Opmerking vooraf:
De regels en principes van de de huisstijl voor Brieven, zijn ook van toepassing op Andere documenten.
Regels die voor Andere documenten afwijken van die van Brieven of aanvullend zijn, zijn hieronder beschreven.
alineamarkeringen, handmatige regel-einden en sectie-einden mogen niet gebruikt worden om ruimte te creëren tussen de tekstdelen (alinea's, koppen, afbeeldingen, ...);
handmatige pagina-einden horen niet thuis in een goede tekstverwerkingstechniek en mogen dus niet gebruikt worden;
het oneigenlijk gebruik van sectie-einden enkel om naar een volgende pagina te gaan, is niet toegestaan.
Tip: zie Tekstdoorloop en Tekstterugloop
Papierformaat: 21 x 29,7 cm (A4)
Afdrukstand: Staand (tenzij anders aangegeven)
Marges:
Regelafstand: Je gebruikt enkele regelafstand, tenzij
je vooraf weet dat de lezer aantekeningen tussen de regels zal maken;
in teksten met schrifttekens boven of onder de basislijn.
In die gevallen mag je de regelafstand groter maken.
uitlijnen tegen de linkermarge (zonder insprong);
geen zwevende koppen of titels;
accentueren door:
een kader,
groter lettertype (2 punten per niveau),
opmaak (vet, cursief, etc.).
bij genummerde koppen:
gebruik arabische cijfers
bij meerder niveaus in de nummering: scheid elk cijfer met een punt, geen punt na het laatste cijfer,
cijfers nooit onderstrepen,
tekst laten inspringen (1 à 2 cm) op elke regel,
alle titels en koppen op gelijke afstand van de linkermarge,
na een titel volgt nooit een punt, dubbelpunt of komma, een vraagteken kan.
uitlijnen tegen de linkermarge of uitvullen (zonder insprong);
bij uitvullen: kijk uit voor te grote ruimtes tussen de woorden;
geen zwevende regels;
zoveel mogelijk bijeenhouden op dezelfde pagina.
Om het tekstbeeld duidelijk te houden, probeer je de lengte van alinea's tot maximaal 8 regels te beperken.
Algemene regels:
één regel witruimte = de puntgrootte van de standaardtekst;
dezelfde witruimte tussen gelijkaardige tekstfragmenten;
nooit meer witruimte bij een titel van en lager niveau dan bij het niveau erboven;
minstens 1 regel witruimte voor en na een lijn (behalve in kop- en voetteksten).
Praktisch:
een halve regel witruimte:
tussen de elementen van een opsomming indien minstens één van de elementen van de opsomming meer dan één regel inneemt;
één regel witruimte:
na een kop;
tussen twee opeenvolgende titels of koppen;
tussen alinea's;
voor en na een opsomming;
boven en onder andere tekstdelen (voorbeeld, opmerking, NB, kader, tabel, illustratie, etc.);
twee regels witruimte:
na een titel die niet gevolgd wordt door een andere titel of ondertitel;
tussen de tekst en de streep die dient als scheiding tussen tekst en voetnoten;
tussen een tekstdeel en de daaropvolgende titel of kop;
drie regels witruimte:
tussen het einde van een tekst of document en de horizontale lijn die dat einde aangeeft;
meerdere regels witruimte:
bij meerdere titels is het aantal regels witruimte = aantal titels + 1.
Het paginanummer komt
bovenaan of onderaan en aan de buitenkant van de pagina in de koptekst;
op minstens 13 mm van de boven- of onderrand van het blad;
de eerste genummerde pagina krijgt nooit een paginanummer (1);
bij recto/verso krijgen;
de rectozijden altijd een oneven nummer;
de versozijden een even nummer.
1,25 cm van de paginarand;
Lettergrootte = minstens 1 punt minder dan in de hoofdtekst;
minstens 1 regel witruimte onder de koptekst;
minstens 1 regel witruimte boven de voettekst.
Voetnoten
onderaan de pagina;
gescheiden van de tekst door een minimum witruimte van twee regels gevolgd door een horizontale lijn van minstens 3 cm tegen de linker marge geplaatst;
nummering herstarten per pagina;
het verwijzingsteken heeft geen haakjes.
Eindnoten
achter de tekst aan het einde van een hoofdstuk of document;
gescheiden van de tekst door een witruimte van twee regels gevolgd door een horizontale lijn van minstens 3 cm tegen de linker marge geplaatst;
nummering per hoofdstuk of doorlopend.
uitlijnen: altijd links
opsommingen in één niveau:
opsommingsteken of nummer (zonder punt of haakje) uitlijnen tegen de linkermarge (zonder insprong);
tekst op 0,63 cm;
bij opsommingen in meerdere niveaus:
het opsommingsteken van een volgend niveau komt op dezelfde horizontale positie als de tekst van het vorige niveau
positie van de tekst komt op het niveau van het opsommingsteken + 0,63 cm
geen zwevende regels;
zoveel mogelijk bijeenhouden op dezelfde pagina.
Opsommingsteken of nummering?
Nummering:
Tussen de elementen van de opsomming bestaat er een onderling verband, een volgorde of chronologie of het betreft een procedure
In de tekst wordt verwezen naar een onderdeel van de opsomming.
Opsomming: alle andere gevallen
Leestekens in opsommingen
Na het laatste woord vóór de opsomming komt een dubbelpunt.
Als de elementen in de opsomming volwaardige zinnen zijn beginnen ze met een hoofdletter en eindigen ze met een punt.
Als de elementen in de opsomming bestaan uit woorden, begrippen of omschrijvingen waarmee geen actie gepaard gaat komt er een komma.
Als de elementen in de opsomming geen volwaardige zinnen zijn maar een actie of een duiding aangeven komt er een puntkomma.
Bij gebruik van minstens één puntkomma komt er overal een puntkomma.
Het laatste element sluit je af met een punt.
bij voorkeur dezelfde lengte en breedte;
bij voorkeur Uitvullen.
kopnummer tegen de linkermarge, tekst laten inspringen (1 à 2 cm), alle koppen op gelijke afstand van de linkermarge;
paginanummer tegen de rechtermarge met voorlooppuntjes
koppen en titels
van niveau 1:
één regel witruimte vóór;
effect: vet
alle andere niveaus:
geen witruimte vóór of na;
effect: neutraal
op dezelfde pagina als de bijbehorende tekst;
bij functionele illustraties: bijschriften (lettertype = minstens 1 punt minder dan in de hoofdtekst) eronder plaatsen.
Voor de notatie van een bronvermelding en het opstellen van een bibliografie moet je tijdens je opleiding de APA-norm gebruiken.
De tekstverwerker heeft daarvoor een semi-geautomatiseerde functie.
Hier vind je wat je moet weten over het gebruik van de APA-norm.
Hier vind je het modeldocument Huisstijl Model Ander document.