sickle cell anaemia on cardiac chamber size in the paediatric population. Cardiology in The Young, 27(5), 918–924. https://doi.org/10.1017/s1047951116001633
[26] Pereira, A. A., & Sarnak, M. J. (2003). Anemia as a risk factor for cardiovascular disease. Kidney International (Print), 64, S32–S39. https://doi.org/10.1046/j.1523-1755.64.s87.6.x
[27] Morrison, B., & Burnett, A. L. (2011). Priapism in hematological and coagulative disorders: an update. Nature Reviews. Urology (Print), 8(4), 223–230. https://doi.org/10.1038/nrurol.2011.28
[28] Rees, D. C., Williams, T. N., & Gladwin, M. T. (2010). Sickle-cell disease. Lancet (British Edition), 376(9757), 2018–2031. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(10)61029-x
[29] Nath, K. A., & Hebbel, R. P. (2015). Sickle cell disease: renal manifestations and mechanisms. Nature Reviews. Nephrology (Print), 11(3), 161–171. https://doi.org/10.1038/nrneph.2015.8
[30] Eltzschig, H. K., & Eckle, T. (2011). Ischemia and reperfusion—from mechanism to translation. Nature Medicine (Print), 17(11), 1391–1401. https://doi.org/10.1038/nm.2507
[31] Ballas, S. K., Gupta, K., & Adams-Graves, P. (2012). Sickle cell pain: a critical reappraisal. Blood, 120(18), 3647–3656. https://doi.org/10.1182/blood-2012-04-383430
[32] Brandow, A. M., Farley, R. A., & Panepinto, J. A. (2015). Early insights into the neurobiology of pain in sickle cell disease: A systematic review of the literature. Pediatric Blood & Cancer, 62(9), 1501–1511. https://doi.org/10.1002/pbc.25574
[33] Brousse, V., Buffet, P., & Rees, D. C. (2014). The spleen and sickle cell disease: the sick(led) spleen. British Journal Of Haematology, 166(2), 165–176. https://doi.org/10.1111/bjh.12950
[34] Brousse, V., Elie, C., Benkerrou, M., Odièvre, M., Lesprit, E., Bernaudin, F., Grimaud, M., Guitton, C., Quinet, B., Dangiolo, S., & De Montalembert, M. (2012). Acute splenic sequestration crisis in sickle cell disease: cohort study of 190 paediatric patients. British Journal Of Haematology, 156(5), 643–648. https://doi.org/10.1111/j.1365-2141.2011.08999.x
[35] Battersby, A., Knox‐Macaulay, H. H. M., & Carrol, E. D. (2010). Susceptibility to invasive bacterial infections in children with sickle cell disease. Pediatric Blood & Cancer, 55(3), 401–406. https://doi.org/10.1002/pbc.22461
[36] Almeida, A., & Roberts, I. (2005). Bone involvement in sickle cell disease. British Journal Of Haematology, 129(4), 482–490. https://doi.org/10.1111/j.1365-2141.2005.05476.x
[37] Cao, J., Mathews, M. K., McLeod, D. S., Merges, C., Hjelmeland, L. M., & Lutty, G. A. (1999). Angiogenic factors in human proliferative sickle cell retinopathy. British Journal Of Ophthalmology, 83(7), 838–846. https://doi.org/10.1136/bjo.83.7.838
[38] Ahn, H., Li, C., & Wang, W. C. (2005). Sickle cell hepatopathy: Clinical presentation, treatment, and outcome in pediatric and adult patients. Pediatric Blood & Cancer, 45(2), 184–190. https://doi.org/10.1002/pbc.20317
[39] Vichinsky, E., Neumayr, L., Earles, A. N., Williams, R. A., Lennette, E. T., Dean, D., Nickerson, B. G., Orringer, E. P., McKie, V., Bellevue, R., Daeschner, C. W., & Manci, E. A. (2000). Causes and Outcomes of the Acute Chest Syndrome in Sickle Cell Disease. The New England Journal Of Medicine (Print), 342(25), 1855–1865. https://doi.org/10.1056/nejm200006223422502
[40] Minniti, C. P., Eckman, J. R., Sebastiani, P., Steinberg, M. H., & Ballas, S. K. (2010). Leg ulcers in sickle cell disease. American Journal Of Hematology, 85(10), 831–833. https://doi.org/10.1002/ajh.21838
[41] Wat kun je er aan doen? (2024). Cyberpoli. https://www.cyberpoli.nl/sikkelcel/medisch/wat_kun_je_er_aan_doen
[42] Sickle cell disease (for parents). (2022). Nemours KidsHealth. https://kidshealth.org/en/parents/sickle-cell-anemia.html
[43] Tewari, S., Brousse, V., Piel, F. B., Menzel, S., & Rees, D. C. (2015). Environmental determinants of severity in sickle cell disease. Haematologica, 100(9), 1108–1116. https://doi.org/10.3324/haematol.2014.120030
[44] Okomo, U., & Meremikwu, M. (2017). Fluid replacement therapy for acute episodes of pain in people with sickle cell disease. Cochrane Library, 2021(4). https://doi.org/10.1002/14651858.cd005406.pub5
[45] Behandeling. (z.d.). Radboudumc. https://www.radboudumc.nl/patientenzorg/behandelingen/sikkelcelziekte/behandeling
[46] McCavit, T. L. (2012). Sickle Cell Disease. Pediatrics In Review, 33(5), 195-206. https://doi.org/10.1542/pir.33-5-195a
[47] Harris, K., Preiss, L., Varughese, T., Bauer, A., Calhoun, C., Treadwell, M., Masese, R., Hankins, J. S., Hussain, F., Glassberg, J., Melvin, C. L., Gibson, R. W., & King, A. A. (2023). Examining Mental Health, Education, Employment, and Pain in Sickle Cell Disease. JAMA Network Open, 6(5), e2314070. https://doi.org/10.1001/jamanetworkopen.2023.14070
[48] Jonassaint, C. R., Lukombo, I., Feldman, R., Driscoll, J., Eack, S. M., Abebe, K. Z., & De Castro, L. (2022). Differences in the prevalence of mental health disorders among Black American adults with sickle cell disease compared to those with non-heritable medical conditions or no medical conditions. British Journal of Haematology, 196(4), 1059-1068. https://doi.org/10.1111/bjh.17962
[49] Zheng, K., Abraham, C., Bruzzese, J.-M., & Smaldone, A. (2020). Longitudinal Relationships Between Depression and Chronic Illness in Adolescents: An Integrative Review. Journal of Pediatric Health Care: Official Publication of National Association of Pediatric Nurse Associates & Practitioners, 34(4), 333-345. https://doi.org/10.1016/j.pedhc.2020.01.008
[50] Depressie Symptomen—GGZ Groep. (z.d.). Geraadpleegd 8 maart 2024, van https://www.depressie.nl/depressie/depressie-symptomen
[51] Wilson Schaeffer, J. J., Gil, K. M., Burchinal, M., Kramer, K. D., Nash, K. B., Orringer, E., & Strayhorn, D. (1999). Depression, Disease Severity, and Sickle Cell Disease. Journal of Behavioral Medicine, 22(2), 115-126.https://doi.org/10.1023/A:1018755831101
[52] Molock, S. D., & Belgrave, F. Z. (1994). Depression and anxiety in patients with sickle cell disease: Conceptual and methodological considerations. Journal of Health & Social Policy, 5(3-4), 39-53.https://doi.org/10.1300/J045v05n03_04
[53] Dovern, E., Nijland, S. J. A. M., Van Muilekom, M. M., Suijk, E. M. J., Hoogendoorn, G., Mekelenkamp, H., Biemond, B. J., Haverman, L., & Nur, E. (2023). Physical, Mental, and Social Health of Adult Patients with Sickle Cell Disease after Allogeneic Hematopoietic Stem Cell Transplantation: A Mixed-Methods Study. Transplantation And Cellular Therapy (Online), 29(4), 283.e1-283.e9. https://doi.org/10.1016/j.jtct.2023.01.001
[54] Mishkin, A. D., Cheung, S., Hoffman, A., Leimbach, E. J., Dosovitz, S. M., & Mapara, M. Y. (2022). High incidence of suicidal ideation in a series of patients with sickle cell disease after hematopoietic stem cell transplantation. Blood Advances (Print), 6(19), 5542–5545. https://doi.org/10.1182/bloodadvances.2021006752
[55] Treadwell, M. J., & Anie, K. A. (2022). Quality of Life in Sickle Cell Disease: What Matters. Hematology/Oncology Clinics of North America, 36(6), 1137-1149. https://doi.org/10.1016/j.hoc.2022.06.010
[56] Psychosocial burden in sickle cell disease. (z.d.). McGraw Hill Medical. https://hemonc.mhmedical.com/content.aspx?bookid=3021§ionid=253929532
[57] Osunkwo, I., Andemariam, B., Minniti, C. P., Inusa, B. P. D., El Rassi, F., Francis-Gibson, B., Nero, A., Trimnell, C., Abboud, M. R., Arlet, J.-B., Colombatti, R., de Montalembert, M., Jain, S., Jastaniah, W., Nur, E., Pita, M., DeBonnett, L., Ramscar, N., Bailey, T., … James, J. (2021). Impact of sickle cell disease on patients’ daily lives, symptoms reported, and disease management strategies: Results from the international Sickle Cell World Assessment Survey (SWAY). American Journal of Hematology, 96(4), 404-417.https://doi.org/10.1002/ajh.26063
[58] Adam, S. S., Flahiff, C. M., Kamble, S., Telen, M. J., Reed, S. D., & De Castro, L. M. (2017). Depression, quality of life, and medical resource utilization in sickle cell disease. Blood Advances, 1(23), 1983-1992.https://doi.org/10.1182/bloodadvances.2017006940
[59] Hasan, S. P., Hashmi, S., Alhassen, M., Lawson, W., & Castro, O. (2003). Depression in sickle cell disease. Journal of the National Medical Association, 95(7), 533-537.
[60] Raji, S. O., Lawani, A. O., & James, B. O. (2016). Prevalence and correlates of major depression among Nigerian adults with sickle cell disease. International Journal of Psychiatry in Medicine, 51(5), 456-466.https://doi.org/10.1177/0091217416680839
[61] Schaeffer, J. J. W., Gil, K. M., Burchinal, M., Kramer, K., Nash, K. B., Orringer, E. P., & Strayhorn, D. (1999). Depression, disease severity, and sickle cell disease. Journal Of Behavioral Medicine, 22(2), 115–126. https://doi.org/10.1023/a:1018755831101
[62] Lemanek, K. L., Moore, S. L., Gresham, F. M., Williamson, D. A., & Kelley, M. L. (1986). Psychological Adjustment of Children with Sickle Cell Anemia. Journal Of Pediatric Psychology, 11(3), 397–410. https://doi.org/10.1093/jpepsy/11.3.397
[63] Molock, S. D., & Belgrave, F. Z. (1994). Depression and Anxiety in Patients with Sickle Cell Disease. Journal Of Health And Social Policy, 5(3–4), 39–53. https://doi.org/10.1300/j045v05n03_04
[64] Lotfaliany, M., Bowe, S. J., Kowal, P., Orellana, L., Berk, M., & Mohebbi, M. (2018). Depression and chronic diseases: Co-occurrence and communality of risk factors. Journal Of Affective Disorders, 241, 461–468. https://doi.org/10.1016/j.jad.2018.08.011
[65] Hasan, S., Hashmi, S., Alhassen, M., Lawson, W. B., & Castro, O. (2003). Depression in sickle cell disease. PubMed, 95(7), 533–537. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/12911250
[66] Oorzaken van depressie | Nederlands Jeugdinstituut. (z.d.-b). https://www.nji.nl/depressie/oorzaken-van-depressie
[67] Egede, L. E. (2007). Major depression in individuals with chronic medical disorders: prevalence, correlates and association with health resource utilization, lost productivity and functional disability. General Hospital Psychiatry, 29(5), 409–416. https://doi.org/10.1016/j.genhosppsych.2007.06.002
[68] Patten, S. B., Williams, J. V., Lavorato, D. H., Modgill, G., Jetté, N., & Eliasziw, M. (2008). Major depression as a risk factor for chronic disease incidence: longitudinal analyses in a general population cohort. General Hospital Psychiatry, 30(5), 407–413. https://doi.org/10.1016/j.genhosppsych.2008.05.001
[69] Doglioni, D. O., Chabasseur, V., Barbot, F., & Galactéros, F. (2021). Depression in adults with sickle cell disease: a systematic review of the methodological issues in assessing prevalence of depression. BMC Psychology, 9(1). https://doi.org/10.1186/s40359-021-00543-4
[70] Katon, W., Lin, E., & Kroenke, K. (2007). The association of depression and anxiety with medical symptom burden in patients with chronic medical illness. General Hospital Psychiatry, 29(2), 147–155. https://doi.org/10.1016/j.genhosppsych.2006.11.005
[71] Reese, F. L., & Smith, W. R. (1997). Psychosocial determinants of health care utilization in sickle cell disease patients. Annals Of Behavioral Medicine, 19(2), 171–178. https://doi.org/10.1007/bf02883334
[72] Levenson, J. L., McClish, D. K., Dahman, B., Bovbjerg, V. E., De Albuquerque Cítero, V., Penberthy, L., Aisiku, I. P., Roberts, J. D., Roseff, S. D., & Smith, W. R. (2008). Depression and Anxiety in Adults With Sickle Cell Disease: The PiSCES Project. Psychosomatic Medicine, 70(2), 192–196. https://doi.org/10.1097/psy.0b013e31815ff5c5
[73] Wallen, G. R., Minniti, C. P., Krumlauf, M., Eckes, E. J., Allen, D., Oguhebe, A., Seamon, C., Darbari, D. S., Hildesheim, M., Yang, L., Schulden, J. D., Kato, G. J., & Taylor, J. G. (2014). Sleep disturbance, depression and pain in adults with sickle cell disease. BMC Psychiatry, 14(1). https://doi.org/10.1186/1471-244x-14-207
[74] Edwards, C. L., Scales, M. T., Loughlin, C. R., Bennett, G. G., Harris-Peterson, S., De Castro, L. M., Whitworth, E., Abrams, M. A., Feliu, M., Johnson, S., Wood, M., Harrison, O., & Killough, A. (2005). A brief review of the pathophysiology, associated pain, and psychosocial issues in sickle cell disease. International Journal Of Behavioral Medicine, 12(3), 171–179. https://doi.org/10.1207/s15327558ijbm1203_6
[75] Over depressieve stoornissen—Depressieve stoornissen | GGZ Standaarden. (z.d.). Geraadpleegd 9 maart 2024, van https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/depressieve-stoornissen/over-depressieve-stoornissen/verschillende-vormen-van-depressie
[76] Sil, S., Lai, K., Lee, J. L., Gilleland-Marchak, J., Thompson, B., Cohen, L. L., Lane, P. A., & Dampier, C. (2019). Engagement in Cognitive-Behavioral Therapy for Chronic Pain Management Is Associated with Reductions in Healthcare Utilization in Pediatric Sickle Cell Disease. Blood, 134(Supplement_1), 418. https://doi.org/10.1182/blood-2019-130580
[77] Knoerl, R., Smith, E. M. L., & Weisberg, J. N. (2015). Chronic Pain and Cognitive Behavioral Therapy. Western Journal Of Nursing Research, 38(5), 596–628. https://doi.org/10.1177/0193945915615869
[78] Williams, H. N., & Tanabe, P. (2016). Sickle Cell Disease: A Review of Nonpharmacological Approaches for Pain. Journal Of Pain And Symptom Management, 51(2), 163–177. https://doi.org/10.1016/j.jpainsymman.2015.10.017
[79] Wallen, G. R., Middleton, K. R., Ames, N. J., Brooks, A. T., & Händel, D. (2014). Randomized Trial of Hypnosis as a Pain and Symptom Management Strategy in Adults with Sickle Cell Disease. Integrative Medicine Insights., 9, IMI.S18355. https://doi.org/10.4137/imi.s18355
[80] Bhatt, R., Martin, S. R., Evans, S., Lung, K., Coates, T. D., Zeltzer, L. K., & Tsao, J. C. (2017). The effect of hypnosis on pain and peripheral blood flow in sickle-cell disease: a pilot study. Journal Of Pain Research, Volume 10, 1635–1644. https://doi.org/10.2147/jpr.s131859
[81] Anie, K. A., & Green, J. (2015). Psychological therapies for sickle cell disease and pain. The Cochrane Library. https://doi.org/10.1002/14651858.cd001916.pub3
[82] Stahl, S. M. (2021). Stahl’s Essential Psychopharmacology: Neuroscientific Basis and Practical Applications. Cambridge University Press.
[83] PsychoseNet.be. (2018, 25 juni). Alles over het gebruik van antidepressiva - PsychoseNet.be. https://www.psychosenet.be/medicatie/antidepressiva/
[84] Eerste keuze-middelen bij depressie - Richtlijn - Richtlijnendatabase. (z.d.). https://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/depressie/farmacotherapeutische_behandeling_depressie/eerste_keuze-middelen_bij_depressie.html
[85] Zorginstituut Nederland. (z.d.). tricyclische antidepressiva. https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/tricyclische_antidepressiva
[86] Jerrell, J. M., Tripathi, A., & McIntyre, R. S. (2011). Prevalence and Treatment of Depression in Children and Adolescents With Sickle Cell Disease. The Primary Care Companion For CNS Disorders. https://doi.org/10.4088/pcc.10m01063
[87] Katz, T., & Schatz, J. (2014). Overlapping Biological Mechanisms Underlying Sickle Cell Disease, Stress, and Depression. Harvard Review Of Psychiatry, 22(4), 205–215. https://doi.org/10.1097/hrp.0000000000000022
[88] Gunnar, D., & Vasquez, D. (2006). Stress Neurobiology and Developmental Psychology. In Developmental psychopathology (2nd ed.). New York: Wiley.
[89] Sharpley, C. F., & Agnew, L. L. (2011). Cytokines and depression: findings, issues, and treatment implications. Reviews in The Neurosciences, 22(3), 295–302. https://doi.org/10.1515/rns.2011.030
[90] Rees, D. C., Williams, T. N., & Gladwin, M. T. (2010). Sickle-cell disease. Lancet (British Edition), 376(9757), 2018–2031. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(10)61029-x
[91] Segerstrom, S. C., & Miller, G. E. (2004). Psychological Stress and the Human Immune System: A Meta-Analytic Study of 30 Years of Inquiry. Psychological Bulletin, 130(4), 601–630. https://doi.org/10.1037/0033-2909.130.4.601
[92] Raison, C. L., Capuron, L., & Miller, A. H. (2006). Cytokines sing the blues: inflammation and the pathogenesis of depression. Trends in Immunology, 27(1), 24–31. https://doi.org/10.1016/j.it.2005.11.006
[93] Benton, T., Crits-Christoph, P., Dube, B., & Evans, D. (2009). Depression and medical illness. In Neurobiology of mental illness (3rd ed.). Oxford, New York: Oxford University Press.
[94] Pathare, A., Kindi, S. A., Daar, S., & Dennison, D. (2003). Cytokines in sickle cell disease. Hematology, 8(5), 329–337. https://doi.org/10.1080/10245330310001604719
[95] McEwen, B. (2009). Stress-induced structural and functional plasticity in the brain: protection, damage, and brain-body communication. In Neurobiology of mental illness (3rd ed.). Oxford, New York: Oxford University Press.
[96] Mancuso, C., Navarra, P., & Preziosi, P. (2010). Roles of nitric oxide, carbon monoxide, and hydrogen sulfide in the regulation of the hypothalamic–pituitary–adrenal axis. Journal Of Neurochemistry, 113(3), 563–575. https://doi.org/10.1111/j.1471-4159.2010.06606.x
[97] Kato, G. J. (2009). Haptoglobin halts hemoglobin’s havoc. Journal Of Clinical Investigation. https://doi.org/10.1172/jci40258
[98] Dhir, A., & Sk, K. (2011). Nitric oxide and major depression. Nitric Oxide, 24(3), 125–131. https://doi.org/10.1016/j.niox.2011.02.002
[99] Alao, A. O., & Cooley, E. (2001). Depression and Sickle Cell Disease. Harvard Review Of Psychiatry, 9(4), 169–177. https://doi.org/10.1080/10673220127896
[100] Schatz, J. (2004). Brief Report: Academic attainment in children with sickle cell Disease. Journal Of Pediatric Psychology, 29(8), 627–633. https://doi.org/10.1093/jpepsy/jsh065
[101] Schatz, J. (2004). Brief Report: Academic attainment in children with sickle cell Disease. Journal Of Pediatric Psychology, 29(8), 627–633. https://doi.org/10.1093/jpepsy/jsh065
[102] Sallis, H. M., Székely, E., Neumann, A., Jolicoeur‐Martineau, A., Van IJzendoorn, M., Hillegers, M. H. J., Greenwood, C., Meaney, M. J., Steiner, M., Tiemeier, H., Wazana, A., Pearson, R., & Evans, J. (2019). General psychopathology, internalising and externalising in children and functional outcomes in late adolescence. Journal Of Child Psychology And Psychiatry And Allied Disciplines (Print), 60(11), 1183–1190. https://doi.org/10.1111/jcpp.13067
[103] Noll, R. B., Kiska, R. E., Reiter‐Purtill, J., Gerhardt, C. A., & Vannatta, K. (2010). A Controlled, Longitudinal Study of the Social Functioning of Youth With Sickle Cell Disease. Pediatrics, 125(6), e1453–e1459. https://doi.org/10.1542/peds.2009-2996
[104] Wallander, J. L., & Varni, J. W. (1998). Effects of Pediatric Chronic Physical Disorders on Child and Family Adjustment. Journal Of Child Psychology And Psychiatry And Allied Disciplines, 39(1), 29–46. https://doi.org/10.1111/1469-7610.00302
[105] Treadwell, M., Alkon, A., Quirolo, K., & Boyce, W. T. (2010). Stress Reactivity as a Moderator of Family Stress, Physical and Mental Health, and Functional Impairment for Children With Sickle Cell Disease. Journal Of Developmental And Behavioral Pediatrics, 31(6), 491–497. https://doi.org/10.1097/dbp.0b013e3181e2830f
[106] Thompson, R. J., Armstrong, F. D., Link, C. L., Pegelow, C. H., Moser, F. G., & Wang, W. C. (2003). A Prospective Study of the Relationship Over Time of Behavior Problems, Intellectual Functioning, and Family Functioning in Children With Sickle Cell Disease: A Report From the Cooperative Study of Sickle Cell Disease. Journal Of Pediatric Psychology, 28(1), 59–65. https://doi.org/10.1093/jpepsy/28.1.59
[107] Treadwell, M. (2023). Mental health and psychological resilience in sickle cell disease. The Lancet. Haematology (Online), 10(8), e569–e571. https://doi.org/10.1016/s2352-3026(23)00166-7
[108] Wakefield, E. O., Popp, J., Dale, L. P., Santanelli, J. P., Pantaleao, A., & Zempsky, W. T. (2017). Perceived Racial Bias and Health-Related Stigma Among Youth with Sickle Cell Disease. Journal Of Developmental And Behavioral Pediatrics, 38(2), 129–134. https://doi.org/10.1097/dbp.0000000000000381
[109] Bulgin, D., Tanabe, P., & Jenerette, C. (2018). Stigma of Sickle Cell Disease: A Systematic Review. Issues in Mental Health Nursing, 39(8), 675–686. https://doi.org/10.1080/01612840.2018.1443530
[110] Marlowe, K. F., & Chicella, M. F. (2002). Treatment of Sickle Cell Pain. Pharmacotherapy, 22(4), 484–491. https://doi.org/10.1592/phco.22.7.484.33675
[111] Barbarin, O. A., & Christian, M. (1999). The Social and Cultural Context of Coping with Sickle Cell Disease: I. A Review of Biomedical and Psychosocial Issues. Journal Of Black Psychology, 25(3), 277–293. https://doi.org/10.1177/0095798499025003002
[112] Rosland, A. M., Heisler, M., & Piette, J. D. (2011). The impact of family behaviors and communication patterns on chronic illness outcomes: a systematic review. Journal Of Behavioral Medicine, 35(2), 221–239. https://doi.org/10.1007/s10865-011-9354-4
[113] Wood, S. K., & Bhatnagar, S. (2015). Resilience to the effects of social stress: Evidence from clinical and preclinical studies on the role of coping strategies. Neurobiology Of Stress, 1, 164–173. https://doi.org/10.1016/j.ynstr.2014.11.002
[114] Buscetta, A., Abdallah, K. E., Floyd, K. J., Wossenseged, F. S., Conn, C. A. I., Ramirez, H. C., & Bonham, V. L. (2022). Examining resilience of individuals living with sickle cell disease in the COVID-19 pandemic. BMC Psychology, 10(1). https://doi.org/10.1186/s40359-022-00862-0
[115] Noll, R. B., Kiska, R. E., Reiter‐Purtill, J., Gerhardt, C. A., & Vannatta, K. (2010). A Controlled, Longitudinal Study of the Social Functioning of Youth With Sickle Cell Disease. Pediatrics, 125(6), e1453–e1459. https://doi.org/10.1542/peds.2009-2996
[116] Drossman, D. A., & Ruddy, J. (2020). Improving Patient-Provider Relationships to Improve Health Care. Clinical Gastroenterology And Hepatology, 18(7), 1417–1426. https://doi.org/10.1016/j.cgh.2019.12.007
[117] Klitzman, R. (2006). Improving Education on Doctor-Patient Relationships and Communication: Lessons from Doctors Who Become Patients. Academic Medicine, 81(5), 447–453. https://doi.org/10.1097/01.acm.0000222271.52588.01
[118] Sayger, T. V., Bowersox, M. P., & Steinberg, E. B. (1996). Family Therapy and the Treatment of Chronic Illness in a Multidisciplinary World. The Family Journal, 4(1), 12–21. https://doi.org/10.1177/1066480796041003
[119] Reader, S., Pantaleao, A., Keeler, C. N., Ruppe, N. M., Kazak, A. E., Rash-Ellis, D. L., Wadman, J., Miller, R. E., & Deatrick, J. A. (2019). Family Resilience From the Perspective of Caregivers of Youth With Sickle Cell Disease. Journal Of Pediatric Hematology/Oncology, 42(2), 100–106. https://doi.org/10.1097/mph.0000000000001682
[120] Zarei, M., & Roohafza, H. (2018). Examining the effect of cognitive-behavioral family therapy on social stigma in family with children suffering from sickle cells in Manujan in 2016. Electronic Journal Of General Medicine, 15(4). https://doi.org/10.29333/ejgm/85677
[121] Sehlo, M. G., & Kamfar, H. Z. (2015). Depression and quality of life in children with sickle cell disease: the effect of social support. BMC Psychiatry, 15(1). https://doi.org/10.1186/s12888-015-0461-6
[122] Helgeson, V. S., & Holmbeck, G. N. (2014). An Introduction to the Special Issue on Peer Relations in Youth With Chronic Illness. Journal Of Pediatric Psychology, 40(3), 267–271. https://doi.org/10.1093/jpepsy/jsu105
[123] Martin, S. R. (2015). Peer Support in Adolescents Hospitalized for Sickle Cell Pain Crises. Dissertation, Georgia State University.
https://doi.org/10.57709/7497371
[124] Imhonde, H. O., Ndom, R. J. E., & Ehon, A. (2013). Social-Support, Self-Esteem and Depression as Determinants of Quality of Life among Sickle Cell Patients. IFE Psychologia: An International Journal, 21(1), 101–113. https://journals.co.za/content/ifepsyc/21/1/EJC131391
[125] Lee, B., Park, H. J., Kwon, M. J., & Lee, J. H. (2019). A sound mind in a sound body?: the association of adolescents’ chronic illness with intrinsic life goals and the mediating role of self-esteem and peer relationship. Vulnerable Children And Youth Studies (Print), 14(4), 338–350. https://doi.org/10.1080/17450128.2019.1626520
[126] Williams, H. N., & Tanabe, P. (2016). Sickle Cell Disease: A Review of Nonpharmacological Approaches for Pain. Journal Of Pain And Symptom Management, 51(2), 163–177. https://doi.org/10.1016/j.jpainsymman.2015.10.017
[127] Kulandaivelu, Y., Lalloo, C., Ward, R. A., Zempsky, W. T., Kirby‐Allen, M., Breakey, V. R., Odame, I., Campbell, F., Amaria, K., Simpson, E., Nguyen, C., George, T., & Stinson, J. (2018). Exploring the Needs of Adolescents With Sickle Cell Disease to Inform a Digital Self-Management and Transitional Care Program: Qualitative Study. JMIR Pediatrics And Parenting, 1(2), e11058. https://doi.org/10.2196/11058
[128] Jenerette, C., Brewer, C. A., Edwards, L. J., Mishel, M. H., & Gil, K. M. (2013). An Intervention to Decrease Stigma in Young Adults With Sickle Cell Disease. Western Journal Of Nursing Research, 36(5), 599–619. https://doi.org/10.1177/0193945913512724
[129] Jenerette C. M., Lauderdale G. (2008). Successful aging with sickle cell disease: Using qualitative methods to inform theory. Journal of Theory Construction & Testing, 12, 16-24.
[130] Jenerette C. M., Murdaugh C. (2008). Testing the theory of self-care management for sickle cell disease. Research in Nursing & Health, 31, 355-369.