Poppenpraatjes

 

Een pop maken begint bij de wol. Ik kies voor schapenwol, direct bij de boer vandaan. Dan weet ik waar ze gegraasd hebben en uit wat voor mileu ze komen. Dat vind ik belangrijk aangezien ik met zo veel mogelijk natuurlijk materiaal werk.

Het is een hele klus om het jasje van de schaap schoon te krijgen. Wol vraagt om een speciale behandeling. Een paar uur wordt het geweekt in zout water. Zout ontrekt het meeste vuil uit de vacht. Daarna wordt het in een biologisch wasmiddel op de hand gewassen. Het is een dankbaar werkje als je zo'n vacht weer helemaal schoon ziet worden. Het is een heerlijk gevoel om met je handen door de wol te gaan.

Als je wol eenmaal droog is kun je het gaan bewerken. Ik gebruik daar een kaardemolen voor. Deze kamt het wol zodat alle vezels in dezelfde richting gaan staan. De gekaarde wol bewaar ik tot gebruik met een zakje lavendel, dit geeft de wol een heerlijke geur.

Het vormen van het hoofdje is het moeilijkst. Een grote stapel wol wordt handmatig gekneden tot een kleinere compacte bol. Met sterk garen worden er lijnen rondom getrokken, deze geven contouren aan in het gezicht. Daarna wordt het hoofdje overtrokken met tricot in een gewenste huidskleur. Het poppentricot voelt zacht en soepel aan (net als een kinderhuidje). Door zijn rekbaarheid geeft het de indruk dat de pop nog kan groeien, net als het kind zelf.

Oogjes en neusje krijgen hun plekje. De plaats hiervan bepaald de uitdrukking in het gezicht. Bij kinderen liggen de lichaamsverhoudingen anders dan bij volwassenen. Het hoofd is in verhouding groot, ongeveer 1/4 van het lijfje. Deze verhoudingen roepen warme gevoelens op bij volwassenen. We willen het kindje koesteren. Bij mijn poppen zijn deze verhoudingen gelijk aan die van een baby. 

Lijfje en ledematen worden stevig opgevuld en vastgemaakt. Door de wol voelt de pop zacht en is daardoor lekker om mee te knuffelen. De wol laat het kind zijn eigen lichaamswarmte voelen wanneer het ermee speelt. De meeste fabriekspoppen zijn te stijf, te hard en te koud om mee te knuffelen.

Voor het "poppenkind" gebruiken we losse armen en benen, welke we met knopen bevestigen aan het lijfje. Hierdoor kunnen de armen en benen scharnieren, en kan de pop ook zelfstandig zitten.  

De "lijs" krijgt vaste armen en benen, ze zijn daardoor minder kwetsbaar voor de jongere kinderen die over het algemeen over nog een 'ruwe' motoriek bezitten. Deze pop lijkt het meest op de ouderwetse lappenpop.  De lijs kan niet zelfstandig zitten.

Voor het kapsel wordt een mohairwol gebruikt. De haren kunnen op verschillende manieren worden bevestigd; breien en borduren. Beide manieren zorgen voor een variatie in kapsels.

Een gezellig jurkje maakt het natuurlijk helemaal af en bepaald de uitstraling van de pop.