Oud Nederduits: 'Hebben alle vagelijke nietsen'

F. N. HEINSIUS

Op school leren de meesten van ons dat er vroeger zoiets was als het Diets, een oudhollandse volkstaal. Het eerste Nederlands is geen gesproken Diets, maar geschreven Vlaams. De brief waar het hier om draait, zie onder, is moeilijk leesbaar. Een vage kopie van een bladzijde uit Oxford met een oude tekst. Zeker geen mooi schoonschrift van een monnik over vogelen in het voorjaar. De bron is zo slecht leesbaar dat de hele tekst zou wetenschappelijk eigenlijk in aanmerking zou moeten komen voor algehele afkeuring. Toch beviel de Nederlandse zin een taalkundige kennelijk. Een opgewonden standje dus in een archiefkamertje van de universiteit. Het draait allemaal om een Vlaamse Monnik die in Engeland in de abdij van Rochester in het graafschap Kent deze Vlaamse zin neerschrijft. Om zijn nieuwe ganzenveer in te schrijven. De volgende monnik schrijft de volgende journaalpost op. Als je beter kijkt, lijkt het hele verhaal één groot walgelijk dictee 'Belgisch-Nederlands' met Latijn erbij. Als we al die religieuze poeha moeten geloven zou er staan (1): 'Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu, wat unbiden we nu'. Een vogeltjesdans of liefdesverklaring dus van een boekhouder die juist begint te schrijven. Het zou ergens tussen 1075 en 1100 ontstaan zijn, rond de kruistochten. Je verzint het niet, toch?  Dit zinnetje zou liefdevol Vlaams en de rest zakelijk Latijn zijn. De geleerden ruziën nu al een tijd over de vraag of het door een vrouw of een man geschreven zou zijn. Tja, de feminiserende maatschappij wil ook weer iets van zich laten horen. Brand je vingers dus maar niet aan een eigen vertaling: 'Alle vogels zijn al aan het nestelen, behalve jij en ik, waar wachten we nu op?' Schrijven was een zeer zeldzame aangelegenheid, vrouwen schreven nooit. We zullen er dus maar vanuit gaan dat het om een man ging die iets zegt over een inventarisatie van een vrouw, ze telde de huiselijke bezittingen dan wellicht? Mijn eigen transformatie luidt (2): 'Hibben alle vagele nistes hegoennen heinesi heic inde thoe wet oenbeidin wi noe'. Vertaald door mij betekent dit vandaag de dag (3): "Hebben alle vagelijke nietsen, geeneens omheining, ik ende jij wat aanbidden wij nu". Dus een toelichting op de rampzalige inventaris voor de jaarrekening (4): "Bezitten vrijwel niets, niet eens hekwerk, waarom zijn wij hier nog?". Geen romantische liefde, maar de harde zakelijkheid. 

Bron: Repr. of MSS 340-342, Bodleian Library, University of Oxford

Kenneth Sisam (Anglist, Oxford), Manuscript Bodley 340: The Review of English Studies, 9, 33 (1933)

M. Schönfeld (Germanist, Groningen), Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 52, 1-8 (1933). DBNL: Een Oudnederlandse zin uit de elfde eeuw

Label: hebban olla vogala, oud nederlands

©2016 F.N. Heinsius