Search this site
Embedded Files
Teelbalkanker en depressie [2401]

Terug naar startpagina psychofarmacologie

Teelbalkanker en Depressie

Geschreven door: Hanne Boel, Robin van den Akker, Britt Houben, Manon van Beijsterveld en Noa Los

Afbeelding 2.

[150]

Welkom!

Wanneer teelbalkanker je leven binnendringt, brengt het vaak meer dan alleen fysieke uitdagingen met zich mee. Voor velen gaat deze diagnose gepaard met een andere strijd: namelijk een depressie. In deze reis van herstel en overleven is het niet ongewoon om te worstelen met een depressie. Of je nu zelf teelbalkanker hebt of in het verleden hebt gehad, een geliefde steunt, of simpelweg zoekt naar begrip en informatie, dan ben je hier op de juiste plek. Deze wikipagina biedt een kompas van kennis en inzicht en is bedoeld als een bron van (praktische) informatie.

De pagina is opgedeeld in drie delen. Het eerste deel bevat algemene informatie over teelbalkanker. In het tweede deel wordt er ingezoomd op depressiviteit bij teelbalkanker. Deel drie bevat informatie over de interactie tussen teelbalkanker en depressiviteit, waarbij er specifiek wordt gefocust op de behandeling, vruchtbaarheid en seksualiteit. 

Afbeelding 3.

[150]

Inhoudsopgave

Hoe weet ik of ik Teelbalkanker heb?
1. Teelbalkanker
1.1 Epidemiologie, etiologie en prognose
1.2 Medicatie
1.3 Bijwerkingen
1.4 Preventie Teelbalkanker
2. Depressie bij teelbalkanker
2.1 Kwaliteit van leven
2.2 Gedeelde risicofactoren Teelbalkanker en Depressiviteit
2.2.1 Leefstijlfactoren
2.2.2 Psycho-sociale factoren
2.2.3 Biologische factoren
2.2.4 De rol van het Biopsychosociaalmodel
2.3 Preventie
2.4 Depressieve stoornis bij Teelbalkanker
2.4.1 Depressieve stoornis
2.4.2 Therapietrouw
2.5 Medicatie voor depressie bij mensen met kanker
3. Interactie tussen Teelbalkanker en Depressie: Behandeling, Vruchtbaarheid en Seksualiteit.
3.1 Behandeling
3.1.1 Interactie tussen antidepressiva en chemotherapie (cytostatica)
3.1.2 Overwegingen voor het voorschrijven van antidepressiva bij patiënten met teelbalkanker
3.1.3 Antidepressiva en de gezondheid van de teelballen
3.2 Onvruchtbaarheid
3.3 Seksualiteit
3.4 Check your mental health, Check your balls!
Referentielijst

Hoe weet ik of ik Teelbalkanker heb? 

Voordat deze wikipagina inhoudelijk verdergaat op teelbalkanker, is het van belang om informatie te geven over hoe je jezelf kunt controleren op tekenen van teelbalkanker. Hieronder is een filmpje te zien over hoe je een zelfonderzoek uitvoert om te controleren of er aanwijzingen zijn voor teelbalkanker [1]. 

Door regelmatig zelfonderzoek te doen, kun je vertrouwd raken met de normale textuur van je teelballen, waardoor je eventuele veranderingen eerder opmerkt. Het wordt aanbevolen om dit onderzoek maandelijks uit te voeren, bij voorkeur na of tijdens een warme douche, omdat de warmte helpt bij het ontspannen van de balzak en het dunner maken van de huid, waardoor het gemakkelijker wordt om je teelballen te onderzoeken.

Stappenplan voor het zelfonderzoek:

  1. Zorg ervoor dat je balzak ontspannen is en indien mogelijk, ga voor een spiegel staan.

  2. Onderzoek elke bal afzonderlijk met beide handen. Plaats je wijs- en middelvingers onder de bal, en je duimen erbovenop. Rol de bal tussen je duimen en vingers om eventuele onregelmatigheden op het oppervlak of verhardingen binnenin te voelen. Let ook op of de bal groter, kleiner of zwaarder is geworden.

  3. Zoek vervolgens de bijbal op, dit is een draadachtige structuur aan de achterzijde van de bal.

  4. Neem contact op met je huisarts als je een afwijking voelt. De huisarts zal bepalen of verdere onderzoeken zoals een echo noodzakelijk zijn, of dat een verwijzing naar een specialist nodig is.

Let op: Niet alle afwijkingen wijzen op teelbalkanker; alleen een arts kan een juiste diagnose stellen!

             Film 1. Zelfonderzoek voor teelbalkanker  

[1]

1. Teelbalkanker

Teelbalkanker is een type kanker dat ontstaat in de teelballen, ook wel bekend als zaadballen (of testikels), die deel uitmaken van het mannelijke voortplantingssysteem. Het is de meest voorkomende vorm van kanker bij jonge mannen tussen de 15 en 44 jaar oud [2, 3, 4]. Teelbalkanker is een overkoepelende term voor meerdere soorten teelbalkanker. In de meerderheid van de gevallen (>95%) zijn het kiemceltumoren [3]. Een tumor is een gezwel in het lichaam en ontstaat doordat er fouten optreden in de normale celdeling, waardoor de cellen zich ongecontroleerd blijven delen. Dit kan kwaadaardig of goedaardig zijn. Kiemceltumoren ontstaan uit voorlopercellen. Dit zijn cellen die bij een ongeboren baby aanwezig zijn en deze zouden zich moeten ontwikkelen tot normale lichaamscellen, zoals de geslachtscellen. In het geval van kiemceltumoren is de ontwikkeling van de geslachtscellen fout gegaan [5, 6]. De kiemceltumoren kunnen worden onderverdeeld in twee subtypen: seminoom en non-seminoom, met verschillende stadia op basis van uitzaaiingen [3]. Seminomen ontstaan uit cellen die normaal zaadcellen zouden moeten worden, terwijl non-seminomen uit andere soorten kiemcellen ontstaan [5]. 

Het belangrijkste symptoom die mannen ervaren is een pijnloze knobbel of zwelling in de teelbal. Andere tekenen zijn een gevoel van zwaarte in de balzak, een doffe pijn in de onderbuik of lies, en zwelling of pijn in de balzak. 

Bij verdenking van teelbalkanker worden er meerdere onderzoeken uitgevoerd, te beginnen met het bepalen van de medische voorgeschiedenis, vervolgens lichamelijk onderzoek, echografie van de balzak en de bepaling van verschillende tumormarkers. Een tumormarker is een bepaalde stof die in het bloed voorkomt bij kanker die gemeten kan worden. Voor de diagnose worden de volgende tumormarkers onderzocht zoals alfafoetoproteïne, humaan choriongonadotrofine (hCG) en lactaatdehydrogenase, samen met immunohistochemische markers [7].

1.1 Epidemiologie, etiologie en prognose 

In dit gedeelte zullen we bespreken hoe vaak teelbalkanker voorkomt, wat de risicofactoren zijn en hoe de ziekte verloopt.

 

Epidemiologie. 

De epidemiologie kijkt naar hoe vaak bepaalde ziekten voorkomen bij verschillende groepen mensen en waarom [8]. In 2020 waren er wereldwijd 74.500 nieuwe gevallen van teelbalkanker, waardoor het op de 20e plaats staat van de meest voorkomende kankersoorten. Het aantal nieuwe gevallen in één jaar (de incidentie) neemt toe, met een verdubbeling in de afgelopen 40 jaar. Hoewel de incidentie in veel populaties is gestegen, is de sterftecijfertrend sinds de jaren 70 gedaald in gebieden met een hoog inkomen, nadat een bepaalde soort chemotherapie (op basis van platinum) werd geïntroduceerd. 

De incidentie en sterfte binnen regio’s is echter zeer gevarieerd. We zien namelijk dat er in sommige regio’s een hele lage incidentie is, zoals in Egypte, waarbij van de 100.000 inwoners er minder dan één inwoner teelbalkanker krijgt. Daarentegen zijn er ook landen met een hogere incidentie, zoals Denemarken, waarbij van de 100.000 inwoners er ongeveer 9 inwoners teelbalkanker krijgen [9]. De sterfte is hoger in landen die een economische transitie doormaken [4]. Een economische transitie is wanneer een land zijn manier van inkomsten genereren verandert. Een voorbeeld van een economische transitie is wanneer een land dat voornamelijk afhankelijk is van landbouw langzaam overstapt naar meer industrieën en technologieën.

 

Etiologie. 

De etiologie kijkt naar de oorzaak van bepaalde ziekten, oftewel de risicofactoren. De etiologie van teelbalkanker is meervoudig en omvat erfelijke factoren, omgevingsfactoren en leefstijlfactoren. 

De meest belangrijke omgevingsrisicofactoren zijn onder andere een niet ingedaalde teelbal (cryptorchisme), familiegeschiedenis van de ziekte, persoonlijke geschiedenis van teelbalkanker in de andere teelbal, leeftijd en etniciteit [10]. Patiënten met een voorgeschiedenis van teelbalkanker hebben een twaalf keer hoger risico op het ontwikkelen van teelbalkanker in de andere teelbal [11]. Patiënten met een familiegeschiedenis van teelbalkanker hebben een 3,8 tot 8,6 keer groter risico op het ook krijgen van teelbalkanker [12]. 

Bij mannen met een niet ingedaalde teelbal varieert het risico op het ontwikkelen van teelbalkanker van 2,9 tot 6,3 keer. Daarbij is het risico verhoogd in beide teelballen, maar aanzienlijk hoger in de teelbal aan dezelfde kant als de niet-ingedaalde teelbal (6,3 versus 1,7 keer) [13, 14]. 

Het risico op kanker neemt ook toe wanneer de chirurgische ingreep, waarbij de teelbal vanuit de lies naar de balzak wordt verplaatst (orchidopexie), wordt uitgesteld tot na de puberteit of helemaal niet wordt uitgevoerd in vergelijking met vroegtijdige orchidopexie [15, 16]. 

Mannen met onvruchtbaarheid hebben een 1,6 tot 2,8 keer verhoogd risico op het krijgen van teelbalkanker. Daarnaast zijn er ook leefstijlfactoren die invloed kunnen hebben op het ontwikkelen van teelbalkanker. Roken, marihuana gebruik en het drinken van alcohol zijn geassocieerd met een verhoogd risico op teelbalkanker (voor meer informatie over deze leefstijlfactoren zie 2.2.1) [17, 18, 19]. 

Het is goed om te vermelden dat, ondanks de risicofactoren, het niet altijd duidelijk is waarom iemand teelbalkanker krijgt [4]. 

Afbeelding 4.

[150]

Taalkundig Feitje 

Hoewel cryptorchisme en orchideeën op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken lijken te hebben, delen ze een interessante taalkundige link. "Cryptorchisme" verwijst naar een niet ingedaalde teelbal, terwijl "orchidee" zijn oorsprong vindt in het Griekse woord "orkhis", wat "teelbal" betekent. Dit komt door de gelijkenis van de wortelstokken van sommige orchideeën met teelballen. Een gerelateerd medisch begrip, "orchidectomie", betreft de chirurgische verwijdering van een of beide teelballen, vaak uitgevoerd om verschillende gezondheidsredenen. Een ander gerelateerd medisch begrip is de "orchidopexie", oftewel de operatie waarbij de teelbal vanuit de lies naar de balzak wordt verplaatst. Hoewel biologisch niet gerelateerd, verbindt deze taalkundige link deze ogenschijnlijk ongerelateerde begrippen op een interessante manier.

Prognose. 

De prognose betreft het verloop van de ziekte. In de afgelopen jaren is er een grote vooruitgang geboekt in de behandeling van teelbalkanker. Uit onderzoeken in Engeland komt naar voren dat de 5-jaarsoverleving voor alle stadia van teelbalkanker samen ongeveer 95% is en de 10-jaarsoverleving ongeveer 90% [20]. In andere onderzoeken komt dit ook terug. Tevens werd bij onderzoek naar Westerse landen gevonden dat de 5-jaarsoverleving, voor uitgezaaide teelbalkanker, gestegen is van minder dan 30% in de jaren 1950 tot ongeveer 95% vandaag de dag [21]. 

De kans op overleving kan worden onderverdeeld in prognosegroepen. Deze prognosegroepen zeggen iets over de kans op genezing. Hierbij zijn er de goede (95%), intermediaire (88%) en slechte (67%) prognosegroepen, waarbij het percentage staat voor de kans dat de patiënt geneest van de ziekte [22]. 


Er zijn een aantal factoren die de prognose kunnen beïnvloeden. Zoals eerder benoemd zijn er twee subtypes van de kiemceltumoren, namelijk seminoom en non-seminoom. De seminomen zijn minder agressief, groeien langzamer en zaaien minder snel uit dan non-seminomen. Hierdoor hebben de seminomen over het algemeen betere vooruitzichten [23]. Andere factoren zijn de mate waarin de kanker is verspreid in het lichaam (uitzaaiing), leeftijd, het niveau van de tumormarkers, erfelijke factoren en de plek in de teelbal waar de kanker is ontstaan [24]. Daarnaast is een vroegtijdige detectie en behandeling van cruciaal belang. Hoe eerder de kanker gediagnosticeerd en behandeld wordt, hoe beter de uitkomst [25]. Het is belangrijk om hierbij te benoemen dat (uitgezaaide) teelbalkanker over het algemeen goed te behandelen is [10]. 

 

Het aantal nieuwe gevallen van teelbalkanker neemt wereldwijd toe, maar met variërende sterftecijfers per regio. Als er gekeken wordt naar de oorzaken van teelbalkanker dan zijn deze meervoudig. Er zijn meerdere risicofactoren die de kans op het ontwikkelen van teelbalkanker verhogen, maar soms blijft de oorzaak onduidelijk. In het verloop van de ziekte is er een sterke vooruitgang geboekt in de behandeling, met een vijfjaarsoverleving voor uitgezaaide teelbalkanker die gestegen is tot ongeveer 95%. In het volgende deel staat uitleg over de verschillende stadia van teelbalkanker en de bijbehorende behandelingen.

1.2 Medicatie 

In dit gedeelte worden de verschillende stadia van teelbalkanker besproken, welke behandelingen hierbij ingezet kunnen worden en de uitleg hiervan. 


 

TNMS classificatiesysteem. 

De stadia worden gebaseerd op het TNMS classificatiesysteem. Dit wordt gebruikt om de ernst en uitzaaiing van de kanker te beoordelen. De letters van TNMS staan voor [10]:

  1. T (tumor): dit geeft de grootte en de mate waarin de tumor binnendringt in het omliggende weefsel aan. Het kan bijvoorbeeld aangeven of de tumor beperkt is tot de teelbal (T1), zich uitbreidt naar omliggende structuren (T2), of zich heeft verspreid naar nabijgelegen lymfeklieren of organen (T3 of T4).

  2. N (nodes - lymfeklieren): dit geeft aan of de kanker zich heeft verspreid naar de lymfeklieren in de buurt van de teelballen. N0 betekent dat er geen verspreiding is naar lymfeklieren, terwijl N1, N2 en N3 aangeven in hoeverre de kanker de lymfeklieren heeft aangetast en hoe ver deze verspreiding zich in het lichaam heeft uitgebreid.

  3. M (metastase = verspreiding/uitzaaiing): dit geeft aan of de kanker zich heeft uitgezaaid naar andere delen van het lichaam dan de teelballen en de omliggende lymfeklieren. M0 betekent geen uitzaaiing (metastase), terwijl M1 aangeeft dat er wel sprake is van uitzaaiingen.

  4. S (serum tumormarkers): dit geeft aan of er tumormarkers aanwezig zijn. S0 betekent dat er geen tumormarkers aanwezig zijn en bij S1-S3 zijn er verhoogde niveaus van tumormarkers aanwezig. 


Stadia. Vanuit deze TNMS-classificatie zijn er verschillende stadia waarin de kankersoort ingedeeld kan worden [26, 27]: 

  • Stadium 0: de tumor zit geïsoleerd in de zaadbuisjes van de teelbal en heeft zich niet verspreid. 

  • Stadium 1: de tumor zit in de teelbal zelf en er zijn geen tekenen dat er uitzaaiingen zijn naar nabijgelegen lymfeklieren of andere organen.

  • Stadium 2: de tumor is uitgezaaid naar nabijgelegen lymfeklieren in de buik of de bekken, maar niet naar andere organen. 

  • Stadium 3: de tumor is uitgezaaid naar verder weg gelegen lymfeklieren hoger in het lichaam, boven het middenrif. Soms zijn er uitzaaiingen in andere delen van het lichaam, zoals de longen of de lever.

Behandelingen per stadia

De behandeling van teelbalkanker begint altijd met een operatie. Tijdens deze operatie wordt de teelbal met de tumor verwijderd (orchidectomie). Na de operatie wordt het weefsel van de teelbal onderzocht zodat duidelijk wordt om welke soort teelbalkanker het gaat. Als dit helder is geworden, is het duidelijk welk stadium teelbalkanker iemand heeft. Afhankelijk hiervan maken de arts en de patiënt samen de keuze over welke behandelingen er na de operatie nog volgen. 


Voor de behandelingen per stadium maken we onderscheid in seminomen en non-seminomen teelbalkanker (zie tabel 1)  [10, 28].

Tabel 1

Behandelingen per stadium 

Noot. Bovenstaande tabel is gemaakt door de wiki-auteurs

Uitleg van de behandelingen

Verwijdering van de teelbal door middel van een operatie (orchidectomie): dit is een chirurgische ingreep waarbij de teelbal (of beide teelballen), de bijbal en de zaadstreng worden verwijderd. De tumor wordt hierbij verwijderd om verdere verspreiding van de kankercellen te voorkomen. Tijdens de operatie maakt de uroloog een kleine snee in de balzak of lies om de teelbal te verwijderen. De weggenomen teelbal wordt onderzocht om het weefsel te analyseren en te bepalen of er sprake is van kwaadaardige cellen (kanker) [29]. Als beide teelballen verwijderd zullen worden en de patiënt heeft een kinderwens, kan er overwogen om de zaadcellen voor de operatie in te vriezen [30]. Zoals bij elke operatie zitten er risico's aan verbonden en bestaat er een kans op bijwerkingen. Hieronder is een filmpje te zien waarin uitleg wordt gegeven over de operatie [31].

Film 2. Behandeling teelbalkanker

 [31]

Chemotherapie: chemotherapie is een vorm van behandeling waarbij medicijnen worden toegediend om de snel delende cellen te doden. Kankercellen hebben de neiging om zich sneller te delen dan normale cellen. Dit proces wil je met chemotherapie tegenhouden. Wat er gebeurt is dat de medicijnen het DNA in de cel kunnen beschadigen. DNA kan gezien worden als een soort instructieboek. Het vertelt de cellen hoe ze zich moeten ontwikkelen, groeien en functioneren. De chemotherapie kan dit ernstig beschadigen waardoor de cel niet goed kan functioneren en het vermogen om te delen en te groeien verliest. De medicijnen verstoren dus de celdeling en andere processen die belangrijk zijn voor de overleving van de kankercellen. Dit gebeurt echter niet alleen bij de 'ongezonde cellen', maar ook bij de 'gezonde' cellen. Dit zorgt ervoor dat chemotherapie veel bijwerkingen geeft [32]. Chemotherapie kan worden ingezet in verschillende fasen van teelbalkanker afhankelijk van het stadium en de soort kanker [33]. Er worden verschillende soorten chemotherapie gebruikt. Zowel voor seminomen als non-seminomen vormen van teelbalkanker worden de BEP en EP-kuren gebruikt. De BEP-kuur is een combinatie van bleomycine, etoposide en cisplatine (platina). De EP-kuur is een combinatie van etoposide en cisplatine. In tabel 2 is de werking hiervan beschreven [34, 35, 36].

Radiotherapie: bij radiotherapie, ook wel bestralingstherapie, worden stralingen (met veel energie) gebruikt om kankercellen te doden of te beschadigen. Deze straling kan gericht zijn op de tumor of op gebieden waar de kankercellen zich hebben verspreid (metastase). Ook bij radiotherapie wordt het DNA van de cel beschadigd waardoor ze stoppen met delen en uiteindelijk doodgaan. Het doel van de therapie is om de 'ongezonde' cellen te vernietigen, terwijl de 'gezonde' cellen zo min mogelijk worden beschadigd. Radiotherapie wordt vooral ingezet om seminomen teelbalkanker te behandelen, nadat de teelbal operatief is verwijderd of vooraf aan de operatie. Als het voor de operatie wordt ingezet, heeft het als doel om de tumor te laten krimpen voordat ze gaan opereren. Ondanks dat radiotherapie de 'gezonde' cellen niet probeert te beschadigen, kunnen mensen alsnog last krijgen van bijwerkingen. Deze zijn anders dan de bijwerkingen van chemotherapie [37, 38]. 

Retroperitoneale lymfeklierdissectie (RPLND): hierbij worden tijdens een operatie de lymfeklieren achterin de buik verwijderd. Dit wordt gedaan wanneer de teelbalkanker is uitgezaaid naar de lymfklieren in dit gebied. Ze worden zorgvuldig verwijderd om de kankercellen te verwijderen en om de verdere verspreiding ervan te voorkomen. Aan deze chirurgische ingreep zitten ook risico's en bijwerkingen aan verbonden [39]. 

Tabel 2

Werking van de verschillende soorten chemotherapie

Noot. Bovenstaande tabel is gemaakt door de wiki-auteurs

Er zijn dus meerdere behandelingen die ingezet kunnen worden bij de bestrijding van teelbalkanker. Daarbij verschillen de behandelingsmogelijkheden voor de soorten seminomen en niet-seminomen. Bij elke behandelingsvorm kunnen patiënten ook last krijgen van bijwerkingen. Deze zullen in het volgende deel besproken worden. 

1.3 Bijwerkingen 

In dit gedeelte worden de bijwerkingen voor de verschillende behandelingsmogelijkheden weergegeven.

Verwijdering van de teelbal door middel van een operatie (orchidectomie). De operatie kan hormonale, fysieke en psychologische gevolgen hebben. Als beide teelballen worden verwijderd leidt dit tot onvruchtbaarheid, aangezien er geen zaadproductie meer is. Als één teelbal wordt verwijderd, kan de zaadkwaliteit verslechteren na de operatie [40]. Daarbij neemt de productie van het geslachtshormoon testosteron af (hypogonadisme) aangezien dit voornamelijk in de teelballen wordt aangemaakt. Dit kan een aantal gevolgen hebben [41]:

-       Onvruchtbaarheid en verminderd aantal zaadcellen (sperma)

-       Seksuele problemen, waaronder een verminderd libido en erectiestoornissen

-       Fysieke veranderingen, zoals opvliegers, borstvergroting, spierverlies en botontkalking (osteoporose)

-       Verhoogd risico op botbreuken als gevolg van een tekort aan testosteron

Het verlies van één of beide teelballen kan daarnaast leiden tot de gevoelens van hopeloosheid en het verlies van identiteit en zelfbeeld. 

 

Chemotherapie: deze vorm van therapie kan verschillende bijwerkingen geven. Het hangt van de medicijnen af welke bijwerkingen dat zijn. In een filmpje hieronder wordt uitgelegd wat de bijwerkingen kunnen zijn en worden tips gegeven wat iemand ertegen kan doen [42]. In tabel 3 worden de bijwerkingen van de medicijnen bleomycine, etoposide en cysplatine apart weergegeven  [35, 35, 36]. 

Radiotherapie: De korte-termijn complicaties zijn onder andere maag-darmklachten, misselijkheid en vermoeidheid, gebrek aan eetlust, huidverkleuring en haaruitval op de plek van bestraling [43, 38]. De complicaties kunnen ook een tijd later optreden. Deze ‘late-termijn complicaties’ zijn onder andere het risico om nog een keer kanker te krijgen (tweede maligniteit) en cardiovasculaire ziekten [44, 45]. Bij bestraling van de lymfeklieren wordt de gezonde bal niet afgeschermd waardoor hier een klein beetje straling terecht kan komen. Daarom wordt het geadviseerd om tijdens de behandeling tot ongeveer 6/9 maanden daarna geen kinderen te verwekken [38].

Retroperitoneale lymfeklierdissectie (RPLND): een wondinfectie is de belangrijkste complicatie. Daarnaast kan (een deel van) de long dichtvallen waardoor het geen lucht meer krijgt (atelectase) en kan de dunne darm verstopt raken. Voor de patiënten die de RPLND-procedure na chemotherapie krijgen zijn de uitdagingen groter. In totaal hebben 20 tot 35% van de patiënten complicaties. Het niet goed werken van de longen door de eerdere chemotherapie is vaak de oorzaak van de ernstige bijwerkingen en sterfte bij deze operaties. Daarnaast kan er een verstoorde zaadlozing ontstaan door zenuwschade (droog orgasme). Hierbij komt de sperma in je blaas terecht. Dit kan echter geen kwaad [39]. 


Film 3. Chemotherapie  

[42]

Tabel 3
Bijwerkingen van bleomycine, etopiside, cisplatine

Noot. Bovenstaande tabel is gemaakt door de wiki-auteurs

1.4 Preventie Teelbalkanker 

Uit onderzoek is gebleken dat het aantal nieuwe gevallen per jaar van teelbalkanker de afgelopen 10 jaar met ongeveer 1% per jaar is toegenomen [46]. Teelbalkanker kan eenvoudig worden vastgesteld door zelfonderzoek van de teelballen en is bij vroegtijdige opsporing geneesbaar in 96% van de gevallen. Ondanks de stijging in incidentie wordt screening op teelbalkanker door een zorgverlener of door zelfonderzoek nog weinig of onvoldoende uitgevoerd met weinig of geen gedocumenteerde regelmaat [47,48]. Uit een onderzoek bleek dat 60% van de mannen geen zelfonderzoek doen, omdat ze niet weten waar ze naar moeten zoeken. Ondanks de voordelen van zelfonderzoek, kunnen mannen door deze beperkte kennis ontmoedigd worden om hun teelballen te onderzoeken. Dit geeft aan dat het aanleren van de juiste techniek van groot belang is [49]. Een positieve verandering de afgelopen decennia, is dat de aandacht voor teelbalkanker is toegenomen. Deze aandacht is met name ontstaan doordat verschillende beroemdheden gediagnosticeerd werden met teelbalkanker [50]. Ondanks de groeiende aandacht voor de ziekte, zijn er weinig maatschappelijk gebaseerde interventies die mannen leren over teelbalkanker en zelfonderzoek. De interventies die er zijn, testen niet de effectiviteit van de boodschap op daadwerkelijke gedragsverandering [46].

 

Zelfonderzoek van de teelballen kan makkelijk worden uitgevoerd omdat het een veilige en gemakkelijk te leren diagnosemethode is die weinig tijd in beslag neemt. Regelmatig zelfonderzoek bevordert naast de vroegtijdige opsporing van teelbalkanker ook het nemen van gezondheidsbeslissingen en zorgt ervoor dat jonge mannen hun lichaam beter leren kennen [47]. Aan het begin van deze wiki-pagina staat een stappenplan met video over hoe het zelfonderzoek uitgevoerd dient te worden [1]. 

2. Depressie bij teelbalkanker

In dit onderdeel zal er ten eerste worden gekeken naar de kwaliteit van leven bij patiënten met teelbalkanker. Vervolgens zullen de verschillende risicofactoren voor zowel het ontstaan van een depressie en teelbalkanker besproken worden. Deze verschillende factoren, die elkaar onderling kunnen beïnvloeden, zullen worden benaderd vanuit drie verschillende perspectieven: leefstijlfactoren, psychosociale factoren en biologische factoren. Hierna volgt een stuk over de preventie van deze verschillende factoren. Aan het eind van dit tweede deel zal worden ingegaan op de depressieve stoornis. Hierbij wordt de therapietrouw van patiënten besproken en zal de werking van verschillende medicijnen worden uitgelegd en verder worden toegelicht. 

2.1 Kwaliteit van leven 

Een diagnose van teelbalkanker heeft een grote impact op het psychologische welzijn van de patiënten. Teelbalkanker is een van de meest voorkomende typen kanker bij jonge mannen (15 tot 44 jaar). De sterftecijfers bij teelbalkanker zijn relatief laag (vijfjaarsoverleving is circa 95%). Dit betekent dat het aantal overlevenden met teelbalkanker toeneemt. De uitdagingen na het krijgen van teelbalkanker zijn groot, zowel op fysiek, sociaal en mentaal vlak [51]. Als gevolg van de behandelingen zoals chemotherapie kunnen veel bijwerkingen een rol spelen zoals misselijkheid, vermoeidheid, schade aan het zenuwstelsel en gehoorverlies. Ook radiotherapie kan grote gevolgen hebben, zoals het opnieuw ontwikkelen van kanker, met ook mogelijke gevolgen voor de seksualiteit. Omdat het voornamelijk jongere mannen betreft spelen vruchtbaarheidsproblemen, lichaamsbeeld en seksuele disfunctie ook een grote rol. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat teelbalkanker de algehele kwaliteit van leven van patiënten op een negatieve manier beïnvloed. Depressie en angst komen dan ook vaak voor bij mensen met teelbalkanker en overlevenden [52]. In het volgede onderdeel zullen we toelichten welke risicofactoren mogelijk een rol kunnen spelen bij depressiviteit en teelbalkanker. 

2.2 Gedeelde risicofactoren Teelbalkanker en Depressiviteit 

2.2.1 Leefstijlfactoren 

Er zijn een aantal ongezonde leefstijlfactoren gevonden die zowel het risico op teelbalkanker als depressiviteit verhogen: 

Om te beginnen is roken een van deze leefstijlfactoren die het risico op verschillende gezondheidsproblemen verhoogt. Roken geeft een verhoogd risico op het krijgen van teelbalkanker [17]. Onderzoek heeft ook aangetoond dat roken gedurende de zwangerschap geassocieerd kan worden met de ontwikkeling van teelbalkanker [53]. Daarnaast verhoogd roken ook het risico op depressieve symptomen [54].

Marihuana gebruik wordt eveneens gezien als een risicofactor, met name voor teelbalkanker, studies wijzen hierbij op een verband tussen marihuana gebruik en het ontstaan van teelbalkanker [18]. Depressie kan op zichzelf leiden tot meer marihuana gebruik [55]. 

Alcoholconsumptie speelt ook een belangrijke rol. Het gebruik van alcohol is geassocieerd met een verhoogd risico op teelbalkanker tijdens de adolescentie en volwassenheid [19]. Tegelijkertijd draagt alcohol ook bij aan een verhoogd risico op het ontwikkelen van een depressie [54].

Hoewel roken en alcoholconsumptie het risico op teelbalkanker en depressie kunnen verhogen wordt fysieke activiteit juist gezien als een beschermende factor voor depressiviteit. Fysieke activiteit is cruciaal voor zowel de lichamelijke als de psychologische gezondheid en de algehele kwaliteit van leven van mensen met (teelbal)kanker. Desondanks leidt de kankerbehandeling vaak tot verstoring van de dagelijkse activiteiten, wat kan resulteren in een inactieve levensstijl [56]. Teelbalkanker komt vanwege de jonge populatie vaak voor in een periode waarin fysieke activiteiten een hoge prioriteit hebben [57]. Toch is het zo dat de behandelstrategieën van teelbalkanker bij 20% van de overlevenden zorgen voor aanhoudende lichamelijke (somatische) problematiek [58]. Het is dus cruciaal voor mensen met teelbalkanker om actief te blijven, wat kan helpen bij het verbeteren van hun levensstijl. Echter is het belangrijk om te begrijpen dat mensen met kanker mogelijk niet altijd in staat zijn om zeer actief te blijven vanwege verminderde tolerantie voor lichamelijke inspanning. Uit onderzoek is dan ook gebleken dat fysieke inactiviteit het aantal gevallen (prevalentie) van depressie in patiënten met teelbalkanker verhoogd [57]. 

2.2.2 Psycho-sociale factoren 

Naast de leeftijlfactoren zijn er ook een aantal psycho-sociale factoren gevonden die zowel het risico op teelbalkanker als depressiviteit verhogen: 

Ten eerste chronische stress. Chronische stress is in verband gebracht met de ontwikkeling van kanker [59]. Langdurige stress kan het lichaam schaden doordat het verschillende veranderingen teweeg brengt met betrekking tot bepaalde hormonen, veranderingen in het afweersysteem en de activatie van het centrale zenuwstelsel [60]. Dit alles leidt tot immuunstoornissen en ontstekingsreacties [61]. Deze interactie tussen het centrale zenuwstelsel en het hormonale systeem leidt tot de uitscheiding van verschillende hormonen (adrenaline, noradrenaline, glucocorticoïde). Deze hormonen zijn gerelateerd aan stress [62, 63]. Overmatige stresshormonen kunnen de verandering van normale cellen naar kankercellen (carcinogenese) bevorderen door DNA-schade te veroorzaken. Ze belemmeren ook het vermogen van immuuncellen om kankercellen te bestrijden en kunnen tumorontwikkeling en verspreiding bevorderen in de omgeving van de tumor. Daarnaast komen hoge stress levels vaker voor bij patiënten met teelbalkanker [61]. Deze hoge stress levels kunnen depressiviteit veroorzaken [64]. 

Ook een lage Sociaal Economische Status (SES) kan een risico zijn voor zowel het ontwikkelen van teelbalkanker als voor een slechtere overleving [65]. Daarnaast speelt de diagnose hierbij ook een rol. Het verkrijgen van de diagnose van teelbalkanker heeft namelijk een negatief effect op de SES via werkeloosheid [66]. Een lage SES is in verband gebracht met de aanvang van depressie [67]. 

Tot slot speelt ook de relatiestatus van patiënten een rol. Patiënten met teelbalkanker zonder vaste relatie lieten een verminderde mentale gezondheid en zelfbeeld zien in vergelijking tot patiënten in een vaste relatie [68].

Er is dus sprake van een wisselwerking tussen verschillende psychologische en sociale factoren en het risico op teelbalkanker en depressie. Naast deze psycho-sociale invloeden zijn er ook biologische factoren die een rol spelen. Deze zullen hieronder verder worden besproken. 

2.2.3 Biologische factoren 

Uit onderzoeken is gebleken dat er verschillende biologische factoren zijn die het risico op zowel teelbalkanker als depressiviteit verhogen. Deze factoren laten zien hoe ons lichaam op bepaalde invloeden reageert en hoe dit onze gezondheid kan beïnvloeden. 

Langdurige ontstekingen kunnen een rol spelen bij het ontstaan van depressieve klachten, doordat het immuunsysteem beïnvloed wordt [69]. Ontsteking of inflammatie houdt in dat bepaalde cellen in ons lichaam zoals witte bloedcellen bepaalde stoffen maken als reactie op die ontsteking. Deze stoffen kunnen op hun beurt weer bijdragen aan schade aan het DNA in onze cellen dat vervolgens tot kanker kan leiden (carcinogene schade) [70].

Ook hormonen spelen een rol, en dan met name de groep hormonen die invloed heeft op de ontwikkeling van mannelijke eigenschappen en de voortplantingsfunctie. Deze hormonen worden ook wel androgene hormonen genoemd. Een vertraagde start van de puberteit wordt in verband gebracht met een verminderd risico (50%) op teelbalkanker en wijst op een hormonale invloed. Deze hormonale invloed wordt ondersteund door onderzoek waarin een hoger niveau van androgene hormonen wordt geassocieerd met een lager risico (20%) op teelbalkanker [71]. Daarnaast is aangetoond dat hormoontherapie die gericht is op het verminderen of het blokkeren van de mannelijke hormonen gepaard gaat met een verhoogd risico op depressie [72].


De behandelingen van teelbalkanker kunnen ook invloed hebben op verschillende hormonale veranderingen. Het kan zorgen voor een afname van testosteron en een toename van hormonen die de geslachtsklieren stimuleren om geslachtshormonen te produceren (LH en FSH). Daarnaast kan het de balans van schildklierhormonen in de weg zitten die belangrijk is voor verschillende functies zoals groei en ontwikkeling, stofwisseling en energieverbruik [73]. Hierbij komt de toename van de hormonen LH en FSH het vaakste voor. Een toename in LH komt voor bij circa 24% van de overlevenden en een toename van FSH bij circa 63% [74]. Deze hormonale veranderingen bij mensen met teelbalkanker hebben een negatieve invloed op het psychologische welzijn van patiënten en kunnen bijdragen aan het ontstaan van depressieve klachten [73].


Wat ook van invloed kan zijn op teelbalkanker en depressie is de aangeboren afwijking waarbij één of beiden teelballen in de balzak ontbreken (cryptorchisme). Dit is de meest voorkomende aangeboren afwijking van de mannelijke geslachtsorganen. Het is een aandoening waarbij één of beide teelballen niet in de balzak afdalen zoals normaal zou moeten gebeuren. Het wordt beschouwd als onderdeel van het testiculaire dysgenesesyndroom [75,70]. Mocht je meer willen weten over het testiculaire dysgenesesyndroom dan kan je dat hieronder in de paarse notitie lezen. 

Onderzoek heeft aangetoond dat het algehele risico op het ontwikkelen van teelbalkanker bij patiënten die geen ingedaalde teelbal hadden, 3,7-7,5 keer groter is in vergelijking tot de normale populatie [70]. De abnormale positie van de teelballen vergroot het risico op kwaadaardige transformatie en kan uiteindelijk leiden tot de ontwikkeling van teelbalkanker [75]. Bovendien veroorzaakt een niet ingedaalde teelbal lagere testosteronspiegels bij mannen, wat kan bijdragen aan het optreden van depressieve symptomen [76]. 

Wat is het testiculaire dysgenese syndroom?

Het testiculaire dysgenesesyndroom (TDS) is een aandoening die invloed heeft op de ontwikkeling van de teelballen, de mannelijke geslachtsorganen die verantwoordelijk zijn voor de productie van sperma en het hormoon testosteron. Bij mannen met TDS kunnen de teelballen abnormaal ontwikkeld zijn, wat kan resulteren in verschillende problemen.

 

Mensen met TDS hebben mogelijk een hoger risico op aandoeningen zoals teelbalkanker, waarbij abnormale cellen in de teelballen zich ongecontroleerd vermenigvuldigen. Bovendien kan TDS de vruchtbaarheid van een persoon aantasten, wat betekent dat ze moeilijker kinderen kunnen krijgen.

 

Naast de fysieke aspecten kan TDS ook emotionele en psychosociale uitdagingen met zich meebrengen. Mensen met TDS kunnen zich bijvoorbeeld zorgen maken over hun uiterlijk of vruchtbaarheid, wat psychologische stress kan veroorzaken. 

 

Het is belangrijk op te merken dat TDS een complexe aandoening is die verschillende gradaties van ernst kan hebben en kan variëren van persoon tot persoon. Daarom is een zorgvuldige diagnose en passende medische begeleiding essentieel voor het beheer van deze aandoening [77].

2.2.4 De rol van het Biopsychosociaalmodel 

Zoals hierboven uitgelegd zijn er veel verschillende factoren die een rol spelen bij de ontwikkeling van zowel teelbalkanker als depressie: leefstijlfactoren, psycho-sociale factoren en biologische factoren. Deze factoren kunnen het risico op teelbalkanker en depressie vergroten, maar kunnen elkaar ook onderling beïnvloeden (Zie Figuur 1 voor een overzicht van alle bovengenoemde factoren). Een slechtere psychologische gezondheid kan gevolgen hebben voor de biologische aspecten van een ziekte, en andersom. Hierbij kunnen we gebruik maken van het biopsychosociaal model. Gezondheid wordt hierbij gezien als het resultaat van de wisselwerking tussen ziekte en omgevingsfactoren [78].

Figuur 1. Gedeelde Risicofactoren voor Teelbalkanker en Depressie

Noot. Dit figuur is gemaakt door de wiki-auteurs, waarbij alle weergegeven pijlen gaan over positieve verbanden. 

2.3 Preventie 

Zoals hierboven staat beschreven bij gedeelde risicofactoren (2.1.1), verhogen bepaalde ongezonde leefstijlfactoren het risico op zowel teelbalkanker als depressiviteit. Primaire preventie zou zich dan ook kunnen richten op het verbeteren van de leefstijl. Primaire preventie verwijst naar het proactief nemen van maatregelen om de ontwikkeling van ziekten te voorkomen voordat ze zich voordoen.

Roken wordt gezien als eventuele risicofactor en het is dus belangrijk om roken tegen te gaan. Effectieve preventie voor roken bestaat uit; krachtige anti-rookcampagnes in de media, hogere prijzen voor sigaretten, educatie programma's op scholen, beleid tegen passief roken, beperkingen op de toegang van jongeren tot sigaretten en beperkingen op tabaksreclame [79]. Voor marihuana bleken preventieprogramma's op basis van het internet effectief te zijn in het verminderen van het gebruik ervan [80]. 

Naast roken werd voor alcohol ondersteunend bewijs gevonden voor interventies die gericht zijn op vaardigheden en motivatie, waarbij persoonlijke feedback wordt geïntegreerd [81]. Ook voor alcohol consumptie werd gevonden dat internet-gebaseerde preventieprogramma's succesvol waren in het vergroten van de kennis over alcohol en het verminderen van het gebruik ervan [80]. 

Fysieke activiteit wordt zoals eerder besproken gezien als een beschermende factor voor depressiviteit en het speelt daarnaast een belangrijke rol in de preventie en controle van kanker [82]. Onderzoek heeft aangetoond dat zowel de beschikbaarheid van voorzieningen als de veiligheid van buurten belangrijke factoren zijn die de fysieke activiteit beïnvloeden. Daarom is het essentieel dat beleidsmaatregelen gericht zijn op het verbeteren van de toegankelijkheid van voorzieningen en het verhogen van de veiligheid in buurten, met als doel de deelname aan fysieke activiteit te stimuleren [83].

Tot slot, is depressiviteit één van de mentale stoornissen waarbij preventie het meest effectief is gebleken. Jaarlijks had tussen de 22-50% van de gevallen voorkomen kunnen worden [84]. Vanwege het verhoogde risico op depressiviteit onder overlevenden van teelbalkanker, wordt het aanbevolen dat zorgverleners patiënten adviseren om hun depressieve symptomen te controleren [85].

2.4 Depressieve stoornis bij Teelbalkanker 

2.4.1 Depressieve stoornis

Wat is een depressie?

Hierboven is een duidelijk beeld geschetst van de factoren die een mogelijke depressie kunnen beïnvloeden, maar wat is een depressie nu eigenlijk? Een depressie wordt gekenmerkt door een verlaagde, sombere, prikkelbare stemming en verminderde interesse en plezier in activiteiten. Hierbij komen lichamelijke (somatische) en mentale (cognitieve) veranderingen kijken die het vermogen om op een normale manier te functioneren beïnvloeden [86]. Er kunnen verschillende vormen van een depressieve stoornis optreden. Hierbij kan de mate van ernst verschillen. Voor meer informatie over een depressieve stoornis en het diagnosticeren van een depressieve stoornis, willen we u verwijzen naar de website van Thuisarts.nl 


Prevalentie

Hoe vaak een depressie voorkomt (prevalentie) bij patiënten met teelbalkanker varieert van 4,7-7% [51]. Het is lastig om een eenduidige prevalentie te geven van depressie bij mensen met teelbalkanker aangezien het erg varieert tussen verschillende onderzoeken. Sommige onderzoeken laten zien dat er geen verschil is tussen mensen met en zonder teelbalkanker [87, 88]. Andere studies laten echter wel verschillen zien tussen de normale populatie en patiënten met teelbalkanker of overlevenden [89]. De overlevingsgraad is hoog bij mensen met teelbalkanker (90%), hierdoor neemt de prevalentie van het aantal overlevenden toe en wordt hun levensverwachting vergelijkbaar geschat met de normale bevolking. Deze patiënten ervaren echter psychologische problemen, werk-gerelateerde uitdagingen, veranderingen in hun levensomstandigheden en veranderingen in de kwaliteit van leven. Deze verschillende factoren maken het lastig om de complexiteit van de prevalentie van een depressie bij mensen met teelbalkanker volledig in kaart te brengen [90].


Verder kan ook de jonge leeftijd waarop teelbalkanker vaak voorkomt, van invloed zijn op de moeilijkheid om de prevalentie van depressie bij teelbalkanker vast te stellen. Mannen met een depressie zoeken minder snel hulp. Daarnaast is het zo dat de perceptie van de maatschappij en het stigma rondom de geestelijke gezondheid een invloed kan hebben op de bereidheid van jonge mannen om te praten over hun mentale gezondheid. Dit publieke stigma is dan ook het hoogst onder jongvolwassen mannen [91]. 

Belangrijk om te vermelden is dat een depressie een normale reactie is als gevolg van de diagnose van teelbalkanker. De diagnose van teelbalkanker kan namelijk worden gezien als een bedreiging voor verschillende aspecten in het dagelijkse leven en heeft ook invloed op seksuele activiteiten [88].

2.4.2 Therapietrouw 

Therapietrouw wordt gewoonlijk beschreven als de mate waarin een patiënt het medisch of gezondheidsadvies volgt dat aan hen is gegeven. Dit omvat niet alleen het correct innemen van medicatie, maar ook het naleven van afspraken met betrekking tot gedragsveranderingen, zoals dieetwijzigingen, follow-up afspraken of doorverwijzingen. Het niet opvolgen van het advies kan zowel bewust (bijvoorbeeld door aanpassingen in de dosering) als onbewust (bijvoorbeeld door vergeetachtigheid) plaatsvinden [92]. Depressiviteit in patiënten met urologische kankersoorten, waaronder teelbalkanker, is geassocieerd met een verlaagde therapietrouw [78].

Daarbij is er een samenhang gevonden tussen een hogere mate van depressiviteit en een hogere mate van kanker-gerelateerde vermijding, wat een negatief effect kan hebben op de therapietrouw [93]. Bovendien bleek de mate van therapietrouw bij patiënten met teelbalkanker niet optimaal. Waarbij meer dan 20% van de patiënten niet komen opdagen op ingeplande afspraken en slechts de helft van de patiënten (50,6%) alle richtlijnen voor de nabehandeling volgden. Een gebrek aan naleving van de behandeling kan nadelige gevolgen hebben voor de overlevingskansen, aangezien regelmatige opvolging van patiënten essentieel is voor het tijdig opsporen van terugkerende kanker, secundaire tumoren (tumoren die ontstaan uit de primaire tumor en zich verder verspreiden naar andere delen van het lichaam) of andere gezondheidsproblemen die verband houden met de behandeling van kanker [94]. Verder is ook aangetoond dat de mate van therapietrouw afneemt na verloop van tijd [95].

Mogelijk kan het behandelen van de depressieve klachten de therapietrouw verhogen en daarmee een positief effect hebben op de overleving van teelbalkanker. Bij andere kankersoorten is al bewezen dat verbeteringen in depressieve klachten geassocieerd waren met een betere therapietrouw [96]. Op dit moment wordt er ook een verkennende studie uitgevoerd om te onderzoeken of mobiele gezondheidsapps effectief zijn als interventie voor het verbeteren van therapietrouw en gezondheidsuitkomsten bij teelbalkanker [94]. 

2.5 Medicatie voor depressie bij mensen met kanker 

Het verlagen van depressieve klachten bij mensen met teelbalkanker kan een bijdrage leveren aan een verbeterde kwaliteit van leven voor zowel patiënten als overlevenden. Zowel farmacologische als niet farmacologische behandelingen kunnen gebruikt worden voor de behandeling van een depressie bij patiënten met teelbalkanker. Antidepressiva en angstremmers (anxiolytische medicijnen) kunnen als veilig worden beschouwd voor patiënten met teelbalkanker en worden in de meeste gevallen aanbevolen. Het is belangrijk dat mensen afweten van de mogelijkheden met betrekking tot de farmacologische behandelingen van een depressie bij kanker, omdat patiënten hierdoor in staat worden gesteld om actief deel te nemen aan een mogelijk behandelplan en het kan de aanpassing aan de depressie ondersteunen. Het is belangrijk om meer bewustzijn te creëren zodat de patiënten psychologische problemen met hun zorgverleners durven te bespreken [96].

 

Antidepressiva zijn de meest voorgeschreven geneesmiddelen aan mensen die een depressie hebben. Uit onderzoek is gebleken dat behandeling doormiddel van onder andere selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) de symptomen van een depressie verbeteren [97]. 


Er zijn verschillende middelen zoals tricylische antidepressiva (TCA’s), monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers) en selectieve serotonineheropnameremmers beschikbaar onder de antidepressiva. Naast deze middelen worden ook mirtazapine, reboxetine en bupropion voorgeschreven. Antidepressiva beïnvloeden verschillende signaalstoffen in de hersenen, hierbij kan je denken aan serotonine, noradrenaline en dopamine [98]



Het werkingsmechanisme van antidepressiva

Antidepressiva zijn medicijnen die helpen bij de behandeling van een depressieve stoornis. Ze werken door stoffen, die voor communicatie zorgen in de hersenen, te beïnvloeden. Deze stoffen worden neurotransmitters genoemd (dopamine, serotonine, noradrenaline). Neurotransmitters zorgen ervoor dat signalen tussen hersencellen worden doorgegeven. 

Wanneer een neurotransmitter een signaal heeft afgegeven, wordt het door een cel weer opnieuw opgenomen (heropname). Dit is waar antidepressiva op in werkt. Antidepressiva zorgen ervoor dat deze heropname wordt vertraagd of wordt geblokkeerd. Dat zorgt ervoor dat er meer van de stof beschikbaar blijft in de ruimte tussen twee hersencellen (de synaptische spleet). De ontvangende (postsynaptische) cel beschikt over receptoren die hierdoor meer geprikkeld worden en hierdoor wordt de communicatie tussen hersencellen sterker. 


De werking van antidepressiva duurt soms enige weken. Dit komt doordat antidepressiva kan leiden tot een verhoogde beschikbaarheid aan neurotransmitters. Die verhoogde beschikbaarheid heeft gevolgen voor de gevoeligheid van de receptoren. Wanneer er namelijk meer neurotransmitters beschikbaar zijn, kan het zijn dat de receptoren minder gevoelig worden. Dit wordt ook wel downregulatie genoemd. Als dit bij de ontvangende cel gebeurd (post-synaptische neuron), reageren ze dus minder goed op de signalen. Deze downregulatie vindt ook plaats bij de cellen die het signaal juist versturen (presynaptische neuron), hierdoor worden deze cellen actiever, omdat ze wel de boodschap over moeten brengen. Dat kan zorgen voor een verhoogde afgifte van neurotransmitters in de ruimte tussen twee hersencellen (synaptische spleet). Het duurt even voordat er een balans is gevonden en de veranderingen hierin kunnen dus enkele weken duren [99].

In Tabel 4 hier rechts weergegeven, zullen we de verschillende vormen van antidepressiva verder toelichten in een overzicht [97, 100, 101, 102, 103, 104, 105]. 

Bij patiënten met kanker is het belangrijk om rekening te houden dat de medicatie kan storen met de kankerbehandeling. Mensen met kanker kunnen bijvoorbeeld door een chemobehandeling al misselijkheid ervaren en misselijkheid is een veelvoorkomende bijwerking van antidepressiva [97].


Voor verdere uitleg over de interactie tussen antidepressiva en de behandeling van kanker en overwegingen voor het voorschrijven van deze middelen kunt u hieronder verder lezen (3.1). 

Tabel 4

Werkingsmechanisme en gebruikelijke bijwerkingen van verschillende soorten antidepressiva

Noot. Bovenstaande tabel is gemaakt door de wiki-auteurs

3. Interactie tussen Teelbalkanker en Depressie: Behandeling, Vruchtbaarheid en Seksualiteit. 

Hoe depressie en teelbalkanker elkaar beïnvloeden vormt een complex en uitdagend aspect van de medische zorg. Depressieve symptomen kunnen optreden als een reactie op de diagnose en behandeling van teelbalkanker, terwijl tegelijkertijd een depressie impact kan hebben op het vermogen van een patiënt om effectief om te gaan met de ziekte. Depressie is één van de meest voorkomende psychologische uitdagingen waar patiënten met teelbalkanker mee te maken krijgen. Bovendien heeft teelbalkanker en de daaropvolgende behandeling vaak aanzienlijke gevolgen voor de vruchtbaarheid en seksualiteit, wat kan leiden tot verdere psychologische belasting bij mannen (denk hierbij aan stress, somberheid en angst) [106, 107]. 


Het volgende deel van de wikipagina biedt inzicht in de complexe dynamiek tussen depressie en teelbalkanker, met een specifieke focus op de behandeling, vruchtbaarheid en seksualiteit.

3.1 Behandeling 

Het behandelen van ziekten zoals teelbalkanker en depressie vereist vaak specifieke benaderingen die gericht zijn op het aanpakken van de unieke kenmerken van elke aandoening. Echter, het is belangrijk op te merken dat deze behandelingen niet in isolatie bestaan; ze kunnen elkaar beïnvloeden. Het is daarom essentieel om rekening te houden met deze wederzijdse interacties. In dit opzicht is het onderzoeken van de interacties tussen geneesmiddelen van cruciaal belang: hoe medicijnen elkaar beïnvloeden in het lichaam, het belang van het nauwkeurig doseren van chemotherapie, de gevolgen van geneesmiddeleninteracties en de specifieke effecten van antidepressiva op chemotherapie. Daarnaast spelen patiënt-gerelateerde factoren en (praktische) overwegingen een rol bij het voorschrijven van antidepressiva aan patiënten met teelbalkanker. Bovendien is het van belang om de relatie tussen antidepressiva en testiculaire gezondheid te onderzoeken om een ​​volledig begrip te krijgen van de impact van deze behandelingen op het algehele welzijn van de patiënt. Over al deze onderwerpen kom je in dit onderdeel meer te weten. 

3.1.1 Interactie tussen antidepressiva en chemotherapie (cytostatica) 

Afbeelding 5.

[150]

Geneesmiddeleninteracties

Voor zowel kanker als depressie is medicatie een veelgebruikte behandeling. Patiënten met kanker die gelijktijdig antidepressiva en geneesmiddelen tegen kanker krijgen, lopen een bijzonder hoog risico op zogenoemde geneesmiddelinteracties, oftewel de effecten van de medicijnen kunnen elkaar beïnvloeden [108]. Deze effecten van medicijnen die op elkaar inwerken, zijn verantwoordelijk voor ongeveer twintig tot dertig procent van alle bijwerkingen die patiënten ervaren. Daarnaast kunnen de medicijninteracties een belangrijke reden zijn voor gezondheidsproblemen en zelfs het overlijden bij patiënten met kanker.


Het is belangrijk dat artsen weten dat medicijnen voor teelbalkanker kunnen reageren met veelgebruikte antidepressiva die worden gebruikt voor depressie. Deze kennis is cruciaal om te voorkomen dat patiënten te veel medicijnen krijgen of dat ze ongewenste effecten ervaren door de combinatie van medicijnen. Het vermijden van geneesmiddeleninteracties is ook belangrijk om te voorkomen dat de klinische werking van het medicijn tegen kanker wordt verminderd [109].

Hoe beïnvloeden medicijnen elkaar in het lichaam?

Farmacokinetische interacties ontstaan wanneer een medicijn invloed heeft op hoe een ander medicijn in het lichaam wordt opgenomen, verdeeld, afgebroken en uitgescheiden. Bij medicijnen zoals antidepressiva en kankermedicatie vinden de meeste van deze interacties plaats op het niveau van stofwisseling in de lever, waar specifieke enzymen genaamd cytochroom P450 (CYP) een rol spelen. Deze enzymen helpen bij het afbreken van veel medicijnen, giftige stoffen en natuurlijke stoffen in ons lichaam [110]. Belangrijke CYP-enzymen voor het verwerken van medicijnen zijn CYP1A2, CYP2B6, CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6 en CYP3A4. De activiteit van deze enzymen kan variëren door genetische factoren en kan worden beïnvloed door gezondheidsproblemen en omgevingsfactoren, waaronder het gebruik van andere medicijnen op hetzelfde moment. Geneesmiddelinteracties worden veroorzaakt door deze enzymen en komen vaak voor als gevolg van het remmen of stimuleren van de activiteit ervan [109].

Het belang van nauwkeurige dosering bij chemotherapie

Chemotherapie voor teelbalkanker wordt vaak gegeven met medicijnen die een kleine marge hebben tussen wat effectief is en wat schadelijk kan zijn. Met andere woorden, er is niet veel ruimte tussen de dosis die het gewenste effect heeft en de dosis die schadelijk kan zijn (toxiciteit). Zelfs een kleine verandering in hoe deze medicijnen werken door interactie met andere medicijnen kan leiden tot giftige en schadelijke effecten of verminderde werkzaamheid van het medicijn [111]. Zie Figuur 2 hiernaast, voor een visuele weergave van de kleine marge tussen de dosis van chemotherapie die effectief is en de dosis die schadelijk kan zijn, waarbij de oranje lijn de gewenste dosering is. De gele lijn is een te hoge dosis met een schadelijk (toxisch) effect en de witte lijn is een te lage dosis waarbij er geen behandelingseffect is van de chemotherapie. 

Figuur 2. Visuele Weergave van de Therapeutische Marge van Chemotherapie

Noot. Bovenstaand figuur is gemaakt door de wiki-auteurs. 


Gevolgen van de geneesmiddeleninteracties

SSRI's (zoals fluoxetine, paroxetine, fluvoxamine en duloxetine) kunnen, wanneer ze samen worden gebruikt met chemotherapeutische medicijnen, leiden tot een verhoging van de concentraties van deze medicijnen. Deze verhoogde concentraties kunnen verschillende effecten hebben:

1.  Toegenomen werkzaamheid: een hogere concentratie van chemotherapeutische geneesmiddelen kan leiden tot een verhoogde werkzaamheid van de behandeling tegen kanker. De tumorcellen worden dan dus door de hogere concentratie van de chemotherapie beter aangepakt; 

2.  Ernstige beschadiging (toxiciteit): een hogere concentratie van chemotherapeutische geneesmiddelen kan ook leiden tot een verhoogd risico op bijwerkingen en beschadiging van gezonde weefsels en organen. Dit kan resulteren in ernstigere bijwerkingen zoals misselijkheid, braken, vermoeidheid, bloedarmoede, enzovoort; 

3.  Verhoogd risico op bijwerkingen van andere medicijnen: naast de directe beschadiging van de chemotherapeutische middelen, kunnen de bijwerkingen van andere medicijnen ook verergerd worden. Dit kan leiden tot een verslechtering van de algehele gezondheidstoestand van de patiënt tijdens de behandeling [109].

 

Specifieke effecten van antidepressiva op chemotherapie

In een onderzoek is gekeken naar hoe antidepressiva het effect van bepaalde kankermedicijnen, zoals cisplatine, beïnvloeden op kankercellen [112]. Het onderzoek heeft verschillende antidepressiva samen met een chemotherapeutische geneesmiddel (cisplatine) getest op kankercellen 24 uur, 48 uur en 72 uur na behandeling. De resultaten toonden het volgende aan:

  • Het tricyclische antidepressivum ‘Desipramine’ maakte cisplatine giftiger voor cellen, waardoor de effectiviteit van cisplatine als kankerbehandeling toenam.

  • De SSRI 'Fluoxetine' (Prozac) verhoogde eveneens de giftigheid van cisplatine voor kankercellen.

  • De SSRI ‘Citalopram’ verhoogde aanvankelijk ook de giftigheid van cisplatine voor kankercellen, maar na 72 uur was het effect van de combinatie van medicijnen niet merkbaar verschillend van alleen cisplatine.

Hoewel dit onderzoek aantoont dat antidepressiva mogelijk de effectiviteit van cisplatine kan versterken, is het verstandig om hier voorzichtig mee om te gaan. Omdat cisplatine erg giftig is, kan een te hoge dosis ernstige schade aan het lichaam veroorzaken. Het versterkende effect van antidepressiva op cisplatine kan snel omslaan in een toxische reactie, wat ernstige en zelfs fatale gevolgen kan hebben voor de behandeling van teelbalkanker [113]. 

Patiënt gerelateerde factoren

De mogelijke effecten van hoe medicijnen met elkaar reageren in het lichaam, hangen af van verschillende factoren, zowel van de medicijnen zelf als van de patiënt. Als het om de patiënt gaat, spelen genetische aanleg, etniciteit, leeftijd (oudere patiënten zijn bijvoorbeeld gevoeliger voor interacties) en andere gezondheidsproblemen een belangrijke rol. Bij het beoordelen van het potentieel voor interacties tussen antidepressiva en kankermedicijnen, moeten deze factoren in overweging worden genomen [109, 114].

Afbeelding 6.

[150]

Concluderend vormen geneesmiddeleninteracties een cruciaal aspect van de behandeling van kanker en depressie. Voor patiënten die zowel antidepressiva als kankermedicatie gebruiken, is het risico op deze interacties aanzienlijk verhoogd, wat kan leiden tot ernstige bijwerkingen en zelfs tot overlijden. Het begrijpen van deze interacties is een essentiële stap om de veiligheid en effectiviteit van de behandeling te waarborgen, waardoor patiënten de best mogelijke zorg krijgen die ze verdienen.

3.1.2 Overwegingen voor het voorschrijven van antidepressiva bij patiënten met teelbalkanker

Afbeelding 7. 

[150]

Verminderde zaadcelproductie

Het verwijderen van de teelbal kan als gevolg hebben dat er minder zaadcellen worden geproduceerd [115]. Meestal is dit binnen het eerste jaar na de operatie omkeerbaar. Niettemin blijft verminderde zaadcelproductie aanwezig bij 20% van de patiënten met abnormaal verhoogde voortplantingshormonen (met name het follikelstimulerend hormoon; FSH). De abnormaal verhoogde voortplantingshormonen kunnen duiden op een verminderde functie van de teelballen, wat kan resulteren in verminderde vruchtbaarheid of andere problemen met de voortplanting. De verminderde zaadcelproductie wordt veroorzaakt door veranderingen in het weefsel van de overgebleven teelbal (TDS) [116]. 

Specifieke antidepressiva (zoals citalopram, fluoxetine, paroxetine en nortriptyline) veroorzaken ook een verminderde hoeveelheid zaad en minder beweeglijke zaadcellen [117, 118].

Na het operatief verwijderen van een teelbal, kan het verstandig zijn om voorzichtig te zijn met het voorschrijven van antidepressiva, of om ze alleen in zeer lage doseringen voor te schrijven. Dit kan helpen om verdere verstoring van de al verminderde zaadcelproductie te voorkomen en om mogelijke complicaties op dit gebied te vermijden. Een alternatieve benadering zou kunnen zijn om psychosociale behandelingen te overwegen om de symptomen van depressie aan te pakken. Hierbij kan gedacht worden aan gesprekstherapie of andere vormen van ondersteuning om emotioneel welzijn te bevorderen.

Afbeelding 8. 

[150]

Nierschade

Cisplatine-gebaseerde chemotherapie kan ernstige nierschade veroorzaken, wat betekent dat het de normale functie van de nieren verstoort, wat kan leiden tot verschillende nieraandoeningen, zoals acute nierbeschadiging, nierfalen of chronische nierziekten [119].

Bepaalde antidepressiva, zoals tricyclische antidepressiva (TCA's) en monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers), worden over het algemeen niet aanbevolen voor mensen met nierfalen. Deze medicijnen worden verwerkt en uit het lichaam verwijderd via de nieren. Als iemand slecht werkende nieren heeft, kunnen deze medicijnen zich ophopen in het lichaam, waardoor het risico op schadelijke effecten toeneemt.

SSRI’s worden doorgaans als veilig beschouwd en zijn de meest voorgeschreven medicijnen voor mensen met nierproblemen. SSRI's worden afgebroken in de lever en niet via de nieren geëlimineerd. Dit betekent dat zelfs wanneer de patiënt nierproblemen heeft, SSRI's nog steeds een veilige optie kunnen zijn, omdat de verwijdering ervan uit het lichaam niet significant wordt beïnvloed door een verminderde nierfunctie [120].

Afbeelding 9. 

[150]

Gehoorschade

Ongeveer 20% van de overlevenden meldt gehoorproblemen, zoals doofheid en oorsuizen, als gevolg van schade aan de haarcellen van het binnenoor veroorzaakt door cisplatine-gebaseerde chemotherapie [121]. 

Uit eerder onderzoek is gebleken dat antidepressiva het risico kan verhogen op sudden sensorineural hearing loss (SSNHL), ongeacht de klasse van antidepressiva [122]. SSNHL wordt gedefinieerd als een snel gehoorverlies aan meestal één oor, dat optreedt gedurende een periode van 72 uur. Het viel op dat patiënten die verschillende soorten antidepressiva gebruikten, een hoger risico hadden op het ontwikkelen van SSNHL in vergelijking met patiënten die minder soorten antidepressiva gebruikten.

Het is belangrijk om te beseffen dat de effecten van cisplatine-gebaseerde chemotherapie en antidepressiva elkaar kunnen versterken. Als iemand al gehoorproblemen heeft door de behandeling met cisplatine voor teelbalkanker, is het verstandig om voorzichtig te zijn met het voorschrijven van antidepressiva. Andere soorten behandelingen kunnen overwogen worden, zoals psychosociale therapieën of alternatieve medicatieopties die het gehoor niet beïnvloeden. 

Afbeelding 10. 

[150]

Zenuwschade

Ongeveer 10-30% van de patiënten die chemotherapie ondergaan, zal langdurige schade aan de zenuwen in hun armen en benen ontwikkelen, bekend als perifere sensorische neuropathie (perifeer betekend buiten het centrale zenuwstelsel). Dit wordt veroorzaakt door de opbouw van cisplatine in specifieke zenuwgebieden. Neuropathische symptomen kunnen worden onderverdeeld in gevoelsmatige en motorische symptomen. De gevoelsmatige symptomen omvatten tintelingen, prikkelingen, gevoelloosheid, strakheid, brandend gevoel, pijn en coördinatieproblemen door gevoelsverlies. Motorische symptomen omvatten spierkrampen, stijfheid, zwakte en spierverlies [123]. 

Patiënten die de antidepressiva 'duloxetine' kregen, rapporteerden een merkbare afname van de gemiddelde pijn door zenuwschade, vergeleken met degenen die placebo kregen [124]. Een placebo is een nepbehandeling die positieve effecten kan hebben vanwege de verwachtingen van de patiënt. Bovendien is er (beperkt) wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat medicijnen zoals TCA’s (bijvoorbeeld nortriptyline of despramine) of gabapentine ook mogelijk kunnen worden uitgeprobeerd bij patiënten die perifere pijn ervaren door zenuwschade als gevolg van chemotherapie, mits dit besproken wordt met de patiënt en de patiënt ook op de hoogte is van het beperkte bewijs, de mogelijke schade en de voordelen [125]. 

Ondanks de bijwerkingen die chemotherapie met zich kan meebrengen, blijft het een cruciale behandeling met een positieve impact op de overlevingskans van de patiënt. Het kan echter enkele ongewenste effecten hebben zoals hierboven benoemd; verminderde zaadcelproductie, nierschade, gehoorverlies en zenuwschade. Bij het voorschrijven van medicijnen, met name antidepressiva, moeten artsen voorzichtig zijn, vooral als de patiënt al te maken heeft met een van deze bijwerkingen. Het is belangrijk om de risico's en voordelen zorgvuldig af te wegen en alternatieve behandelingsmogelijkheden te overwegen. Niettemin biedt chemotherapie essentiële kansen op herstel en moet deze ondanks mogelijke complicaties serieus worden genomen als onderdeel van een effectieve behandelingsstrategie.


In het volgende gedeelte wordt beschreven waar artsen en patiënten rekening mee kunnen houden bij het gelijktijdig gebruiken van chemotherapie en antidepressiva, waaronder welke medicijnen veilig zijn en welke voorzorgsmaatregelen genomen kunnen worden om mogelijke complicaties te verminderen.

Overige praktische overwegingen in het voorschrijven van antidepressiva bij patiënten met teelbalkanker

  • Begin de behandeling met kleine hoeveelheden van het medicijn en verhoog langzaam de dosis in de loop van de tijd om de beste reactie voor elk persoon te vinden. Het starten met kleine hoeveelheden kan helpen om ongewenste effecten in het begin te voorkomen, vooral bij patiënten die niet in optimale fysieke conditie zijn.

  • Bekijk het profiel van de patiënt en kies het soort antidepressiva dat het beste past: gebruik antidepressiva die kalmerend werken voor patiënten met angst of slaapproblemen, en gebruik antidepressiva die opwekkend werken voor patiënten met weinig energie of traagheid in beweging.

  • Ga mogelijke geneesmiddeleninteracties tussen chemotherapie en antidepressiva na door een apotheker, medisch professional of een professionele richtlijn te raadplegen.

  • De diverse behandelingen voor teelbalkanker, zoals medicijnen en operaties, en de emotionele impact van de diagnose, inclusief hoe het de gevoelens van mannelijkheid beïnvloedt, kunnen allemaal leiden tot seksuele problemen. Overweeg bij het voorschrijven van antidepressiva om te kijken of de seksuele problemen verergeren of dat ze juist kunnen helpen bij seksueel functioneren.

  • Houd rekening bij het voorschrijven van antidepressiva met de potentiële bijwerkingen van antidepressiva, die mogelijkerwijs de bijwerkingen van de behandeling van teelbalkanker kunnen verergeren.


Zie tabel 5 voor een overzicht van verschillende antidepressiva en hun mogelijke effecten voor patiënten met kanker [126]. 

Tabel 5

Antidepressiva en hun werking bij patiënten met kanker

Noot. Bovenstaande tabel is gemaakt door de wiki-auteurs

3.1.3 Antidepressiva en de gezondheid van de teelballen 


Grote hoeveelheden van bepaalde antidepressiva (fluoxetine en paroxetine), kunnen het weefsel in de teelballen beschadigen, wat resulteert in minder zaadcellen. De antidepressiva amitriptyline, doxepine, nortriptyline en bupropion kunnen bij mannen zwelling van de teelballen veroorzaken. Tot op heden lijken deze medicijnen geen nadelige effecten te hebben als je geen teelbalkanker hebt. Echter, nadat teelbalkanker is vastgesteld, zou er mogelijk een risico kunnen zijn op schade aan de teelballen door deze antidepressiva [127]. 


Als patiënt zijnde met teelbalkanker, zou je kunnen overleggen met je oncoloog of uroloog over het gebruik van antidepressiva die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor de teelballen. Dit zou moeten gebeuren als onderdeel van je behandelingsplan en het beheer van mogelijke bijwerkingen. Als je momenteel antidepressiva gebruikt die worden genoemd, is het belangrijk om dit aan te kaarten tijdens je bezoeken aan de arts, zodat je arts eventueel kan overwegen om over te schakelen naar een ander type antidepressivum dat minder risico met zich meebrengt voor het weefsel van de teelballen.

Als dokter zijnde met deze informatie, is het essentieel om bij het voorschrijven van antidepressiva aan mannen met teelbalkanker bewust te zijn van het potentiële risico op schade aan de teelballen. Dit betekent dat je zorgvuldig moet overwegen welk type antidepressivum je voorschrijft en mogelijk alternatieven moet overwegen die minder kans hebben op bijwerkingen op het gebied van de teelballen. Het is belangrijk om een open communicatie te hebben met de patiënt over mogelijke bijwerkingen en risico's, zodat ze geïnformeerde beslissingen kunnen nemen over hun behandeling.


3.2 Onvruchtbaarheid 

Afbeelding 11. 

[150]

Onvruchtbaarheid en Teelbalkanker

Doordat teelbalkanker het vaakste voorkomt bij jonge mannen tussen de 25 en 29 jaar, valt het samen met de primaire vruchtbare jaren voor mannen met een kinderwens [128]. Hierdoor kan teelbalkanker negatieve gevolgen hebben op de voortplantingsgezondheid van mannen. De behandeling van teelbalkanker kan een oorzaak zijn voor de vruchtbaarheidsproblematiek, waaronder chemotherapie. 

Zo is gebleken uit een grootschalige studie dat minder dan de helft (48%) van de mannen die Cisplatine-gebaseerde chemotherapie ondergingen, uiteindelijk vader konden worden [129]. Dit kan veroorzaakt worden door tijdelijke of permanente afwezigheid van zaadcellen of een sterk verminderd aantal zaadcellen in het sperma (azoöspermie). Hoelang deze afwezigheid van zaadcellen aanhoudt hangt af van de dosering van de chemotherapie en de duur van de behandeling [130]. Ook radiotherapie kan vruchtbaarheidsproblematiek veroorzaken doordat teelbalweefsel het meest radio-sensitieve weefsel van het menselijke lichaam is [131]. Hierdoor kan er schade optreden aan de geslachtsklier wat invloed heeft op de testosteronniveaus in het lichaam. Lagere testosteronniveaus kunnen leiden tot een verminderde kwaliteit en kwantiteit van het sperma [132].

Het is daarom van belang dat mannen die gediagnostiseerd worden met teelbalkanker goede opties krijgen om hun kinderwens te beschermen. Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat na het verwijderen van één teelbal je nog steeds vruchtbaar kunt zijn (orchidectomie).Twee mogelijke opties, afhankelijk van de activiteit van de zaadcellen, zijn [133] : 

  1. Het invriezen van sperma (Cryopreservatie): Alleen wanneer de zaadcellen voldoende actief zijn is het invriezen van sperma zinvol.

  2. Het invriezen van teelbalweefsel (oncoTESE): Dit kan een alternatief zijn op het invriezen van sperma, wanneer de zaadcellen onvoldoende actief zijn. 

De bovenstaande opties gaan ervanuit dat de puberale leeftijd is bereikt en dat daarmee de man in staat is om zaadcellen te produceren. Echter bestaat er ook een prepuberale patiënten populatie. Ook deze patiënten en hun familie hebben zorgen over vruchtbaarheidsproblematiek. In deze populatie kan het invriezen van sperma stamcellen door middel van teelbalweefsel afname (testiculaire weefsel extractie) een oplossing bieden [128]. Wel moet hierbij vermeld worden dat deze ingreep nog in de kinderschoenen staat en dat er ethische vraagtekens bij worden gezet wegens de jonge leeftijd van deze patiënten.

Helaas is gebleken dat minder dan de helft van de artsen (47%), hun patiënten met kanker in de vruchtbare leeftijd, doorverwijst naar een specialist op het gebied van voortplanting. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de artsen dit niet routinematig doet. Vooral vrouwelijke artsen verwezen vaker door. Dit gebeurde ook meer bij artsen die positief staan tegenover het behoud van vruchtbaarheid en bij wie patiënten vaak vragen stellen over dit onderwerp. Dus, als je vragen hebt over vruchtbaarheid tijdens je behandeling, is de kans groter dat je arts je doorverwijst naar een specialist [134].

Onvruchtbaarheid en Depressiviteit: 

Bovendien is onvruchtbaarheid een stressor dat depressiviteit kan veroorzaken [135]. Mannen die onvruchtbaar zijn kunnen rouw ervaren om het verlies van hun kinderwens en dit kan resulteren in een blijvende somberheid wanneer de vruchtbaarheidsbehandeling onsuccesvol blijkt te zijn [136]. Verder kunnen vruchtbaarheidsproblemen ook resulteren in relatieproblemen, waarbij is gebleken dat relaties twee keer zo snel stuk lopen wanneer er sprake is van onvruchtbaarheid [137]. Daarnaast kunnen problemen in relaties weer leiden tot depressieve klachten [138].

3.3 Seksualiteit 

Uit onderzoek blijkt dat verschillende factoren die een rol spelen bij teelbalkanker invloed hebben op het seksueel disfunctioneren van de man. Zo kunnen medicijnen en chirurgische behandelingen, maar ook de psychologische impact van de diagnose en het verstoorde gevoel van mannelijkheid bijdragen aan het ontwikkelen van erectiestoornissen, ejaculatiestoornissen, een vermindering of verlies van orgasmen en een verminderd seksueel verlangen [139]. Seksueel disfunctioneren wordt vaak tot twee jaar na de behandeling gezien, hierna lijkt het functioneren zich meestal te herstellen [139, 140, 141].

Afbeelding 12. 

[150]

Interactie behandeling en seksueel disfunctioneren

Behandelingen voor teelbalkanker kunnen verschillende effecten hebben op het seksueel functioneren. Deze effecten hebben vooral betrekking op het seksueel verlangen, fysieke functie en het functioneren van de geslachtsklieren [142].

 

Zowel verschillende soorten chemotherapie als radiotherapie gaan gepaard met schade aan de geslachtsklieren bij mannen. Dit effect wordt versterkt wanneer één of beide teelballen worden verwijderd of wanneer de lymfeklieren in het gebied achter de buikorganen worden verwijderd (retroperitoneale lymfeklierdissectie/RPLND) [130, 143]. Schade aan de geslachtsklieren die hierdoor optreedt kan leiden tot verstoringen in de erectie, ejaculatie en het vermogen om een orgasme te krijgen door een daling van de testosteronniveaus [132].

 

Wanneer de lymfeklieren in het gebied achter de buikorganen worden verwijderd zonder de zenuwen in dit gebied te sparen kan het zijn dat het volume van het zaadvocht afneemt en bepaalde zenuwen beschadigt raken. Deze zenuwen liggen in de wervelkolom en spelen een rol bij de ejaculatie door het reguleren van de samentrekkingen van de spieren rond de zaadleiders [144].  Als deze zenuwen beschadigd zijn kan een verstoorde ejaculatie ontstaan waarbij het sperma bij een orgasme naar de blaas gaat in plaats van via de plasbuis naar buiten (retrograde ejaculatie). Ook kan het een verstoorde zaadlozing, of zelfs de afwezigheid van een zaadlozing veroorzaken. Dit type operatie moet dus worden voorkomen wanneer mogelijk om het seksueel disfunctioneren te beperken [130].


Chemotherapie gebaseerd op cisplatine resulteert, zoals bij het onderdeel over vruchtbaarheid beschreven, bij de meeste mannen in tijdelijke of permanente afwezigheid of een sterk verminderd aantal zaadcellen in het sperma (azoöspermie). Hoelang dit aanhoudt varieert per persoon. Azoöspermie kan leiden tot vruchtbaarheidsproblemen wat met name bij mannen met een kinderwens kan zorgen voor psychologische stress en emotionele belasting [130]. Hieronder wordt beschreven hoe deze psychologische stress kan leiden tot seksuele problemen. 

Afbeelding 13. 

[150]

Interactie psychologische stress en seksueel disfunctioneren

Ondanks dat fysieke en behandelingsaspecten invloed hebben op het seksueel functioneren van de man, lijkt de emotionele impact een grotere voorspeller te zijn van seksueel disfunctioneren [140, 141].

Zoals beschreven in voorgaande onderdelen is teelbalkanker geassocieerd met een hogere mate van depressieve gevoelens [145]. Uit onderzoeken is naar voren gekomen dat deze depressieve gevoelens samenhangen met seksueel disfunctioneren. Depressieve gevoelens gaan mogelijk samen met een verminderd libido, verminderde frequentie van geslachtsgemeenschap, erectiestoornissen en een vertraagd of afwezig orgasme, onafhankelijk van het gebruik van antidepressiva [141]. 


Een factor gerelateerd aan depressie die onafhankelijk invloed heeft op het seksueel functioneren is het hebben van een negatief zelfbeeld [140]. Het zelfbeeld is een concept dat zowel gevoelsmatige, gedragsmatige en cognitieve aspecten omvat met betrekking tot het eigen lichaam. Uit onderzoek blijkt dat 17% van de mannen die behandeld zijn voor teelbalkanker negatieve veranderingen in het gevoel van mannelijkheid ervaarden. Deze bevinding kan verklaard worden doordat de teelballen geassocieerd worden met fantasieën en symboliek van mannelijkheid en fysieke kracht [140]. Door overtuigingen gebaseerd op het ideaalbeeld van mannelijkheid waarbij seksueel functioneren centraal staat in de mannelijke identiteit, kan het seksueel functioneren worden aangetast [146].

 

Een ander psychologisch aspect wat mogelijk invloed heeft op het seksueel disfunctioneren is de angst voor onvruchtbaarheid [140]. Bekend is dat teelbalkanker geassocieerd is met verminderde vruchtbaarheid [130]. Angst voor onvruchtbaarheid wordt in verband gebracht met negatieve effecten op het identiteitsgevoel, het gevoel van mannelijkheid en het psychologisch welzijn [140]. Angst bij patiënten met teelbalkanker omvat niet alleen de angst om zich niet te kunnen voortplanten maar heeft ook te maken met de bezorgdheid over ouderschap gerelateerde factoren zoals lang genoeg leven om kinderen groot te brengen, genetische aanleg voor kanker, het bespreken van vruchtbaarheidsproblemen met de partner en acceptatie van mogelijke onvruchtbaarheid [140].

 

Een andere voorspeller voor seksueel disfunctioneren bij teelbalkankerpatiënten is de relatiestatus. Uit onderzoek komt naar voren dat getrouwde mannen over het algemeen een betere kwaliteit van leven hebben dan alleenstaande mannen, inclusief het seksueel functioneren. Mannen met teelbalkanker zonder stabiele relatie ervaren vaker een verminderde drive, erectie- en ejaculatieproblemen en verminderde seksuele bevrediging ten opzichte van mannen met een partner. Aangezien mannen met teelbalkanker relatief jong zijn (tussen de 15 en 44 jaar), zal een deel van deze mannen nog geen relatie hebben en dus seksuele problemen ervaren [140, 141]. Een verklaring hiervoor kan zijn dat single mannen meer onzekerheid ervaren over hun fysieke functioneren omdat ze de intimiteit van een relatie missen. Daarnaast kunnen zij zich zorgen maken over mogelijke onvruchtbaarheid waardoor ze zich afvragen of ze wel een partner zullen vinden. Als laatste is het mogelijk dat alleenstaande mannen de steun van een partner missen waardoor zij over het algemeen meer psychologische stress ervaren [140, 141].

Invloed seksualiteit op depressie

Hierboven is vooral de invloed beschreven die het hebben van depressieve gevoelens heeft op het ontwikkelen van seksuele problemen. Echter, blijkt ook uit onderzoeken dat seksueel disfunctioneren mogelijk kan leiden tot meer depressie en vermoeidheid [141]. Uit onderzoek blijkt dat erectiestoornissen en een verminderd verlangen naar seks direct gerelateerd zijn aan verminderde kwaliteit van leven en geluk [147]. Deze relatie is afhankelijk van de relationele tevredenheid.

3.4 Check your mental health, Check your balls!

Als afsluiting van onze wikipagina over de complexe relatie tussen teelbalkanker en depressiviteit, willen we benadrukken hoe cruciaal het is om zowel je mentale gezondheid als je fysieke welzijn te controleren. Hoewel de overlevingskansen bij teelbalkanker positief zijn, is het essentieel om ook aandacht te besteden aan de emotionele aspecten van de ziekte [21]. We moedigen patiënten aan om actief te zoeken naar ondersteunende gemeenschappen en bronnen waar ze met elkaar kunnen praten en waar ze meer informatie kunnen vinden over hun unieke situatie. Hieronder zijn links te vinden naar websites voor lotgenotencontact bij teelbalkanker of depressie. Tot op heden bestaat er echter helaas nog geen specifieke website die beide aandoeningen combineert, hierin is deze wikipagina een voorloper. Wij moedigen aan en hopen dat er in de toekomst wel zo'n platform zal ontstaan.

Websites voor lotgenotencontact:

  • Teelbalkanker: Stichting Zaadbalkanker 

  • Depressiviteit: Supportgroepen | Depressie Vereniging 

We moeten ons ook bewust zijn van het verhoogde risico op zelfmoord bij patiënten met teelbalkanker, vooral onder minderheden en jonge mannen [148]. Het is belangrijk om dit risico serieus te nemen en de nodige ondersteuning en hulp te bieden aan degenen die het nodig hebben. Als jijzelf worstelt met zelfmoordgedachten, is het belangrijk om hulp te zoeken. Je staat er nooit alleen voor! Bel naar de zelfmoordpreventielijn (113 of 0800-0113) of praat erover met een vertrouwenspersoon. Er zijn mensen die willen luisteren en je kunnen helpen. Daarnaast is hieronder ook een website te vinden over zelfmoordpreventie. 

Website zelfmoordpreventie:

  • Zelfmoordpreventie: Homepage | 113 Zelfmoordpreventie 

Laten we samen streven naar een omgeving waarin mentale gezondheid net zo belangrijk wordt geacht als fysieke gezondheid, en waar patiënten met teelbalkanker de steun en middelen krijgen die ze nodig hebben en verdienen. Kortom, controleer niet alleen je ballen, maar ook je mentale gezondheid! 

Bedankt voor het lezen van deze wikipagina! 

disclaimer: Deze wikipagina is samengesteld door studenten van de master Medische Psychologie aan de Universiteit van Tilburg. De gegevens zijn verzameld in 2024 en kunnen mogelijk niet actueel zijn op het moment van raadpleging. Aan deze wikipagina kunnen geen rechten worden ontleend. Verder is er gebruik gemaakt van een software programma als hulpmiddel bij het schrijven van deze wikipagina [149]. Specifiek is ChatGPT 3.5 gebruikt ter inspiratie voor het verkrijgen van ideeën en voor het parafraseren van zinnen. Daarnaast zijn alle gebruikte afbeeldingen in deze wikipagina afkomstig van Canva, een site met rechtenvrije afbeeldingen [150]. Raadpleeg uw huisarts voor specifieke vragen na het lezen van deze pagina.


Referentielijst 

1.    Erasmus MC (2020, 24 februari). Scrotaal zelfonderzoek [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=xL_slpV-43M

2.     Stevenson, S. M., & Lowrance, W. T. (2015). Epidemiology and diagnosis of testis cancer. The Urologic clinics of North America, 42(3), 269–275. https://doi.org/10.1016/j.ucl.2015.04.001  

3.     Sung, H., Ferlay, J., Siegel, R. L., Laversanne, M., Soerjomataram, I., Jemal, A., & Bray, F. (2021). Global cancer statistics 2020: GLOBOCAN estimates of incidence and mortality worldwide for 36 cancers in 185 countries. CA: a cancer journal for clinicians, 71(3), 209–249. https://doi.org/10.3322/caac.21660

4.     Znaor, A., Skakkebaek, N. E., Rajpert-De Meyts, E., Kuliš, T., Laversanne, M., Gurney, J., Sarfati, D., McGlynn, K. A., & Bray, F. (2022). Global patterns in testicular cancer incidence and mortality in 2020. International Journal of Cancer, 151(5), 692–698. https://doi.org/10.1002/ijc.33999

5.     Kanker.nl. (2022a, juli). Soorten zaadbalkanker. Kanker.nl. https://www.kanker.nl/kankersoorten/zaadbalkanker-teelbalkanker/algemeen/soorten zaadbalkanker

6.     UMCG. (z.d.). Goedaardige of kwaadaardige tumor?. UMCG oncologie. https://umcgprotonentherapiecentrum.nl/goedaardige-of-kwaadaardige-tumor/

7.     Boccellino, M., Vanacore, D., Zappavigna, S., Cavaliere, C., Rossetti, S., D'Aniello, C., Chieffi, P., Amler, E., Buonerba, C., Di Lorenzo, G., Di Franco, R., Izzo, A., Piscitelli, R., Iovane, G., Muto, P., Botti, G., Perdonà, S., Caraglia, M., & Facchini, G. (2017). Testicular cancer from diagnosis to epigenetic factors. Oncotarget, 8(61), 104654- 104663. https://doi.org/10.18632/oncotarget.20992

8.     Frérot, M., Lefebvre, A., Aho, S., Callier, P., Astruc, K., & Aho Glélé, L. S. (2018). What is epidemiology? Changing definitions of epidemiology 1978-2017. PloS one, 13(12), e0208442. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0208442

9.     Manecksha, R. P., & Fitzpatrick, J. M. (2009). Epidemiology of testicular cancer. BJU international, 104(9 Pt B), 1329–1333. https://doi.org/10.1111/j.1464-410X.2009.08854.x

10. Baird, D. C., Meyers, G. J., & Hu, J. S. (2018). Testicular cancer: Diagnosis and treatment. American Family Physician, 97(4), 261–268. 

11. Fosså, S. D., Chen, J., Schonfeld, S. J., McGlynn, K. A., McMaster, M. L., Gail, M. H., &  Travis, L. B. (2005). Risk of contralateral testicular cancer: a population-based study of 29 515 US men. Journal of the National Cancer Institute, 97(14), 1056–1066. https://doi.org/10.1093/jnci/dji185

12. Hemminki, K., & Li, X. (2004). Familial risk in testicular cancer as a clue to a heritable and environmental aetiology. British Journal of Cancer, 90(9), 1765–1770. https://doi.org/10.1038/sj.bjc.6601714

13. Lip, S. Z., Murchison, L. E., Cullis, P. S., Govan, L., & Carachi, R. (2013). A meta- analysis of the risk of boys with isolated cryptorchidism developing testicular cancer in later life. Archives of Disease in Childhood, 98(1), 20–26. https://doi.org/10.1136/archdischild-2012-302051

14. Akre, O., Pettersson, A., & Richiardi, L. (2009). Risk of contralateral testicular cancer among men with unilaterally undescended testis: A meta analysis. International Journal of Cancer, 124(3), 687–689. https://doi.org/10.1002/ijc.23936

15. Chan, E., Wayne, C., Nasr, A., & FRCSC for Canadian Association of Pediatric Surgeon Evidence-Based Resource (2014). Ideal timing of orchiopexy: a systematic review. Pediatric surgery international, 30(1), 87–97. https://doi.org/10.1007/s00383-013-3429-y

16. Walsh, T. J., Dall’Era, M., Croughan, M. S., Carroll, P. R., & Turek, P. J. (2007). Prepubertal orchiopexy for cryptorchidism may be associated with lower risk of testicular cancer. The Journal of Urology, 178(4), 1440–1446. https://doi.org/10.1016/j.juro.2007.05.166

17. Srivastava, A. K., & Kreiger, N. (2004). Cigarette smoking and testicular cancer. Cancer Epidemiology, Biomarkers & Prevention, 13(1), 49–54. https://doi.org/10.1158/10559965.epi-03-0133

18. Song, A., Myung, N. K., Bogumil, D., Ihenacho, U., Burg, M. L., & Cortessis, V. K. (2020). Incident testicular cancer in relation to using marijuana and smoking tobacco: A systematic review and meta-analysis of epidemiologic studies. Urologic Oncology, 38(7), 642.e1-642.e9. https://doi.org/10.1016/j.urolonc.2020.03.013

19. Biggs, M. L., Doody, D. R., Trabert, B., Starr, J. R., Chen, C., & Schwartz, S. M. (2016). Consumption of alcoholic beverages in adolescence and adulthood and risk of testicular germ cell tumor. International Journal Of Cancer, 139(11), 2405–2414. https://doi.org/10.1002/ijc.30368

20. Office for National Statistics. (2019). Cancer survival in England: adult, stage at diagnosis and childhood–patients followed up to 2018. 

21. Cheng, L., Albers, P., Berney, D. M., Feldman, D. R., Daugaard, G., Gilligan, T. D., & Looijenga, L. H. J. (2018). Testicular cancer. Nature Reviews. Disease Primers, 4(1). https://doi.org/10.1038/s41572-018-0029-0

22. UMCG. (z.d.). Zaadbalkanker: onderzoek en diagnose. UMCG. https://www.umcg.nl/-/zaadbalkanker-onderzoek-en-diagnose#:~:text=goede%20prognose%3A%20de%20kans%20op,zaadbalkanker%0hebben%20een%20intermediaire%20prognose

23. Nauman M, Leslie SW. Nonseminomatous testicular tumors. [Updated 2023 Aug 14]. In: StatPearls [Internet]. Treasure Island (FL): StatPearls Publishing; 2024 Jan-. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK568754/

24. Gaddam SJ, Chesnut GT. Testicle Cancer. [Updated 2023 May 27]. In: StatPearls [Internet]. Treasure Island (FL): StatPearls Publishing; 2024 Jan-. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK563159/

25. Leman, E. S., & Gonzalgo, M. L. (2010). Prognostic features and markers for testicular cancer management. Indian journal of Urology, 26(1), 76–81. https://doi.org/10.4103/0970-1591.60450

26. Albers, P., Albrecht, W., Algaba, F., Bokemeyer, C., Cohn-Cedermark, G., Fizazi, K., Horwich, A., Laguna, M. P., Nicolai, N., Oldenburg, J., & European Association of Urology (2015). Guidelines on testicular cancer: 2015 update. European Urology, 68(6), 1054–1068. https://doi.org/10.1016/j.eururo.2015.07.044

27. Kanker.nl. (2022b, juli). Het stadium van zaadbalkanker. Kanker.nl. 

https://www.kanker.nl/kankersoorten/zaadbalkanker-teelbalkanker/diagnose/het-stadium-van-zaadbalkanker

28. Kanker.nl. (2022c, juli). Behandeling van zaadbalkanker. Kanker.nl. 

https://www.kanker.nl/kankersoorten/zaadbalkanker-teelbalkanker/behandelingen/behandeling-van-zaadbalkanker

29. Koschel, S. G., & Wong, L. M. (2020). Radical inguinal orchidectomy: The gold standard for initial management of testicular cancer. Translational Andrology and Urology, 9(6), 3094–3102. https://doi.org/10.21037/tau.2019.12.20

30. Kanker.nl. (2022d, juli). Operatie bij zaadbalkanker: orchidectomie. Kanker.nl. 

https://www.kanker.nl/kankersoorten/zaadbalkanker-teelbalkanker/behandelingen/operatie-bij-zaadbalkanker-orchidectomie

31. YOU rology. (2017, maart 17). Balkanker [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=NxmhxwcabmQ

32. Makin, G. (2018). Principles of chemotherapy. Paediatrics and Child Health, 28(4), 183-188. https://doi.org/10.1016/j.paed.2018.02.002

33. Wiemann, M. C., & Calabresi, P. (1983). Principles of current cancer chemotherapy. PubMed, 9(3), 46–52. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/6839689

34. Zorginstituut Nederland. (z.d.-a). Geneesmiddelenoverzicht cystostatische antibiotica. Farmacotherapeutisch Kompas. https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/cytostatische_antibiotica

35. Zorginstituut Nederland. (z.d.-b). Geneesmiddelenoverzichtpodofyllotoxinederivaten. Farmacotherapeutisch Kompas. https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/podofyllotoxinederivaten 

36. Zorginstituut Nederland. (z.d.-c). Geneesmiddelenoverzicht platinaverbindingen. Farmacotherapeutisch Kompas. https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/groepsteksten/platinaverbindingen

37. Jońska-Gmyrek, J., Pęczkowski, P., Michalski, W., Poniatowska, G., Żółciak-Siwińska, A., Kotowicz, B., Wiechno, P., Golawska, M., Kowalska, M., & Demkow, T. (2017). Radiotherapy in testicular germ cell tumours – a literature review. Współczesna Onkologia, 3, 203–208. https://doi.org/10.5114/wo.2017.69592

38. Kanker.nl. (2022e, juli). Bestraling bij zaadbalkanker. Kanker.nl. https://www.kanker.nl/kankersoorten/zaadbalkanker-teelbalkanker/behandelingen/bestraling-bij-zaadbalkanker

39. Kanker.nl. (2022f, juli). Lymfeklieroperatie bij zaadbalkanker. Kanker.nl. 

https://www.kanker.nl/kankersoorten/zaadbalkanker-teelbalkanker/behandelingen/lymfeklieroperatie-bij-zaadbalkanker  

40. Berthelsen, J. G., & Skakkebaek, N. E. (1983). Gonadal function in men with testis cancer. Fertility and Sterility, 39(1), 68–75. https://doi.org/10.1016/S0015-0282(16)46760-9  

41. Kumar, P., Kumar, N., Thakur, D. S., & Patidar, A. (2010). Male hypogonadism: Symptoms and treatment. Journal of Advanced Pharmaceutical Technology & Research, 1(3), 297–301. https://doi.org/10.4103/0110-5558.72420

42. Kanker.nl. (2023, juli). Chemotherapie, wat is het en hoe krijg je chemotherapie? [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=Wa9lXnd4p_k

43. Aass, N., Fosså, S. D., & Høst, H. (1992). Acute and subacute side effects due to infra-diaphragmatic radiotherapy for testicular cancer: A prospective study. International Journal of Radiation Oncology, Biology, Physics, 22(5), 1057–1064. https://doi.org/10.1016/0360-3016(92)90808-u

44. Huddart, R. A., Norman, A., Shahidi, M., Horwich, A., Coward, D., Nicholls, J., & Dearnaley, D. P. (2003). Cardiovascular disease as a long-term complication of treatment for testicular cancer. Journal of Clinical Oncology, 21(8), 1513-1523. https://doi.org/10.1200/JCO.2003.04.173

45. Richiardi, L., Scélo, G., Boffetta, P., Hemminki, K., Pukkala, E., Olsen, J. H., Weiderpass, E., Tracey, E., Brewster, D. H., McBride, M. L., Kliewer, E. V., Tonita, J. M., Pompe-Kirn, V., Kee-Seng, C., Jonasson, J. G., Martos, C., & Brennan, P. (2007). Second malignancies among survivors of germ-cell testicular cancer: A pooled analysis between 13 cancer registries. International Journal of Cancer, 120(3), 623–631. https://doi.org/10.1002/ijc.22345  

46. Rovito, M. J., Leone, J. E., & Cavayero, C. (2015). “Off-Label” usage of testicular self examination (TSE): Benefits beyond cancer detection. American Journal of Men’s Health, 12(3), 505–513. https://doi.org/10.1177/1557988315584942

47. Akçalı, K. C., & Taştan, S. (2023). The effects of flipped classroom model on knowledge,behaviour and health beliefs on testicular cancer and self-examination: A randomized controlled trial study. Health Education Research, 38(3), 230–240. https://doi.org/10.1093/her/cyad007

48. Ugboma, H. A. A., & Aburoma, H. L. S. (2011). Public awareness of testicular cancer and testicular self-examination in academic environments: a lost opportunity. Clinics, 66(7), 1125–1128. https://doi.org/10.1590/s1807-59322011000700001

49. Kennett, A., Shaw, J. W., & Woolley, P. D. (2014). Testicular self-examination amongst genitourinary medicine clinic attendees. International Journal of STD & AIDS, 25(12), 844–850. https://doi.org/10.1177/0956462414522774

50. Cronholm, P. F., Mao, J. J., Nguyêñ, G. T., & Paris, R. T. (2008). A dilemma in male engagement in preventive services: Adolescent males’ knowledge and attitudes toward testicular cancer and testicular self-exam. American Journal of Men’s Health, 3(2), 134–140. https://doi.org/10.1177/1557988308315071

51. Rincones, O., Smith, A. B., Naher, S., Mercieca-Bebber, R., & Stockler, M. R. (2021). An updated systematic review of quantitative studies assessing anxiety, depression, fear of cancer recurrence or psychological distress in testicular cancer survivors. Cancer Management and Research, Volume 13, 3808 – 3816. https://doi.org/10.2147/cmar.s198039

52. Dincer, A. N., Brunckhorst, O., Genel, O., Dasgupta, P., Muneer, A., & Ahmed, K. (2021). Quality of life, anxiety and depression patient-reported outcome measures in testicular cancer: A systematic review. Psycho‐Oncology, 30(9), 1420–1429. https://doi.org/10.1002/pon.5700

53. Pettersson, A., Kaijser, M., Richiardi, L., Askling, J., Ekbom, A., & Akre, O. (2004). Women smoking and testicular cancer: One epidemic causing another? International Journal Of Cancer, 109(6), 941–944. https://doi.org/10.1002/ijc.20088

54. Boden, J. M., Fergusson, D. M., & Horwood, L. J. (2010). Cigarette smoking and depression: Tests of causal linkages using a longitudinal birth cohort. British Journal Of Psychiatry, 196(6), 440–446. https://doi.org/10.1192/bjp.bp.109.065912

55. Dierker, L., Selya, A., Lanza, S., Li, R., & Rose, J. (2018). Depression and marijuana use disorder symptoms among current marijuana users. Addictive Behaviors, 76, 161–168. https://doi.org/10.1016/j.addbeh.2017.08.013

56. Amiri, A., Chovanec, M., Oliva, V., Sedliak, M., Mego, M., Ukropec, J., & Ukropcová, B. (2021). Chemotherapy‐induced toxicity in patients with testicular germ cell tumors: The impact of physical fitness and regular exercise. Andrology, 9(6), 1879–1892. https://doi.org/10.1111/andr.13078

57. Thorsen, L., Nystad, W., Stigum, H., Dahl, O., Klepp, O., Bremnes, R. M., Wist, E., & Fosså, S. D. (2005). The association between self-reported physical activity and prevalence of depression and anxiety disorder in long-term survivors of testicular cancer and men in a general population sample. Supportive Care in Cancer: Official Journal of the Multinational Association of Supportive Care in Cancer, 13(8), 637–646. https://doi.org/10.1007/s00520-004-0769-0

58. Aass, N., Kaasa, S., Lund, E., Kaalhus, O., Heier, M. S., & Fosså, S. D. (1990). Long term somatic side-effects and morbidity in testicular cancer patients. British Journal of Cancer, 61(1), 151–155. https://doi.org/10.1038/bjc.1990.31

59. Dai, S., Mo, Y., Wang, Y., Xiang, B., Liao, Q., Zhou, M., Li, X., Li, Y., Wang, X., Li, G., Guo, C., & Zeng, Z. (2020). Chronic stress promotes cancer development. Frontiers in Oncology, 10. https://doi.org/10.3389/fonc.2020.01492

60. Jia, Y., Liu, L., Sheng, C., Cheng, Z., Cui, L., Li, M., Zhao, Y., Shi, T., Yau, T. O., Li, F., & Chen, L. (2019). Increased serum levels of cortisol and inflammatory cytokines in people with depression. The Journal of Nervous and Mental  Disease, 207(4), 271–276. https://doi.org/10.1097/NMD.0000000000000957

61. Kreiberg, M., Bandak, M., Lauritsen, J., Andersen, K. K., Skøtt, J. W., Johansen, C., Agerbæk, M., Holm, N. V., Lau, C. J., & Daugaard, G. (2019). Psychological stress in long-term testicular cancer survivors: A Danish nationwide cohort study. Journal Of Cancer Survivorship, 14(1), 72–79. https://doi.org/10.1007/s11764-019-00835-0

62. Feller, L., Khammissa, R. A. G., Ballyram, R., Chandran, R., & Lemmer, J. (2019). Chronic psychosocial stress in relation to cancer. Middle East Journal of Cancer, 10(1), 1-8. https://doi.org/10.30476/mejc.2019.44680

63. Liu, Y., Tian, S., Ning, B., Huang, T., Li, Y., & Wei, Y. (2022). Stress and cancer: The mechanisms of immune dysregulation and management. Frontiers in Immunology, 13, 1032294. https://doi.org/10.3389/fimmu.2022.1032294

64. Van Praag, H. M. (2004). Can stress cause depression? Progress in Neuro psychopharmacology & Biological Psychiatry, 28(5), 891–907. https://doi.org/10.1016/j.pnpbp.2004.05.031

65. Richardson, L. C., Neri, A., Tai, E., & Glenn, J. (2012). Testicular cancer: A narrative review of the role of socioeconomic position from risk to survivorship. Urologic Oncology, 30(1), 95–101. https://doi.org/10.1016/j.urolonc.2011.09.010

66. Kerns, S. L., Fung, C., Fosså, S. D., Dinh, P. C., Monahan, P. O., Sesso, H. D., Frisina, R. D., Feldman, D. R., Hamilton, R. J., Vaughn, D. J., Martin, N. E., Huddart, R., Kollmannsberger, C., Sahasrabudhe, D. M., Ardeshir-Rouhani-Fard, S., Einhorn, L. H., & Travis, L. B. (2020). Relationship of cisplatin-related adverse health outcomes with disability and unemployment among testicular cancer survivors. JNCI Cancer Spectrum, 4(4). https://doi.org/10.1093/jncics/pkaa022

67. Kosidou, K., Dalman, C., Lundberg, M., Hallqvist, J., Isacsson, G., & Magnusson, C. (2011). Socioeconomic status and risk of psychological distress and depression in the Stockholm public health cohort: A population-based study. Journal Of Affective Disorders, 134(1–3), 160–167. https://doi.org/10.1016/j.jad.2011.05.024

68. Tuinman, M. A., Hoekstra, H. J., Fleer, J., Sleijfer, D., & Hoekstra-Weebers, J. E. H. M. (2006). Self-esteem, social support, and mental health in survivors of testicular cancer: A comparison based on relationship status. Urologic Oncology, 24(4), 279-286. https://doi.org/10.1016/j.urolonc.2005.06.023

69. Beurel, E., Toups, M., & Nemeroff, C. B. (2020). The bidirectional relationship of depression and inflammation: Double trouble. Neuron, 107(2), 234–256. https://doi.org/10.1016/j.neuron.2020.06.002

70. Yazıcı, S., Del Biondo, D., Napodano, G., Grillo, M., Calace, F. P., Prezioso, D., Crocetto, F., & Barone, B. (2023). Risk factors for testicular cancer: Environment, genes and infections—Is it all? Medicina-Lithuania, 59(4), 724.

https://doi.org/10.3390/medicina59040724

71. Garner, M. J., Turner, M. C., Ghadirian, P., & Krewski, D. (2005). Epidemiology of testicular cancer: An overview. International Journal Of Cancer, 116(3), 331–339. https://doi.org/10.1002/ijc.21032

72. Hauger, R. L., Saelzler, U. G., Pagadala, M., & Panizzon, M. S. (2022). The role of testosterone, the androgen receptor, and hypothalamic-pituitary–gonadal axis in depression in ageing men. Reviews in Endocrine And Metabolic Disorders, 23(6), 1259–1273. https://doi.org/10.1007/s11154-022-09767-0

73. Wiechno, P., Demkow, T., Kubiak, K., Sadowska, M., & Kamińska, J. (2007). The quality of life and hormonal disturbances in testicular cancer survivors in Cisplatin era. European Urology, 52(5), 1448–1454. https://doi.org/10.1016/j.eururo.2007.05.012 

74. Berger, C. C., Bokemeyer, C., Schuppert, F., & Schmoll, H. J. (1996). Endocrinological late effects after chemotherapy for testicular cancer. British Journal of Cancer, 73(9),   1108–1114. https://doi.org/10.1038/bjc.1996.213

75. Fawzy, F., Hussein, A. H., Eid, M. M., Kashash, A. M. E., & Salem, H. (2015). Cryptorchidism and fertility. Clinical Medicine Insights, 9, CMRH.S25056. https://doi.org/10.4137/cmrh.s25056

76. Gurney, J., McGlynn, K. A., Stanley, J., Merriman, T. R., Signal, V., Shaw, C., Edwards, R., Richiardi, L., Hutson, J. M., & Sarfati, D. (2017). Risk factors for cryptorchidism. Nature Reviews Urology, 14(9), 534–548. https://doi.org/10.1038/nrurol.2017.90

77. Skakkebæk, N. E. (2003). Testicular dysgenesis syndrome. Hormone Research in Paediatrics, 60(3), 49. https://doi.org/10.1159/000074499

78. Dinesh, A. A., Helena Pagani Soares Pinto, S., Brunckhorst, O., Dasgupta, P., & Ahmed, K. (2021). Anxiety, depression and urological cancer outcomes: A systematic review. Urologic Oncology, 39(12), 816 828. https://doi.org/10.1016/j.urolonc.2021.08.003

79. Pierce, J. P., White, V., & Emery, S. (2011). What public health strategies are needed to reduce smoking initiation? Tobacco Control, 21(2), 258–264. https://doi.org/10.1136/tobaccocontrol-2011-050359

80. Newton, N. C., Teesson, M., Vogl, L., & Andrews, G. (2009). Internet-based prevention for alcohol and cannabis use: Final results of the Climate Schools course. Addiction, 105(4), 749–759. https://doi.org/10.1111/j.1360-0443.2009.02853.x

81. Larimer, M. E., & Cronce, J. M. (2007). Identification, prevention, and treatment revisited: Individual-focused college drinking prevention strategies 1999–2006. Addictive Behaviors, 32(11), 2439–2468. https://doi.org/10.1016/j.addbeh.2007.05.006

82. Patel, A. V., Friedenreich, C. M., Moore, S. C., Hayes, S. C., Silver, J. K., Campbell, K. L., Winters‐Stone, K. M., Gerber, L. H., George, S. M., Fulton, J. E., Denlinger, C. S., Morris, G., Hue, T. F., Schmitz, K. H., & Matthews, C. E. (2019). American college of sports medicine roundtable report on physical activity, sedentary behavior, and cancer prevention and control. Medicine And Science in Sports and Exercise, 51(11), 23912402. https://doi.org/10.1249/mss.0000000000002117

83. Hu, D., Zhou, S., Crowley-McHattan, Z. J., & Zhi-Yun, L. (2021). Factors that influence participation in physical activity in school-aged children and adolescents: A systematic review from the social ecological model perspective. International Journal of Environmental  Research and Public Health (Online), 18(6), 3147. https://doi.org/10.3390/ijerph18063147

84. Muñoz, R. F., Cuijpers, P., Smit, F., Barrera, A. Z., & Leykin, Y. (2010). Prevention of major depression. Annual Review of Clinical Psychology, 6(1), 181–212. https://doi.org/10.1146/annurev-clinpsy-033109-132040

85. Shinn, E. H., Basen-Engquist, K., Thornton, B., Spiess, P. E., & Pisters, L. L. (2007). Health behaviors and depressive symptoms in testicular cancer survivors. Urology, 69(4), 748–753. https://doi.org/10.1016/j.urology.2006.12.022

86. American, P. A. (2015). Depressive disorders: Dsm-5® selections. American Psychiatric Publishing.

87. Dahl, A. A., Haaland, C. F., Mykletun, A., Bremnes, R., Dahl, O., Klepp, O., Wist, E., & Fosså, S. D. (2005). Study of anxiety disorder and depression in long-term survivors of testicular cancer. Journal of Clinical Oncology: Official Journal of The American Society of Clinical Oncology, 23(10), 2389–2395. https://doi.org/10.1200/JCO.2005.05.061

88. Alacacıoğlu, A., Ulger, E., Varol, U., Yavuzşen, T., Akyol, M., Yildiz, Y., Yıldız, I., Bayoğlu, V., Dirican, A., Demir, L., Salman, T., Kucukzeybek, Y., Alacacıoglu, I., Can, H., & Tarhan, M. (2014). Sexual satisfaction, anxiety, depression and   quality of life in testicular cancer survivors. Medical Oncology, 31,16. https://doi.org/10.1007/s12032-014-0043-3.        

89. Fung, C., Dinh, P., Fosså, S., & Travis, L. (2019). Testicular cancer survivorship. Journal of the National Comprehensive Cancer Network: JNCCN, 17 12, 1557-1568 . https://doi.org/10.6004/jnccn.2019.7369

90. Schepisi, G., De Padova, S., De Lisi, D., Casadei, C., Meggiolaro, E., Ruffilli, F., Rosti,   G., Lolli, C., Ravaglia, G., Conteduca, V., Farolfi, A., Grassi, L., & De  Giorgi, U. (2019). Psychosocial issues in long-term survivors of testicular cancer. Frontiers in Endocrinology, 10, 113. https://doi.org/10.3389/fendo.2019.00113

91. Mackenzie, C. S., Visperas, A., Ogrodniczuk, J. S., Oliffe, J. L., & Nurmi, M. A. (2019). Age and sex differences in self-stigma and public stigma concerning depression and suicide in men. Stigma and Health, 4(2), 233. https://doi.org/10.1037/sah0000138

92. Smets, E. M. A., Nieuwkerk, P.T., & Hoos, A. M. (2006). Therapietrouw. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. https://doi.org/10.1007/978-90-313-7033-7_13

93. Rutskij, R., Gaarden, T. L., Bremnes, R. M., Dahl, O., Finset, A., Fosså, S. D., Klepp, O., Sørebø, Ø., Wist, E., & Dahl, A. A. (2010). A study of coping in long-term testicular cancer survivors. Psychology, Health & Medicine, 15(2), 146–158.https://doi.org/10.1080/13548501003623955

94. Deleemans, J., Samnani, S., Lloyd, C., & Alimohamed, N. (2023). Improving adherence and health outcomes in testicular cancer survivors using a mobile health-based intervention: A mixed-methods pilot study. Digital Health, 9, 1–9. https://doi.org/10.1177/20552076231167002

95. Erkan, A., Keten, T., Güzel, Ö., Barali, D., Başboga, S., Kılıç, M., Çağlayan, V., Koç, A., & Tuncel, A. (2023). Compliance with follow-up in patients with testicular cancer receiving adjuvant chemotherapy: A novel study. Research Square, 1–10. https://doi.org/10.21203/rs.3.rs-3363941/v1

96. Jacobs, J. M., Pensak, N., Sporn, N., MacDonald, J., Lennes, I. T., Safren, S. A., Pirl, W. F., Temel, J. S., & Greer, J. A. (2017). Treatment satisfaction and adherence to oral chemotherapy in patients with cancer. Journal Of Oncology Practice, 13(5), e474e485. https://doi.org/10.1200/jop.2016.019729

97. Laoutidis, Z. G., & Mathiak, K. (2013). Antidepressants in the treatment of depression/depressive symptoms in cancer patients: A systematic review and meta-analysis. BMC Psychiatry, 13, 140. https://doi.org/10.1186/1471-244X-13-140

98. Vita, G., Compri, B., Matcham, F., Barbui, C., & Ostuzzi, G. (2023). Antidepressants for the treatment of depression in people with cancer. The Cochrane Database of Systematic Reviews, 3(3), CD011006. https://doi.org/10.1002/14651858.CD011006.pub4

99. Andrade, C., & Rao, N. S. (2010). How antidepressant drugs act: A primer on neuroplasticity as the eventual mediator of antidepressant efficacy. Indian Journal of Psychiatry, 52(4), 378–386. https://doi.org/10.4103/0019-  5545.74318

100.    Gao, S., Zhang, X., Xu, H., Miao, D., Qian, J., Wu, Z., & Shi, W. (2022). Promoting 

the hippocampal PPARα expression participates in the antidepressant mechanism of

reboxetine, a selective norepinephrine reuptake inhibitor. Behavioural Brain Research, 

416, 113535. https://doi.org/10.1016/j.bbr.2021.113535

101.      Nutt, D. J., Forshall, S., Bell, C., Rich, A., Sandford, J., Nash, J., & Argyropoulos, S. (1999). Mechanisms of action of selective serotonine reuptake inhibitors in the treatment of psychiatric disorders. European Neuropsychopharmacology: The Journal of the European College of Neuropsychopharmacology, 9 Suppl 3, S81–S86. https://doi.org/10.1016/s0924-977x(99)00030-9

102.      Lochmann, D., & Richardson, T. (2019). Selective serotonin reuptake inhibitors. Handbook of Experimental Pharmacology, 250, 135–144. https://doi.org/10.1007/164_2018_172

103.      Schwasinger-Schmidt, T. E., & Macaluso, M. (2019). Other antidepressants. Antidepressants: From Biogenic Amines to New Mechanisms of Action, 325-355. https://doi.org/10.1007/164_2018_167

104.      Moraczewski, J., Awosika, A. O., & Aedma, K. K. (2023). Tricyclic antidepressants.StatPearls. StatPearls Publishing.

105.      Ostadkarampour, M., & Putnins, E. E. (2021). Monoamine oxidase inhibitors: A review of their anti-inflammatory therapeutic potential and mechanisms of action. Frontiers in Pharmacology, 12, 676239. https://doi.org/10.3389/fphar.2021.676239

106.      Demirtaş, T., & Temircan, Z. (2021). Health-related quality of life, depression, anxiety and sexual dysfunction in patients with testicular cancer. Journal of Men’s Health, 1. https://doi.org/10.31083/jomh.2021.108

107.      Rincones, O., Smith, A. B., Naher, S., Mercieca-Bebber, R., & Stockler, M. R. (2021). An updated systematic review of quantitative studies assessing anxiety, depression, fear of cancer recurrence or psychological distress in testicular cancer survivors. Cancer Management and Research, Volume 13, 3808-3816. https://doi.org/10.2147/cmar.s198039

108.      Blower, P. R., De Wit, R., Goodin, S., & Aapro, M. (2005). Drug–drug interactions in oncology: Why are they important and can they be minimized? Critical Reviews in Oncology/Hematology, 55(2), 117–142. https://doi.org/10.1016/j.critrevonc.2005.03.007

109.      Caraci, F., Crupi, R., Drago, F., & Spina, E. (2011). Metabolic drug interactions between antidepressants and anticancer drugs: Focus on selective serotonin reuptake inhibitors and hypericum extract. Current Drug Metabolism, 12(6), 570–577. https://doi.org/10.2174/138920011795713706

110.      Guengerich F. P. (1997). Comparisons of catalytic selectivity of cytochrome P450 subfamily enzymes from different species. Chemico-Biological Interactions, 106(3), 161–182. https://doi.org/10.1016/s0009-2797(97)00068-9

111.      Yap, K. Y., Tay, W., Chui, W. K., & Chan, A. (2010). Clinically relevant drug interactions between anticancer drugs and psychotropic agents. European Journal of Cancer Care, 20(1), 6–32. https://doi.org/10.1111/j.1365-2354.2009.01113.x

112.      Engelmann, B. J., Ryan, J., & Farrell, N. (2014). Antidepressants and platinum drugs. PubMed, 34(1), 509–516. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/24403509

113.      Stahl, S. M. (2021). Stahl’s essential psychofarmacology: Neuroscientific basis and practical applications (5th ed.). New York, NY, US: Cambridge University Press

114.      Spina, E., Santoro, V., & D'Arrigo, C. (2008). Clinically relevant pharmacokinetic drug interactions with second-generation antidepressants: An update. Clinical Therapeutics, 30(7), 1206–1227. https://doi.org/10.1016/s0149-2918(08)80047-1

115.      Petersen, P. M., Skakkebæk, N. E., Vistisen, K., Rørth, M., & Giwercman, A. (1999). Semen quality and reproductive hormones before orchiectomy in men with testicular cancer. Journal of Clinical Oncology, 17(3), 941. https://doi.org/10.1200/jco.1999.17.3.941

116.      Ne, S., Meyts, E. R., & Main, K. M. (2001). Testicular dysgenesis syndrome: An increasingly common developmental disorder with environmental aspects: Opinion. Human Reproduction, 16(5), 972–978. https://doi.org/10.1093/humrep/16.5.972

117.      Hendrick, V., Gitlin, M., Altshuler, L. L., & Korenman, S. G. (2000). Antidepressant medications, mood and male fertility. Psychoneuroendocrinology, 25(1), 37–51. https://doi.org/10.1016/s0306-4530(99)00038-4

118.      Xu, J., He, K., Zhou, Y., Zhao, L., Lin, Y., Huang, Z., Xie, N., Yue, J., & Tang, Y. (2022). The effect of SSRIs on Semen quality: A systematic review and meta-analysis. Frontiers in Pharmacology, 13. https://doi.org/10.3389/fphar.2022.911489

119.      Santos, N. a. G. D., Rodrigues, M. a. C., Martins, N. M., & Santos, A. C. D. (2012). Cisplatin-induced nephrotoxicity and targets of nephroprotection: an update. Archives of Toxicology, 86(8), 1233–1250 https://doi.org/10.1007/s00204-012-0821-7

120.      Van Oosten, M. J. M., Koning, D. a. W., Logtenberg, S. J. J., Leegte, M., Bilo, H. J. G., Hemmelder, M. H., Jager, K. J., & Stel, V. S. (2021). Chronic prescription of antidepressant medication in patients with chronic kidney disease with and without kidney replacement therapy compared with matched controls in the Dutch general population. Ndt Plus, 15(4), 778–785. https://doi.org/10.1093/ckj/sfab242

121.      Oldenburg, J., Kraggerud, S. M., Cvancarova, M., Lothe, R., & Fosså, S. D. (2007). Cisplatin-induced long-term hearing impairment is associated with specific glutathione S-Transferase genotypes in testicular cancer survivors. Journal of Clinical Oncology, 25(6), 708–714. https://doi.org/10.1200/jco.2006.08.9599

122.      Zhong, P., Li, I., Shih, J., Yeh, C., Chiang, K., & Kao, L. T. (2021). Antidepressants and risk of sudden sensorineural hearing loss: A population-based cohort study. International Journal of Epidemiology, 50(5), 1686–1697.

https://doi.org/10.1093/ije/dyab023

123.      Selvy, M., Cuménal, M., Kerckhove, N., Courteix, C., Busserolles, J., & Balayssac, D. (2020). The safety of medications used to treat peripheral neuropathic pain, part 1 (antidepressants and antiepileptics): Review of double-blind, placebo-controlled, randomized clinical trials. Expert Opinion on Drug Safety, 19(6), 707–733. https://doi.org/10.1080/14740338.2020.1764934

124.      Smith, A. B., Butow, P., Olver, I., Luckett, T., Grimison, P., Toner, G. C., Stockler, M. R., Hovey, E., Stubbs, J., Turner, S., Hruby, G., Gurney, H., Alam, M., Cox, K., & King, M. T. (2016). The prevalence, severity, and correlates of psychological distress and impaired health-related quality of life following treatment for testicular cancer: A survivorship study. Journal of Cancer Survivorship: Research and Practice, 10(2), 223–233. https://doi.org/10.1007/s11764-015-0468-5

125.      Hershman, D. L., Lacchetti, C., Dworkin, R. H., Smith, E. M. L., Bleeker, J., Cavaletti, G., Chauhan, C., Gavin, P. G., Lavino, A., Lustberg, M., Paice, J. A., Schneider, B. P., Smith, M. L., Smith, T. J., Terstriep, S. A., Wagner‐Johnston, N. D., Bak, K., & Loprinzi, C. L. (2014). Prevention and management of chemotherapy-induced peripheral neuropathy in survivors of adult cancers: American society of clinical oncology clinical practice guideline. Journal of Clinical Oncology, 32(18), 1941–1967 https://doi.org/10.1200/jco.2013.54.0914 

126.      Grassi, L., Nanni, M. G., Rodin, G., Li, M., & Caruso, R. (2018). The use of antidepressants in oncology: A review and practical tips for oncologists. Annals of Oncology, 29(1), 101–111. https://doi.org/10.1093/annonc/mdx526

127.      Friedman, G. D., Schwalbe, J., Achacoso, N., Meng, M. V., Kroenke, C. H., & Habel, L. A. (2013). Antidepressants and testicular cancer. Cancer Causes & Control, 25(2), 251–258. https://doi.org/10.1007/s10552-013-0327-5

128.      Parekh, N., Lundy, S., & Vij, S. C. (2020). Fertility considerations in men with testicular cancer. Translational Andrology and Urology, 9(S1), S14–S23. https://doi.org/10.21037/tau.2019.08.08

129.      Brydøy, M., Fosså, S. D., Klepp, O., Bremnes, R. M., Wist, E., Wentzel‐Larsen, T., & Dahl, O. (2005). Paternity following treatment for testicular cancer. Journal of the National Cancer Institute, 97(21), 1580–1588. https://doi.org/10.1093/jnci/dji339

130.      Matos, E., Škrbinc, B., & Zakotnik, B. (2010). Fertility in patients treated for testicular cancer. Journal of Cancer Survivorship, 4(3), 274–278. https://doi.org/10.1007/s11764-010-0135-9

131.      Kissel, M., Terlizzi, M., Giraud, N., Alexis, A., Chevé, M., Vautier, J., Bossi, A., Morice, P., & Blanchard, P. (2023). Prostate radiotherapy may cause fertility issues: A retrospective analysis of testicular dose following modern radiotherapy techniques.Research Square, 1–20. https://doi.org/10.21203/rs.3.rs-3363460/v1

132.      Rees, P. J., Fowler, C. J., & Maas, C. P. (2007). Sexual function in men and women with neurological disorders. The Lancet, 369(9560), 512–525. https://doi.org/10.1016/s0140-6736(07)60238-4

133.      Kanker.nl. (2022g, juli). Vruchtbaarheid en zaadbalkanker. Kanker.nl. https://www.kanker.nl/kankersoorten/zaadbalkanker-teelbalkanker/gevolgen/vruchtbaarheid-en-zaadbalkanker

134.      Quinn, G. P., Vadaparampil, S. T., Lee, J. H., Jacobsen, P. B., Bepler, G., Lancaster, J. M., Keefe, D. L., & Albrecht, T. L. (2009). Physician referral for fertility preservation in oncology patients: A national study of practice behaviors. Journal Of Clinical Oncology, 27(35), 5952–5957. https://doi.org/10.1200/jco.2009.23.0250

135.      Klemetti, R., Raitanen, J., Sihvo, S., Saarni, S. I., & Koponen, P. (2010). Infertility, mental disorders and well‐being: A nationwide survey. Acta Obstetricia Et Gynecologica, 89(5), 677–682. https://doi.org/10.3109/00016341003623746

136.      Fisher, J. R. W., & Hammarberg, K. (2011). Psychological and social aspects of infertility in men: An overview of the evidence and implications for psychologically informed clinical care and future research. Asian Journal Of Andrology, 14(1), 121-129. https://doi.org/10.1038/aja.2011.72

137.      Luk, B. H., & Loke, A. Y. (2014). The impact of infertility on the psychological well being, marital relationships, sexual relationships, and quality of life of couples: A systematic review. Journal of Sex & Marital Therapy, 41(6), 610–625. https://doi.org/10.1080/0092623x.2014.958789

138.      Bulloch, A. G. M., Williams, J. V., Lavorato, D. H., & Patten, S. B. (2009). The relationship between major depression and marital disruption is bidirectional. Depression and Anxiety, 26(12), 1172–1177. https://doi.org/10.1002/da.20618

139.      Nazareth, I., Lewin, J., & King, M. (2001). Sexual dysfunction after treatment for testicular cancer. Journal of Psychosomatic Research, 51(6), 735–743. https://doi.org/10.1016/s0022-3999(01)00282-3

140.      Ljungman, L., Eriksson, L. E., Flynn, K. E., Gorman, J. R., Ståhl, O., Weinfurt, K. P., Wiklander, M., Lampic, C., & Wettergren, L. (2019). Sexual dysfunction and reproductive concerns in young men diagnosed with testicular cancer: An observational study. The Journal of Sexual Medicine, 16(7), 1049–1059. https://doi.org/10.1016/j.jsxm.2019.05.005

141.      Tuinman, M. A., Hoekstra, H. J., Vidrine, D. J., Gritz, E. R., Sleijfer, D., Fleer, J., & Hoekstra-Weebers, J. E. H. M. (2009). Sexual function, depressive symptoms and marital status in nonseminoma testicular cancer patients: A longitudinal study. Psycho-Oncology (Chichester, England), 19(3), 238–247. https://doi.org/10.1002/pon.1560

142.      Sheppard, C., & Wylie, K. (2001). An assessment of sexual difficulties in men after treatment for testicular cancer. Sexual and Relationship Therapy, 16(1), 47–58. https://doi.org/10.1080/14681990020021557

143.      Eberhard, J., Ståhl, O., Cohn‐Cedermark, G., Cavallin‐Ståhl, E., Giwercman, Y. L., Rylander, L., Eberhard‐Gran, M., Kvist, U., Fugl-Meyer, K., & Giwercman, A. (2009). Sexual function in men treated for testicular cancer. The Journal of Sexual Medicine, 6(7), 1979–1989. https://doi.org/10.1111/j.1743-6109.2009.01298.x

144.      McKenna, K. E. (2021). What Is the trigger for sexual climax? Archives of Sexual Behavior, 51(1), 383–390. https://doi.org/10.1007/s10508-021-02164-9

145.      Heiniger, L., Smith, A. B., Olver, I., Grimison, P., Klein, B., Wootten, A., Abbott, J. A. A. M., Price, M. A., McJannett, M., Tran, B. N., Stockler, M. R., Gurney, H., & Butow, P. (2017). e-TC: Development and pilot testing of a web-based intervention to reduce anxiety and depression in survivors of testicular cancer. European Journal of Cancer Care, 26(6), e12698. https://doi.org/10.1111/ecc.12698

146.      Clarke, M. J., Marks, A. D. G., & Lykins, A. D. (2014). Effect of normative masculinity on males’ dysfunctional sexual beliefs, sexual attitudes, and perceptions of sexual Functioning. Journal of Sex Research, 52(3), 327–337. https://doi.org/10.1080/00224499.2013.860072

147.      Mamaghani, H. J., Erfani, Z., Torkamand, F., Vahabi, S. M., Erfani, N., Togha, M., & Moghadasi, A. N. (2023). Investigation of sexual dysfunction and depression prevalence in neuromyelitis optica spectrum disorder. Neurological Sciences, 44(11), 4013–4019. https://doi.org/10.1007/s10072-023-06894-7 

148.      Alanee, S., & Russo, P. (2012). Suicide in men with testis cancer. European Journal of Cancer Care, 21(6), 817–821. https://doi.org/10.1111/j.1365-2354.2012.01366.x

149.   OpenAI. (z.d.). ChatGPT 3.5. Geraadpleegd via https://openai.com/chatgpt

150. Canva. (z.d.). Geraadpleegd via https://www.canva.com/nl_be/free/   


Report abuse
Page details
Page updated
Report abuse