VIII-57 Rost, Ernst A

Ernst August Rost,

alternatieve spelling: Ernst Fredrik August Albricht Rost


ouders: Ernst Friedrich Rost en Anna Dorothea Chleigman


geboren: Dornburg 1735/36,

gedoopt:

overleden: Groningen 9-6-1806.

begraven:


beroep: Musicus deser stede (stadsmuzikant van Groningen) 1774-1806.

woonplaats / adres: Groningen (Visserstraat, 1773) (Oude Kijk in 't Jatstraat, 1781) (Broer Straat, 1806)


relatie (1): trouwt Groningen 13-12-1772 (huwelijkscontract 27-11, ondertr Wierum 28-11)


Maria Alegonda Stenhuis (VIII-58)


ouders: Hindricus Stenhuis en Jacoba Hillebrands

zus van Wildina Stenhuis, VIII-38


geboren:

gedoopt Groningen 16-9-1753,

overleden: Groningen ca 1783,

begraven:

beroep:

woonplaats / adres: Groningen (Visserstraat, 1777)

relatie (2): trouwt Groningen 4-8-1785


Barthalina ter Horn,


ouders: Jacob ter Horn en Ebelina Jacobs Ebels


geboren:

gedoopt: Groningen 15-9-1745,

overleden: Groningen 16-5-1834,

begraven:


beroep:

woonplaats / adres:

weduwe van Cornelis Sweers.


kinderen:

  1. Ernst Friederich Rost, 1775-1830, X 1799 Annigje Starke, volgt VII-29

  2. Henricus Albertus Rost, gedoopt Groningen 2-12-1777,
    jong overleden.

  3. Jacoba Wildina Rost, geboren: Groningen 2-2-1781,
    overleden: Groningen 25-3-1853,
    woonplaats / adres: herhaaldelijk opgenomen (geïnterneerd) in Veenhuizen/Ommerschans
    relatie: trouwt Groningen 20-10-1805
    Hindrik Elias Christoph Bingel, geboren: Hertogdom Brunswijck 1767/1768,
    overleden: Groningen 25-4-1852,
    beroep: huisbediende, koetsier, oppasser.
    woonplaats / adres:
    ouders: ?
    Uit dit huwelijk drie kinderen. Zij kreeg ook een onwettig kind:

    1. Joannes Carolus Bingel, gedoopt (R.K.) Groningen 2-11-1805
      overleden: Groningen 8-12-1812

    2. Maria Alagonda Bingel, gedoopt Groningen 7-9-1810
      overleden: Groningen 17-12-1882
      relatie: trouwt Haren 19-10-1850
      Jan Arend Brandgom Crans

    3. Karel Johannes Bingel, geboren: Groningen 2-10-1813
      overleden: Groningen 20-4-1876
      beroep: korporaal-tamboer
      relatie: ongehuwd

    4. Fredrika Alberta Rost, geboren: (onwettig) Groningen 1-9-1823,
      overleden: Ommerschans 2-7-1825.

  4. Abelina Johanna Rost, gedoopt Groningen 12-12-1783
    overleden: na juni 1800

  5. Anna Maria Rost, gedoopt Groningen 28-5-1786
    jong overleden

  6. Ebelina Rost, gedoopt Groningen 21-11-1787
    overleden: Groningen 16-6-1806

  7. Jacob Rost, gedoopt Groningen 21-8-1789,
    jong overleden

handtekening E.A. Rost onder de boedelinventaris na de dood van zijn vrouw in 1784

Biografische aantekeningen


Ernst August Rost was, naast stadsmuzikant, in elk geval in 1781 en 1782 ouderling van de Nederduytsch hervormde kerk van Groningen (bron: Maandelijkse Nederlandsche Mercurius, vol. 19, april 1782)


Bronnen


lit: Petronella J.C. Elema: "Genealogie Rost" in Gruoninga 1993

* 1772, 27-11: allegroningers: huwelijkscontract Groningen: de bruid, Marija Alagonda Stenhuis, wordt bijgestaan door Albertus Stenhuis (broer), Willemina (sic! ze heet Wildina) Stenhuis, zuster, C. Uilkens, zwager, H. van Groenenberg, voorstander bruid, H. Hillebrants, voorstander bruid, E. Wiltens, voorstander bruid; de bruidegom wordt bijgestaan door J.P. Rijdel (= musicus J.P. Riedel) en F. Uilkens (belastingontvanger). De bruidegom bracht geen geld in, de bruid daarentegen ruim fl 3500,-

* 1781: Groninger Archieven: "Inventaris Collectie Fransema, nr. 349: Acte van verkoop door L. van Vierssen c.s., allen erfgenamen van juffer A.E. de Valcke, aan Erenst August Rost en Maria Alagonda Stenhuis, e.l., van een huis, hof en stenen zomerhuis aan de Westzijde van de Oude Kijkintjatstraat, 1781. Met aankomstti­tel van 1768."

* 1784: Groninger archieven: Exhibitum ter Weescamer in Groningen den 2 December 1784: Inventarium van alle zodanige Goederen als de drie Minderjaarige kinderen van de muisikant Ernst August Rost en wijlen Maria Alagonda Stenhuis in gevolge afkoop ter Stads Weeskaamer in dato den 18 November 1784 met genoemde hunnen vader zoo an de kinder zijn geadjeduceert als volgt. Vaste goederen: een huis in de Kijk int 't Jatstraad volgens versegeling ingekogt in dato 18-5-1781 voor fl 2480,-; het eigendomsrecht van het huis van de weduwe Vellagen in de Kijk in 't Jat straat volgens verzegeling dd 21-4-1751 fl 1000,-; E.A. Rost debet in gevolge afkoop ter stadsweeskamer dd 18-11-1784 fl 284:10:2; een vierde in 20 graasen land tot Wierum gelegen en nog 8 grasen tot Wetzinge gelegen die oud wedman S. Stheman tot lijftocht gebruikte; éénderde in twee mandelige graven Nr 519 in de Aa kerk en een kindergraf in de Martinikerk; gewerkt zilver (...: vorken en lepes), tin en andere mestwerk (...kommen, schotels, kannen en potten), Isergoet (...), Huisgeraaden (...9 schilderien, 1 Japans verlakt theblaadje), Porcelein (...), Glas werk (...), Delfs goet (...), Bedde goed (...), Linnen (...), Lijfstoebehooren (...). Een deel ervan is verkocht voor fl 222:19:6. De inventaris op ondertekend door D.A. Crans, J. Hoving en P.W.C. Riedel.

* 1784: in een andere inventaris (nr. 72, hierboven was nr 74) beschrijft Ernst August Rost zelf welke goederen en bezittingen door Maria Alagonda Stenhuis in het huwelijk heeft ingebracht. De waarde daarvan beloopt fl 3627:10:4

* 1785, 3-8: allegroningers: huwelijkscontract Groningen: Bartholina ter Horn X Arnst August Rost. De bruid wordt bijgestaan door haar moeder Ebelina Ebels, weduwe E.B. ter Horn, Eilina ter Horn (zuster), Hendrik Heijkens (zwager), Jacomina ter Horn (zuster); bruidegom wordt bijgestaan door Jacob Hoving (zwager), Derk Arends Crans (zwager), Maria Henrica Stenhuis (aangetrouwde zuster)

* 1795: Verzameling van resolutien van de provisionele municipaliteit der stad Groningen: op 5 december 1796 hebben de burgers J. Steling, E.A. Rost, J.A. Heusen en J.C. Winter als stadsmusikanten de burgerbelofte afgelegd

* E. A. Rost komt voor op de lijsten der stemgerechtigden van 1798 en 1803.

* 1800, 12-6: Groninger archieven: "Inventaris van zoodanige goederen welk de twee minderjaarige dogters van E.A. Rost bij wijlen M.A. Stenhuis in Ehe verweckt zijn te Deele gevallen uit de Nalaatenschap van wijlen A. Stenhuis, wed. Jan Brandgom, alhier te Groningen den 15 January 1800 overleeden, gedomicilieerd zijnde te Embden." Aan contanten ontvingen de twee zussen fl 450:18:- en linnengoed. De oudste dochter, Jacoba Wildina Rost, kreeg verder kleding, schortel- en neteldoeken, een zilveren 'beultas', een zilveren schaar, een zilveren 'breid beugeltje' en twee zilveren lepels. De jongste pupil, Abelina Rost, ontving ook diverse kleren en doeken, verder een zilveren naaldenkoker met haak en ketting, een zilveren Ongerswatersdoosje en twee zilveren lepels, waarvan één defect is. Het betreft Alegunda Stenhuis, de tante van Maria Alegonda want de zus van haar vader, die in 1743 in Groningen trouwde met Jan Brantgum uit Embden.

* 1806, 13-6: Groninger Courant: Gisteren avond overleed tot bittere droefheid van my en voor de overledenes Zoon, myn geliefde Man LAMBERTUS TAK (zie VIII-38), in den Ouderdom van ruim 53 jaren, waar van ik 15 jaaren en 6 maanden met hem in een genoeglyke Echt heb geleeft. Dienende deze tot kennisgeving aan Vrienden en Bekenden. Groningen, den 12 juni 1806. TRYNTJE BONNES, Wedw. L. Tak. NB. De affaires van de Overledene zal blyven continueeren als voren, op naam van de Zoon, verzoekt gunst en recommandatie. (...: de volgende regel:) Daar is een God, die den schenker des levens, en teffens de gebieder van den dood is, dit ondervind ik, myn Man ERNST AUGUST ROST met wien ik een reeks van Jaren in den Echt was verbonden, wierde my Maandag den 9 Juny de weg aller vlees ontrukt, als een bedroefde Wedw. met myn Kind, en Kinderen moet ik den overledene na ogen met bedroefde ogen, maar een troost blyft er over, daar is een belofte: Ik zal der Weduwen Man, en der Wezen Vader zyn. Groningen den 12 Juny 1806, BARTHOLINA ROST, geboren Ten Horn mede uit naam van myne Stede-Kinderen.

* 1806, 27-6: Groninger Courant: Nog in den diepsten rouw gedompeld, door het onverwagt afsterven van myn dierbaaren Echtgenoot ERNST AUGUST ROST, in leven Stads Muzikant alhier, op den 9 Juny deezes Jaars. Daar wierd myn ouderlyk hart wederom de gevoeligste wonde toegebragt, doordien het den Allerhoogsten behaagde, heden morgen ten half vyf uuren, myne eenigste Dochter EBELINA ROST, het tydelyke met het eeuwige te doen verwisselen, en (zo ik hope) in zyne eeuwige heerlykheid over te brengen; Zy stierf aan zwaare Koortzen, in den jeugdigen Ouderdom van 18 Jaaren en zeven Maanden. Hoe treffend dit verlies voor my is, kan ieder ouderlyk hart ligt bezeffen, daar ik my in myne klimmende Jaaren van alle troost beroofd vinde. Diep ter-neer geflagen, wensche ik echter des Heeren doen te eerbiedigen, en in zyne heilige wille te berusten. Ik geve langs dezen weg aan Vrienden en Bekenden kennis, en verzoeke van Brieven van Rouwbeklag verschoont te blyven. Groningen, den 16 Juny 1806. BARTOLLINA TER HORN, Weduwe Rost, mede uitnaam van myne Stede Kinderen.

* 1806, 10-7: allegroningers: DBT begraven Groningen: Eernsdt August Ros, oud 70 jaar, gewond in Broer Strate F 23, nalatende vier kinderen [NB: welke 4? Ik kom maar tot 3 kinderen, tenzij zoon 7, Jacob Rost, nog leefde]


Openstaande vragen / discussie


Het komt mij merkwaardig over dat iemand die helemaal uit Dornburg (bij Maagdenburg aan de Elbe) naar Groningen verhuist daar onmiddellijk de post van stadsmuzikant (wat houdt dat in? er waren er vier van) verwerft en introuwt in een vooraanstaande Groninger familie (zijn schoonvader was hopman, zijn zwager dominee en de broer van zijn zwager beroemd professor. Rost was bovendien bijna 20 jaar ouder dan de 19-jarige Maria Alegonda Stenhuis). Kan dat betekenen dat het stadsbestuur Rost speciaal vanuit Duitsland naar Groningen heeft gehaald om hem deze (aanzienlijke?) post aan te bieden, waardoor hij meteen in de hogere kringen verkeerde?

Maria Alagonda Stenhuis is de nicht van de brouwer H. van Groenenberg (attestatie naar Wierum, is dat de woonplaats van Groenenberg?)

Hierover Ned. Leeuw 1961, kol. 215: "Inventaris Collectie Fransema, nr. 349 [Betr. ws. gemeente- of rijksarchief Groningen]: Acte van verkoop door L. van Vierssen c.s., allen erfgenamen van juffer A.E. de Valcke, aan Erenst August Rost en Maria Alagonda Stenhuis, e.l., van een huis, hof en stenen zomerhuis aan de Westzijde van de Oude Kijkintjatstraat, 1781. Met aankomstti­tel van 1768."


Onze Ernst August Rost heeft naamgenoten/familie in Duitsland.

Vanaf 1873 was een E.A. Rost (1842-1908) directeur van de dierentuin van St Petersburg. Hij was de tweede man van Sofia Gebgardt die de dierentuin in 1865 met haar eerste man Julius Gebgardt had geopend. De van oorsprong Duitse Rost maakte er een enorme attractie van: hij verhoogde het aantal dieren van 200 tot 1200, legde riolering en electrische verlichting aan, opende een theater (500 stoelen), een restaurant en de dierentuin had zelfs een eigen brass band en later symfonie-orkest. Rost vertrok in 1897 terug naar Duitsland, en daarna zette het verval van de dierentuin in. (bron: Saint Petersburg Encyclopaedia)

In een recensie uit 1802 wordt het toneelstuk Lohn der Freundschaft, geschreven door ene Ernst August Rost (Kassel, 1801), zeldzaam kritisch met de grond gelijk gemaakt. Het is goed denkbaar dat het toneelstuk geschreven is door de Groninger stadsmuzikant, maar het is beslist niet uitgesloten dat er neven of achterneven in Duitse staten rondliepen met dezelfde naam. Dat blijkt inderdaad juist te zijn: de auteur heet eigenlijk Ernst August Wilhelm Rost, is geboren in Weimar en rond 1800 Amtsregistrator in Weimar. Er zijn vier toneelstukken van hem bekend. (bron: Thüringer Literaturrat)

* 1801: Allgemeine Literatur-Zeitung, vol. 1, nr 65, maart 1802, kol. 516: CASSEL b Griesbach Lohn der Freundschaft, Schauspiel in fünf Aufzügen von Ernst August Rost 1801, 166 S. 8o 12 gr. Ein theatralischer Versuch der in jeder Rücksicht tief unter dem Mittelmässigen steht! Wir wollen nichts von der Fabel sagen deren Erfindung so alltäglich als möglich ist; nichts von Vertheilung der Handlung die vier Acte hindurch aufs langweilige schleppt bis der Knoten im fünften Act aufs unwahrscheinlichste zerschnitten wird; nichts von den herrlichen Episoden die durch fade Bedienters Liebhabereyen und durch einen aus fremden Ländern rückkehrenden Gecken herbeigeschleppte werden; nichts von der Sprache wo bey durchgängiger Kraftlosigkeit auch zuweilen grammatikalischer Fehler vorkommen; (z. B. Ihr Unglück lernt mich einen Freund kennen, S 98. Ihr gütiges Betragen liefs mir hoffen, S. 34 u. sw.) Aber etwas seelenloseres als der Charakter des angeblichen Haupthelden, dieses ewig winselnden Herrn Hauptmann von Horst wüssten wir doch nie gefunden zu haben. Was ein braves Mädchen veranlassen könnte, ein solches markleeres Wesen lieb zu gewinnen, - noch dazu gleich beym ersten Anblick und bey einem schon vorher nicht ganz freyem Herzen lieb zu gewinnen - begreifen wir durchaus nicht. Man darf nur die Scene S. 109 lesen und man bekommt nicht einen Unwillen bloss, sondern einen wahren Ekel gegen einen Liebhaber dieser Art. Dass die Geschichte, weswegen er seinem Vater entfloh und den Bruder seiner aufgedrungnen Braut in einem Zweykampf erlegte, viermal in Stück erzählt wird, ist ebenfalls ein Beweis von der gänzlichen Unkunde des Vf, mit allen dem was auf der Schaubühne gefällt oder langweilt.