Henk Menkveld - over het ontstaan

Plaatsingsdatum: Jan 10, 2016 6:50:55 PM

Het deed me goed weer iets van de mij nog zo dierbare zeilkampen te horen. Fijn dat jullie door de reünie van april j.l. hiervoor de aanzet hebben gegeven en ik wil jou en de gehele commissie dan ook alsnog hiervoor bedanken en complimenteren met het resultaat dat is bereikt.

Wat jouw vraag betreft over het al of niet voortzetten van de site laat ik je weten hier een voorstander van te zijn. In de afgelopen maanden heb ik diverse keren de bestaande site met genoegen nog weer eens bezocht. (Memories van een oude man!). Misschien vind je het leuk om nog iets meer te weten over het allereerste begin van het zeilkampwerk bij het landelijke gereformeerde jeugdwerk. Iens Iestra (Lanting) heeft op de site hier al iets van vermeld. Mijn kant van het verhaal is hierop een aanvulling. Rond 1950 kreeg ik een werkkring in Amersfoort. Door bemiddeling van de heer De Boer, die ik kende vanuit de gereformeerde kerk, kwam ik “op kamers” bij de dames Douma, 3 ongehuwde schoonzusters van de heer De Boer, die op loopafstand van hem woonden. Er was dan ook een regelmatig contact.

In het voorjaar van 1952 vroeg de heer De Boer, die o.a. leiding gaf aan het jeugdkampwerk van het Gereformeerde Jeugdcentrum “De Witte Hei”in Huis ter Heide, aan mij of ik beschikbaar was voor een nieuwe tak van het reeds bestaande kampwerk in de vorm van zomerkampen in binnen en buitenland. Hieraan zou het zeilkampwerk worden toegevoegd. De heer De Boer had al contact met een maatschappelijk werkster (Iens) en een vroeg-gepensioneerde politieman uit Zeist (mijnheer Dam, zoon van een Friese binnenschipper, die het varen in het bloed zat). Aanvankelijk zag ik er nogal tegenop om met een “oudere man” in het jeugdkampwerk te doen te krijgen. Ik wilde eerst eens kennis met hem maken voordat ik een beslissing nam. Van mijn aanvankelijke aarzeling bleef niets meer over toen ik hem had ontmoet. Het “klikte”tussen ons en meneer Dam werd een soort vaderlijke vriend, met wie ik jarenlang contact gehouden heb.

In de zomer van 1952 startten wij het eerste kamp in Woudsend, waar we verbleven in een groot herenhuis aan de kade, Wetterwille, eigendom van de heer Poepjes. 

Iens, mijnheer Dam en ik waren als kwartiermakers een dag voor de deelnemers aangekomen. Nu bestonden mijn zeilervaringen uit enkele weken “Loosdrecht” en mijnheer Dam wilde wel eens weten wat ik ervan terecht bracht. Vroeg in de ochtend voeren we naar het Slotermeer, waar ik mijn kunsten moest vertonen. Teruggekomen aan de wal zei mijnheer Dam:”Het zeilen ging wel een beetje, maar varen kun je niet”. Ik begreep niet goed wat hij bedoelde, totdat hij mij de vaarboom in de handen duwde met de opmerking:”Boom jij de boot maar even naar Balk, dan weet je wat varen is” Nou, dat heb ik geweten. Ik meen dat we er 2 uur over gedaan hebben, maar toen wist ik dan ook hoe ik de vaarboom in het water moest zetten om een beetje netjes vooruit te komen.. Ik heb heel veel van mijnheer geleerd, niet alleen wat zeilen en varen betreft. Hij was een wijs mens.

In de eerste week beschikten wij over 3 boten, dat wil zeggen dat een plaatselijke visser (hij heette ook nog Visser) met een stalen scheepje was ingehuurd, waar het meerendeel van de ongeveer 20 kampdeelnemers in meegenomen werden. Verder was er nog een zestienkwadraat en een schip uit de drakenklasse, waar af en toe een deelnemer(ster) de helmstok mocht vasthouden. Een verre van ideale situatie, waaraan we dan ook een einde maakten door aan het eind van de eerste week enkele zestienkwadraten erbij te huren. Gelukkig waren er onder de deelnemers enkele aankomende schippers. Zo werd de eerste week “gevierd”, met mijnheer Dam als hoofdschipper, Iens als leidster/kookster (zo heette de vrouwelijke leidinggevende in die tijd) en zelf was ik hoofdleider. Pension Wetterwille was voor 2 weken besproken. Mijnheer Dam en ik konden ook de tweede week blijven, maar Iens moest weer aan het werk. Voor haar in de plaats werd Andrie de Boer leidster/kookster.(N.B. Dat ik nog een week vakantie had was het gevolg van een rijksregel waarin was vastgelegd dat een werknemer een extra week vakantie mocht claimen als hij of zij die week besteedde aan het jeugdwerk.

Voor het kampjaar 1953 werd een geschiktere kamplokatie gezocht, die werd gevonden in Oppenhuizen/Uitwellingerga, waar op de “zolder van Wijnstra”, een bootbouwer/verhuurder 6 kampweken werden geboekt. Het zal duidellijk zijn dat het een hele opgave was om voor al die weken voldoende schippers/leiding te vinden. Door het benaderen van christen-studenten van enkele universiteiten is dat aardig gelukt. Na die tijd kwam er ook “eigen kweek” die op kwaliteit beoordeeld werd tijdens de Pinksterweekenden. Het zeilkampwerk van het Gereformeerd Jeugd Centrum (GJC) groeide heel snel. Behalve in Oppenhuizen kwamen en ook kampen in Oudega en IJlst naast vaarkampen met een moederschip als kampeerverblijf. Inmiddels werd ook de naam gewijzigd. Het werd Landelijk Centrum voor Gereformeerd Jeugdwerk (LCGJ). Tot 1962 heb ik aan dit kampwerk deelgenomen. Na mijn huwelijk in1963 ben ik nog één keer schipper geweest in de zeilschool van Wim de Boer “Krekt oer ’t Wetter. Maar onze beide zonen  hebben het zeilen van hun vader, die zich inmiddels en 6-meter-lang kajuit-zeilscheepje had aangeschaft, overgenomen.

Een heel verhaal, zoals je ziet. En er zou nog veel meer te vertellen zijn, maar dat laat ik maar los.

Heel hartelijk gegroet,

Henk Menkveld.