XI-273 Cloeck, Johan

Joannes Cloeck (XI-273 = XI-369)

 

ouders: Gijsbert Cloeck en Steventgen van de Velde

 

geboren: Arnhem 14-6-1641
gedoopt:
overleden:
begraven: Ede 23-4-1714

beroep: predikant (proponent in de gemeente Puiflijk en Leeuwen, 1669-?)
woonplaats / adres: Ede (vanaf rampjaar 1672?)


relatie: ondertrouwt Oosterbeek 8-3-1674, trouwt Arnhem 17-3-1674

Anna Christina van Vinceler (XI-274 = XI-370)

 

ouders: Willem van Vinceler en Geertruida Bitter

 

geboren: na 1642
gedoopt:
overleden: na 1716
begraven: mogelijk Hattem, januari 1721

beroep:
woonplaats / adres: Ede, Hattem (1715-)

 


kinderen: 


Biografische aantekeningen


Ik neem aan dat Anna Christina van Vinceler geboren is na 1642: in 1667 treedt haar broer Steven namens haar en haar zussen op in een akte, ik veronderstel omdat ze dan nog minderjarig is.

Joannes Cloeck was leerling op het Stedelijk Gymnasium Utrecht in 1659. Hij komt voor op leerlingenlijsten, waar ook 'Henricus Kloeck' op voorkomt, die al een half jaar eerder op die lijsten is genoteerd. Joannes Cloeck staat ruim een jaar later ingeschreven, met een attest uit Utrecht, in de Nederlands Gereformeerde Kerk in Londen.

Cloeck werd predikant in Puiflijk vanaf ca. 1669. Secundaire bronnen melden dat hij in het rampjaar 1672 uit het Land van Maas en Waal vluchtte en terecht kwam in Ede waar hij al voor 1674 predikant werd. De kerkboeken uit zijn periode in Ede, 1674-1714 zijn niet bewaard gebleven, zodat gegevens over de doop van zijn kinderen niet meer terug te vinden zijn.
Van Joannes Cloeck zijn een aantal publicaties bekend, lieder- en dichtbundels voor de kerk met name. Critici zijn niet erg mild voor de kwaliteit van die poëzie.

Joannes Cloeck en Anna Christina van Vinceler hebben (en verkopen) onroerend goed in Arnhem en in Barneveld


Bronnen


http://kloek-genealogie.eu/ZegerArnhem.htm#CloeckPloech%20Lensenburg

lit: De Navorscher 1885, pg 619-620.

lit: Jaarboek CBG X, blz 205: Huwelijksdispensatien in Gelderland’ door R. WARTENA. 1700-1725: H. 1700-11- 2. Derk Willem Cloeck en Anna Catharina 

filiatie: door het ontbreken van een naam van de moeder, is het niet zeker wie Joannes' ouders zijn. Twee jaar na Joannes' doop wordt in Arnhem een kind Geertruid gedoopt als dochter van Gijsbert Cloeck en Maritgen Overhagen. Er zijn wel veel aanwijzingen voor de filiatie: ds. Arnoldus Cloeck die in 1685 door Joannes wordt geïntroduceerd in Hal, zou dan zijn broer zijn. En iets anders bijzonders: als de filiatie juist is, dan trouwt Joannes' zus Geertruid Cloeck met Zeger van Arnhem, de schout van Rheden. Joannes achterkleinzoon krijgt 'Zeger van Arnhem' als doopnaam voor de achternaam Cloeck.

* 1641, 14-6: familysearch doopboek Arnhem 106, fol 97 [film 007167660, scan 458]: Vader Gijsbert Cloeck, Moeder --, Kind: Jan.

* 1660: Register of the Attestations Or Certificates of Membership, Confessions of Guilt, Certificates of Marriages (..) preserved in het Dutch Reformed Church of Austin Friars, London: Johannes Cloeck, student, met attestatie uit Utrecht dd 17-12-1660

* 1662, 8-6: Gelders Archief 0203 ORA Veluwe en Veluwezoom [invnr 797, fol 10, scan 227]: Een huis en hof met de bijbehorende bouw- en weidelanden, groot zeven morgen, gekocht in 1658 van Cornelis Woutersen en Peterken Hermsen, voorts het recht van erfpacht van bepaalde landerijen met het daarop staande huis en hof, waarvan Gerrard van Cuijlenburgh de erfpacht bezit en op 8 juni 1662 gekocht van Johan Cloeck en Cornelia Cornelissen, beide onderpanden gelegen op de Veluwe in het ambt van Ede in Venendaell, toebehorend aan Jan Martense en zijn vrouw Janneken Jaspers, wonende in Venendaell, bezwaren hun percelen met een hypotheek van 550 gulden ten behoeve van Steven Arnts en zijn vrouw Neeltien Peters. Op 17 april 1675 verkopen Steven Arnts en zijn vrouw Neeltien Peters de bovenstaande obligatie aan Marrijken Bastiaens, weduwe van Cornelis Hendrickse. Op 24 oktober 1698 verklaart Cornelis Cornelissen, burger binnen Arnhem, ook namens zijn broer Willem Cornelissen, wonende in Amsterdam, dat hun moeder Martjen Bastiaenen het perceel tijdens de verkoop in onderpand had, en dat de hypotheek geroyeerd kan worden wegens aflossing. Zie ook de transportbrief op folio 15.
* 1674, 21-2: Gelders Archief: 133 Arnhem, Trouwboek - Nederlands Hervormde gemeente [133-0020.jpg]: D. Joannes Cloeck, predicant tot Ede en Anna Chrstijna van Vinceler. Get: Jan Leppingh (i.m.: III. attestatie gegeven om buiten te trouwen, den 7/17 mart 1674)

* 1674, 8-3: Gelders Archief: 0176 DTB Oosterbeek [invnr 1330.1, p. 81]: D. Johannes Cloek, predikant tot Ede ende juffr. Anna Christina van Vinceler, den 8 Martii. Cum attestatione D Brandolpi V.D.M. in Arnhem

* 1681, 19-2: Gelders Archief 2003 ORA Arnhem, Schepenregister 516 fol. 4: Comp. Dom. Johannes Cloeck, soo voor hem selven en als man en momber sijner huisvrouw Anna Christina van Vinceler, en constituit Rick Muis in sodane saecken als de constituant al bereits tegen de weduwe van wijlen Cornelis van Wich in den ambte van Overbetuwe aangevangen heeft en dezelve procedure ten uiteinde te vervolgen.

* 1685, 18-10: Gelders Archief, transcriptie kerkboek van Hall, p. 13: Alzo door het saligh afsterven van ds Theodory van der Hoeven (…) is op 5-8-1685 beroepen en verkoren, ds. Arnoldus Cloeck, proponent Arnhemiensis, en op 18-10-1685 in de gemeente tot Hal door ds. Johannes Cloeck predicant tot Ede bevestight (…)

* 1699, 17-3: Gelders Archief 2003 ORA Arnhem, Schepenregister 421 fol. 130: D.ns Johannes Cloeck, predikant te Ede, en Juffr. Johanna Christina van Vinceler e.l. verklaren verkocht en dienvolgens gecedeerd, getransporteerd en opgedragen te hebben, gelijk zij zijn doende kracht dezes, aan en ten behoeve van Henrick Willemsen een huisken met de schuur en het hoofjen, staande in de Brouwerssteeg, voor de somme van 300 gl., die zij, comparanten, bekennen de eerste met de laatste penning ontvangen te hebben [enz.]; [akte niet ingezien]

* 1700, 16-12: Gelders Archief 2003 ORA Arnhem, Schepenregister 519 fol. 111v: Joannes Cloeck, predicant tot Ede, heeft dr. Wilh: Adr: Bouwensch gemachtigd om de vordering die hij conform gerechtelijke verschrijving heeft op alle goederen van Johan van Hummelo en Hermke Willemse, echtgenoten.

* 1701, 12-3: Gelders Archief 0203 ORA Veluwe en Veluwezoom [invnr 797, fol 22v, scan 107]: "De havezate Buculoe, bestaande uit een huis, hoven en singels in Bennekum, noordwaarts gedeeltelijk dominus Ludovicus van Arrel en Aris van Leuwen, westwaarts de straat, zuidwaarts Jasper Tonissen en Aris van Leuwen, toebehorend aan Rutier Pieters en zijn vrouw Agnita Scheurman, bezwaren hun perceel met een hypotheek van 1000 gulden ten behoeve van dominus Johannes Kloeck en Anna Christina van Vintselaer. Op 19 april 1726 heeft Jan Adam Brand, als gemachtigde van Stephenia Cloek, ingevolge een volmacht afgegeven door de burgemeester van Hattum de dato 13 april 1726, als erfgenaam van dominus Johannes Cloek, de hypotheek voor een bedrag van 900 gulden overgedragen aan Johanna Hendrina van Brienen, weduwe Otters. Op 25 januari 1763 wordt er 500 gulden betaald. Op vertoon van de originele in stukken gesneden obligatie wordt de hypotheek op 17 december 1765 geroyeerd. Zie folio 30verso."

* 1710, 7-2: Gelders Archief 2003 ORA Arnhem, Schepenregister 422 fol. 140: Anna Christina van Vinceler, huisvrouw van Ds. Johannes Cloeck, predikant te Ede, voor haar zelf en als gemachtigde van haar eheman vnd. kracht volmacht, op 18-12-1709 tot dezen specialijk gepasseerd voor Dirck van Dompselaar, scholtus des ambts Barneveld, en de gerichtsluiden, verklaart te cederen en te transporteren aan Jan Sweeren en Anneken Reijnders e.l. de gerechte helft van 2 stukken tabaksland, aan den Mussenberg in deze schependom gelegen, waarvan de wederhelft toekomt Ds. Arnoldus Cloeck, predikant te Hall, genaamd den Mussenbergh en blaasbalk, in het geheel groot 5 molder gezaai, en zulks voor een somma van 1450 gl., waarvan comparante pro se et q.q. bekent voldaan te zijn [enz.];  [akte niet ingezien]

* 1714, april: lit Geschiedenis van Ede: Ds. Johannes Cloeck overleed in 1714 en werd in de maand april van dat jaar in de kerk begraven

* 1715, winter: familysearch: lidmatenregister Hattem [film 007168597, scan 296]: op attestatie aangenomen: Anna Christina van Vinselaar, weduwe Cloeck en Stevenija Cloeck

* 1716, Oud-rechterlijk archief Hattem: 81.2: Johannes Dragter contra Anna van Vinceler, weduwe Johannes Cloekk.

* 1721, januari: familysearch: DTB begraven Hattem [film 007168827, scan 326]: "de olde vrou Klocks in de kerke - fl 7:0:0". Dit moet haast de begraafinschrijving zijn van Anna Christina van Vinceler, wed. Johan Cloeck.

* 1730, 30-3: Zevenaar; Mr.Johan Muller en Hendrina Putting kopen obligatie van f.1000,- ten laste van Derk Vos d.d. 20 oktober 1667 onder verband van hofstede en wei onder Oud-Zevenaar, van Anna Christina van Vinceler, weduwe van burgemeester Derk Cloeck en zoon Joh. Steph. Cloeck te Huissen. [NB: hier heeft persoonswisseling plaatsgevonden: Anna Christina van Vinceler was niet de weduwe van burgemeester Derck Cloeck, want dat was haar nicht Anna Catharina Elisabeth van Vinceler. Het is onduidelijk om welke Anna het hier gaat.]

* 1736: Streekarchief Hattem-Epe-Heerde: Oud-archief Hattem [arch 1511, invnr1228]: Brief aan Doesburg waarin wordt gevraagd de portie van de onder voogdij van het bestuur staande innocent geworden Anna C. van Vincelaer, weduwe van Derk Willem Cloeck, in de nalatenschap van Henrica Huygens, weduwe van P.R. van Vincelaer, aan het stadsbestuur over te maken, met antwoord van Doesburg, 1736, 3 stukken. [NB: hier heeft persoonswisseling plaatsgevonden: Anna Christina van Vinceler was niet de weduwe van burgemeester Derck Willem Cloeck, want dat was haar nichtje Anna Catharina Elisabeth van Vinceler. Het is onduidelijk om welke Anna het hier gaat. De vaandrig Cloeck, genoemd in 1734, is in elk geval Jan Steven, de zoon van de burgemeester en van A.C.E. van Vinceler]


bibliografie:
Johannes Kloeck: 'Eedesche verlustingen of geestelijke gezangen en lof-zangen', Utrecht, 1e druk 1677 (3e druk 1694, 7e druk 1750)

Johannes Kloeck: 'Keurlijke Bijbel-stoffen. Verhandelt in XIII Uitmuntende Predicatien door Joannes Kloeck, (in leven) dienaar Jesu Christi tot Ede', Amsterdam, 2e druk 1757 (1e druk Arnhem, 1706)


kind 2 Stevenija Cloeck
filiatie aangetoond door akte 12-3-1701

Ik neem aan dat ze een kind is uit dit gezin, omdat ze in 1715 samen met A.C. van Vinceler, weduwe Cloeck, als lidmaat wordt aangenomen in Hattem

Deze Stevenina Cloeck koopt in 1720 het pand Kerkhofstraat 5 in Hattem van Johanna Averkamp. In 1735 verkoopt zij het weer aan Contantia van Collen [bron: www.hattem.nl --> archeologische waarderingskaart van Hattem; dezelfde bron meldt dat Rijkwijn Cloeck in 1619 het perceel Adelaarshoek 9 aankoopt van Marten Aelts] 

* 1701, 12-3: Gelders Archief 0203 ORA Veluwe en Veluwezoom [invnr 797, fol 22v, scan 107]: "De havezate Buculoe, bestaande uit een huis, hoven en singels in Bennekum, noordwaarts gedeeltelijk dominus Ludovicus van Arrel en Aris van Leuwen, westwaarts de straat, zuidwaarts Jasper Tonissen en Aris van Leuwen, toebehorend aan Rutier Pieters en zijn vrouw Agnita Scheurman, bezwaren hun perceel met een hypotheek van 1000 gulden ten behoeve van dominus Johannes Kloeck en Anna Christina van Vintselaer. Op 19 april 1726 heeft Jan Adam Brand, als gemachtigde van Stephenia Cloek, ingevolge een volmacht afgegeven door de burgemeester van Hattum de dato 13 april 1726, als erfgenaam van dominus Johannes Cloek, de hypotheek voor een bedrag van 900 gulden overgedragen aan Johanna Hendrina van Brienen, weduwe Otters. Op 25 januari 1763 wordt er 500 gulden betaald. Op vertoon van de originele in stukken gesneden obligatie wordt de hypotheek op 17 december 1765 geroyeerd. Zie folio 30verso."


kind 3: Anna Geertruid Cloek

filiatie niet aangetoond

Ik heb haar afstamming niet in de archieven aangetroffen. Ze is opgenomen op grond van (vaak aantoonbaar onjuiste) internetbronnen en het hieronder geciteerde artikel uit het Reformatorisch Dagblad. Maar door de connectie met Stevanija Cloeck (via Jan Adam Brand) is het wel waarschijnlijk geworden.

* 1718, 17-6: Gelders Archief 0203 ORA Veluwe en Veluwezoom [invnr 797, fol 29, scan 33]: Pieter Brant, capitein en luitenant te paard, laat het magescheid registreren tussen Maria Teresia van der Horst, weduwe van Johan Brant tot den Ham, met haar kinderen Johanna, Hadewich, Maria Antonetta, Wilhelmina en Maria Lucretia Brant, allen geassisteerd met Jan Adam Brant, Johan Adam Brant met zijn vrouw Geertruijd Cloek, Henrick Brant, en Clasina Brant, geassisteerd met haar voogd Jan Adam Brant, ten ene zijde en Peter Brant en zijn vrouw Aleijda Meijers aan de andere zijde, waarbij een magescheid overeengekomen wordt ten overstaan van Lubbert Adolp Turck, drost en burgemeester van Wageningen en Peter Eijgel, burgemeester van Arnhem, over de nalatenschappen van Johan Brant en Wilhelmina van Esveld, weduwe Brant tot Bruijnhorst, en van de overleden vaandrig Johan van Ommeren, waarbij Teresia van der Horst, weduwe van Johan Brant tot den Ham en hun kinderen en Clasina Brant, de bezittingen erven van Wilhelmina van Esveld, weduwe Brant tot Bruijnhorst en van de vaandrig Johan van Ommeren. Voorts ontvangt Peter Brant ter garantie tot terugbetaling van zijn gemaakte kosten bij Henrick Timmer en voor de paarden, het goed het Grote Veen onder Lunteren, leenroerig aan het huis Buren, alsmede drie vierde gedeelte in het Edische Bos voor de tijd van een jaar en zes weken. Peter Brant en zijn vrouw Aleijda Meijers erven het goed de Bruijnhorst, een signetring, een bijbel en de rente van een aan hen overgedragen lening van 2000 gulden, gevestigd te Haeseldonk de dato oktober 1688 ten laste van de boedel van Van Balveren.

* 1722, 5-9: Gelders Archief 0203 ORA Veluwe en Veluwezoom [invnr 797, fol 32v, scan 37]: "Henrick Otters, scholtis van Ede, wordt gemachtigd door Jan Janssen Brouwer, om van Teunis van Raeij en zijn vrouw Geertjen Wolberts, van de onderstaande in onderpand gegeven goederen, betaling te verkrijgen van een lening van 230 gulden voortkomende uit een schuldbekentenis de dato 4 september 1721, alsmede een toegekend bedrag van 32 gulden en 10 stuivers voor geleverd bier. Ter vrijwaring van de betaling wordt in onderpand gegeven een huis en hof in Ede met het uithangbord waarop de Jagthoorn vermeld staat, een hof genaamd de Boomgaerd, alsmede een vierde gedeelte van een hoeve hout in het Ederbosch en als laatste twee percelen bouwland, het ene in de Bettecamp en het andere gelegen op de Waterloe. Op 2 september 1722 krijgt Henrick Otters ook een machtiging van Jan Adam Brant om op de bovenstaande in onderpand gegeven goederen van Teunis van Raeij, betaling te verkrijgen van 10 gulden rente inzake een schuld van 200 gulden de dato 1 juli 1722 en een machtiging van de kinderen van burgemeester Henrick van Baeijen, om op de bovenstaande in onderpand gegeven goederen van Teunis van Raeij alsmede de ongerede goederen van de borgen Steven van Raeij en Claes Aertsen van Heerde, betaling af te dwingen van 540 gulden inzake de pacht van het Vierendeel Tiend van het restant over het jaar 1720 en geheel 1721. Op vertoon van de originele akte van betaling door Jan Janssen Brouwer en Anna Geertruijd Cloek en haar man Jan Adam Brant wordt de beslaglegging op 17 oktober 1725 opgeheven."


openstaande vragen / discussie


Dat er op 28-9-1684 in Nijmegen in dit gezin een dochter Anneke zou zijn gedoopt, zoals op diverse websites en ook in het onderstaande artikel wordt vermeld, is onjuist. Op 28-9-1684 wordt er in Nijmegen inderdaad een Anneke Cloeck gedoopt, maar zij is de dochter van Zeger Cloeck en Geertruijd Cloecken, met als getuigen Baltus Zewij en Marij Esters.


zie "Dichtende dominee uit Gelderland" in Reformatorisch Dagblad 8-4-2014:

Johannes Kloeck is een vrij onbekende predikant-dichter. Zijn naam wordt ook wel als Kloek of Cloeck geschreven. Deze maand is het 300 jaar geleden dat hij overleed. Een goed moment om stil te staan bij zijn leven en arbeid.

Kloeck stamde uit een oud Gelders geslacht dat in 1052 voor het eerst wordt genoemd. De familie voerde geen adellijke titels, maar genoot wel aanzien. Zo behoorden telgen uit dit geslacht tot het patriciaat van Amsterdam, waren zij medeoprichters van de VOC en bezaten ze in de zeventiende eeuw de grootste advocatenpraktijk van Amsterdam. Ook leverde deze familie verschillende burgemeesters en schouten.

Johannes Kloeck werd op 14 juni 1641 te Arnhem geboren als zoon van Gijsbert Kloeck en Steventje van de Velde. Ze woonden waarschijnlijk in een huis met een stuk land op de Markt te Arnhem. Johannes kwam voor zover bekend uit een gezin met negen kinderen. Tussen de oudste en de jongste zat twintig jaar leeftijdsverschil. Zijn acht jaar oudere broer Theodorus (Dirrick) was predikant te Ellecom, Spankeren en Dieren. Dit was een gecombineerde predikantsplaats. De dorpen liggen even ten noordoosten van Arnhem. Zijn tien jaar jongere broer Arnoldus was predikant te Hall (Gelderland), een klein dorp gelegen tussen Arnhem en Zutphen.

Fransen

Op 9 september 1669 werd Kloeck als proponent beroepen te Puiflijk en Leeuwen. Deze plaatsen liggen in de provincie Gelderland en vormden een hoofdzakelijk protestantse enclave in een gebied dat verder overwegend rooms- katholiek was. In hetzelfde jaar nog werd hij daar als predikant bevestigd. Hij was toen 28 jaar oud. Kloeck was een van de predikanten uit het Land van Maas en Waal die de wijk moesten nemen voor de oprukkende Fransen die van plan waren de rooms-katholieke godsdienst weer in ere te herstellen. In 1674 vertrok ds. Kloeck naar Ede, maar het is niet bekend of dit te maken heeft gehad met het optreden van de Fransen.

Op 21 februari 1674 ging Kloeck in ondertrouw met Anna Christina van Vinceler en op 17 maart van dat jaar werd hun huwelijk voltrokken. Hieruit zijn drie kinderen bekend: Derk Willem, geboren in 1679 te Arnhem, Anneke, die op 28 september 1684 te Nijmegen werd gedoopt en Anna Geertruid, geboren omstreeks 1686. Ze werden geboren in de periode dat ds. Kloeck de gemeente van Ede diende. Om onbekende reden werd hun eerste kind echter niet in Ede geboren en de tweede niet in die plaats gedoopt. Zoon Derk Willem trouwde met zijn nicht Anna Catharina Elisabeth van Vinceler. Hij werd later burgemeester van Hattem.

Brand

In 1684 werd Ede getroffen door een ramp. Het voorjaar was erg droog en warm, de zomer eveneens. Op de heide was voor de schaapskudden geen voedsel te vinden en er kon niet gehooid worden, omdat het land geen gras had opgeleverd. Toen gebeurde het: „Den 27 mei 1684 zijnde dinsdag, klokke vier, na den middag, is er binnen Ede ontstaan een schrikkelijke brand, waarin verslonden zijn twee en twintig huizen en vier bergen.” Een van de diakenen beschrijft in het collecteboek de ramp die heeft plaatsgevonden. De brand is begonnen in het huis van Hermanus Holtrop, van beroep koster, schoolmeester en doodgraver. Vervolgens verspreidde het vuur zich snel, want de daken van stro en huizen van hout brandden gemakkelijk. Door watergebrek kon er nauwelijks geblust worden. De kosterswoning brandde volledig uit, maar de kerk en de pastorie bleven gespaard. Dominee Kloeck bood als herder zorg aan de getroffen schapen van zijn kudde, maar liet het daar niet bij. De predikant maakte samen met de kerkmeesters een zogenoemde collectereis naar Holland, die na aftrek van de reis- en verblijfskosten van bijna 50 gulden het mooie bedrag van ruim 463 gulden voor de herbouw van de kosterswoning opleverde. Het huis werd opnieuw gebouwd en het kerkgebouw en de pastorie werden opgeknapt.

Minder voorspoedig verliep het contact met de buurman. De familie Kloeck woonde naast Matthijs Jansen van Engelenhoven. Tussen het erf van Van Engelenhoven en de pastorie liep een straatje dat naar de kerk voerde. Van dit paadje maakten de predikant en zijn gezin regelmatig gebruik. Van Engelenhoven was evenwel van mening dat het geen openbare weg was en verzette zich tegen die praktijk. Hoe dominee Kloeck „en sijn huijsvrouw oock klaagden off kijfden”, de boer veranderde niet van mening en spreidde „sijn messe soo breedt uyt” dat de voorbijgangers door de mest heen moesten lopen. Anna Brans was getuige, zij nam het voor de dominee op toen de zaak aanhangig gemaakt werd bij de „buurrichter en de buurmeesters.” Van Engelenhoven kreeg de opdracht om de mesthoop tot zijn eigen erf te beperken. De rust keerde weder.

Dichtbundel

Johannes Kloeck kreeg destijds bekendheid door de uitgave van de dichtbundel ”Edesche verlustingen”, die in 1677 verscheen. Er is tientallen jaren veel belangstelling voor geweest, zo blijkt uit de verschillende herdrukken. Het werk van Kloeck doet denken aan dat van de dichter-predikant Willem Sluiter (1627-1673). Zowel Kloeck als Sluiter gebruikte bewust bestaande melodieën, uit het oogpunt dat het beter is om geestelijke liederen te zingen op wereldse wijzen, dan wereldse liederen te zingen. De gedichten beschrijven vaak de zielstoestand van de ware christen. Zoals ”Eens Christens klacht over dat droevig eigen ik”, op de wijze van Psalm 38:

Ach, mijn God, ik kom U klagen!

Met mishagen,

Dat dat droevig eigen ”ik”

Mij nog houdt zo vast gebonden

Aan de zonden,

En nog steeds is tot een strik!

Als ik mij denk te begeven

Om te leven

Heiliglijk naar Uw geboon:

O, dat ”ik” komt mij beletten!

Ja, zich zetten,

Stoutelijk op Uwen troon.

(…)

Ach, ik ben dat ”ik” zo moede!

’k Kan dat woeden

Niet meer dulden van dat ”ik”,

Red mij van mijzelven Heere,

Wilt het weren,

’t Is mijn ziel zo schadelik.

Ook verscheen er van ds. Kloeck een prekenbundel met de titel ”Keurlycke Bybelstoffen, verhandelt in 13 uitmuntende predikatiën”. Deze bundel is zeer zeldzaam, er zijn nog maar enkele exemplaren van in omloop. Kloeck was predikant in de tijd van de Nadere Reformatie. Zijn preken kenmerken zich door een schematische opbouw en kennen veel onderverdelingen. De exegese van de gekozen tekst is grondig en vrij uitvoerig. Verschillende preken bevatten polemische elementen. Zo spreekt hij de joden, papisten, socinianen en atheïsten aan. De bevindelijke toepassing aan het eind is cruciaal en behelst een groot deel van elke preek. De prediker geeft aan wat er in het hart van de christen gevoeld wordt: „Daalt dan eens ernstig in uzelven ter neder, bespiegelt eens oprecht uw gemoed, doorsnuffelt eens nauwkeurig uw zielestand, of u niet alleen met de mond belijdt, maar dat waarlijk Jezus uw Heere is.”

Kenmerken

Aan de hand van kenmerken geeft Kloeck aan wie behoort tot de ware christenen. Het opsommen van kenmerken leidt er in deze preken toe dat Christus niet zozeer centraal staat. Wel komt steeds naar voren dat Jezus Christus gekend dient te worden tot de zaligheid. Telkens klinkt er ook een bestraffende toon door ten opzichte van verschillende zonden: „Zij willen haar eigen heer zijn, zeggende gelijk de joden: „Wij zijn heren, wij willen naar het goeddunken van onze harten wandelen.” Zij vloeken, zij zweren, misbruiken Zijn naam, schenden Zijn sabbath, drinken, spelen, en roepen: Het is buiten hoop, Hij mag ons door Zijn dienaren laten vermanen, bidden en smeken, maar het is tevergeefs.” Kloeck besluit zijn preken altijd met een troostwoord voor Gods kinderen: „O, hoe gelukkig is hij, die Jezus tot een Heere heeft, de allerheerlijkste Heere die bedacht kan worden, Die op de dij van Zijn heup geschreven heeft: Heere der heren, Koning der koningen. Hij is een almachtig Heere Die Zijn onderdanen machtig is te bewaren tegen het geweld van al haar vijanden. Hij is de allerzoetste, minnelijkste Heere.”

Ds. Kloeck overleed in april 1714. Op 23 april werd hij begraven in de Edese Oude Kerk. Soms verlangde hij naar de dood, zoals hij in een van zijn gedichten beschreef:

Maar boven in het Hemels huis,

Daar zullen alle pijnen,

Ganselijk verdwijnen,

Daar is smart noch kruis:

Daar komt God de ogen,

Die vol tranen zijn,

Zachtjes af te drogen,

Daar zal geen gekwijn

Van kwaal of ziekt’ meer zijn.

Volgens de overlevering is hij aan de voet van de preekstoel begraven, al bestaat daar geen bewijs voor. Johannes Kloeck is 72 jaar geworden.

Zeer hoog geacht

„Des Koninks Doghter is geheel verheerlijkt inwendigh, hare kledinge is van gouden borduerzel.”

Psalm 45:14

Hoewel degenen die God vrezen –die hun licht in deze wereld laten schijnen en niet met de boze lopen tot uitgieting van alle goddeloosheden, maar zichzelf afzonderen van de goddeloze wereld– worden bespot, gesmaad en klein geacht en gehouden voor een uitvaagsel en een afschrapsel, nochtans worden zij zeer hoog geacht door God. Van toen af waart gij kostelijk in Mijn ogen, Jes. 43:4. God schat ze voor Zijn kleinodiën, juwelen en eigendom, Mal. 3:17.

Hoog worden zij geacht door de Heere Jezus, Die hen verwaardigt met de naam van Zijn vrienden, Joh. 15:14. Hij schaamt Zich niet hun Broeder genoemd te worden (Hebr. 2:11) en wil dat men de kleinste van hen niet verachten zal (Matth. 18:9 en 10).

Hoog worden ze geschat door de engelen; die heerlijke geesten onttrekken zich er niet aan hen te dienen (Hebr. 1:14). Hoor wat de engel Gabrël tot Daniël zei: Gij zijt een zeer gewenst man, Dan. 9:23.

Hoog worden ze geschat door alle gelovigen. David, tot de koninklijke troon verheven, noemt de heiligen de heerlijken, in dewelke al zijn lust was, Ps. 16:3.

Uit: Der Vaderen Erfenis, deel 18. Gebr. Koster/Kerkelijk bureau OGG, Barneveld, 2013, blz. 76.