IS TRAAGHEID SNELHEID?

14 augustus 2009, 08.00 uur: ik sta in Bedoin naast mijn auto waarin ik van alles achterlaat waarvan ik denk het niet nodig te hebben. Zoals een reserve binnenband, fietspomp, zadeltasje en multitool. Ik zal toch wel 21,5 km kunnen fietsen zonder een lekke band te krijgen? Dat risico durf ik wel te nemen. Ik loop van de parkeerplaats naar de weg en heb steeds het idee dat ik iets vergeten ben... maar wat? Als ik op mijn fiets stap weet ik het; ik heb mijn hardloopschoenen nog aan! Nadat ik mijn fietsschoenen aangetrokken heb kan ik op weg.

De eerste 6 kilometer krijg je cadeau, de stijging valt mee, maar van mijn snelheid heb ik geen idee; mijn fietscomputer geeft alleen nog maar mijn hartslag weer. Wat ik gisteren ook probeerde, ik kreeg de snelheid niet meer op het scherm, ondanks de nieuwe batterijtjes die ik bij de Super-U in Vaison gekocht had. Dan maar zonder, volgens Tim Krabbé kun je toch geen goede tijd maken, "je horloge trekt toch zijn eigen plan, je komt erop of je komt er niet op." Dus waarom zal ik dan mijn snelheid moeten weten? Alleen hartslag moet voldoende zijn. Bovendien deden ze het vroeger ook zonder computertjes en toen kwamen ze toch ook gewoon boven?

Ik word ingehaald door twee fietsers en laat me natuurlijk gek maken door hun snelheid, ga met ze mee, mijn hartslag stijgt naar 160. "Is dit slim?" denk ik. We naderen een fietser die duidelijk rustiger naar boven rijdt en ik laat de twee gaan. Deze fietser valt me op, hij rijdt op een Look met een titanium frame, heeft grijs haar, het petje scheef op de kop, echte wielrennersbenen, helm aan het stuur, reserveband in z’n achterzak, kortom een renner. Wat het meest opvalt zijn de twee halve liter flesjes Perrier in z’n bidonhouders. Hij is z’n bidons vergeten en heeft ze in Bedoin gekocht. Zijn naam is Dominique, heeft al 60 keer de Ventoux beklommen, dit jaar al voor de 15e keer. Een kenner dus, “un connaisseur”. Hij weet hoe het moet, ik besluit met hem mee te fietsen. We dragen dezelfde schoenen, dat schept een band, die van mij zijn alleen zes maten groter. Dominique is maar liefst 27 jaar ouder dan ik, heeft vroeger aan alpinisme gedaan en spreekt Engels. Een Fransman die Engels spreekt, hij bestaat! Gezellig pratend draaien we het bos in, terwijl we ingehaald worden door een fietser op een opzichtige Cannondale die werkelijk naar boven jakkert. Dominique schiet in de lach en zegt zo iets als: "Die komen we straks nog wel tegen," “doucement èh, doucement”. “Ja ja, doucement,” zeg ik en rustig klimmen we verder.

Even later worden we ingehaald door een fietser en een Franse auto tegelijk. Er blijft weinig ruimte over op de berg. De automobilist toetert driftig, denkt zeker dat die berg hier speciaal voor hem ligt, met z'n Franse auto. Wat volgt is een scheldpartij in het Frans, heerlijk! “Incroyable, incroyable” moppert Dominique nog even na.


Hoe anders is deze berg dan de Alpe d’Huez met z’n 21 haarspeldbochten, in elke bocht een paar seconden rust, op de hele klim toch gauw een minuut rusten. Hier blijft echter de zwaartekracht constant aan je zadel trekken. Ik zou best wel een minuut willen rusten, maar doe het toch maar niet.

Dominique rijdt ook zonder fietscomputer, dus van snelheid of traagheid heb ik nog steeds geen idee, rijden we 8, 9, 10 of 11 km.? Wel kunnen we onze hartslag vergelijken; in een minder steil stuk in het bos is zijn hartslag 130, die van mij 136... zo laag? Dan gaan we zeker niet snel, het is dus traagheid. Wanneer wordt snelheid eigenlijk traagheid, of is het hetzelfde... ik weet het niet meer. Dominique rijdt met een triple en gebruikt achter steeds het één na grootste tandwiel, alleen als hij op de pedalen gaat staan schakelt hij naar een kleiner kransje, rijdt zo 30-40 meter en schakelt dan weer terug terwijl hij weer in het zadel gaat, zo moet dat dus. Ik maal rustig door op mijn 34x28. Onderweg halen we regelmatig fietsers in die afgestapt zijn. “Ja, doucement, hè." "Dominique heeft het nog zo gezegd,” denk ik.

In die ene bocht in het bos ga ik midden op de weg rijden, dat had ik toevallig op TV gezien, in een documentaire die vlak voor de Tour werd uitgezonden. Dominique kijkt me verbaasd aan, rijdt gewoon over het steile stuk van de binnenbocht. Irritant zijn de vliegen die in het bos constant om je hoofd cirkelen. Ik zeg ”mosquito’s”, Dominique zegt “mouches, pas de prik prik, èh”. Nee, “pas de prik prik”, gelukkig niet.

Onderweg zie ik in het bos langs de weg verschillende binnenbandjes liggen, lek of lek alsof? Misschien zijn het wel gewoon perfecte bandjes waar niks mis mee is, gewoon door een uitgeputte fietser achtergelaten, ”geval lekke band”. Mooi excuus om even uit te rusten. Vlak voor Chalet Reynard krijgen we gezelschap van een fietser op een Pinarello die werkelijk compleet van carbon is, het zou me niets verbazen als deze man zelfs carbon sokken draagt. Dat steekt wel een beetje af bij mijn 13 jaar oude Cannondale, waarvan alleen de voorvork van carbon gemaakt is.

We nemen afscheid van Dominique, die wat gaat eten. Dat mag als je 75 bent, “see you at the top!” “Bon Courage!” roept Dominique.

Samen met Valverde klim ik verder, hier zijn de bomen op en er volgt een lang recht stuk, het maanlandschap in dat er vreselijk steil uitziet, maar in werkelijkheid minder steil is dan het bos. De hartslag en dus ook de snelheid gaan omhoog, maar als mijn hartslag boven de 160 komt, laat ik Valverde gaan en rijd in mijn eigen tempo verder. Tja, Valverde, die houd ik echt niet bij. Nog 5 kilometer, ik heb één bidon leeg en de andere voor een kwart. Zolang er nog niemand water light heeft uitgevonden kun je dat zware spul maar beter zo snel mogelijk opdrinken, zeker als je een berg beklimt. Dominique had een half flesje Perrier leeggedronken, ik ben echter nogal dorstig en heb voor de zekerheid een flesje Cola in mijn achterzak.

Doordat de Tour hier pas ook langs kwam is er in ieder geval genoeg te lezen op de weg. Een grapjas heeft zelfs Kenny van Hummel op het wegdek gekalkt, terwijl die toen allang met een zere knie bij z’n moeder op de bank zat. “Héla, een fotograaf, wat leuk!” Ik neem het kaartje aan, Ventoux Photo.fr staat erop en stop het in m’n achterzak, terwijl ik verder hark. Ik voel een pijn in mijn linkerkuit opkomen. Tijd voor mijn geheime wapen: als je gewend bent om altijd alleen op water te rijden is Cola doping. Ik draai het dopje van de fles en leg het in mijn helm die aan mijn stuur hangt. “Het zal wel weer helemaal fout zijn, maar bij mij werkt het,” denk ik terwijl het dopje uit mijn helm valt. “Shit!” roep ik. De fietser die voor me rijdt kijkt verbaasd om.

Ik ben inmiddels bij het Simpson monument, de plek waar ik 3 jaar geleden gestrand ben. Ik was toen bij Pont du Gard en zag de Ventoux. Het leek me wel leuk om naar boven te fietsen, niet wetende wat deze klim inhield. Totaal onvoorbereid reed ik op mijn hybride naar boven, met fietstas waarin achteraf een zwaar slot bleek te zitten. Onderweg moest ik verschillende keren stoppen en totaal uitgeput ben ik op de trap naar het monument gaan zitten. Ik zag het observatorium, maar besloot er niet heen te gaan, ontevreden als ik was met mijn resultaat, dat moest ik beter kunnen. Vandaag is alles anders: ik heb me voorbereid, heb geïnvesteerd in een compact crankstel voor m’n racefiets, zodat ik met 34x23, 34x26 of 34x28 naar boven kan. Op het lichtste verzet 2,60 meter per omwenteling, ongeveer 8000 keer de trappers rond en je bent boven, dat moet lukken zonder een voet aan de grond. Het crankstel was echter alleen verkrijgbaar met 172,5 mm lengte , terwijl ik normaal met 175 mm rijdt, zal dat uitmaken die halve centimeter? Voor de zekerheid maar dunne sokken aangetrokken.

Door de Cola is de pijn in mijn linkerkuit verdwenen, mijn hartslag blijft onder de 160. Ik fiets nu waar ik nog nooit gefietst heb, altijd leuk! Sommet 500, ondanks de 11% krijg ik vleugels, haal zelfs fietsers in! Wat ik ook krijg is een vreselijke pijn in mijn rechterbovenbeen. Die pijn in mijn kuit kende ik wel, maar dit is nieuw voor mij. Zal dit zijn wat echte wielrenners bedoelen als ze het hebben over pijn in de benen? Ik bereik de top, waar het een drukte van belang is. Ik ben duidelijk niet de enige die vandaag naar boven wilde fietsen. Ik stap van mijn fiets en wil gaan lopen, mijn benen vinden dat echter niet zo’n goed idee, dus blijf ik maar even staan, midden op de weg.

Na een poosje komt ook Dominique boven, petje nog steeds scheef op de grijze kop. “Moest even wat eten,” zegt hij. Zijn tweede flesje Perrier is nog helemaal vol; voor de afdaling? In de afdaling stop ik bij het Simpson monument en bij de fotograaf voor uitleg hoe ik de foto kan bestellen. “Ga je nog een keer omhoog?” vraagt ze... “Nee, vandaag even niet.”

OP KARAKTER

Het was 2009 dat ik de Ventoux beklom. Inmiddels is de diagnose “Parkinson”gesteld. Wat nog niet wil zeggen dat ik niet meer de kale berg kan beklimmen. “Willen is kunnen” , echt!

Bedoin 22 juli 2019 ongeveer half negen s’morgens. We staan met onze fietsen aan de marmeren startstreep in het asfalt van de D974. “Gewoon de D974 blijven volgen, dan kom je vanzelf op de Mont Ventoux.” Nou ja, vanzelf. De laatste keer dat ik de berg op fietste is inmiddels tien jaar geleden. En ik ben er niet jonger of gezonder op geworden. “Nyons, dat ligt vlakbij de Ventoux” appte ik Marco nadat hij me de hotels doorgegeven had waar we tijdens de Tour de France gingen overnachten. ” Vlakbij de Ventoux, dus….” Nooit gedacht dat ie daar serieus op in zou gaan, maar vier maanden geleden had Marco ineens ook een racefiets.

Tien jaar geleden had ik alleen een hartslagmeter, en dat beviel eigenlijk wel. Ik besloot vandaag hetzelfde te doen. Dus niet naar snelheid kijken. Op mijn GPS stond alleen de kaart en mijn hartslag. En die vond ik best wel hoog. En dan was ik nog op het eerste makkelijke gedeelte. We draaien het bos in, het ergste gedeelte van de klim. Tien kilometer met percentages van meer dan 10%. Inmiddels ben ik Marco kwijtgeraakt en het lijkt soms of ik alleen naar boven rijd. Voor of achter me geen andere fietsers. Twijfel, pijn overal, vooral in mijn rug. Na de haarspeldbocht, die ik ruim neem kom ik in een soort flow. Ik trap rustig door op de lichtste versnelling, mijn hartslag daalt onder de honderdveertig, de pijn is weg, ik geniet van het klimmen.

Ik blijk niet zo koersvast meer te zijn, heb veel ruimte nodig. Kortom, ik slinger. Daardoor raak ik twee keer naast het asfalt. De eerste keer kon ik weer de weg op fietsen, de tweede keer lukte dat niet. Ook geen ramp, kon ik mooi even een energie reep eten en wat drinken, want al slingerend over de weg vind ik dat toch lastig. “Als je Chalet Reynard haalt , haal je de top ook” zei ik vanmorgen tegen Marco toen we er met de auto langsreden. En daar ben ik nu, Chalet Reynard. Het ergste, dat klerebos met al die vliegen heb ik gehad. Hier fiets ik boven de boomgrens. Na de bocht komt de top van de Ventoux in zicht.

Mijn rechterbeen begint te verzuren, ik voel het. Tijd voor, net als tien jaar geleden, mijn geheime wapen. “Nee, die cola moet in het middelste zakje” Ik hoor het Marco nog zeggen. Ik had het linkse zakje op mijn rug uitgekozen voor de cola, maar nee, dan ga je scheef fietsen en dat mag natuurlijk niet. Twee kilometer verder voel ik de pijn wegtrekken. Ik passeer het Simpson monument, de paal met summet 507 mtr. Voordat ik bedacht heb waarom ze die paal niet gewoon zeven meter verder hebben gezet ben ik na ongeveer tweeëneenhalf uur boven. De top!

Over tien jaar weer.

https://sites.google.com/site/geonaj24/
https://sites.google.com/site/geonaj24/home/vanallesjan