Als jij in de ochtend op staat om naar school te gaan, zoek je iets leuks uit om aan te trekken. Vervolgens spring je onder de douche en zit je fris gedoucht aan het ontbijt. Met een volle buik en een lekker lunchpakketje spring je op je fiets om naar school te gaan. Vandaag ga je weer leren voor je toekomst....
Deze bovenstaande ochtend zal waarschijnlijk als vanzelfsprekend overkomen. Toch is dit niet zo vanzelfsprekend voor heel veel kinderen die leven in ontwikkelingsgebieden. Zij hebben geen schoon drinkwater, kunnen niet ontbijten en gaan in de ochtend niet op weg naar school. Zij moeten al op jonge leeftijd gaan werken om het gezin te kunnen onderhouden.
Er is in de wereld een groot verschil tussen arm en rijk. Daar gaan we tijdens dit thema meer over te weten komen!
Landen waarbij de bevolking in grote armoede leeft worden ontwikkelingslanden genoemd. Er zijn een aantal kenmerken waaraan een ontwikkelingsland aan voldoet.
Werk
Mensen die in ontwikkelingslanden wonen hebben vaak geen (vaste) baan. De inwoners maken deel uit van een scharreleconomie. Dit betekent dat mensen niet elke maand een vast bedrag krijgen maar afhankelijk zijn van klusjes of spullen die worden verkocht. Denk bijvoorbeeld aan een schoenenpoetser. Ook leven veel mensen onder de armoedegrens. Dit is het minimale bedrag dat het per dag nodig hebt om te kunnen eten, kleren te kunnen dragen en een dak boven je hoofd te hebben.
Gezondheid
In arme landen is voedsel eenzijdig. Dit houdt in dat de mensen vaak hetzelfde eten en dus niet voldoende voedingstoffen binnen krijgen. Ook de Hygiëne is er slecht waardoor mensen snel ziek worden. Wanneer mensen ziek worden zijn er vaak geen goede ziekenhuizen, doctoren en medicijnen om de mensen beter te maken. De gezondheidszorg is dus niet op orde.
Onderwijs
In arme landen gaan kinderen niet naar school. Als dit wel het geval is het onderwijs slecht. Dit zorgt ervoor dat veel mensen analfabetisme hebben. Dit houdt in dat je niet kunt lezen of schrijven. Hierdoor is het erg moeilijk om later een baan te kunnen krijgen.
A. Wat is een ontwikkelingsland?
B. Wat houdt een scharreleconomie in?
C. Noem 3 beroepen die kenmerkend zijn voor een scharreleconomie.
D. Wat is de armoedegrens?
E. Wanneer is iemand een analfabeet?
F. Hoeveel % van de bevolking is analfabeet in Angola?
G. Wat is de gemiddelde levensverwachting in Afghanistan?
H. Bekijk figuur 1 en geef van de volgende vier uitspraken aan of deze waar of niet waar zijn:
De gemiddelde levensverwachting in de VS ligt hoger dan in Spanje.
In Afghanistan kan meer dan de helft van de inwoners niet lezen en schrijven.
In de VS kan bijna iedereen lezen en schrijven.
Inwoners van China worden gemiddeld ouder dan de inwoners van Rusland.
Figuur 1: Ontwikkelingskaart van de wereld
Bij opdracht 1 hebben we gezien dat de rijkdom ongelijk verdeeld is in de wereld. Om te bepalen of een land arm of rijk is wordt gekeken naar de welvaart. Als een land welvarend is, betekent dat dat het land rijk is. De inwoners kunnen dan bijvoorbeeld een huis en auto kopen. Hoe welvarend een land is kan worden weergegeven door het bruto nationaal product per inwoner(bnp). Het bnp kun je berekenen door het bedrag dat een land per jaar verdient (bruto nationaal inkomen) te delen door het aantal inwoners. Het bnp per hoofd in Nederland is ongeveer €41.000 en in het Afrikaanse Niger is dit €725. Het bnp per hoofd zegt niet alles. In Nederland zijn producten zoals eten duur en heb je meer geld nodig om te kunnen leven. In arme landen is dit anders en is het leven veel goedkoper. Er moet om deze reden ook rekening worden gehouden met de koopkracht. De koopkracht geeft aan hoeveel je in elk land voor 1 euro kunt kopen. Het is dus belangrijk om hier rekening mee te houden want de prijzen zijn niet in alle landen even hoog. In de onderstaande kaart is hier rekening mee gehouden.
A. Wat laat het bruto nationaal product per inwoner (bnp) zien?
B. Het gemiddeld inkomen van de bevolking kun je als volgt uitrekenen:
Bruto nationaal inkomen/.................... = het gemiddeld inkomen van de bevolking.
wat moet er op de puntjes komen te staan?
C. Laat met een berekening zien wat het bnp per inwoner van Australië is.
D. leg het begrip 'koopkracht'' uit.
E. Bekijk figuur 2.
Wat is het bnp van de Verenigde staten?
F. Wat is het bnp van China?
Figuur 2: het bruto nationaal prodcut per land.
De wereld kan worden opgedeeld in drie groepen als er wordt gekeken naar de welvaart:
Centrumlanden. Dit zijn de meest ontwikkelde en rijke landen van de wereld. Voorbeelden van landen zijn Nederland, Japan en de VS.
Semiperiferie. Dit zijn landen die rijker aan het worden zijn. De welvaart neemt toe en er zijn welvarende gebieden maar ook nog veel armen. Voorbeelden van landen zijn India, China en Brazilië.
Periferie. Dit zijn de armste landen van de wereld. De meeste Afrikaanse landen en sommige landen in Azië behoren tot de periferie.
Het is voor landen uit de periferie moeilijk om zich te ontwikkelen en welvarender te worden. Dit komt doordat periferie landen afhankelijk zijn van semiperiferie en centrumlanden. Periferie landen verkopen grondstoffen zoals ijzer, katoen en goud aan de semiperiferie landen. Deze landen maken daar vervolgens producten van zoals een trui of horloge. De producenten die in de semiperiferie worden gemaakt worden uiteindelijk voor veel geld verkocht in de centrumlanden. Op deze manier verdienen de centrumlanden veel geld terwijl de periferie landen weinig geld verdienen aan de grondstoffen.
Bestudeer voor het maken van de vragen nog een keer figuur 2.
A. Wat zijn periferie landen?
B. Noem 2 landen die behoren tot de centrumlanden.
C. Tot welke groep behoort Rusland?
D. Tot welke groep behoort Afghanistan?
E. Leg in een aantal zinnen uit waarom het voor periferie landen moeilijk is om welvarender te worden?
Binnen (semi)periferie landen is het verschil tussen arm en rijk groot. Brazilië is zo'n land waar de verschillen groot zijn. Rijke mensen hebben er dure auto's en grote huizen. Arme mensen wonen in krottenwijken en hebben nauwelijks genoeg te eten. Er is sprake van regionale ongelijkheid. Dit betekent dat er grote verschillen qua inkomen zijn tussen gebieden in een land. De arme mensen werken vaak in de informele sector. Dit betekent dat zij geen contract hebben en het werk niet officieel wordt opgeschreven. Zij krijgen geen vast bedrag per maand en wanneer iemand ziek wordt zijn er helemaal geen inkomsten. De rijkere mensen werken in de formele sector bijvoorbeeld als arts of politieagent. Zij betalen belasting maar krijgen elke maand een vast bedrag uitbetaald.
De werkende mensen van een land kunnen daarnaast worden opgedeeld in vier groepen: de primaire, secundaire en tertiaire sector.
Primaire sector
De primaire sector bestaat uit de landbouw en het opgraven van grondstoffen. Dit is zwaar werk en de mensen verdienen er heel weinig geld.
Secundaire sector
De industrie en dus het werken in fabrieken behoort tot de secundaire sector. De grondstoffen of het voedsel uit de primaire sector wordt hier dus verwerkt.
Tertiaire sector
Alle banen waarmee een dienst wordt verleend behoren tot de tertiaire sector. Denk daarbij aan banen zoals kapper, chauffeur, beveiliger of het werken in een winkel.
Quartaire sector
De quartaire sector is de niet-commerciële dienstverlening. Het zijn bedrijven die diensten leveren, maar daarvoor geen winst hoeven te maken. Voorbeelden daarvan zijn scholen en de gezondheidszorg.
In de rijkere landen werken veel mensen in de tertiaire en quartaire sector. Dat komt omdat de meeste mensen niet meer zelf hun eigen eten hoeven te verbouwen. De boeren die er zijn, zijn zo grootschalig dat ze voor het grootste deel van de bevolking het voedsel kunnen produceren. Het voedsel dat niet door de eigen boeren geproduceerd kan worden, laat men overkomen uit andere landen waar wel veel meer mensen in de landbouw werken.
Met deze drie groepen kan ook de welvaart van een land worden gemeten. In arme landen werken veel mensen in de primaire sector en in rijke landen veel mensen in de tertiaire sector
A. Leg het begrip 'regionale ongelijkheid'' uit.
B. Noem 2 kenmerken van de formele sector.
C. Noem 2 kenmerken van de informele sector
D. Alle werkende mensen kunnen worden opgedeeld in vier groepen. Welke drie groepen zijn dit?
E. Benoem van de volgende beroepen tot welke groep zij behoren:
Journalist
landarbeider
docent
mijnwerker
kledingnaaister
F. Tot welke groep behoort de foto die je hier links ziet?
G. Bekijk de kaart van figuur 3.
De landen in welk continent behoren vooral tot de primaire sector?
H. Tot welke sector behoort de Verenigde staten?
Figuur 3: Primaire, secundaire en tertiaire sector
Bekijk het filmpje Schooltv: GeoClips - Tussen arm en rijk en beantwoord de onderstaande vragen.
A. Wat is een sloppenwijk?
B. Waarom hebben kinderen die in een sloppenwijk opgroeien vaak geen goede toekomst?
C. Wat is armoede volgens de Afrikaanse kinderen die aan het woord zijn in het filmpje?
D. Wat is armoede volgende de Nederlandse kinderen die aan het woord zijn in het filmpje?
E. Waar hebben mensen in ontwikkelingslanden een groot en langdurig gebrek aan?
F. Hoeveel verdienen de mensen ongeveer die in Kampala wonen?
G. Welke beroepen uit de informele sector zie je voorbij komen?
H. Wat is microfinanciering? Hoe worden mensen daardoor geholpen?
I. Welke voorbeelden zie je in het filmpje van mensen die gebruik hebben gemaakt van de microfinanciering?
J. Waarom is onderwijs voor de mensen in Kampala zo belangrijk?
Ontwikkelingssamenwerking is de samenwerking tussen rijke westerse landen en ontwikkelingslanden. Doel van de samenwerking is: de leefsituatie van de bevolking in ontwikkelingslanden verbeteren.
Je kunt ontwikkelingssamenwerking op verschillende manieren indelen:
- noodhulp en structurele samenwerking.
- gebonden en ongebonden samenwerking
- bilaterale en multilaterale samenwerking.
Noodhulp en structurele samenwerking
Structurele ontwikkelingssamenwerking heeft als doel een ontwikkelingsland economisch zelfstandig te maken.
Voorbeelden:
- het geven van geld voor het bouwen van scholen.
- het verstrekken van microkredieten.
- het ondersteunen met materialen en kennis.
Incidentele ontwikkelingssamenwerking of noodhulp heeft als doel het helpen overleven in een noodsituatie.
Voorbeelden:
- het sturen van voedsel, kleding en medicijnen.
- het uitzenden van artsen.
Gebonden en ongebonden hulp
Ook kan er onderscheid worden gemaakt tussen Gebonden hulp en ongebonden hulp. Bij gebonden hulp stelt het land dat geld geeft, eisen aan de besteding van dag geld. Bij ongebonden hulp mag het land dat het geld ontvangt, zelf beslissen waaraan dat geld wordt besteed.
Bilaterale en multilaterale hulp
Bilaterale hulp is hulp van een land rechtstreeks aan een ander land (overheid tot overheid). Bij multilaterale hulp zijn er internationale ontwikkelingsorganisaties bij betrokken. Denk bijvoorbeeld aan de Verenigde Naties of de Wereldbank.
A. Hieronder zie je een voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking. Is hier sprake van incidentele of van structurele ontwikkelingssamenwerking?
Na de tsunami in Zuid-Oost Azië werd er in Nederland geld opgehaald voor de slachtoffers van de ramp. Het geld werd gebruikt om mensen in tenten op te vangen. Veel mensen waren hun huis kwijtgeraakt.
B. Hieronder zie je een voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking. Is hier sprake van incidentele of van structurele ontwikkelingssamenwerking?
In de Filippijnen wonen ruim 100 miljoen mensen. De bevolking is sterk gegroeid de laatste jaren. Als die groei doorzet wonen er in het jaar 2025 meer dan 150 miljoen mensen. Nederland heeft Filipijnse projecten financieel ondersteund. Een van die projecten had geboortebeperking als doel.
C. Geef van onderstaande hulp aan of het gebonden, ongebonden, bilateraal of multilateraal is. Bij sommige hulp kun je 2 begrippen noteren.
De Nederlandse overheid geeft geld aan Burundi, dit geld moeten zij inzetten voor scholing.
De Verenigde Naties helpt Polen bij het opvangen van de vluchtelingen.
Na de tsunami krijgt Sri Lanka het ingezamelde geld van het Rode Kruis om het land weer op te bouwen.
Griekenland krijgt steun van de andere Europese landen om de economische crisis op te lossen. Ze moeten zich wel aan een plan houden.
Nederland is, als je kijkt naar het gemiddelde, een rijk land. Nederlands staat vijftiende op de lijst van het bnp per hoofd. Als wordt gekeken naar landen waar de inwoners het meest gelukkig, staat Nederland zelfs op plek vijf! De koopkracht is hoog, Nederlanders leven lang en gezond en bijna niemand is analfabeet. Dat Nederland een rijk land is kun je ook zien aan de beroepsbevolking. Verreweg het grootste deel van de bevolking werkt in de tertiaire sector. Dat Nederland een rijk land is komt door de sterke economie. Dit komt onder andere doordat Nederland een van de grootste havens ter wereld heeft. Daarnaast heeft Nederland met Schiphol ook een grote luchthaven. Door de lucht en zeehaven exporteert het land veel producten. Er worden meer producten verkocht dan dat er worden ingekocht. Hierdoor verdient Nederland veel geld. Het inkopen van producten wordt importeren genoemd.
Figuur 4: Handelsbalans
A. Bestudeer de bovenstaande afbeelding. Waaraan kan je zien dat Nederland een welvarend land is?
B. Zoek op internet de betekenis van het woord 'Importeren op'' Leg dit begrip in jouw eigen woorden uit.
C. Zoek op internet de betekenis van het woord 'exporteren op'' Leg dit begrip in jouw eigen woorden uit.
D. bestudeer de afbeelding die hoort bij deze opdracht. streep het foute antwoord door.
586 miljard is het import/export bedrag van NL
672 miljard is het import/export bedrag van NL
E. Wat is de totale winst van Nederland als je kijkt naar de import en export?
Nederland is gemiddeld gezien dan wel een rijk land, toch neemt het aantal mensen dat in armoede leeft snel toe. In 2023 leven 830.000 mensen in armoede. De verwachting is dat dit getal in 2024 gaat oplopen naar ongeveer 1 miljoen mensen. Dit komt doordat het leven een stuk duurder is geworden de laatste jaren. Denk maar eens aan het eten dat je koopt in de supermarkt. Sommige producten zijn dubbel zo duur geworden. Je leeft in Nederland in armoede als je niet genoeg geld hebt om in jouw primaire levensbehoefte te voldoen. Je hebt dan bijvoorbeeld moeite om de huur te betalen en voldoende voedsel en kleding te kopen. Dit wordt ook wel relatieve armoede genoemd. Er is dan geen geld om in de eerste levensbehoefte te voorzien. Ook kan er sprake zijn van sociale armoede mensen hebben dan geen geld om bijvoorbeeld deel te nemen aan een sportclub, aan schoolactiviteiten of aan een bejaardenvereniging. Dit heeft invloed op het sociale leven. De overheid probeert mensen in armoede te helpen. Dit doen zij onder andere doormiddel van een bijstandsuitkering. Ook andere organisaties proberen mensen in armoede te helpen. Zo helpt de voedselbank mensen die niet genoeg geld hebben om eten te kopen.
Bij het maken van de volgende opdrachten mag je google.nl gebruiken.
A. Zoek op wat primaire levensbehoefte zijn?
B. Wat is het verschil tussen relatieve en sociale armoede?
C. wat kan de overheid doen om armoede in Nederland te verminderen?
D. bekijk de bovenstaande afbeelding.
In welke 3 steden is de armoede het grootst?
E. Waarom zou armoede nu vooral in de grote steden het grootst zijn?
F. Bekijk de video over armoede.
Hoeveel kinderen in Nederland leven in armoede?
G. Waarom durven kinderen er op school vaak niet over te praten?
A. Wat doe de voedselbank?
B. Hoeveel voedselbank regio's zijn er?
C. In de video wordt gezegd dat er 60.000 mensen hulp krijgen van de voedselbank. Zoek op internet op hoe hoog dit cijfer nu is.
D. Waarom worden producten zoals chips, jam en pindakaas gewoon gebruikt ook al zijn deze over de houdbaarheidsdatum?
E. hoelang kan iemand maximaal gebruik maken van de voedselbank?
Je gaat een (online) poster maken over een door jou gekozen land. Hoe de poster eruit komt te zien is helemaal aan jou. Ben dus creatief! Op de poster komt in ieder geval de volgende informatie te staan:
De naam van jouw land
De vlag van jouw land
Je legt uit wat armoede is
Je laat het bnp cijfer van jouw land zien
je beschrijft hoeveel mensen analfabeet zijn in jouw land (mag in procenten)
Je legt uit of jouw land bij het centrum, de semiperiferie of de periferie hoort.
je legt de primaire, secundaire en tertiaire sector uit.
Zorg dat je poster er aantrekkelijk uitziet. maak dus gebruik van plaatjes, kleuren etc.
Voor een bonuspunt voeg je extra feitjes en weetjes toe over jouw land