XVI-3465 Van Heurn, Ottho

Ottho van Heurn

alternatieve spelling: Oth, Ott, van Hoern, van Horne, van Hoorn, van Huern


ouders: Jan/Johan Jacobs van Horne en Agneta Ockers van Alendorp


geboren: IJsselstein 1516

gedoopt:

overleden: Utrecht 28-8-1583

begraven:


beroep: wijnkoper

woonplaats / adres: Utrecht


relatie: trouwt Utrecht 15-7-1541


Geertruij van Velsen


ouders: Lambert van Velsen en Elisabeth de Rijck Lubbertsdr


geboren:

gedoopt:

overleden: (Utrecht) 26-9-1603

begraven:


beroep:

woonplaats / adres:

biografische aantekeningen


Otto van Heurn bracht kennelijk zijn jeugd door in Engeland, waar hij ca 6 à 10 jaar oud naartoe is gestuurd: zijn moeder overleed in 1520, zijn vader was in vreemde krijgsdienst en zou een paar jaar later, in 1526, in Hongarije overlijden. Mogelijk werd hij door oom Jacob van Horne naar het hof in Engeland gehaald: Jacob was een halfbroer van Otto's vader.

De historicus/genealoog Van Buchell schrijft over Otto: Otto van Hurne begaf hem aen de Wyncopinge ende woende opde plaets tot Utrecht tegens over het stadthuys, getrout hebbende Geertruyt van Velsen, die hem veele kinderen soo sonen als d(ochte)ren baerde, hij is anno 1583 den 28 Aug. gestorven, ende syn huysfr. ontrent 20 iaeren wede. geweest sijnde, den 26 Septemb. 1603, latende XI kyndern (etc).

In 1542 verkrijgt hij het Utrechtse burgerschap; hij is dan als 'wantsnijder' - handelaar in wollen stoffen en textiel - ingeschreven, maar wordt verder alleen wijnhandelaar genoemd.


bronnen


lit: http://hedvvich.nl/klarenbeek-heurnius/menu-heurnius/

* 1541, 15-7: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (Fam.-archief van Heurn, bundel A nr. 7): Jan Heynricx Bloem en Dirck Janssoen Collaert enerzijds en Mr. Heynrick Goeyertsz. kanunnick ten Dom te Utrecht, en Heynrick Heynricxz Bloem, kanunnick te IJsselstein; anderzijds. doen kond, dat zij als ,,maecxmannen ende hijlicxluyden” aanwezig waren bij het huwelijk tussen Oth Janssoen van Hoern en Geertruyt, dochter van Lijsbeth Rijck Lubbertssoensdochter, die zij had bij Lambert van den Velde. Oth Janssoen brengt in 1200 Carolus’ guldens en alle goederen en schulden, die hij heeft. Zijn borgen zijn Gerrit Philipsz en Dirck Janssoen Collaert. Lijsbeth voornoemd geeft haar dochter Geertruyt ten huwelijk – 500 Carolus gulden, binnen een jaar te voldoen, en alle klederen en kleinoden, die haar reeds toebehoren, waarvoor als borgen optreden Lubbert Rijcksz, vicaris ten Dom te Utrecht, broeder van Lijsbeth, en Evert Heynrixsz die Greef. Dan volgen bepalingen, na te komen bij vooroverlijden binnen een jaar van één der echtgenoten. (Op een kopie wordt vermeld: ,,Onder den fransijn brieff stonden beyde de wapenen van de bruygom ende bruyt ende was besegelt met drie zegels van groene wassche hangende aan een dubbelde steert.“)

* 1542, 17-11: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (Stadsarchief 116, Buerspraeckboeck 1542-55, fol: 17): Ott van Horne, eed ged(aan) den 17 Novembris.

* 1542: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (Stadsarchief 1 590, Cameraersrekening over 1542/43): Ot van Hoirn, wantsnijder, koopt het burgerrecht voor 6 ponden en 8 schellingen.

* 1546, 11-2: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (Handschrift Booth Utrecht (Stadsarchief 1 704)): Ten overstaan van het gerecht transporteren Ritsart Willemsz. Mungey (8) en Tonica zijn vrouw, die een dochter was van Willem Geritsz. verkregen bij Mechtelt Jan Andrieszdr., een rentebrief aan Oth Jansz. van Huern.

* 1552, 3-6: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (Stadsarchief 1 705): Herman Jansz. Backer en Geertruyt zijn huisvrouw transporteren aan Oth van Hoorn ,,die alinge huysinge ende hofstede, kelnaer, cluysen, den wtganck ende inganck, opslach ende offslach van den werff bodem ende voert glaes, glaesraemen, wijnstenen, enz., staende ende gelegen aen de Westsyde van de Grafte tegens die Gaerdtbrugge”, belend door Antonis Foeyt ten zuiden en Jan van Oeye ten noorden. Oth van Hoorn en Geertruijt zijn huisvrouw, bij wie hij wettige geboorte heeft, verklaren een deel van de koopsom schuldig te blijven.

* 1556, 10-7: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (HUA, Kapittel ten Dom, 3064): ,,Mijn Heer Lubberts Rijckse, vicarius in den Dom lest en uterste wille ende begeerte’: Hij benoemt tot executeurs de Heer Egbert Luijssimk, zielpriester in de Dom, zijn neef Henrirk Evertsz. en Otto van Huern en vermaakt vervolgens o.m. de volgende legaten: aan Elisabeth Rijcken, zijn zuster, een angelot en een lijfrente van 4 keizersgld.; aan Grertruijt zijn nicht, Otto van Huerns huisvrouw, een zilveren schaal, dito lepel twee koorklederen en twee blakers voor de schoorsteen; aan Otto van Huern, een ,,coraelen vyftich met zes vergulde teyckenen steen getact sijnde daeran”; aan Jan van Huern al zijn boeken en een zilveren kruis; aan Agniet van Huern een zilveren kruis, omdat zij de oudste dochter is; aan Geertgen, Rijckge, Elisabeth en Janneken, Otto van Huerns kinderen, ieder een gouden kroon.

* 1564, 14-9: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (Bij het stadsarchief bewaarde archieven, 633): Testament van Clara van Nykercken. Haar moeder Lysbeth Rijcken is universeel erfgename. Zij legateert aan haar neef Otto van Merode en aan de echte edele kinderen van haar neef Johan van Merode en voorts o.a.: aan haar zuster van moederswege Geertruijt van Huern, Oth van Huerens huisvrouw, alle gelden die Oth van Huern, haar gewezen rentmeester, nog onder zich heeft, doch hetgeen testatrice aan wijnslokken nog schuldig is moet betaald worden, en verder de 50 gld. s’jaars, testatrice toekomende uit de kist van wijlen Thomas van Nykercken; aan de kinderen van Oth van Huern en haar zuster Geertruyt van Huerne al haar rentebrieven in het land van Buren; aan Thomas Mariënzoon, ,,die zy zeide te hebben by mijn broeder Heer Thomas van Nvkercken” 5 rentebrieven op Staten ‘s Lands van Utrecht; aan Mr. Johan van Huern, haar neef, een rentebrief van 20 gouden gulden ‘s jaars op het convent van Mariënweerd; aan Agniet van Huern, zijn zuster, Oth van Huerns dochter, een rentebrief van 12 Car. gld. op Adriaen Rycouts te Kortenhoef.

* 1583: Transcriptie van overluidingen van de Dom (Archief Domkapittel 605_702): [in het register halverwege tussen 1-3-1583 en 1-3-1584]: "item super obitu Ottonis de Hoorn bis fuit pulsata Maria facit - VIII flor."

* 1584, 2-5: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (Bij het stadsarchief bewaarde archieven, 563): Vonnis in het proces tussen Otto van Hoorn en Elysabeth Rijken als executeurs van het testament van Heer Thomas Thomasz. van Nykercken, kanunnik, voor wie optreedt ,,Geertrude de Velsen eiusdem Ottonis de Hoorn vidua”, contra Adriaen van Zuylen.

* 1590, 6-6: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (CBG, Familie-archief Heurne, Bundel A nr 3): contemporaire kopie, "Also het behoorlyck is der’ waerheydt getuygenisse te geven insonderheydt daer toe versocht sijnde. So ist dat ick onders(chreven) attestere onder myn gewoonlycken handt, hoe dat ick met myn vader Cornelis van Meurs za: ben geweest omtrent geleden achtien jaren ten huijse van mijn neeff Ot van Hoorn za: ende aldaer onder andere propoosten die zy onder malcanderen hadden toetserende haer afkomst ende maechschap, Ende heb gehoort dat sy beyden souden geweest syn achtern kynderen ende dat van Spel syde als getrout hebbende een Bastaerdt van Hoorne Daer beneffens oock ter anderen syde gehoort dat etlycke vande goederen vanden voors. Ot van Hoorne za: deur sommege van syn vrunden (= verwanten) waeren veralieneert deur dien hy buytens slants synde doot was geseydt, waer vuijt groote onenichydt is geresen, ende eensdeels d’oorsaecke datter weynich vruntschap onder de vrunden is gehouden, anders en wiste den onders. deposant niet te verclaren maer bekenne het voors. warachtich te zyn, alle dinck sonder fraude. Toirconde der waerheydt soo hebbe ick attestator met mijn gewoonlycke handt onderteyckent. Actum tot Loosduynen den sesten Junii stilo novo Anno xvc tnegentich, ende was ondert.: Jacob Cornelisz. van Meurs dienaer des Godtlyeken woorts tot Loosduynen”

* 1598, 20-2: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (Stadsarchief 1 3243, dl. 1598 1): Geertruijt van Velsen, weduwe van Otto van Hoorn, als, erfgename van haar moeder, die enig erfgenaam was van Henriek Evertsz. van Suijlen, en de geïnstitueerde erfgenamen van diens weduwe Alit Jan Jacobsz.dr. van Rotterdam, transporteren een huis omtrent de Plompetoren.

* 1601, 24-7: Transcriptie van overluidingen van de Dom (Archief Domkapittel 605_702): "Den XXIIIIen [Juli 1601] over Joncheer Ricxart van Hornes, in sijn leven eertijts baljou ende dijckgrave der Stede en lande van Wourden met Salvator twee uren (rek. Buurkerk: Rychaert van Hoorn) - XII flor"

* 1601, 11-10: Transcriptie van overluidingen van de Dom (Archief Domkapittel 605_702): "Den XIen Octobris 1601 over Joncheer Johan van Hornes, natuerlijcke broeder van mijn heer, bannerheere tot Boxtel, heere van Batigny etc, twee uren met Salvator (rekening Buurkerk: begraven tSt Catarijnen) - XII flor"

* 1604, 12-1: Transcriptie van overluidingen van de Dom (Archief Domkapittel 605_702): "Item XII January 1604 in obitu et funerere domicelle Gertrudis de Velsen, vidue quondam Ottonis de Hornes, Salvator bis. - XII fl. "

* 1605, 24-12: Transcriptie van overluidingen van de Dom (Archief Domkapittel 605_702): "Eodem die [24 december 1605] in obitu et funerere domicelle Gertrudis de Hornes, Ottonis de Hornes filie, Salvator bis - XII fl."

* 1606, 2-9: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (Familie-archief Van Heurn, bundel A nr. 6): Thomas van Nykercken, in 1609 ondermaarschalk te Wijk-bij- Duurstede (cf. Booth), maakt een overeenkomst over een van zijn vader afkomstige rentebrief met zijn (achter) neven en nichten, de kinderen van Otto van Heurn en Geertruid van Velsen, t.w.: ,,Joncheren Thomas ende Lubbert d’Hoornes, gebroeders, Joffr. Agnes van Hoornes, wed. van Mr. Evert van Zijll, in leven advocaat-fiscaal van de Admiraliteit van Amsterdam, Johan d’Jongh als man van Joffr. Elijsabet d’Hoornes. Joffr. Emmerentiana d’Hoornes, huisvrouw van Johan Cremer, klerk ordinaris van de Raad van State, die zich tezamen sterk maken voor Joffr. Johanna de Hoornes, wed. van Jonch. Gijsbert van Suijlen, in leven secretaris van de Raad van State, alsmede voor de nagelaten kinderen van wijlen Doctor Johannes d’Hoornes. Dit originele stuk is getekend: Lubbrecht de Hornes, Thomas de Hornes, Thomas Heurnius. Angenes van Huern, Emerenciana van Hoornus, enz.

* 1639, 7-5: HUA NA nots G. Vastert dd. 7-5-1639 [U021a007 akte 51]: Blijkens deze akte zijn Nicolaes van Berck X Isabella Heurnius, Lidia Heurnius (wed. Anthonius Hessels) en de kinderen van wijlen Mr. Thomas Heurnius (vertegenwoordigd door zijn kinderen Johan, raad en rentmeester de domeinen, en Adrianus, secretaris van het kapittel van St Jan) de gezamenlijke erfgenamen van de heer Lubbertus Heurnius, kanunnik van St Pieter te Utrecht, hun oom (en oud-oom). Zij machtigen om een huis, hof etc in de Herenstraat of Winssensteeg te verkopen aan Jacob van den Bongart.


kind 4: Richard van Heurn

* 1590, 3-11: "De oorsprong van het geslacht Van Heurn" in Jb CBG 1965: (Familie-archief Van Heurn, bundel A nr. 2): "Wy Jan Verweij Jacobsz. Schout, Frans Dircksz. ende Jan Dircksz. Scheij, Schepenen der Stede van Woerden, doen kennelyck alle luijden, certificerende voor de waerheydt dat op huijden voor one gecomen ende gecompareerdt is geweest Anthonis Hugensz. geboren tot Yselsteyn onse medepoorter out omtrent veertich iaeren om tuijchenis der waerheydt te geven ter Instantie ende requisitie van Richardt van Hoorn. Ende verclaerde by syne mannewaerheydt in plaetse van Eede warachtich te wesen dat hy deposant dick ende menichmael over lange iaeren van sijn vader ende moeder verstaen ende gehoort heeft, dat Otto van Hoorne Jansz. (die vader van Richardt van Hoorne, eertyts Bailliu deser Stede) mede geboren tot Ysselsteyn hem deposant in bloede bestaende was van die Spill syde ofte zijne moeders wegens ende also syn Nichte wettelyck gehout sijnde aen Jonckheer Johan van Horne Bastaert des Grave van Hoorne, den voors. Otto van Hoorne syn neve daer by geproereert heeft gehadt. Ende want men schuldich is tuijchnis der waerheydt te geven, bysonder des gerechtelyck versocht synde, Soo hebben wy Schout ende Schepenen voors. toirconde elcx onse segell op spatium van desen gedruckt. Actum den derden Novembris Anno xvc tnegentich. In kennisse van mij ende was ondert.: F. Dircksz ende gecachetteert mit drie groene segelen opt spatium vandyen gedruckt.

Gecollationeert iegens zyne originele gerechtel. Certificatie ondert. ende gecachetteert alsvoern ende bevonden daer mede te accorderen by myn onderschr. C. Brunings, Nots. publ.

* 1602, 2-10: HUA NA nots J. van Herwaerden [U003a014 akte 174]: Johanna van der Meer, weduwe van Richardt de Hoornes, schenkt f.1500-0-0 in verband met resignatie door Johan van Loon, overste en kolonel, van prebende in de Janskerk ten gunste van Govart van Wau, haar schoonzoon.

* 1603, 28-3: HUA NA nots J. van Herwaerden [U003a015 akte 59]: Johanna van der Meer, laatst weduwe van Richardt de Hoornes, stelt zich borg voor haar schoonzoon of stiefzoon Godefroye van Wou inzake eventuele restitutie van inkomsten uit prebende indien zou blijken dat hij niet voldoet aan de eisen voor admissie tot het kapittel; Godefroye van Wou stelt zich weer garant voor de borg.

* 1603, 22-5: HUA NA nots J. van Herwaerden [U003a015 akte 77 sub 1 en 2]: Johanna van der Meer, weduwe van za: Richardt de Hoornes, ziekelijk te bedde, herroept haar vorige testamenten en legateert aan Alardt van Helsdingen, oud-burgemeester van Utrecht, haar comparantes land gelegen in de Leegeweijde, genaamd de Omloop en gebruikt bij Wouter Petersz, en gelegen met Aeffgen van Helsdingen, weduwe van Schuijtenborch, zijn zuster, en noch legateert ze aan Godefroije van Wou, "Canonick St Jans 't Uijtrecht, haar za: mans voorzoon, die somma van drie duijsent gulden" uit haar allergereedste goederen, zonder dat hij daarvan hoeft af te trekken wat zij hem tot nog toe tijdens haar leven heeft toegestopt. Ze wil niet dat haar nabenoemde erfgenamen, de kinderen van Gerret van Wou, haar overleden man, daar iets aan af doen. 't Gaat verder over het claustrale huis van de Domkerk waarin de testatrice woont, dat ook naar Godefroy gaat. Verder legateert ze aan Fennichje, haar dienstbode iets onleesbaars; aan Neeltgen Henrick Stuliersdochter <?> van Catehorst <?>, die zij oms Godswille tot noch toe onderhouden heeft, fl 100,-; verder aan Maria, haar za: oom heer Henrick van Leentwens' natuurlijke dochter, ook fl 100,-; de rest van haar erfenis schenkt ze aan de armen, met Alardt van Helsdingen als executeur.

Meer!

* 1603, 25-8: HUA NA nots J. van Herwaerden [U003a015 akte 109]: Godefroid van Wou, canonick capitulaer der kercke van St Johans t' Uytrecht, accepteert de schenking van een huis aan de noordzijde van het Domskerkhof, gedaan door zijn "schoonmoeder" Johanna van der Meer, weduwe Richardt de Hoornes.

* 1605, 2-5: HUA NA nots J. van Herwaerden [U003a016 akte 105]: Testament van Johanna van der Meer, tegenwoordige huijsvrouw van jonckheer Laurens van Nijhoff, schepen in der tijd van de stad Utrecht, ziekelijk van lichaam, te bedde, herroept alle eerdere testamenten en codicillen. Ze maakt aan de armen poth van de Buurkerk fl 200,- of zoveel meer als nodig is om vanuit de kerkmis en pothuis een ordinaris schotel van wekelijkse uitdeling aldaar erfelijk moge spenderen. Ze legateert aan mr. Adolf van Hullen fl 100,-; aan Neeltgen Henrixdochter, die een tijd bij haar heeft gewoond en die ze heeft opgevoed, fl 150,-; eveneens fl 150,- aan de gezamenlijke kinderen van Loduwijck van Leeuwen, procureur te Utrecht, en daarvan heeft hij zijn leven lang het vruchtgebruik; aan jonkheer Hugo van Nijhoff, haar mans voorzoon, fl 100,-; maar éért moet uit haar parate middelen haar schulden en haar begrafenis worden betaald. Voordochter Catharina van Nijhoff legateert zij nog wat kleren. In al haar andere goederen, huisraad etcetera benoemt ze als universele erfgenaam Fennichgen Jansdr. van der Vecht, haer tegenwoordigen dienstmaecht. Maar Johanna's zuster, jonckffrouwe Alidt van der Meer, huisvrouw van jonckheer Gijsbrecht van Hardenbrouch van Wulven krijgt nog een rouwkleed. Als executeurs: mr. Steven van Ruemelaer (Riemelaer?) kanunnik St Jans, en Govaert van Campusen, hoofmr en secretaris der Welgeborene Vrou tot Moncheau. Verder wil ze dat het huis op het Domkerkhof verkocht wordt, waar het echtpaar nu woont en dat nu toekomt aan Godefroid van Woude, kanunnik St Jans te Utrecht, en dat haar huidige man dan in een nieuw huis kan wonen of veertig gulden per jaar krijgt om huur te betalen, omdat hij na hun huwelijkse voorwaarden tot zijn schade zijn vrije woning heeft verlaten.

* 1605, 8-10: HUA NA nots J. van Herwaerden [U003a016 akte 135]: Fennichen Jans van de Vecht, enige geïnstitueerde erfgename van wijlen Johanna van der meer, in leven huisvrouw van Laurens van Nijhoff, eerder weduwe van Richart van Hoorn (of: de Hoornes), machtigt Niclaes Adriaensz en Adolf van Hullen om een woning en landerijen te Kortenhoef te transporteren aan Godfroid van Woude en Anna van Keppell, echtelieden, wonende op het Domkerkhof te Utrecht.


kind 6: Johanna van Heurne

In: Haagse straatnamen in hun betekenis en afkomst nagespoord (1909): Zuilingstraat, van Torenstraat naar Vleerstraat. Omstreeks 1620 vinden wij deze straat genoemd als Zuylenstraat, omdat zij liep over het terrein van den boomgaard in 1593 gekocht door Gijsbrecht van Zuylen, secretaris van den Raad van State. In de laatste helft der 17de eeuw, kreeg zij echter reeds den tegenwoordigen naam, niet als verbastering van de eerste maar van Jeronimus en Paulus Zuylinghs, die aan de zuidzijde een huis en erf bezaten.


kind 8: Lubbert van Heurne/de Hornes

Deze Lubbert Heurnius is begraven op 19-12-1631 in de Buerkerk: de heer [tussengevoegd Lubbrecht] Aernolt Heurnius Canonik van Caple van Ste Pieter nalatende mundige collaterale erffgen.

Hij komt in de overluidingen van de Dom voor op 8-12-1631 als 'Lubbert van Hornes'

* 1632-1637: HUA, 220 Kapittel van St Pieter [38d]: Rekening van de jaren van gratie en van de restanten van Lubbrecht de Hornes, 1632-1633. Met verklaring van de erfgenamen van 1637, dat zij zich jegens het kapittel verbinden voor hetgeen De Hornes is schuldig gebleven, 1637

* 1633, 19-11: HUA NA nots B. van Eck [34.4, invnr 162, akte 248]: Sibilla Dircks van Treslong machtigt procureur Dirck Bosch in haar zaak tegen de weduwe of erfgenamen van mr. Thomas Heurneus, in zijn leven Raad en Rentmeester der domeinen ’s Lants van Utrecht, die borg stond voor een lening van fl 600,- hoofdsom en de rente, die Lubrecht de Hornes, in leven kanunnik van het kapittel van St. Pieter in Utrecht, van haar had geleend op 24-5-1624.

* 1639, 7-5: Blijkens HUA NA nots G. Vastert dd. 7-5-1639 [U021a007 akte 51]: zijn Nicolaes van Berck X Isabella Heurnius, Lidia Heurnius (wed. Anthonius Hessels) en de kinderen van wijlen Mr. Thomas Heurnius (vertegenwoordigd door zijn kinderen Johan, raad en tentmeester de domeinen, en Adrianus, secretaris van het kapittel van St Jan) de gezamenlijke erfgenamen van de heer Lubbertus Heurnius, kanunnik van St Pieter te Utrecht, hun oom (en oud-oom). Zij machtigen om een huis, hof etc in de Herenstraat of Winssensteeg te verkopen aan Jacob van den Bongart.

Deze Lubbert Heurnius is begraven op 19-12-1631 in de Buerkerk: de heer [tussengevoegd Lubbrecht] Aernolt Heurnius Canonik van Caple van Ste Pieter nalatende mundige collaterale erffgen.

Hij komt in de overluidingen van de Dom voor op 8-12-1631 als 'Lubbert van Hornes'


openstaande vragen / discussie