IX-143 van Arrewijne, Emond Josua

Emond Josua van Arrewijne


ouders: Josua van Arrewijne en ?


geboren: Bantam na 1722,

gedoopt:

overleden: Oisterwijck 9-2-1798 (advertentie),

begraven: Oisterwijk 13-2-1798


beroep: koopman in de handelscompagnie van Arend Looij en Ed Josua van Arrewijne en Comp. (1753)

woonplaats / adres: Amsterdam (Haringpakkerij 1747, 1746, 1761, 1767, 1783), Oisterwijk (1783-1798)


relatie: ondertrouwt Amsterdam 30-3-1747


Maria Jacoba Lesjeer


ouders: Jacob Lesjeer jr en Anna Catharina de Vooght


geboren:

gedoopt: Amsterdam 16-2-1718

overleden:

begraven: Oisterwijk 10-6-1800


beroep:

woonplaats / adres:


Kinderen:

biografische aantekeningen


Emond Josua van Arrewijne werd in Bantam (Nederlands Indië) geboren als zoon van de ambtenaar Josua van Arrewijne en een vooralsnog onbekende moeder. Zijn stiefmoeder, Elisabeth Blankert, is zijn voogdesse, en die machtigt Emond Josua's ooms Cornelis en Jacob van Arrewijne en Hermanus Meijer (de man van Helena van Arrewijne) in Amsterdam om namens haar de zaken van het kind te regelen, dat al jong naar Amsterdam kwam. Emond Josua heeft een aanzienlijke erfenis ontvangen van zijn in Batavia overleden vader, en hij gebruikt dat kapitaal onder andere om de winkel in kompassen, vlaggen, ijzerwerk e.d. van zijn oom Arend Looij (de tweede man van zijn tante Helena van Arrewijne) over te nemen.

Deze winkel lijkt zijn voornaamste broodwinning, maar Emond Josua van Arrewijne is ook gemachtigde en wisselkantoor van diverse handelaren en plantage-houders in Suriname. Er is een groot aantal zogenoemde wisselprotesten in de notariële archieven van Amsterdam van transacties tussen Suriname en Amsterdam, waarin Van Arrewijnes naam voorkomt.

Al bij zijn huwelijk in 1747 woonde Emond Josua aan de Haringpakkerij in Amsterdam (bij de Martelaarsgracht), maar pas in 1764 zou hij daar een pand kopen. In 1783 verkoopt hij dat huis in de Haringpakkerij weer en verhuist hij met zijn vrouw naar Oisterwijk.


bronnen

filiatie bewezen met akte 24-5-1747

* 1718, 16-2: Stadsarchief Amsterdam DTB dopen: Maria Jacoba Lesjeer, get: Eduard Daniels en Jeanne Absleij

* 1737, 30-10: Stadsarchief Amsterdam, NA nots M. Maten [9372 akte 187865, p. 9209]: Warnar Delfling en Debora Soutman, echtpaar, verkopen een obligatie van fl 2000,- ten late van de provincie Friesland aan Jacobus van Arrewijne, Cornelis van Arrewijne en Hermanus Meijer ten behoeve van Emond Josua van Arrewijne

* 1747, 21-3: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J. Beukelaar [11104, akte 293699, nr 120]: huwelijkscontract. Emond Josea van Arrewijne, minderjarige toekomstige bruidegom, geassisteerd met Cornelis van Arrewijne, zijn oom paternel en naaste bloedverwant, ter eenre, en juffrouw Maria Jacoba Lesjeer, meerderjarige juffrouw, geadsisteerd met haar zuster en broeder Constantijn Gerard Nobel en Johanna Elisabet Lesjeer, echtelieden. Zij zullen op een specificatie de goederen noteren die zij in het huwelijk inbrengen. Er is geen gemeenschap van deze aan te brengen of tijdens het huwelijk te erven goederen. Winst en verlies wordt half en half genoten en gedragen, tenzij de vrouw aangeeft dat ze dat niet wil.

* 1747, 30-3: Stadsarchief Amsterdam, DTB ondertrouw 590-179: Donderdag Namiddag den 30 maart 1747: gecomp. Emond Josea van Arrewijne, van Bantam, oud 23 jaar, in de Haringpakkerij, ouds. doot geasst met sijn ooms Arent Looij en Cornelis van Arrewijne & Maria Jacoba Lesjeer, van Am., oud 27 jaar, op de Oude Schans, ouds. doot geasst met de heer Mr. Constantijn Gerrit Nobel, haar swager. (w.g.: Edm. Josea van Arrewijne, M.J. Lesjeer)

* 1747, 12-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J. Beukelaar [11105, akte 275507, nr. 175]: De notaris gaat op verzoek van Emond Josua van Arrewijne langs bij Jacobus en Cornelis van Arrewijne, de gemachtigden van Emond Josua’s gewezen voogdesse, Elisabeth Blankert, weduwe van zijn vader Josua van Arrewijne, in zijn leven raad extraordinair van Nederlands India. Hij laat zijn ooms vragen wanneer het hen convenieert om verantwoording af te leggen van het beheer van E.J.’s goederen en die aan hem te overhandigen. Jacobus van Arrewijne verzoekt kopie, Cornelis zegt gereed te zijn om aan het verzoek te voldoen.

* 1747, 24-5: Stadsarchief Amsterdam, Notarieel Archief, nots Johannes Beukelaar [11105, akte 284859]: Emond Josua van Arrewijne, als nu door ’t huwelijk meerderjarig, verklaarde dat de hrn Jacobus en Cornelis van Arrewijne met wijlen Hermanus Meijer, bij procuratie dd 17-9-1735 nots Johan van Visvliet te Batavia, gemachtigden van wijlen mevrouw Elisabeth Blankert, wed. van Josua van Arrewijnen, in zijn leven Raad Extraordinaris van Nederlandsch India, welke vrouw Elizabeth Blankert bij testament door Josua van Arrewijnen (dd 11-11-1728, - dezelfde dag ten overstaan van Wouter Gerrit Tenpezel, provisioneel secretaris van Macassar, besloten, gepasseerd en op 11-6-1735 door nots Visvliet geopend) als langstlevende tot executeur was aangesteld, hebben rekening en verantwoording afgelegd. Zij voerden bewind en administratie over de 6000 rijksdaalders die zijn vader, de genoemde Josua van Arrewijne hem heeft gelegateerd en besproken, en door desselfs opgemelde weduwe Elisabeth Blankert aan de gemachtigden is overgemaakt; ook de goederen die aan hem toebehoren en die onder de gemachtigden berusten heeft hij ontvangen. Emond J. heeft het testament bestudeerd en een Ambonese kist met koperbeslag ontvangen waarin kledenen en vendene, die met de schipper Anthony Guldenarm in het schip Berkenrode zijn overgekomen. Sommige kledenen die te klein en van geen emplooy waren zijn verkocht, andere zijn gebruikt om te verstellen en te vergroten en weer andere zijn nog gewoon beschikbaar. Tussen de drie voogden is besloten het kapitaal gespreid te beleggen: 1/3 in Generaliteijts, éénderde in Hollandsche en éénderde in Vriesche obligatien om de vruchten van het kapitaal zoveel mogelijk te vermeerderen. Emond J. ontvangt nu drie generaliteitsobligaties twv 4500,-; obligatie tlv Rotterdam fl 1500,-, twee kleine prijsobligaties Den Haag fl 200;, negen obligaties tlv Friesland totaal fl 9.300,-, plus nog goud, zilver, juwelen en kleren die niet zijn verkocht, met de memorie waarin de oorspronkelijke inhoud vermeld stond plus de Ambonese kist. In totaal bedraagt de erfenis dus fl 15.500,- aan obligaties plus roerende goederen.

* 1747, 12-9: Stadsarchief Amsterdam, NA nots C. van Homringh [12322, akte 15889, nr. 152]: Emond Josua van Arrewijne verkoopt vier obligaties aan Catharina Corver, laatst weduwe Sixtus Wijnsdorp ten late van de provincie Friesland, samen groot fl 4300,-. De obligaties zijn aangekocht op 19-4-1737 door de voogden t.b.v. Emond Josua van Arrewijne (zie transportakte nots Pieter Noppen Casparuszn)

* 1747, 2-12: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J. Beukelaar [11107, akte 236306 nr 439]: Jacobus en Cornelis van Arrewijne en Jan Bitter, voogden en administrateurs over de goederen van Maria Elisabeth van Arrewijne, minderjarige dochter van wijlen Josua van Arrewijne en wijlen Elisabeth Bitter. Zij accepteren de uitspraak van de arbiter Mr. Joan de Mauregnault Joan Petr: fils, dd 30-11-1747 over het geschil tussen Jacobus van Arrewijne enerzijds en Cornelis van Arrewijne en Jan Bitter anderzijds over de administratie van deze goederen. De twee laatsten verklaren de (gespecificeerde) juwelen ontvangen te hebben die de eerste kreeg uit handen van juffrouw Hendrina Kuffler, weduwe Du Goudiaf Bois, teneinde ze bij de weeskamer in bewaring te geven.

* 1748, 18-3: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J. Beukelaar [11108 akte 254667 nr obligatie. Emond Josua van Arrewijne en Maria Jacoba Lesjeer, echtgenoten, zijn schuldig aan Arend Looij fl 4000,- als het restant der kooppenningen van de winkel van kompassen, vlaggen ijzerwerk e.d. die van Arrewijne op 1 mei 1747 van Looij heeft overgenomen. De lening heeft een looptijd van een jaar, stilzwijgend te verlengen tenzij een kwartaal tevoren opgezegd. In een toegevoegde aantekening staat dat de schuld op 10-11-1752 geheel terugbetaald is aan Arend Looij

* 1750, 7-3: Stadsarchief Amsterdam, NA nots B. Phaff [10251 akte 331083, nr. 177]: Emond Josua van Arrewijne en Pieter Bucherus Bunel getuigen op verzoek van J. Lodewig Loose uit Den Haag dat Arrewijne op 10-2-1750 thuis bezoek kreeg van iemand die beweerde Baron van Bulow te zijn, samen met nog iemand die later als Stipler werd geïdentificeerd, met de vraag of hij degene was die door Loose naar hem toe was gestuurd. Toen Van Arrewijne ‘ja’ antwoordde, toonde Van Bulow hem een brief in het hoogduits, door Loose ondertekend, waarin volgens Bulow zou staan dat de baron zich tot Van Arrewijne moest wenden als hij geld nodig had. Omdat Loose toevallig bij Van Arrewijne in huis was, ontstonden er grote vraagtekens en antwoordde hij dat hij geen Duits kende, en dat hij verbaasd was dat Loose hem dit niet in het Nederlands meldde. Stipler vertaalde vervolgens wat er in de brief stond. Als je ons niet gelooft, laat de brief dan aan iemand lezen die wel Duits kent, zeiden ze en vertrokken. Loose zei daarna dat deze brief helemaal niet van hem was, en dus vals. ’s Avonds kwamen de heren terug, volgens getuige Pieter Bucherus Bunel, die toen bij Van Arrewijne thuis was, om de brief terug te vragen. Bucherus Bunel deed alsof Van Arrewijne niet thuis was en zei dat de brief wel opgestuurd zou worden als ze hun adres even opgaven. Ze werden boos, dreigden net zo lang te blijven tot ze de brief terug hadden en nadat ze nog een tweede keer aan huis waren geweest kregen ze de brief terug en vertrokken onverrichter zake.

* 1752, 10-1: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J. Beukelaar [11124, akte 249811, nr 7]: Arend Looij ter eenre, en Emond Josua van Arrewijne, ter andere zijde. Op 1-5-1747 heeft Van Arrewijne de winkel in kompassen, vlaggen, ijzerwaren en annexe waar overgenomen van Looij, en ook de huur van de winkel waarin de nering werd gedreven. Looij heeft daar geen enkel aandeel meer in. Maar Van Arrewijne voert de zaak onder de naam van Arend Looij en Comp. – zonder toestemming van Looij. Om te voorkomen dat de boze Looij er een advertentie over in de krant zou zetten, beloofde Van Arrewijne voortaan zijn eigen naam te gebruiken, en die heeft hij ook aan de deurpost bekend gemaakt. Looij heeft verder de buitenlandse klanten van Van Arrewijne aangeschreven dat wisselbrieven niet meer op Looij & Comp. gesteld mogen worden. Gebruikt Van Arrewijne die naam ooit nog weer, dan verbeurt hij fl 1000,- ten behoeve van de gereformeerde armen.

* 1753, 4-4: Stadsarchief Amsterdam, NA nots S. Dorper [10750, akte 179751]: blijkens een wisselprotest doet Emond Josua van Arrewijne zaken met een partij in Suriname.

* 1754, 17-4: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J. Verleij [11922, akte 19291, nr. 156]: Emond Josua van Arrewijne heeft zes snoeren met respectievelijk 687, 640 en 288 en drie van elk 1000 stuks fijne parels in consignatie gegeven aan Simon Jacobsz, die ze binnen 14 dagen zou verkopen voor fl 1400,- of weer terug zou geven. Toen van Arrewijne daar vanochtend om verzocht kreeg hij als antwoord dat hij de parels of het geld aan een ander zou leveren. De notaris protesteert heftig.

* 1759, 25-10: Stadsarchief Amsterdam, NA nots B. Phaff [10290 akte 375504, nr. 909]: Emond Josua van Arrewijne machtigt Wigbolt Crommelin, gouverneur-generaal van Suriname, om alle openstaande vorderingen die Van Arrewijne heeft op personen in Suriname voor hem in te vorderen.

Er is een erg groot aantal wisselprotesten waarbij Emond Josua van Arrewijne weigert te betalen, van handelspartners in Suriname, maar ook elders.

* 1760, 12-6: Stadsarchief Amsterdam, Nots J. Beukelaar, akte 249: Emond Josua van Arrewijne, die op 15-5-1759 (ten overstaan van dezelfde notaris; die akte is niet aangetroffen) gemachtigd is om op te treden namens Francois Jean de Raineval, zoon van wijlen Francois Cornelis de Raineval, weigert namens zijn principaal de erfenis te accepteren van wijlen vrouwe Anna Elisabeth Glimmer, gravinne douarière van wijlen Francois Anthonij grave de Raineval, omdat de kinderen van zijn principaals moeije vrouwe Anna Magdalena gravinne de Raineval, wed. Jacob Reine, deze erfenis ook geheel afwijzen. Ze laten de erfenis over aan de oom van Emonds principaal, te weten Jan Gabriel, grave de Raineval, die de genereusheid heeft de schulden te willen voldoen. Als de notaris geen vergissing heeft gemaakt, dan staat er dat vrouwe Anna Elisabeth Glimmer de moeder is van Emond Josua van Arrewijne! (er staat steeds 'des comparants principaals moeije of ... oom', maar hier staat 'des comparants moeder') Uit diverse internetbronnen is mij duidelijk geworden dat Anna Elisabeth Glimmer de grootmoeder is van Francois Jean de Raineval. Zij zou in theorie Emond Josua's moeder kunnen zijn: ze was in die jaren weduwe, en overleed in 1735; haar man was echter gouverneur-generaal van Suriname, waar Glimmer waarschijnlijk ook woonde, en Josua van Arrewijne in elk geval niet.

* 1764, 11-7: Stadsarchief Amsterdam, transportakten:fl 7000,- contant, fl 14.000 last: totaal fl 21000,-: Emond Josua van Arrewijne koopt van Elisabeth Verhagen, laatst weduwe van Jan Bruijns, een huis en erve in de Haringpakkerij bij de Martelaarsgracht, met de Oude Roohoorn in de gevel, welk perceel reeds door de genoemde Jan Bruijn aan Arrewijne uit de hand was verkocht en thans al door hem wordt bewoond.

* 1764, 13-9: Stadsarchief Amsterdam, NA nots K. van der Piet [13890, akte 571607, nr. 165]: Emond Josua van Arrewijne, woonachtig in de Haringpakkerij, gebruikt tussen 1760 en 1763 met grote regelmaat het fargon-rijtuig van Catharina Welgemoed (eerder wed. Gerrit Rinkelaar, nu vrouw van stalmeester Michiel van Hil), en heeft opdracht gegeven om het rijtuig, toen het stukgereden was, weer te repareren en met goudverf op te schilderen. De paarden zouden echter Van Arrewijnes eigen paarden zijn. Eén van de getuigen, een schilder, zegt dat hij van Van Arrewijne ijzerwerk en verf heeft gekocht.

* 1767: Volgens het “Memorieboek of Naamwyser der stad Amsterdam” 1767 woont Emond J van Arrewijne aan de Haringpakkerij. Dat klopt: blijkens de transportregisters koopt hij er in 1764 formeel het huis dat hij al onder de hand had gekocht, en is hij er gaan wonen.

* 1783, 10-7: Stadsarchief Amsterdam, transportakten: fl 5000,- contant, fl 14.000 last: totaal fl 19.000: Emond Josua van Arrewijne, die dit perceel op 11-7-1764 had gekocht, verkoopt nu aan Simon Buij een huis en erf in de Haringpakkerij bij de Martelaarsgracht, waar de Oude Roohoorn in de gevel staat. De koper neemt ook de hypotheek van 14.000 gulden over en betaalt Arrewijne per saldo dus fl 5000,-.

* 1783, 16-9: Stadsarchief Amsterdam, Notarieel akte nots Cornelis van Homrigh 99226: Scheiding van de nalatenschap van Johanna Catharina Tilly, wed. van Jonas de Vooght Lesjeer. Er valt tussen twee partijen (nl. het echtpaar Jonas van Arrewijne en Maria Jacoba Lesjeer en het echtpaar Nicolaas Groen en Anna Catharina Nobel) ruim fl 80.000 gulden te verdelen, die in hoofdzaak wordt uitgekeerd in obligaties op vier plantages in Suriname. Onder deze akte kan Emond Josua zijn handtekening heel slecht zetten (misschien wegens een haperende pen; een jaar eerder schreef hij echter ook al heel onduidelijk zijn naam)

* 1783, 17-10: Stadsarchief Tilburg, 847.Archief van de Schepenbank in de Eninge van Oisterwijk 1418 - 1811, Regestenlijst van inv.nr.431, Protocol van transporten, 13 december 1780 - 8 December 1783: Emond Josua van Arrewijne koopt een huis met erf in de Kerkstraat in Oisterwijk van Jacques Arnold Henri de Lannoy voor fl 6300,-.

* 1798, 13-2: zoekakten.nl: DTB Oisterwijk: 13 dito is alhier in de kerk begraven de heer Emondt Jozua van Arrewijnen, heeft vrouw en kind nagelaaten

* 1800, 10-6: zoekakten.nl: DTB Oisterwijk: den 10 dito is alhier (in den kerk) begraven Mevrouw Maria Jacoba ..., Weduwe wijlen den Heere Emond Jozua van Arrewijnen, heeft kinderen nagelaaten


openstaande vragen / discussie


Ongetwijfeld, dacht ik, is er in de Amsterdamse weeskamer-registers een dossier over Emond Josua en zijn zuster. Zijn ouders, die in Indië overleden, hebben immers een flink bedrag nagelaten. Ik tref inderdaad een dossier aan over zijn (veel jongere) zusje, die enig kind is van Josua van Arrewijne en Elisabeth Blankert. Dat betekent dat Emond Josua, geboren in Bantam als zoon van Josua van Arrewijne, een andere moeder moet hebben, en niets geniet uit de nalatenschap van enige tienduizenden guldens die zijn zusje (?) wel krijgt. Wie is Emonds moeder? Ik tref hem in elk geval niet aan in die weeskamerregisters.

Er is dus iets merkwaardigs aan de hand met Emond Josua. Hij is geen erfgenaam van zijn grootouders Melis van Arrewijne en Margreta Schepper, zodat het lijkt alsof hij door de familie is verstoten/onterfd. Maar hij onderhoudt wel contact, gezien het feit dat zijn ooms getuigen bij zijn huwelijk, en dezelfde oom Arend Looij in 1746 bewoner is van de Haringpakkerij waar Emond Josua ook woont.

De gevonden notarisakte van 24-5-1747 bevestigt de filiatie en maakt ook duidelijk dat Emond Josua (of Joseas, zoals hij ook wel ondertekent) zijn erfenis van zijn vader heeft ontvangen. Het blijft onduidelijk waarom Emond Jozua geen erfgenaam is van zijn grootvader en oudtante, en zijn halfzusje wel. En het blijft onduidelijk wie zijn moeder was.