Voor meer informatie klikt u op de foto's.
Kasteel Smiřice werd opgericht aan de rivier de Elbe, die op het moment van de bouw van de vestiging bestond uit drie grote zijrivieren. Omringd door twee zijtakken was er een middeleeuwse Vesting, voor het eerst vernoemd in 1392. In de 15e eeuw werd de waterburcht omgebouwd tot kasteel. De nabij gelegen nederzetting Smiřic kreeg in 1659 stadsrechten.
Het geslacht van de Smiřický van Smiřice is verbonden met de geschiedenis van de stad. Het eerste bewijs komt uit 1405, als Václav Smiřický van Smiřic het dorp Smiřice kocht en ook het naburige Čibuz. De Smiřický noemden zich naar het oord Smiřice, dat van 1406-1449 in hun bezit was. Jan Smiřický was een hussietenleider en de kapitein van de Bunzlauer-cirkel. In zijn laatste jaren was hij een fervent katholiek. Daarom werd hij in 1453 in Praag, beschuldigd van verraad en ter dood veroordeeld. Op 7 September 1453 werd Jan Smiřický van Smiřic onthoofd. Na zij dood erfden zijn neven, de broers Jan en Hynek Smiřický het slot. Nadat Jan en ook Hynek zonder nakomelingen stierven in 1476 kwam het slot in handen van verschillende eigenaars. (Margareta von Smirzicz was de moeder van Albrecht von Wallenstein opperbevelhebber van de keizerlijke troepen tijdens de Dertigjarige Oorlog).
NicolaasII Trčka von Lípa na Lichtenburg (1498–1516 †)
In 1498 verwerft Nicolaas II Trčka van Lípa Smiřice. Nicholas was een invloedrijke Hussietenleider. Sinds deHussietenoorlogen behoordeTrčka van Lípa tot de meest vooraanstaande adellijke families in Bohemen. Aan het eindevan de 16e en het begin van de 17e eeuw bezaten ze uitgestrekte landgoederen in Oost-en Midden-Bohemen.Nicolaas kochthet landgoed Smiřice van de erfgenamen van Valečovský en hun echtgenoten.dat destijds 17 dorpenomvatteenbetaalde hiervoor 6.000 Tsjechische groschen.In 1507heefthij zijn tweede vrouwCatherinavan Šelmberklevend ingemetseld en laten uithongeren wegens echtelijke ontrouw. Vervolgens liet hij haar minnaar Zdeňko Šanoveceen bediende ook doden. Er wordt gezegd dat hij daarna nooit meer heeft geglimlacht. Hij stierf kinderloos
Als in 1634 Adam Erdmann graaf Trčka samen met zijn zwager Albrecht van Wallenstein in Eger wordt vermoord, erft Adams vader Jan Rudolf Trčka uit Lípa het bezit. Jan Rudolf Trčka van Lípa stierf op 29 september 1634 in Havlíčkŭv Brod. Hij werd waarschijnlijk begraven naast zijn overleden vrouw in de kerk van Světlá, zoals gevraagd in zijn testament. Slechts een jaar na zijn dood wordt er een proces gevoerd tegen hem en zijn overleden vrouw. . Dat leidde ertoe dat al hun bezittingen geconfisqueerd werden door keizer Ferdinand II.
In de strijd tegen de Zweedse en Saksische troepen in Silezië toont Wallenstein zich naar de smaak van de keizer Ferdinand II 1578-1637 niet doortastend genoeg. Ook laat hij na om een Zweedse invasie in Beieren te keren. Bovendien was Wallenstein - overigens met dekking van de keizer - besprekingen met de Zweden begonnen om te verkennen op welke voorwaarden er vrede zou kunnen worden gesloten. Lasteraars weten de situatie zo voor te stellen dat de keizer gaat geloven dat Wallenstein verraad in de zin heeft. Of dat werkelijk het geval was, is nooit definitief opgehelderd.
De keizer begint in elk geval genoeg te krijgen van deze veldheer, die al te machtig is geworden dankzij zijn vele militaire successen. In 1634 wordt Wallenstein samen met Adam Erdmann Trčka von Lípa in de Boheemse grensstad Eger in opdracht van de keizer door enkele van zijn officieren vermoord. Door een decreet van Keizer Ferdinand II was Adam Erdmann uitdrukkelijk uitgesloten van de keizerlijke gratie, omdat hij deelgenoot was van Wallenstein. Vier dagen na Trčkas zijn dood werden alle bezittingen in beslag genomen door de keizer en zijn testament wordt op 23 mei 1633 ongeldig verklaard.
Ferdinand II (9 juli 1578 - 15 februari 1637) was keizer van het Heilige Roomse Rijk, koning van Bohemen, Hongarije en Kroatië van 1619 tot aan zijn dood in 1637. Hij was de zoon van aartshertog Karel II van Binnen-Oostenrijk en Maria van Beieren. Zijn ouders waren vrome katholieken en in 1590 stuurden ze hem om te studeren aan het jezuïetencollege in Ingolstadt omdat ze hem wilden isoleren van de lutherse edelen. In juli van datzelfde jaar (1590), toen Ferdinand 12 jaar oud was, stierf zijn vader, en hij erfde Binnen-Oostenrijk-Stiermarken, Karinthië, Carniola en kleinere provincies. Zijn neef, de kinderloze keizer Rudolf II, die aan het hoofd stond van de Habsburgse familie, benoemde regenten om deze landen te beheren.
In 1636 verwierf Johann Matthias Gallas de heerlijkheid van Smiřice met de stad en het kasteel Smiřice waaronder ook de goederen Žiželeves, Rodov, Hořiněves en Sadová alsook de bijbehorende 40 dorpen. Hij kwam uit een familie van de lagere feodale adel van Judikariens. Zijn familie had het kasteel van Campo als een leengoed van de prins-bisschoppen van Trento. Matthias vader, Pancrazio di Gallasso, stierf na 35 oorlogsdienst op 22 juli 1612, in de rang van een keizerlijk Generaal-majoor in Tirol. Gallas was getrouwd met Dorothea Anna gravin van Lodron de dochter van Philipp Jakob Graaf van Lodron en Victoria Gravin van Collalto en San Salvatore. Zijn kleinzoon was Johann Wenzel von Gallas (1669-1719), onderkoning van Napels. Gallas werd bevorderd door de keizer tot luitenant-generaal in het keizerlijke leger, nadat hij de Keizer op de hoogte bracht van Wallenstein zijn geheime onderhandelingen met de Zweden. Na zijn dood erven zijn vier zonen de bezittingen. In 1661 laat Anton Pankratius Gallas het kasteel verbouwen in renaissancestijl.
Op 1 oktober 1685 verkocht Gallas de heerlijkheid aan Jan Josef en Marie Violanta van Sternberg. Leden van de adellijke familie van Sternberg waren sinds de 13e eeuw in belangrijke Koninklijke ambten betrokken. Zij hebben de culturele ontwikkeling van Bohemen mee vorm gegeven en traden op als mecenassen en opdrachtgevers voor geleerden en kunstenaars. Door het huwelijk in 1747 tussen het prinsenlijk paar Maria Theresia von Sternberg met Johann Leopold von Paar kwam het kasteel in hun handen. Na haar dood in 1761 nam haar zoon Johann Wenzel Fürst von Paar het kasteel in zijn bezit.
De familie van Sternberg behoort tot de oudste Tsjechische adellijke families in het land. Haar leden zetten zich in voor de Tsjechische politieke en culturele geschiedenis. Maria Theresia van Sternberg stierf op 31 maart 1761 - in het kasteel van Smirice, op 61 jarige leeftijd. Zij was de opdrachtgever voor de bouw van de kapel.
Von Paar verkocht het in 1780 aan Jozef II voor 500.000 gulden. De toekomstige keizer Joseph II. werd op 13 maart 1741 in Wenen geboren als eerste zoon en vierde kind van Maria Theresia en haar echtgenoot Franz Stephan von Lothringen. zijn vader was dus Franz I keizer van het Heilige Roomse Rijk van de Duitse natie (Romeinse keizer). Joseph II was de Europese heerser die de hoogste kilometerstand van zijn tijd behaalde. In zijn bijna 25 jaar regeerperiode - 7102 precies - bracht hij geen 2260 dagen door in zijn residentie. Joseph trouwde op 6 oktober 1760 in Wenen (1741-1763) met prinses Isabella van Bourbon-Parma. Op 23 januari 1765 trouwde Schönbrunn voor de tweede keer in Wenen met zijn nicht prinses Maria Josepha van Beieren (1739-1767). Op 27 maart 1764 werd hij verkozen tot de Romeins-Duitse koning in Frankfurt am Main en op 3 april 1764 als zodanig gekroond. Zijn motto was: Virtute et exemplo (met deugd en voorbeeld). Joseph wordt keizer van het Heilige Roomse Rijk in 1765 na de dood van zijn vader.
Na de kroning van keizer Joseph II werd begonnen met de bouw van nieuwe vestingwerken voor de verdediging van de noordgrens van het rijk. De verdediging van Moravië werd toevertrouwd aan Olomouc, dat werd versterkt door krachtige forten. Toen het werk voltooid was, begon de versterking van Hradec Králové tussen 1766-88. Keizer Joseph II hij volgde persoonlijk het bouwen van de kazernestad Josefov op in het gebied rond Plesy, vlakbij de stad Jaroměř. In deze periode verbleef de keizer op kasteel Smirice.
Joseph wordt in 1765 na de dood van zijn vader keizer van het Heilige Roomse rijk. De heerlijkheid blijft tot 1848 kroonbezit. In 1848 na de troonsafstand van Keizer Ferdinand I ten voordelen van zijn zoon Frans Jozef I werd het na de ontbinding van de patrimoniale landgoederen een rijksdomein en onder het beheer van k.k. privilegierten Credit-Anstalt geplaatst, dit was een Oostenrijkse bank.
De keizer reisde incognito door zijn rijk onder de naam graaf von Falkenstein.
In 1863 kocht de Johann von Liebig uit Reichenberg het domein voor 2.505.000 gulden. Geboren op 7 juni 1802 in Braunau en gestorven in Smirice op 16 juli 1870, vanaf 1867 in de adelstand verheven Johann Freiherr von Liebig, was een Boheemse textielfabrikant en industrieel. de in 1867 door keizer Franz Joseph toegekende orde van de ijzeren kroon was gekoppeld aan de erfelijke titel van het baronschap. Als motto op zijn wapenschil koos hij „Per laborem ad honorem“ Met zijn oudere broer Franz Liebieg (1799-1878) startte hij een weverij. In 1828 kopen hij en zijn broer Franz een rode garen ververij in 1806 door Christian Christoph graaf Clam Gallas opgericht in Reichenberg, nu Liberec. Het bedrijf groeide uit tot een van de belangrijkste textielfabrieken in het Oostenrijks-Hongaarse rijk door de succesvolle productie van verscheidene soorten stof. Voor zijn 6300 werknemers en ambtenaren had Liebig vele humanitaire instellingen opgericht (ondersteuningsinstituut, bakkerijen, eetzalen, onderwijsinstellingen, een kinderkribbe en een woonwijk) die vereiste een jaarlijkse uitgaven tot 20.000 gulden. In 1864 plaatst hij een stoommolen en in 1867 richt Liebig een suikerfabriek en een bierbrouwerij op in Smirice. Sinds 1866, waren zijn zonen Johann en Heinrich Theodor en zijn schoonzoon, Josef von Mallmann aandeelhouders van de Firma Johann Liebieg & Co.
Zijn zoon is Franz von Liebig (1827-1886), textielfabrikant en bankdirecteur, lid van de Boheemse Landsdag en van de rijksraad. Wanneer het bedrijf rond 1882 in de problemen geraakt door een crisis in de textielindustrie verkoopt hij delen van zijn bezittingen.
Theodor Freiherr von Liebieg 1872 - 1939 was een echte auto liefhebber Hij Bezocht in Mannheim, Duitsland, Karl Benz en kocht een daar als een van de eerste een Benz auto model Viktoria met serienummer 76, gemaakt in 1893
Zo komt ook het kasteel van Smirice tot 1918 in de handen van de k.k familiefonds Habsburg. Karl Franz Joseph Ludwig Hubert Georg Otto Maria von Österreich , was van 1916 tot 1918 als Karel I de laatste keizer van Oostenrijk.
Toen nog Aartshertog Karel tijdens zijn bezoek aan Smiřice in 1911. De persoon derde van links is aartshertog Karel.
Met de proclamatie van Tsjechoslowakije werd het kasteel in 1918 bij een landhervorming onteigend en tot staatseigendom verklaard. Tot 1950 deed het kasteel dienst als landbouwschool, daarna was het de zetel van het directoraat van staatsboerderijen en daarna de industriële pool Praag. Toen werd de stad Smiřice de eigenaar van het kasteel die het verkocht aan een particuliere eigenaar die sinds 2013 het kasteel renoveert.
Driekoningenkapel in Smiřice . De eerste steen van deze kapel werd gelegd in 1699. De bouwer van de kapel, graaf Jan Josef van Sternberg (1671-1700), koos het beschermheerschap van de Driekoningen of de Aanbidding door de Drie Koningen. De bouw werd echter in 1700 onderbroken door de tragische dood van de toenmalige eigenaren van het landgoed, het jonge adellijke echtpaar Jan Josef en Marie Violanta van Sternberg, die verdronken in de rivier de Inn in Beieren. Zo werd hun eenjarige dochter Maria Theresia wees op het landgoed Smirice. Dankzij haar voogd, grootvader Jan Norbert van Sternberg , werd bijna een jaar later de bouw van de kerk hervat. In 1711 werden al dopen in de kerk gehouden.
De paus hoorde ook over de bouw van deze monumentale kapel en nodigde Maria Theresa Violanta uit naar Rome. Hij sprak zijn voldoening uit met een geschenk - een schilderij van de Madonna op een houten plank. Marie Violanta liet het schilderij in Venetië versieren met parels, goud en Tsjechische granaten . De Smirice Madonna werd meer dan 200 jaar boven het altaar tentoongesteld, daarna gerestaureerd en opgeslagen in een depot. Het heeft beide wereldoorlogen overleefd en tegenwoordig is er alleen een replica te zien in de kapel.
De Driekoningenkapel in Smiřice . Is sinds 1995 een nationaal cultureel monument, het barokke schilderij Aanbidding der Drie Koningen van Petr Brandl aan het hoofdaltaar is sinds 2006 ook een nationaal cultureel monument.
Vandaag is Smirice Castle een nieuw tijdperk ingegaan. De stad gebruikt het prachtige domein voor culturele projecten en er zijn regelmatig optredens in de grote binnentuin. Het kasteel wordt ook gebruikt als decor voor prachtige stukken antiek uit het verleden. Jindrich Karasek zegt het volgende; Ons bedrijf is opgericht in 2006 van oorsprong een vastgoedbedrijf. We hebben ons gericht op historische gebouwen. Een van de eerste investeringen was het kasteel van Stračov dat we als uitvalsbasis hebben gekozen en begonnen aan een uitgebreide reconstructie, wat niet gemakkelijk was. We hadden de wens om het interieur uit te rusten met antieke meubels die bij het kasteel horen. Dus begonnen we geleidelijk aan daar naar op zoek te gaan in Tsjechië en in het buitenland. Antieke meubelen en inrichting van interieurs is ondertussen onze passie. We zijn we lid van de Antique Dealers Association en lid van de International Confederation of traders artworks C.I.N.O.A.
De kunstenaar Peter Weidenbaum, huidige eigenaar, van het kasteel werkt sinds 2004 aan een reeks werken rond het Tsjechische landschap. In het kasteel is ook zijn atelier gevestigd. Door de vele activiteiten is het kasteel van Smirice verzekerd van een toekomst met een knipoog naar zijn rijke verleden.
Bron van het historische materiaal; http://www.smirice.eu/usedlosti/majitel.htm en Martin Kareš.
Ontwerp en tekst Pieter Willemen