ONDER CONSTRUCTIE
De Noodbegraafplaatsen in de gemeente Groningen
DE 2 NOODBEGRAAFLAATSEN
De aanleg van de nieuwe begraafplaats Selwerderhof werd in augustus 1942 op last van de Duitsers stop gezet, vanwege kolen en olieschaarste. Daar er op de bestaande begraafplaatsen Esserveld, Noorder en Zuider weinig nieuwe graven beschikbaar waren, was men genoodzaakt om een noodvoorziening te treffen door het aanleggen van een noodbegraafplaats en het liefst zo dicht mogelijk bij de nieuwe begraafplaats. Een voorwaarde was in elk geval, dat het terrein goed bereikbaar moest zijn. De keus is toen gevallen op een weiland naast de al aanwezige Joodse begraafplaats aan de Winsumerstraatweg. De beoogde grond was in eigendom van de Joodse gemeente en lag aan de openbare weg.
Het perceel werd gekocht van de Joodse gemeente en ingericht als begraafplaats met half verharde paden en zo weinig mogelijk groen erop. Een directiekeet zou als schuilgelegenheid dienst doen. Als terreinafscheiding langs de weg komt een haag met prikkeldraad en een sloot er voor langs. Aan de achterzijde van deze noodbegraafplaats loopt het oude Selwerderdiepje, vroeger een onderdeel van de Hunze, komend vanaf Drenthe en bij Wierumerschouw uitmondend in het Reitdiep.
Op deze 1e Noodbegraafplaats is ruimte voor 542 graven en midden op het terrein is een reservering voor een massagraf, als er toch onverhoopt veel slachtoffers mochten vallen bij bv. bombardementen. Vanwege de boge grondwaterstand zal er 1-diep begraven worden. De totale aanlegkosten werden begroot op f 16.000,-. Er blijkt hier "afval van bouwwerken, (dus puin) gestort te zijn, wat ook op de Joodse begraafplaats aangetroffen is. Hoe en waarom is niet duidelijk.
De graven op deze 1e Noodbegraafplaats werden als 4 klasse graven uitgegeven en werden aangeduid met een nummer. Klasse en rijnummer was niet nodig. De graven werden voor een periode van 10 jaar uitgegeven. Immers, het was de bedoeling dat alle begravenen t.z.t. overgebracht zouden worden naar de nieuwe begraafplaats en de noodbegraafplaats zou daarna zijn bestemming plantsoen krijgen. Daarom werden er geen kelders toegestaan en de graftekens moesten eenvoudig zijn. Om te voorkomen dat het een bonte mengeling werd, heeft de gemeente een houten grafteken voorgeschreven.
De directeur van Gemeente Werken stelde op 25 januari 1944 aan de burgemeester voor om de herbegravingen naar de nieuwe begraafplaats kosteloos te doen geschieden, behalve als er op de nieuwe begraafplaats werd gekozen voor een hogere klasse. Hij kon toen nog niet bevroeden dat er in 1949 in de nieuwe Verordening voor Selwerderhof helemaal geen klassen zouden komen. Het uitgiftetarief op de Noodbegraafplaats voor een periode 10 jaar werd gesteld op f 10,-. Op 13 maart 1944 meldde de directeur aan de burgemeester dat alle 4e klasse graven op de oude begraafplaatsen uitgeven zijn en dat hij de Noodbegraafplaats in gebruik wil nemen.
Bij de ingang rechts staat nu nog een grafsteentje van april 1944. De laatste begrafenissen op deze 1e Noodbegraafplaats waren in oktober 1946. Op de vraag of er toch familiegraven met betonkelders op deze Noodbegraafplaats gerealiseerd kunnen worden antwoordde de directeur, dat hij dit niet wenselijk achtte omdat de kwaliteit van het beton zo slecht is, dat de kelders niet waterdicht te maken zijn. Bovendien kon de grondwaterdruk de kelders omboog persen. En de begraafplaats moest een tijdelijk karakter houden.
Op 14 november 1944 bleek dat de Noodbegraafplaats tijdelijk niet meer gebruikt kon worden, omdat door graafwerk door de Duitse bezetting deze begraafplaats niet meer bereikt kan worden. Er moet gekeken worden naar een noodruimte op één der oude begraafplaatsen. De mogelijkheid van begraven wordt in Groningen wel heel precair!
Op 25 juni 1945 meldde de directeur aan het College dat de Noodbegraafplaats omstreeks medio 1946 vol zal zijn en men noodgedwongen naar een uitbreiding van de noodvoorzieningen moest uitzien, want de nieuwe begraafplaats (Selwerderhof) zal dan nog niet klaar zijn. Het oog is gevallen op het terrein aan de andere kant van de Joodse begraafplaats, het welk toebehoort aan de heer Moens te Alkmaar.
In januari 1946 bood de directeur een plan aan het College aan met een kostenraming voor de inrichting van de 2e Noodbegraafplaats. Er zijn 842 grafruimten 4e klasse en 96 grafruimten bestemd voor kinderlijkjes, 3 per grafruimte. Men wilde nog steeds 1 diep begraven. De aanlegkosten, inclusief grondaankoop zijn f 38.000,- en dan is er begraafruimte tot 1 januari 1948.
Daar de 1e fase op Selwerderhof ook dan nog niet klaar zal zijn, zelfs een klein gedeelte van de 1e fase niet, zou de ruimte op de 2e Noodbegraafplaats wel eens te kort kunnen zijn!
Het leek erop dat eigenaar Moens de grond niet wilde afstaan, dus de Minister zou akkoord moeten gaan met een vordering. Ook werd overwogen em het terrein tijdelijk in erfpacht af te staan om later weer terug te geven in zijn oorspronkelijke staat. Dit voorstel had niet zoveel zin, want de uiteindelijke bestemming van dit terrein is plantsoen, evenals de grond van de 1` Noodbegraafplaats en dan moest het toch weer afgestaan worden.
De hervatting van de aanlegwerkzaamheden van Selwerderhof zal pas in 1947 zijn als het `College van Algemeen Commissarissen voor de Wederopbouw' voldoende kolen ter beschikking wilde stellen. En er dreigde nog meer vertraging bij de snelheid van aanleg, want in januari 1947 meldde de directeur dat de CAO-werktijden in het baggerbedrijf zijn verminderd van 55-65 uur per week naar maximaal 48 uur per week. Bovendien lag de arbeidsprestatie nog ver onder het peil van 1941
Om de capaciteit van de 2e Noodbegraafplaats te verhogen overwoog men 2 diep te gaan begraven. Men dacht dit o.a. op te lossen door met de vrijkomende grond uit een graf het terrein op te hogen met 50 cm. Verder wilde men een aantal heestervakken van het ontwerp als grafruimte bestemmen en als derde mogelijkheid het verplicht gebruik laten maken van een platte kist van maximaal 45 cm hoogte. De bodem van een 2 verdiepingsgraf kwam daardoor veel hoger te liggen en komt dan ongeveer 20 cm boven de gemiddelde grondwaterstand. Dit voorstel werd geaccepteerd en dit gaf 630 extra begraafcapaciteit voldoende tot voorjaar 1949. Men ging toen uit van ca. 50 begrafenissen per maand. Nu er in 2 verdiepingen begraven zal worden en er 2 lijken van verschillende families boven elkaar begraven worden, komt er als compensatie een verlaagd tarief van f 35,- naar f 23,- per begrafenis.
In november 1946 werd de 2e Noodbegraafplaats voor begraven opengesteld Omdat er geen enkele voortgang zat in de aanleg van Selwerderhof en de 2e Noodbegraafplaats wel eens eerder vol kan zijn dan gepland, vroeg de directeur toestemming om het reserveterrein op het middenveld van de 1 Noodbegraafplaats ook veer normale begravingen te mogen gebruiken. Op dit gedeelte kunnen ongeveer 100 graven uitgegeven worden. Dat scheelde ongeveer 3 maanden in tijd.
Dat de mensen na de oorlog weinig geld ter beschikking hadden moge blijken uit een brief in 1947 van de directeur van Gemeente Werken aan de Gemeenteontvanger. Daarin adviseerde de directeur om aan nabestaanden, die de f 35,- begraafkosten niet terstond konden betalen een betalingsregeling aan te bieden, door een verklaring af te leggen, waarin hij 'de verplichting tot storting van het restant erkent en zich verbindt dit bij nadere verklaring geregelde verdere termijnen te voldoen'
Op 23 september 1948 deed de directeur een voorstel aan het college om op de 2e Noodbegraafplaats voortaan 1-diep te begraven. Blijkbaar lag men voor op de prognose. Het aantal begrafenissen per maand was nog steeds 30. Bij 30 begrafenissen per maand was er ruimte tot 1 juni 1951; bij 40 begrafenissen p/m was er ruimte tot 1 juli 1949 en bij 50 begrafenissen p/m kon men tot 1 december op de Noodbegraafplaatsen begraven.
In 1949 werd de nieuwe begraafplaats Selwerderhof in gebruik genomen. Het begraven op klein Selwerderhof stopte en men trof voorbereidingen voor het overbrengen van de begravenen op de noodbegraafplaatsen naar de nieuwe begraafplaats. De op- en herbegravingen waren kosteloos voor de nabestaanden, maar men kwam toch wel voor extra kosten te staan, zoals een nieuwe kist, het plaatsen van nieuwe grafsteen en het verplicht betalen van het onderhoud aan de grafsteen.
De gemeente zoo ook voor een probleem komen te staan, want met de overbrengingen zou de ingebruik genomen 1e fase op Selwerderhof al vrij snel vol zijn, wat de exploitatie niet ten goede zou komen. De gemeente had er wel belang bij om gunstige voorwaarden aan te bieden, opdat er zo weinig mogelijk overbrengingen zouden plaats vinden.
In de brief van 21 juli 1949 van de directeur G.W. aan het College deed de directeur de volgende voorstellen:- De gemeente wil de beide noodbegraafplaatsen in stand houden en wil aan nabestaanden gunstige voorwaarden aanbieden om de begravenen zo veel mogelijk te laten liggen op deze noodbegraafplaatsen, waardoor het aanzien van de beide begraafplaatsen verbeterd wordt. De namen van de 1e Noodbegraafplaats en 2e Noodbegraafplaats worden van nu af resp. Klein Selwerderhof I en Klein Selwerderbof II.
Het bedrag wat de gemeente zou moeten betalen voor de op- en herbegraving naar de nieuwe begraafplaats zou aan de nabestaanden gegeven kunnen worden, als tegemoetkoming voor het mogen plaatsen van een eenvoudig hardstenen grafteken van 40 x 60 cm op het bestaand graf in plaats van het bestaande houten gedenkteken. De kosten van het regelmatig verven/lakken van de houten gedenktekens komen dan ook niet meer voor de gemeente. De kosten van de op- en herbegravingen worden begroot op f 23,- en de kosten voor een nieuwe kist zijn f 12,-. Dat scheelt de gemeente f 35,-. Een nieuwe hardstenen grafteken kost f 58,-.
- De graven op de beide Noodbegraafplaatsen mogen 40 jaar blijven.
-Het middenveld op de 1e Noodbegraafplaats zou als urnentuin ingericht kunnen worden.
-Er zijn totaal 1294 volwassenen en 513 kinderen begraven op beide begraafplaatsen. (Opvallend is de hoge kindersterfte in die periode!)
Kort daarna werden de voorstellen van de directeur door het College geaccepteerd. Zo spoedig mogelijk moesten de uitvaartleiders op de hoogte gesteld worden van deze 'ommekeer' in het beleid. De uitvaartleiders konden de nabestaanden op de hoogte stellen van de nieuwe voorstellen. Nabestaanden, die toch een overledene wilden laten overbrengen naar Selwerderhof, moesten dit schriftelijk aanvragen. Men kreeg op Selwerderhof een huurgraf voor 20 jaar. Wilde men een langere periode inhuren, bv. 40 of 60 jaar of nog langer, dan moest men bijbetalen.
De nabestaanden kregen tot 1952 de tijd om te besluiten of er al dan niet overgebracht zou worden. Vermoed wordt dat ongeveer 2/3 van de begravenen zijn blijven liggen op de beide noodbegraafplaatsen.
In 1949 heeft nog een herberekening plaats gevonden van de grondaankoop van de 1e Noodbegraafplaats. Er was een te lage m2 prijs berekend. Bovendien had de Joodse gemeente kosten gemaakt aan de Heidemaatschappij voor het 'begraaf klaar' maken van dit terrein voor een toekomstige uitbreiding van hun begraafplaats. De herberekening (rechtsherstel genoemd) was totaal f 5.687,-.
Op Klein Selwerderhof II werden in 1949 een aantal gefusilleerde NSB-ers begraven. Ze waren gefusilleerd op de schietbaan op het voormalig kazerneterrein aan de Hereweg, dicht bij het R.K.Kerkhof. Ze waren niet allemaal in het noorden actief geweest, sommigen kwamen van elders. Het gaat o.a. om: J.Lamberts (grafrnr. 705, later naar Assen overgebracht); S. van Droffelaar (grafnr.. 706); E.C.Drost (grafar. 707); A.Kaper (grafnr. 708); P.Schaap (grafnr. 709); O.Bouman (grafnr.. 710, later overgebracht naar S.'hof 1-6-381) en P.Wichers (grafnr. 711).
In 1953 kreeg de Joodse gemeente de gelegenheid om 700 m2 grond te kopen van Klein Selwerderhof II om hun begraafplaats aan de Iepenlaan te kunnen uitbreiden, dit ter compensatie van de geruimde Joodse begraafplaats aan de Jodenkamp. De aanpassingen bij Kl. Selwerderhof II, zoals het toegangspad verleggen, nieuwe hagen planten, oude hagen verwijderen enz. kwamen voor rekening van de gemeente De Joodse begraafplaats aan de Jodenkamp moest opgeruimd worden om de bouw van het Scheikundig Laboratorium van de RUG mogelijk te maken.
In 1989, dus na afloop van de toezegging van de 40 jaar in stand houden van de graven op beide noodbegraafplaatsen is er een voorstel naar de gemeenteraad gegaan om beide begraafplaatsen voor onbepaalde tijd in stand te houden, echter waar mogelijk het onderhoud iets te versoberen. Er kwamen nog wel mensen op grafbezoek en gezien de gevoeligheid uit de oorlog kon het sluiten van beide begraafplaatsen nog veel emoties oproepen. Zo zijn er op Klein Selwerderhof I alle oude beukenhagen verwijderd en de grindpaden zijn langzamerhand met gras begroeid. De rij roodbloeiende kastanjebomen zijn in het voorjaar heel mooi.
Klein Selwerderhof Il is als begraafplaats mooi ingericht en is onveranderd gebleven.
De aanwezige houten gedenktekens moesten elke 3 à 4 jaar op kosten van de gemeente gelakt worden, wat veel geld kostte. In plaats van een lakbeurt zijn de houten bordjes vervangen door kunststoffen bordjes, waar geen onderhoud mee gemoeid is.
Anno 2005 zijn er op Klein Selwerderhof I 77 grafstenen in onderhoud bij de gemeente en 35 stuks op Klein Selwerderhof II. Er is geen onderhoud afgekocht.
In 1990 is het NS-oorlogsmonument van H.Boxma op het middenveld van Klein Selwerdeehof I overeenkomstig de gemaakte afspraak met de nabestaanden overgebracht naar Selwerderhof.
Bron: documentatie Selwerderhof