XV-1745 Luchtenburch, Jonathan van

Jonathan van Luchtenburg


ouders: Leonard Jacobsz van Luchtenburch en Geertruid Jacobs van der Crane/Kraen


geboren: voor/rond 1580 ?

gedoopt:

overleden:

begraven: Den Haag 22-8-1637


beroep: raadslid en rentmeester-generaal van de domeinen Noord-Holland (1615-1637) burgemeester van Den Haag (1633-'34), oppergasthuismeester

woonplaats / adres:


relatie (1): trouwt Den Haag 11-11-1603


Alijd van Persijn (XV-1746)


ouders: Johan van Persijn en Margaretha Reiniers Moons


geboren: voor/rond 1580 ?

gedoopt:

overleden:

begraven: Den Haag 2-12-1618


beroep:

woonplaats / adres:


relatie (2): trouwt Den Haag 26-6-1624


Nathalia van Crompvliet


ouders: (Bernard van Cromvliet?)


geboren:

gedoopt:

overleden:

begraven:


beroep:

woonplaats / adres:

    1. Leonard van Luchtenburch, geboren: voor 1608
      overleden:
      beroep: advocaat voor het Hof van Holland (1633)
      woonplaats / adres:

    2. Cunera van Luchtenburch, geboren:
      overleden: na 1661
      beroep:
      woonplaats / adres:
      relatie: ondertrouwt Den Haag 6-10-1630
      mr. Daniël la Main, geboren:
      overleden: tussen 1633 en 1643
      beroep: advocaat voor het Hof van Holland
      ouders:

    3. Geertuid van Luchtenburch, geboren: voor 1608
      overleden: na 1658
      beroep:
      woonplaats / adres:
      relatie: trouwt Den Haag 10-8-1639
      mr. Willem Hallingh, geboren:
      overleden: na 1661
      beroep:
      woonplaats / adres:
      ouders:

    4. Johan van Luchtenburch, 1616-1654, X 1639 Alpheda de Pauw, VOLGT XIV-873

    5. Reinier van Luchtenburch, geboren: [Den Haag 30-3-1620]
      overleden: tussen januari en juli 1649
      beroep:
      woonplaats / adres:
      relatie: trouwt Den Haag 27-5-1643
      Susanna Stas, geboren:
      overleden: na okt 1654, begraven Den Haag (Kloosterkerk) 12-8-1707
      beroep:
      woonplaats / adres:
      ouders: Pieter Stas en Suzanne Cobbant
      Zij hertr. Middelburg 1655 Leonard van Sijpesteijn

biografische aantekeningen


Jonathan van Luchtenburg had als rentmeester van Noord-Holland onder andere het beheer over de geconfisqueerde goederen van de veroordeelden Johan van Oldenbarnevelt, Hugo de Groot en Rombout Hoogerbeets (gahetna 1.11.04).

De rekeningen van Jonathan van Luchtenburch als rentmeester van de domeinen van Noord-Holland berusten bij het Nationaal Archief, archief van de Grafelijkheidsrekenkamer archief 3.01.27.02 (inv.nrs 428 t/m 446)

Bernard van Cromvliet was auditeur en rekenmeester van de Grafelijkheidsrekenkamer. Hij werd begraven in de Grote Kerk van Den Haag op 27-3-1627.


bronnen


lit: Mr. Jacob de Riemer, Beschrijving van 's Graven-Hage II (1739), [p. 138]: van 1633 tot St. Catharina 1634 waren de burgemeesters van Den Haag: Nicasius Hanneman, Pieter Jansz Splinter, Jonathan van Luchtenburch.

* 1603, oktober: Haags Gemeentearchief: 1350-01 Familie van Persijn [invnr. 18]: concept huwelijksvoorwaarden tussen Jonathan van Luchtenburg en Alijt van Persijn: "In den naem des heeren sullen wij believen vande vrunden hier ondergeschreven ter eere goodts in den hejligen echten staet vergaderen Jonathan van Luchtenburch ende Alidt van Persijn met de goederen ende andere conditienende voorwaerden hiernae volgende. Te weeten dat den voorn Jonathan van Luchtenburch tot subsidie ende onderstandt van deese huwelicke sal brengen ende brengt mits deesen generaelick alle sijne goederen ehgene vuijtgesondert . Ende de voorn: Alidt van Persijn, beneffens de hereditare portie die haer in haer vaderlicke aenbestorven erffenisse sal moghen competeeren noch alsulcke goederen als Margreta en Heijndrick Moons, haer moeder ende Oom daer toe sullen geven, daer van die voorn: van Luchtenburch ende Margreta ende Heijndrick Moons deen dandere goede pertinente specificatie bij heurlujder respective handen getejkent voor de consummatie deses huwelix sullen overleveren, de welcke sal sijn van sulcker waerde of die van woorde tot woorde in desen waere geinsereert. Sijn voorts huwelicksche voorwaerden dat bij afflijvichejt van deen off dander vande voorsz jongeluijden ende toecomende conthoraelen alle de goeden die sij luijden ten desen huwelicke gebracht ofte staende huwelijck gecregen sullen hebben altijts ende in allen gevalle van sterven, sullen gaen keeren ende succedeeren aen de sijde ofte linie daer off die gecomen sijn. Te weeten indien dit huwelick sonder kinderen nae te laeten compt te schejden de goederen gecomen van de voorn: Jonathan van Luchtenburch aende sijde van sijne naeste vrienden ende bloetverwanten, ende de goederen gecomen van de voorn: Alidt van Persijn aen de sijde van haere voorn moeder ende oom, dat oock mede indien daer kinderen sijn het eene kindt sal erven opt andere totten lesten kinde toe ende tleste kindt mede stervende sonder echte geboorte nae te laeten dat derselver kindt ofte kinderen goeden, in der maniere als vooren mede sullen gaen erven ende blijven aen de sijde daer die vandaen gecomen sijn volgens Scependoms recht. Soo veel de winste aengaet die staende desen huwelicke sal mogen vallen, de selve sal bij de voorsz conthoraelen half ende half genooten werden ende erffenisse sal voor ehgene winst gerekent sijn maer bij aldien datter staende desen huwelicke verlies quaeme te vallen dat soo daenich ofte soo groot Waere dattet mette co<..>esten indien daer enige te vooren gedaen Waeren niet conde werden vereffent (twelck Godt verhoeden wil) tselve verlies sal gedraegen werden naer advenant de Waerde der goederen bij elx van de voorsz conthoraelen achtervolgens de voorsz specificatien ten huwelick gebracht. Met sulcken verstande nochtans dattet (doorgehaald: selve verlies) aen de sijde van de voorsz Alidt van Persijn niet excedeere ofte te boven gae de waerde van tgene tijde des verlies vande voorsz gespecificeerde goederen bij haer ten huwelicke gebracht noch in wesen ende in den boedel sal moghen sijn. Sullen niettemin alle clederen , Geweer, Juweelen ende dergelijcke altijts blijven aen de sijde van degeene tot wiens lijve ende gebruijck de selve behoort sullen hebben. Ende off het gebeurde dat de voorn: Jonathan van Luchtenburch deser werelt quaeme te overlijden voorde voorn Alidt van Persijn sijn toecomende huijsvrouwe, soo sal deselve sijne huijsvrouwe in sulcke gevalle vuijt de gereetste goederen bij haer man metter doot geruijmpt hebben ende ontfangen een duwarie van tweehondert gulden sjaers ingaende ten daege van haer mans overlijden ende geduijrende haer leven lanck ende langer niet. In kennisse der waerhejt sijn hier van gemaect twe alleens luijdende cedullen bij de voorsz conthoraelen heure vrienden ende anders respectjve ondertejkent opten - Octobris des Jaers ons heeren duijsen ses hondert ende drie (akte niet ondertekend).

* 1603, 25-10: familysearch, DTB Den Haag ondertrouw [trouwen 1598-1658; scan 58, 27-55]: Jonathan van Luchtenburch, jonckman, met joffr. Alijt van Persijn, jongedochter beijde woonende inden Haeghe. (i.m.: 123, getrout door Fractinus den XIen Novembris XVI C drije)

* 1611, 10-12: streekarchief Voorne-Putten, 031 Stad Brielle [4514]: Op 10 december 1611 is te bode gesteld een huis en erf in de Nobelstraat, genaamd Het Hemelrijck, door Jan Jacobsz Craen, pp. voor de geïnst. erfgenamen van Huych Jansz van Luchtenburch, met de rechten dezer stede ingewonnen voor 15 pond gr. vl. van 3 jaar verlopen renten over 1609 t/m 1611, als placht toe te behoren Mijntgen Jacobsdr. Geaccordeerd op maandag te roupen en op dinsdag te verkopen [akte niet ingezien]

* 1618, 1-5: GA Den Haag NA, nots. Johan Adriaensz van Warmenhuijsen [6-452]: Opdracht aan notaris Johan Adriaensz Wermenhuijsen van ons, Bernart van Crompvliet, meester inde rekeninge van Hollant <?> voor mijn selige ende mijn sterck makende voor de wed. van mr. Adriaen de Vogel, Hugo van Luchtenburch, auditeur der voorsz rekeninge, Jonathan van Luchtenburch, raet en rekenmeester generaal van Noorthollant, Johan Wielant, Baulieu van 's lants landen van Goederede ende noch mijns selven als vader en voocht van mijne kinder, Reinder Vaillant sergant maior op 't fort van Nordam, voor mijn steks ende mij sterk makende [voor de weduwe van?] za den Commis Niclaes van Waert ende ons m..stelis wonder hul Huge holij Ridder schout der s Landt Dordrecht en bailluw van den slande van singen <?> mitsgaders Hanns Stockmans alle miditenen op Jan Vresils Catmans, jegenwoordich gelogeert op t voorparte vannte Hove van Hollant transportellen met naben getuijgen bij voorsz Caetmans ende insinueren hoe waer ende hem kenlick es dat hij Caetmans nae dat hij bij <sententie?> van Rade van Brabant was gecondempneert den voorsz insinuanten off haer speciaele gemachtichde te betaelen het achterwesen vant hij hant schuldich es ende dat alrede (heel slecht leesbaar en ontcijferbaar; 't gaat veel over Breda en over Jan Melis/Melis Jan; Cornelis Pieters van Gils, burger van Breda; Camelick lants, gelegen in Manna polder met het getimmert daer op... ... bij eenen Melis Jan Melisz, notaris te Breeda ... affdoen binnen ses weecken ... van Breeda nae de gewoonte aldaer souden mogen werden geprocedeert ... achtste deser maant Meij ... dewelcke het voorsz gebodt verhooge ende alsoo mitsdien tot vercoopinge van de voorsz twee canneken <?> lants mettet getimmerte...het voorsz geboth verhoogt well ofte niet bij den voorsz Melis Jan Melisz ... soo stelt ghij notaris bovengenoempt de voorsz Jan Cornelis Caetmans van alle het gunt voorsz es insinueeren ... (w.g. B. van Crompvliet, Van Luchtenburch, J. van Luchtenburch, Wielandt, Vaillant,) ... volgens welcke ver... heb ick, Johan Adriaensz van Warmenhuijsen (...) mij ter presentie van de ondergeschr getuijgen gevonden op de voorpoorte van de Hove van Hollant alhier inden Haege aen de persoon van Jan Cornelisz Catmans voornoemt, ende hem de bovengesch.. geïnsinueert, ende bij refuijs van tselve tegens hem geprotesteert als in t zelve acte is verhaelt, hebbe oock hem daervan gelaeten de copije authenthicque. Ende gaff dezelve Caetmans mij ter antwoordt dat hij Ignoreerde van t gene tot noch daerinne was gedaen, en dat hij met sijn advocaet hem soude beraeden ende op morgen mij soude antwoordt senden, relaterende hiermede mijn wedervaeren (etc ). Waernae ick notaris mij tot verscheijde reijsen gevonden hebbende op de voorpoorte an de persoon van Jan Cornelisz Catmans voornt. heeft eijntel. op den 3. Meij des avonts de voorsz Catmans mij tot naerdere finaele antwoordt gegeven dat d'eene van de vrsz cavele die Hans Stockmans alleene was verbonden bij hem, Catmans, bij consent van de vrsz Stockmans was vercocht aen een persoon ofte coopman die Stockmans hem selfs toegesonden hadde, ende nopende d'andere cavel dat hij tegens den (doorgehaald: VIIIen deser) geleijden sit- ofte veijldach wesende den VIIIen deser een gemachtigde soude senden omme over de vercoopinge van dien te staen in conformite van de acte van de Rade van Brabant voornt. allet welcke ik notaris relatere te wesen mijn wedervaren.

[454]: Bernart van Crompvliet, reeckenmeester in Hollant voor hem selven, en vervangende de weduwe van Adriaenge Vogel, Hugo van Luchtenburch, auditeur bij voorsz reeckenkamer, Jonathan van Luchtenburch, Raet en Rentmeester van Noort Hollant, Johan Wielant, baljuw van 't lant van Goederee voor hem selven en (etc etc - ik zie weinig verschil met de vorige akte)

* 1618, 2-12: De grafboeken der Groote of St. Jacobskerk te 's Gravenhage, (1620-1830) (Den Haag, 1898) [p 162]: 't Elfde graf behoort aan de erfgenamen van Mr. Reynier Moens, in zijn leven Raad en Procureur-Generaal bij het Hof van Holland. Geopend den 2e December 1618 voor Juffr Persijns. Den 5 Januari 1675 overgeboekt op naam van heer Willem van Persijn, commissaris, wiens moeder was Margareta Moens.

* 1624, x-6: familysearch, DTB ondertrouw Den Haag [31-1v]: Jonathan van Luchtenburch, Raet ende Rentmeester Generael van NoortHollandt, weduwenaer, met Jouffrou Nathalia van Crompfliet, jongedochter, beijde woonende alhier in 's Gravenhage. (i.m.: 123. Den 26en Junij anno 1624 getrout bij d. Beijerus)

* 1624, 30-8: GA Den Haag, NA nots Hendrijck van Slychtenhorst [9a-141]: De eerste notaris hierop verzocht, zal ten behoeve van mij, Johan van Soutelandt, procureur voor den Hove van Holland, voor mijzelf en en gemachtigd door mijn zuster Adriana van Soutelande, en van Philips van Sonst als man en voogd van Geertruijt van Soutelande, sijn huisvrouw, en ook gemachtigd door Lasarus van Sonst, advocaet uit naam en gemachtigd door zijn moeder Maria van Soutelande, alle nasete collaterale vrienden van Mr. Johan Schouten zal: van de sijde van juffrouw Catharina van Ruijtenbroeck zijn moeder, ende zulks fideicommissaire erfgenamen van deze Catharina van Ruijtenbroeck voor de ene helft van alle vrije en allodiale goederen door haar met de dood ontruimd en fideïcommis subject gemaakt, om zich met getuigen te laten vinden aan de persoon van Jonathan van Luchtenburch, rentmeester van Noord-Holland, om het te insinueren dat ik niet stel, noch ooit gesteld heb, in het bezit van de fideicommissaire goederen van juufr. Catharina van Ruijtenbrouck en daarom de rentmeester te verbieden dat het kwart bezit van deze juffrouw, na de dood van Mr. Jan Schouten za, aan iemand verkocht of vervreemd mag worden of betaald wordt, anders dan aan mij Johan van Soutelande. (w.g. J. de Zoutelande). Deze last achtervolgende heb ik, notaris, mij gevonden ter woonstede van Jonathan van Luchtenburch en hem dit geïnsinueerd. [142] Idem, insinuatie aan de ontvanger-generael van Holland, Joachim van Mierop.

* 1626, 7-3: streekarchief Voorne-Putten, 031 Stad Brielle [5629]: Te bode gesteld een huis en erf op de Schoenmarkt, met een rente van 10 car. g. per jaar uytgaende, zoals Abraham Torenburch, dat het laatst bezeten heeft en het nu door Jacobmijntge van Luchtenburch, wed. van Pieter Danielsz Verhouff, die het met de rechten dezer stede ingewonnen had, is verkocht. Koper: Jonathan van Luchtenburch. Gifte gegeven door Jacobmijntge van Luchtenburch 7-3-1626 aan Jan Craen als proc. hebbende [akte niet ingezien] [idem: akte 5630]: Te bode gesteld een huis en erf op de Schoenmarkt, met een rente van 10 car. g. per jaar uytgaende, door Pieter Daniesz Verhouff met de rechten dezer stede ingewonnen voor 30 pond gr. vl. van 3 jaar verlopen custingen over 1623 t/m 1625 volgens de sententie van 23-10-1625, als toe te behoren placht Abraham Torenburch. In de marge: Jacob Craen, pp. (akte van 15-1-1626) voor Jonathan van Luchtenburch, rentmeester van Zuid-Holland, heeft het huis en erf genaast. Hij zal de kooppenningen, beloofd door Charles Houwaert, betalen, 26 1 1626. [akte niet ingezien]

* 1628, 20-4: Stadsarchief Amsterdam, NA nots [592-akte 235932]: Niclaes van Persijn verklaart dat hij niet aanwezig kon zijn op de begrafenis van zijn moeije Christina Jans Persijn op 't Begijnhof overleden, noch bij de inventarisatie en aantekening van haar nagelaten goederen; daarom heeft hij verzocht en gelast zijn neef Jacob Willemsz, verklarende en bekennende met en benevens de raadsheer Persijn, Niclaes' broer, en zijn zwager Jonathan van Luchtenburch, rentmeester-generael van Noord-Holland, uit naam en van wegen zijn kinderen in het vrsz sterfhuis van het begin af aan bij alles present geweest te zijn; Niclaes verklaart dat Jacob Willemsz steeds alles gerapporteerd heeft, en daarom keurt hij alles goed wat zijn broer en zijn zwager in het vrsz sterfhuis ten overstaan van Jacob Willemsz hebben gedaan en 'gebesoigneert', en hij machtigt Willems om hem bij de scheiding en deling te vertegenwoordigen. [NB: op 7-3-1628 is Stijntgen Persijns, met 4 uur klokgelui, 'op 't Ronde begijnhof' begraven in de Nieuwe kerk/Engelse kerk.]

* 1629, 30-1: GA Den Haag, NA nots Hendrik Ant. van Slychtenhorst [9a-141]: „Compareerde Jonathan Luchtenburch, raet ende rentmeester-generael van Noorthollandt, wonende in 's Gravenhage, mede erffgenaem voor een vyerde paert in de naergelaten goederen van wijlen den heere Hugo van Luchtenburch, in syn leven auditeur van de reeckeninge in Hollant heeft machtigh gemaect Jan van Leeuw, wonende tot Rotterdam, om namens hem te compareren voor het gerecht van Nieuw Kerckinge om te transporteren aan Cornelis Sijmons in Nieuw Kerckinge 21 gemeten, 192 roeden, liggende in Nieuw Herckeninge, zijnde de helft van 43 gemeten 84 roeden lands waarvan de wederhelft de voorn: Cornelis Sijmons toebehoort. Aldus gedaen ende gepasseert ten huijse van de voors. heere comparant, staende in het Voorhout alhijer (w.g. J. van Luchtenburch)."

* 1629, 7-2: GA Rotterdam, NA, nots Adriaan Kieboom [18_148, invnr 35, blz 72-73]: Leendert Jansz van Cleyburch, en Jeronimus van Meeuwestein, man van Cornelia Jans van Cleyburch, wonend in den Bryel, namens Mathijs Jansz van Cleyburch en Jacob Jansz van Cleyburch, hun broer en zwager tezamen erfgenamen voor ¾ deel van wijlen Huygo van Luchtenburch, in leven auditeur van de reeckeninge in Hollant, machtigen Jan de Leeuw, om voor schout en schepenen te Nyeuwherckinge aan Cornelis Symonsz, wonend te Nyeuherkinge 21 gemeten 192 roeden land over te dragen, waarvan de helft aan Cornelis Symonsz toebehoort.

* 1629, 1-10: GA Den Haag, NA nots. Johan van der Lisse [24-92]: Jonathan van Luchtenburch, raet en rentmeester-generaal van Noord-Holland en juffr. Barbara van Telfhout, wed. van za: heere Hugo van Luchtenburch, in sijn leven auditeur van de reekeningen in Hollant, voor hen zelven en vervangende de verdere erfgenamen van Hugo van Luchtenburch, verklaarden te hebben geconstitueerd en gemachtigd Marinus van der Lisse te Dordrecht om te verhuren of 'te helfte te laten gebruijcken' of anderzinds tegen de meest gunstige voorwaarden profijt te doen trekken uit hun land gelegen in de kleine Noortpolder omtrent Zevenbergen bij de schans van Noordaen,

* 1630, 20-2: streekarchief Voorne-Putten, NA Brielle, nots Jan de Bruyne [110-1013]: Evert van Leeuw, ruiter in de comp. kurassiers van ritmeester Aartsen, heer van Sommelsdijk, in garnizoen te Nijmegen, gehuwd met Kornelia van Spreeuwenstein, en diens zwager Willem van Spreeuwenstein hebben op 6-2 in de herberg van het Vergulde Hoofd aan Johan Troost, notaris te Brielle, verkocht 4 1/2 gemet land in de Nieuwe Goote. Land was gekomen van wijlen Huig van Lugtenburg, in leven schout van Brielle. De koop is genaast door Jonathan van Lugtenburg, ontvanger van Noord-Holland en door Jacomijntje Leenderts Lugtenburg, weduwe van Pieter Daniels Verhoef (Verhouff). Eerste comparant stelt zich garant voor de inmiddels al ontvangen kooppenningen.

* 1630, 2-3: GA Den Haag, NA nots. Johan van der Lisse [24-118]: Jonathan van Luchtenburch, raet en rentmeester-generaal van Noord-Holland, mede namens Jacobmina van Luchtenburg, wed. van za: Pieter Daniels Verhouve, wonende in den Briel, zijn comparants zuster, om uit zijn naam te opposeren voor alle noodzakelijke rechtbanken tegen de verkoop of bezwaarnisse van alle (nog ongekavelde) landen gelegen op Voorne, nagelaten door za: Huijch Jansz van Luchtenberch, tegenover Willem Geddons en Evert van Leeuwen, de man van Cornelia Geddons, mede erfgenamen van Huijch Jansz van Luchtenb:. Jonathan approbeert bovendien alle acties die zijn zus tot dusverre in deze zaak heeft ondernomen.

* 1630, 7-6: GA Den Haag, NA nots. Johan van der Lisse [24-141]: Jonathan van Luchtenburch, raet en rentmeester-generaal van Noord-Holland machtigt Jacobmina Lenaertsdr van Luchtenburg, wed. van za: Pieter Daniels Verhouff, zijn E. zuster,, machtigt de procureur Cornelis van Florij, om voor het Hof van Holland al zijn zaken waar te nemen.

* 1630, 22-11: GA Den Haag, NA nots. Johan van der Lisse [24-163]: Jonathan van Luchtenburch, raet en rentmeester-generaal van Noord-Holland machtigt Andries van Houten, toonder dezes, om de financiële afwikkeling te voltooien van Van Luchtenburchs gronden onder Goederee, zowel de gronden die publiek geveild zijn, als die uit de hand zijn verkocht.

* 1630, 22-11: GA Den Haag, NA nots. Johan van der Lisse [24-165]: Jonathan van Luchtenburch, raet en rentmeester-generaal van Noord-Holland en Steven Snouck, commissaris ordinaris van de monsteringe, machtigen Andries van Houten, toonder dezes, om aan hen te transporteren binnen de stad Goederee, en om aldaar . beneffens en tegens' de andere mede-eigenaars van de gemene tien gemeten lands in de polder van Roclaes Plate, en te procederen bij de grondkaveling op de manier waarop de conparanten en de mede eigenaars nader zullen stipuleren.

* 1630, 22-11: GA Den Haag, NA nots. Johan van der Lisse [24-163]: Jonathan van Luchtenburch, raet en rentmeester-generaal van Noord-Holland en Steven Snouck, commissaris ordinaris van de monsteringe, machtigen Andries van Houten, toonder dezes, om voor het Gerecht van Goederee te verschijnen en te transporteren drie kavels grond in de Roclaesplate op het eiland bij Goederee, waarvan zij er beiden een bezitten en de derde hun gemeenschappelijk bezit is, zoals zij het op 10-10 laatstleden in Goederee hebben verkocht.

* 1631, 3-6: GA Den Haag, NA nots Johan Adriaensz van Warmenhuijsen [8-28]: Jonathan van Luchtenburch etc, zijn zuster Jacobuina van Luchtenburch mitsgaders willem van Mostertdijck en Evert van Leeuwen als getrouwd met Cornelia van Mostertdijck, alle wonende in den Briel, tesamen geïnstitueerde erfgenamen van hogo Jansz van Luchtenburch za:, hebben een inventaris gemaakt dan de gemeeschappelijk geërfde rentebrieven, deels ten late van de Staten van Holland, deels van Voorne, (de oudste, uit 1519, ten laste van Nieuwenhoorn) alles in het totaal waard fl 2257:4:-. Deze som wordt in vieren gedeeld, zodat iedere partij recht heeft op fl 564:6:, Bij kaveling en onderling verdrag is bepaald dat Jonathan van Luchtenburch het leewendeel van de obligaties opkoopt en de andere partijen dus met geld uitkoopt. Hij betaalt Mostertdijck fl 409:18:- en Evert van Leeuwen fl 384:6:-. Zijn zus krijgt ca fl 390,-. Akte opgesteld met als getuigen Andries van Houten, dienaer van de vrsz heere Luchtenburch, en Abel Wessels, dienaar van dhr David Nuijtsz.

* 1631, 28-6: streekarchief Voorne-Putten, 036 Ambacht Klein Oosterland [25]: Geboden van 1G 150R in Moenhoek gemeen in 3G 220R op nr. 84, door Jonathan v. Luchtenburch, Jacomijna v. Luchtenburch, Evert v. Leeuwen als in huw. hebb. Cornelia v. Mosterdijk en Willem Mosterdijk, erfgenamen van Huijg Jansz v. Luchtenburch, verkocht aan Arent Jansz Schout. Transport door Jeronimus Meeuwesteijn voor genoemde erfgenamen. [akte niet ingezien]

* 1632, 26-3: G.A. Den Haag NA, nots Pieter Pietersz van Groeneweghen [69-196]: Jonathan van Luchtenburch, raadsheer en rentmeester generaal van Noord-Holland, is samen met Mr. Johan van der Veecken, agent van de Prince van Luijck, voogd over Carel van Willigen als een van de erfgenamen van Catharina Jans van Schagen, en ze vestigen, in overeenstemming met het testament van Van Schagen, een losrente t.b.v. Carel van Willigen.

* 1632, 20-4: streekarchief Voorne-Putten, 040 Ambacht Nieuwenhoorn [347]: Jeronimus Meeuwesteyn, pp. (akte van 3-6-1631) voor Jacomina van Luchtenburch en Evert van Leeuwen als getr. met Cornelia van Mosterdijck, en Willem Gedionsz van Mosterdijck voor zichzelf, elk voor een gerecht vierdepart, transporteren aan Jonathan van Luchtenburch, raad en rentmeester van Noord-Holland, drie vierdeparten van 1 gem. 46 r. 6 voet in Out Jaer nr. 28, belend: o. de Out Jaerse weg, z. Jan Andriesz, n. Maeyken van Cra(ec?)ke vicarieland, waarvan het resterende vierdepart Jonathan van Luchtenburch zelf toebehoort, nog drie vierdeparten van 3 gem. 12 r. weiland in de Kerckhouck nr. 24, belend: o. en n. de weg in de hoek van de weg, z. de Heiligegeest van Nieuwenhoorn, nog. drie vierdeparten van 3 gem. 28¿ r. in de Hooftdijck nr. 23, belend: n. de dijk, o. de Geulsse of de Ravense weg ‘soo die genompt wort’, en w. Pietertge Leenderts, nog. drie vierdeparten van 5 gem. 55 r. en van 2 gem. 68 r. zaailand in de Steenhouck nr. 33 gemeen met Hartchvelt, Isacq Swalmius en anderen in een stuk van 27 gem. 216 r., belend: o. Beresteyns erfgenamen, z en w. de weg. Van alle deze stukken bezit voorn. Luchtenburch het resterende vierdedeel. [akte niet ingezien]

* 1632, 30-4: streekarchief Voorne-Putten, 039 Ambacht Nieuwe Gote [142]: Willem Gedionsz van Mosterdijck voor zichzelf, Jeronimus Meeuwesteyn, pp. (akte van ?-6-1631) voor Jacomina van Luchtenburch en Evert van Leeuwen, transporteren aan Jonathan van Luchtenburch, raad en rentmeester-generaal van Noord-Holland, drie vierdeparten van 3 gem. 118 r. slicklant in een stuk van ca. 30 gem., belend: o. Leendert Willemsz Potael, z.w. t’scheerenwech, n. de gemeenlandswatering, waarvan het vierde vierpart hem Luchtenburch zelf toekomt [akte niet ingezien] Idem invnr. [143]: Jeronimus Meeuwesteyn, pp. (akte van ?-6-1631) voor Jonathan van Luchtenburch, raad en rentmeester-generaal van Noord-Holland, Jacomina van Luchtenburch en Evert van Leeuwen, en Willem Gedionsz van Mosterdijck voor zichzelf, transporteren aan Leendert Joordensz 4 gem. 224 r. zaailand in de Nieuwe Goote, belend: o. de Heiligegeest van het Maerlant, z. de godshuizen in Brielle, w. Dirck (Bartsz?) c.s., n. t’scheerenwech [akte niet ingezien]

* 1632, 21-5: streekarchief Voorne-Putten, 040 Ambacht Nieuwenhoorn [348]: Jeronimus Meeuwesteyn, pp. (akte van 3-6-1631) voor Jonathan van Luchtenburch, raad en rentmeester van Noord-Holland, Jacomina van Luchtenburch en Evert van Leeuwen als getr. met Cornelia van Mosterdijck, en Willem Gedionsz van Mosterdijck voor zichzelf, elk voor een gerecht vierdepart, transporteren aan Augustijn Dircxsz Nagge10 gem. 222 r. weide genaamd de Waelwey in de Kerckhouck nr. 21 onder Nieuwenhoorn, belend: o. Arijen Thonisz Paling, z. de weg, w. de kerk van Nieuwenhoorn c.s. en n. Neltge Jobs, en aan Johan Swynas nog 3 gem. 224 r. weide in Couwenoort nr. 8 in een stuk van 6 gem. 14 r. met Jan Arensz Brouwer, belend: o. Cornelis Davitsz, z. de grote weg, w. en n. de gemeenlandswatering. [akte niet ingezien]

* 1632, 7-6: Streekarchief Voorne-Putten NA Brielle, nots Francois van Nes [110-1010]: Evert Hermans van Leeuw exploiteur van het Hof van Holland machtigt Johan Izaaks Troost notaris alhier om namens hem te innen van de erfgenamen van Huig Jans van Luchtenburg wegens koop van landen 1/4 deel van de 2e termijn verschenen april 1632 als Jonathan van Luchtenburg raad en rentmeester van het kwartier van Noord Holland verschuldigd is. Getuigen Wessel Willems Brand en Krijn Jaspers. [akte niet ingezien]

* 1633, 4-10: G.A. Den Haag NA, nots Pieter Pietersz van Groeneweghen [69-420]: Jonathan van Luchtenburch, raadsheer en rentmeester generaal van Noord-Holland, is samen met Mr. Jan van der Veecken, agent van de Prince van Luijck, executeur van het testament van wijlen Catharina Jans van Schaegen, en uit dien hoofde verkopen zij een huis in Delft.

* 1633, 18-11: GA Den Haag NA, nots Lambert Rietraet [32-302]: ten verzoeke van Mr. Hendrick van Willigen bezoekt de notaris Jonathan van Luchtenburch en mr. Jan van der Veken, agent, over het sluiten van enige rekeningen uit de boedel van mr. Hendrick van Willigen zal: of van zijn weduwe, zoals blijkt uit het testament van wijlen de weduwe, de moeder van de insinuant. Jonathan van Luchtenburch verzocht kopie, die de notaris op terstond terug kreeg, waarbij Luchtenburch zei dat de notaris zich moet adresseren aan de voorn. heer Agent, wat vervolgens gebeurd is en die ook kopie heeft verzocht. Aldus het wedervaren van de notaris.

* 1633, 22-10: GA Den Haag NA nots. Johan van der Lisse [25-fol 63]: Mr. Lenaert van Luchtenburch, advocaat voor den hove van Holland, Mr. Danël la Main, mee advocaat voor denzelven hove als gemachtigde voogd van juffr Cunira van Luchtenb. ende Geertruijt van Luchtenb., jongedochter, voor hen selven en tsamen vervangende Johannes en Reijnier van Luchtenburch, beijde minderjarig, ende alle kindern van d'heer Jonathan van Luchtenburch, raad en rentmeester generaal van Noord-Holland, dewelke tesamen verklaarden te consenteren in de verkopinge van de landen bij haarlieder voorsz. vader als voor een vierde part geïnstitueerde erfgenaam, bij za: Huijch Jansz van Luchtenburch in zijn leven schout der stede Den Briel op den tienden maart 1631 binnen derselver stee aan verscheiden personen onder welke landen mee geweest is een partije van twaalf gemeten LXXV roeden lands of daaromtrend, gelegen in Middelhernis aan de Munnekeputseweg bij Jacob Pietersz Grouert voor de somme van tweehonderd XLI car. gul. 't gemet gekocht ende alzo den zelven Jacob Prsz Grovaert is komen te overlijden voor en aleer hij de leste termijn van zijne beloofde kooppenningen hadde betaald, en dat zijn weduwe genaamd Maritgen Thonisz zwarigs maakt om dezelven lesten termijn te voldoen, doordien zij zeit onderricht te wezendat de voorsz twaalf gemeten en omtrend LXXV roeden lands inden grade van den Comparanten voornoemden vader bij den voorszeide Huijch Jansz van Luchtenb. zoude wezen gemaakt subject restitutict, ende omme welk zwarigs weg te nemen zo verklaarden de voorsz. comparanten bij dezen tevreden te zijn dat haarlieder voorsz. vader de voorsz. leste termijn zal mogen ontvangen ende ook van waarden te houden 't geene bij denzelven haren vader ende voorgaande twee verwchenen termijnen alree is ontvangen. Belovende overzulks de voorsz. Martigen Thonis ende haar nakomelingen nu nochte namaals daarover niet te zullen bemoeien noch bekommeren. Onder verband van haarlieder respectieve personen en goederen, roerende en onroerende ten bedwange van alle rechten en rechteren. Aldus gedaan en gepasseerd in 'sG. hage ter presentie van Jan Cornelisz Hoftimmerman, en Andries van Houten, inwoners van Den Hage vrsz als getuigen hiertoe verzocht. (w.g.: Daniel la Main; Leonardt van Luchtenburch, Geertruit van Luchtenburch, Jan Cornelissz, A. van Houten 1633, J. van der Lisse nots publ 1633)

* 1635, 20-8: Streekarchief Voorne-Putten, 039 Ambacht Nieuwe Gote [186]: Jan Cornelisz, won. in Oude Goote, transporteert aan Jonathan van Luchtenburch, raad en rentmeester-generaal van Noord-Holland, 3 gem. zaailand in een stuk van ca. 13 gem. onder Nieuwe Goote, het gehele stuk belend: o. t’scheerendijck ‘daer van de schou compt die vant Briellsche Nieuwelant’, z. Thonis Jansz c.s. , n. Groene weg en n. de landswatering of de Lange Meet van Jan Pouwelsz Plastge [akte niet ingezien]

* 1635, 28-12: GA Den Haag NA nots. Johan van der Lisse [25-fol 284]: Jonathan van Luchtenburch, raad en rentmeester-generaal van Noord-Holland, machtigt Hendrick van Meeuwesteijn, stadshouder van den lande van Voorn, om voor het gerecht van Den Briel of elders waar dat nodig is, hem ten bougen neffens joffr Jacobmina van Luchtenburch, zijn zus, om aldaar te doen citeren Mr. Gedeons Mosterdeijck opdat hij aan Luchtenburch en zijn zuster de penningen zal hebben voldaan als -- beloofd heeft te betalen voor een stukje leenland gelegen in Heenvliet, door hem van Luchtenburch en zijn zuster gekocht, die Mosterdijck genaast heeft.

* 1637, 11-1: GA Den Haag NA nots. Johan van der Lisse [26-fol 7]: Jonathan van Luchtenburch, raad en rentmeester-generaal van Noord-Holland, verklaart in zijn fuctie als rentmeester kleigrond in Valkenburg verkocht te hebben aan Jaspar Pleunen Verhouff. (deze koopcedul is niet door Luchtenburch ondertekend).

* 1637, 12-8: Resolutiën van de Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslandt: "Zynde by den Raadpensionaris difficulteyt gemaakt, haare Ed. Groot Mogende voor te draagen de Requeste van Jonathan van Luchtenburgh, Raad en Rentmeester Generaal van de Domeynen van het Quartier van Noortholland, tendeerende tot resignatie van sijn Ampt op sijn tweede Soon Jan van Luchtenburgh, als oordeelende soodanigen propositie strydig te weesen met sijne Instructie, om verscheyden reedenen by den selven gealiegeert, met verklaaringe daar toe bereyd te sullen weesen, in gevalle haare Edele Groot Mog: gelieven te dispenseeren voor soo veel des nood zy, van sijn Instructie, en dienvolgende hem tot het voordraagen van de voorsz Requeste te authoriseeren: Waar op zynde gedelibereert, is verstaan en geresolveert, dat voor soo veel des nood zy, den voorsz Raadpensionaris werd gedispenseert van sijn Instructie, en dienvolgende geauthoriseert, de voorsz Requeste haare Edele Groot Mog. te moogen voordraagen, alles onvermindert de Resolutie by haare Edele Groot Mog. op het resigneeren van Ampten en Officien voor deesen genoomen, onvermindert meede de vryheyd van de Leeden in het adviseeren." NB: op de agenda van de vergadering van 10 september staat als agendapunt XXXV: "Alsoo meede door het affsterven van Jonathan van Luchtenburgh is komen te vaceeren het Rentmeesterschap van de Domeijnen van het Quartier van NoortHollant soo sullen de leeden meede gelast gelieven te koomen omme tot bekleedinge van het voorschreeven Ampt drie Persoonen te nomineeren, om bij sijne Hoogheijd den Heere Prince van Orangien daer uijt electie te mogen werden gedaan."

* 1637, 22-8: familysearch.com: DTB Den Haag, kerkelijke registers, kosten op begraven 1624-1694 [scan 243/69-9]: Den 22en acht posen over die heer Rentmr. Luchtenburch, XXVI Lb.

* 1637, 22-8: De grafboeken der Groote of St. Jacobskerk te 's Gravenhage, (1620-1830) (Den Haag, 1898) [p 47]: Het vierde graf is een kelder, behoort Jonathan van Luchtenburch, rentmr Generael van Noort Hollandt. Geopent voor den rentmeester Luchtenburgh op den 22en augusti 1637. Dit bovetsaande graf is overgeboekt op de naam van mr. Jan Parker, griffier van den Hove van Hollandt, op reeckening van den erffgenaamen van Jonathan van Luchtenburgh op huijden den 30sten April 1738.

* 1638, 26-3: GA Rotterdam, NA nots Adriaan Kieboom [18_151, akte 337, blz 575]: Leendert Cleyburgh, hoedecramer, voor zichzelf en namens Matthijs en Jacob van Cleyburgh, wonend te Middelburch, zijn broers, Adriaen Pietersz de Goede, man van Cornelia Leendertsz van Cleyburgh, wonend in den Brielle, mede erfgenamen van Hugo van Luchtenburgh, auditeur van de rekenkamer in 's-Gravenhage machtigen Marinus van der Lisse, deurwaerder van de raedt, rentmeester en heemraad van Zuid-Holland, om de landerijen te verdelen die zij gemeenschappelijk hebben met de weduwe van voorn. Luchtenburch en de kinderen van wijlen Jonathan van Luchtenburch, raet en rentmeester van Zuid-Holland, gelegen onder Zevenbergen bij de Schants van Noordtdam, en verder nog landerijen in het Land van Altena te verkopen.

* 1638, 20-8: GA Rotterdam, NA nots Adriaan Kieboom [18_151, akte 430, blz 695]: Leendert Cleyburch, hoedecramer, mede optredend voor Matthijs en Jacob van Cleyburch, wonend te Middelburch, zijn broers, Adriaen Pietersz de Goede, man van Cornelia Leendertsdr van Cleyburch, wonend in den Briele, mede-erfgenamen van Hugo van Luchtenburch, auditeur van de rekenkamer in Den Hage, machtigt Marinus van der Lisse, deurwaerder om het land dat hij gemeen heeft met de weduwe van Hugo Luchtenburch en de kinderen van Jonathan van Luchtenburch, gelegen in Zevenbergen bij de Schants van Noortdam te verkopen.

* 1641, 4-5: GA Den Haag NA nots. Pieter van Groenevelt [96-fol 122]: Mees Jansz van Egmont, v/h burgemeester, nu kerkmeester van de heerlijkheid Valkenburg (71 jaar), en Jan van Diest wonende aan het Schouw in Voorschoten (64), bevestigen op verzoek van mr. Willem Hallingh, de man van juffr Geertruijt van Luchtenburch, dochter en mede erfgename van wijlen Jonathan van Luchtenburch de verklaring die zij samen met Leendert Cornelisz van Duijndam op 14-7-1640 voor schepenen van Valkenburg hebben afgelegd, en die is aangehecht, en Adriaen Cornelisz van Duijndam (50) ook wonende te Valkenburg bevestigt desgevraagd die verklaring. Het betreft een passage door het water naar Hallings land, plus rechten op de grond en het huis dat zij pachten van Pieter van Calslagen (of als eigenaars hebben zij ruzie met de pachter van Van Calslagen).

* 1641, 10-5: GA Den Haag NA nots. Pieter van Groenevelt [96-fol 130]: Dirck Louw Dirck Coenen (40 jaar), dienaar van de procureur generaal van het Hof van Holland verklaart op verzoek van de kinderen en erfgenamen van Jonathan van Luchtenburch dat fl 200,- (tekomende de weeskinderen van de deposant) vanwege de verkoop van 10 hond lands die wijlen Erchgen Cornelisdr, wed. Claes Philips van Veen aan de rentmeester heeft verkocht en in april 1630 voor schout en schepenen van Wassenaer is opgedrage, was belast en die Luchtenburch bij de koop tot zijnen laste heeft genomen, "naer dat van deselve coop ende opdracht met de onbetaelde verloope van dien bij Cornelis Pietersz Bouman, mede voocht van voorn. kinderen van voorn. Rentmr. Luchtenburch zijn ontfangen". Dat weet de verklaarder, omdat hij ongeveer een half jaar na de verkoop aan Cornelis Pieters gevraagd heeft of hij de fl 200,- met rente van Rentmeester Luchtenburch had ontvangen, waarop Cornelis Pietersz heeft geantwoord: ja, de man heeft mij voldaan, en de penningen zijn belegd tegen 4% onder zijn oude landheer. Bovendien heeft Cornelis Pieters nog op allerheiligen j.l. verteld dat Luchtenburg die fl 200,- had betaald, sterker: hij had twee rijksdaalders teveel betaald "ende ick hebbe die aen de voorsz Erckgen Cornelis, u schoonmoeder, wederomme gegeven", zodat de comparant zeker weet dat de fl 200,- plus rente door Luchtenburch is voldaan, en dat daarom zijn weeskinderen, wezende "sijn comparants vrije kinderen bij sijn vorige huijsvrouw geprocreert", niets meer op de erfgenamen Luchtenburch te vorderen hebben.

* 1643, 24-9: GA Den Haag NA nots. Pieter van Groenevelt [97-fol 388]: Willem Hallingh, als man en voogd van Geertruijt van Luchtenburch en Reijnier van Luchtenburch, voor zichzelf en zich sterk makend voor Cunera van Luchtenburch, weduwe van de heer Daniel la Main, en de heer Johan van Luchtenburch, commissaris ordinaris van de monstering ten dienste deser landen, te samen kinderen en erfgenamen van za: d'heer Jonathan van Luchtenburch in sijn leven Raet ende Rentmr. van Noort Hollt. ende verclaert geconstitueert en machtig gemaekt te hebbenmr. Francois Roscam, advocaat residerende te Amsterdam, om van de bewindhebberen van de Westindische Compagnie de interest te ontvangen van een kapitaal van fl 1466,-, staande op naam van hun overleden vader. En Willem Hallingh heeft ook op eigen rekening nog een bedrag van de WIC te goed.

* 1645, 3-1: GA Den Haag NA nots Pieter van Groenevelt [98-fol 3]: Compareerde Joffr Cunera van Luchtenburch, wed. wijlen den heer Adv Mr. Daniel la Main, d'heer Johan van Luchtenburch, Commissaris ordinaris van de monsteringe, de heer advct mr. Willem Hallingh als getrouwt hebbende Joffr Geertruijt van Luchtenburch ende d'heer Reijnerus van Luchtenburch, allen wonende alhier in der Hage, kinderen en erfgenamen van za: d'heer Jonathan van Luchtenburch in sijn leven Raet ende Rentmr. van Noort Hollt. ende verclaert geconstitueert en machtig gemaekt te hebben Willem van Borselen, coopman te Amsterdam speciael omme uijt den name ende van wegen haer comparanten van de heren bewindhebberen van de Oostindische Compagnie te Amsterdam inne te vorderen, beuren ende ontvangen 25% als de gemelde bewindhebberen geresolveert hebben in november lestleden uijt te delen, van het bedrag dat op hun naam te boek of bekend staat, monterende 't samen in capitael vijfftienhondert vijffentseventich guld.

* 1645, 13-2: GA Den Haag NA nots Pieter van Groenevelt [98-fol 48]: Compareerde Joffr Cunera van Luchtenburch, wed. wijlen den heer Adv Mr. Daniel la Main, de heer advct mr. Willem Hallingh als getrouwt hebbende Joffr Geertruijt van Luchtenburch ende d'heer Reijnerus van Luchtenburch, allen wonende alhier in der Hage, zich sterk makende voor d'heer Johan van Luchtenburch, Commissaris ordinaris van de monsteringe, kinderen en erfgenamen van za: d'heer Jonathan van Luchtenburch in sijn leven Raet ende Rentmr. van Noort Hollt. ende verclaeren machtig gemaakte te hebben Willem van Borselen, koopman te Amsterdam, om van de Oostindische Compagnie te vorderen twintig procent op het kapitaal, die geordonneerd zijn uit te keren den eersten december 1644, op een kapitale som van fl 1575,-

* 1646, 14-2: GA Den Haag NA nots Pieter van Groenevelt [99-fol 65]: Compareerde Joffr Cunera van Luchtenburch, wed. wijlen den heer Adv Mr. Daniel la Main, d'heer Johan van Luchtenburch, Commissaris ordinaris van de monsteringe, de heer advct mr. Willem Hallingh als getrouwt hebbende Joffr Geertruijt van Luchtenburch ende d'heer Reijnier van Luchtenburch, allen wonende alhier in der Hage, kinderen en erfgenamen van za: d'heer Jonathan van Luchtenburch in sijn leven Raet ende Rentmr. van Noort Hollt. ende verclaert geconstitueert en machtig gemaekt te hebben Huijbert den Herder, schipper op Amsterdam speciael omme uijt den name ende van wegen haer comparanten van de heren bewindhebberen van de Oostindische Compagnie te Amsterdam inne te vorderen, beuren ende ontvangen sodanige gelden als de gemelde bewindhebberen geresolveert hebben op den tweeden Januarij lestleden deses jaers 1646 vuijt te delen, van het bedrag dat op hun naam te boek of bekend staat.

* 1647, 9-1: GA Den Haag NA nots. Pieter van Groenevelt [100- fol 5]: Compareerde Joffr Cunera van Luchtenburch, wed. wijlen den heer Adv Mr. Daniel la Main, d'heer Johan van Luchtenburch, Commissaris ordinaris van de monsteringe ende d'heer Reijnier van Luchtenburch, allen wonende alhier in der Hage, kinderen en mede-erfgenamen van za: d'heer Jonathan van Luchtenburch in sijn leven Raet ende Rentmr. van Noort Hollt. ende verclaert geconstitueert en machtig gemaekt te hebben Huijbert Michielsz den Herder, ordinaris veerschipper van hier op Amsterdam speciael omme uijt den name ende van wegen haer comparanten van de heren bewindhebberen van de Oostindische Compagnie te Amsterdam inne te vorderen, beuren ende ontvangen sodanige 25 percento als de gemelde bewindhebberen geresolveert hebben in de leste maand december vuijt te delen, van het bedrag dat op hun naam te boek of bekend staat.

* 1648, 4-1: GA Den Haag, NA nots Pieter van Groenevelt [101, fol. 5]: Compareerde Joffr Cunera van Luchtenburch, wed. wijlen den heer Adv Mr. Daniel la Main, d'heer Johan van Luchtenburch, Commissaris ordinaris van de monstering ten dienste deser landen, ende dhr mr. Willem Hallingh, mede advocaat, als getrout hebbende Joffr Geertruijt van Luchtenburch, alle wonende alhier inder Hage, mede kinderen en erfgenamen van de heer Jonathan van Luchtenburch in sijn leven Raet en Rentmr. van Noorthollant, machtigen hun broeder Reijnier van Luchtenburch, mede wonende alhier, om van de bewindhebberen van de Oostindische Compagnie ter camer tot Amsterdam om de 25% te vorderen die de bewindhebbers besloten uit te keren over alsulke capitale actien als op hun naam geregistreerd staan.

* 1649, 2-1: GA Den Haag, NA nots Pieter van Groenevelt [102-fol 1]: Compareerde Joffr Cunera van Luchtenburch, wed. wijlen den heer Adv Mr. Daniel la Main, d'heer Johan van Luchtenburch, Commissaris ordinaris van de monstering ten dienste deser landen, ende dhr mr. Willem Hallingh, mede advocaat, als getrout hebbende Joffr Geertruijt van Luchtenburch, alle wonende alhier inder Hage, mede kinderen en erfgenamen van de heer Jonathan van Luchtenburch in sijn leven Raet en Rentmr. van Noorthollant, machtigen hun broeder Reijnier van Luchtenburch, mede wonende alhier, om van de bewindhebberen van de Oostindische Compagnie ter camer tot Amsterdam om de 30% te vorderen die de bewindhebbers besloten uit te keren over alsulke capitale actien als op hun naam geregistreerd staan.

* 1652, 15-2: GA Den Haag, NA nots. Nicolaes Hartman [320-7]: Neeltge Jans Craen, wed. wijlen Cornelis Janssen Wijckmans, wonende binnen der stede van Briel, dewelcke verclaerde dat door het overlijden van Jonathan van Luchtenburch ende desselffs soon Reijnier van Luchtenburch is comen te vaceren sekere vicarije den 20en januarij 1481 gefundert bij Cornelis Huijcherse knegte op St. Catharina Aultare <?> in de parochiekercke in den Briel vrsz, ende haer comparante, als outste dochter van Jan Jacobse Craen ende dienvolgend d'oudste ende naeste van 't geslachte, te competeren het recht van patronaetschap tot deselve vicarije, ende dat sij comparante de voorsz vicarije heeft gegunt ende geconseteert gehad, gelijk zij deselve gunt ende conseteert mits desen, aen haeren soon Cornelis Cornelisz Wijckmans, woonende tot Rotterdam, omme met het intcomen van dien ter school gehouden ende In de g<?>eformeerde Christel. religie opgetoogen te worden versoockende derhalve aende Ed Grootmog: Heren de Staten van Hollant ende Westvrieslant (i.m.: ende die het aengaen mach) den voorsz Cornelis Cornelisz Wijckmans in de voorerhaelden vicarije te Institueren, in de p<ose>ssie van dien te introduceren hem deselve te laeten aenvaerden ende genieten, met alle de profijten, innetcomen ende emolumenten daertoe staende, aldus gedaen ende gepasseert in 's Gravenhage (w.g. met een merkteken van Neeltge Jans Craen voornt.)

* 1652, 11-6: GA Den Haag, NA nots. Nicolaes Hartman [320-45]: Neeltge Jans Craen, wed. wijlen Cornelis Janssen Wijckmans, wonende binnen de stad van den Briel, machtigt Gerrit van den Velde, procureur, om haar zaak waar te nemen in het proces voor het Hof van Holland, dat zij uitstaande heeft jegens de kinderen en erfgenamen van Jonathan van Luchtenburgh. (w.g. met een merkteken van Neeltge Jans Craen voornt.)

* 1654, 27-10: GA Den Haag NA nots. Josua de Putter [322-87]: Mr. Nicolaes van Persijn, advocaat voor den Hove van Hollant, juffr. Johanna van Persijn, zijn zuster, te saemen [dan zijn er twee regels in de foto mis-gegaan: ik gok dat er gestaan heeft dat zij erfgenamen zijn van Mr. Reijnier van Persijn za:, in zijn leven raet...] voor hunzelven mitsgaders hun sterk makende voor Willem van Persijn, commissaris van de monsteringe, hunlieder broeder, en mede erfgenaam, juffr. Cunera van Luchtenburch, weduwe wijlen Daniel Lamain za:, in leven advocaat, en juffr. Susanna Staets, weduwe wijlen Reijnier van Luchtenburchza: erfgenamen in dier qualité van za: Jonathan van Luchtenburch, raad en rentmeester Generaal van Noord-Holland, mede voor hun zelven en de rato caverende voor de heer mr. Willem Hallingh, advocaat, en Alpheda Pauw, weduwe wijlen Johan van Luchtenburch za: in zijn leven mede commissaris van de monsteringe, hunne mede-erfgenamen, alle te samen eijgenaers en participanten van zekere dubbele graffstede gelegen in de Oude Kerke tot Amsterdam in de Noorder ommeganck in de 27e laege <?>, machtigen Pieter Persijn, mede participant in deze grafstede, om namens hen te verkopen de voorsz. graffstede aan wie hij (Pieter Persijn) het raadzaam vindt.

* 1658, 3-10: GA Den Haag NA nots Pieter van Groenevelt [111-295]: Hr. Andries van Houten, deurwaarder van de rekenkamer van de grijfelijkheids-domeinen van Holland en Westfriesland, verklaart bij ware woorden in plaats van ede, ter instantie van juffr. Alpheda de Pauw, wed. en boedelhoudster van Johan van Luchtenburch, commissaris ordinaris van de monsteringe en zoon van za: heer Jonathan van Luchtenburch, in leven rentmeester van de grafelijkheidsdomeinen over 't quartier van NoortHollant. Hij getuigt dat het waar is dat Jonathan van Luchtenburch, overleden zijnde, de voogden van dhr Johan van Luchtenburch goedgevonden dat de kwitanties vanwege het kantoor van na het overlijden van rentmeester Jonathan van Luchtenburch moesten worden gegeven, getekend zouden worden door Johan van Luchtenburch om reden dat zij vertrouwden dat het ambt zo te lichter en beter t.b.v. Johan van Luchtenburch zou worden becomen, verklaart de attestant mede dat op zulke voet meest alle kwitantien die door de ontvang van het kantoor nodig waren heeft getekend, en dat alle penningen die wegens het passeren van die kwitantien ontvangen zijn, zijn ontvangen door juffr Geertruid van Luchtenburch en Jan van Luchtenburch, waarna Geertruijd van Luchtenburch de penningen in haar kantoor achter slot geborgen heeft, en zij heeft ook altijd verantwoording afgelegd over de rekeningen en het afronden daarvan tegenover de Grafelijkheid van Noord-Holland, en dat is nooit gedaan door Johan van Luchtenburch. Daarom kan Johan van Luchtenburch de eindrekening van de boedel niet goed opmaken, maar kan de gemelde juffr. Hallings dat beter doen.

* 1661, 20-10: GA Den Haag NA nots Herman van Alen [300-126]: Juffr Alpheda de Pauw, weduwe en boedelhoudster van Johan van Luchtenburch (etc) heeft aan mr. Willem Havius, rentmeester, verkocht den blocklants, op de chaerte geteeckent nr 2, volgens huurcedul en kaart groot 5 bunder 350 roeden zaai land in de nieuwe Noordpolder onder de jurisdictie van Zevenbergen, afkomstig uit de boedel en nagelaten goederen van Jonathan van Luchtenburch, in leven raad en rentmeester generaal van de domeinen van NoordHolland, lest in huur gebruikt bij Gerrit Ambrosius, voor fl 2200,- boven de hoofdsom van een obligatie van fl 2000, welke bij juffr Cunera van Luchtenburch, weduwe van wijlen Daniel la Main, en Ernst la Main, haar zoon, beide als principaal en Johan van Luchtenburch als borg en mede principaal op 29-10-1651 met 9,5 jaar verloop wegens de penning twintig van de hoofdsom in vrij geld (etc). De Pauw levert vrij land, niet belast met fideicommis of zo behalve het Heren recht en de cijns, dijkschot en redemptie van tienden.

* 1661, 19-12: GA Den Haag NA nots Herman van Alen [300-139]: Juffrouw Alpheda de Paauu, weduwe en boedelhoudster van wijlen Johan van Luchtenburch, in zijn leven commissaris ordinaris van de monsteringe ten dienste van de hooch mog: heeren Staten Generael der Verenigde Nederlanden, en bekende tot reddinge van de nagelaten boedel op 12-10-1661 verkocht te hebben aan rentmeester Willem Havius de Blockland, gelegen in de Nieuwe Noort Slijckpolder van Zevenbergen, op de kaart getekend met nr 2 vijf bunder en 350 roeden groot zaailand, Zevenbergse mate, afgekopen uit de nagelaten boedel van Jonathan van Luchtenburch, in leven raad en rentmeester generaal van de domeinen van Noord-Holland, , mede uit kracht van de respectieve aktes van approbatie van de heer en mr. Lambert de Paauw, domheer St Peters t'Utrecht als een mede-momber van de onmondigee kinderen van Johan van Luchtenburg voornoemd, blijkens akte voor nots. H. Schaep dd 23-10-1661 te Utrecht, en van mr. Jacob Dedel, advocaat, voor nots. Johan van Delft te 's Gravenhage dd 17-11-1661, plus de speciale approbatie van het Hof van Holland en het advies van de drossaard, burgemeesteren en schepenen van Zevenbergen van 7-12-1661. Alpheda de Pauw machtigt - om te transporteren aan rentmeester Willem Havius of zijn rechthebbende het beschreven block land, etc: zie akte van 22-10.

* 1663, 10-5: GA Den Haag NA nots Herman van Alen [300-241]: Op verzoek van Alpheda de Pauw verklaart Barbara van Assendelft van Veenhuse dat Huijch van Luchtenburch zonder kinderen is overleden, nalatende de weduwe jo: Barbara van Telfhout, die jaarlijkse duarie geniet van heer Hugo van Luchtenburch de somme van fl 200,-. Het is een slecht leesbare akte met veel doorhalingen, waari ook nog mr. Willem Hallingh voorkomt als een van de erfgenamen van Jonathan van Luchtenburch, en een bedrag van fl 50,-.

* 1669, 11-3: HUA, NA nots H. Schaep [34-4.U032a001, akte 106]: Mr. Jonathan van Luchtenburgh, advocaat, heeft zijn moeder gemachtigd, Alpheda de Pauw, weduwe wijlen de heer commissaris Johan van Luchtenburgh om van de erfgenamen van wijlen de duinmeijer Pieter Woutersz restanten en andere achterstallige penningen van duinpacht of anderszins dat hij schuldig is aan het comptoir van wijlen de heer Jonathan van Luchtenburgh in zijn leven raad en rentmeester generaal van Noord-Holland.


kind 2: Cunera van Luchtenburch

* 1630, 6-10: familysearch: DTB Den Haag ondertrouw [trouwregisters; scan 461, fol. 23]: Mr. Daniel La Maijn advocaet voor den hove van Hollantmet Joffrou Cunera van Luchtenburch. (i.m. 123.)

* 1650, 18-7: GA Den Haag, NA nots. Pieter van Groenevelt [103-218]: Johan van Luchtenburch, commissaris ten dienste deser landen, als Principael, en joffr Cunera van Luchtenburch weduwe van Daniel la Maijn als borge en mede principael, bekende wel deugdelijk schuldig te wezen aan Hermentgen Hermens of de wettelijken toonder dezes, fl 2000,- à XL grooten 't stuck, wegens hen huijden ten dage verstreckte penningen, te voldoen binnen zes maanden, tegen een rente van den penninck twintig.

* 1650, 28-12: GA Den Haag, NA nots Quirijn Gaeswijck [189-279]: Cuniera van Luchtenburgh, weduwe van wijlen Daniel Lamieau, za:, wonende in 's Gravenhage, als principael, mitschaders mr. Willem Hallingh en Johan van Luchtenburgh commissaris, mede wonende in 's Gravenhaghe, als borgen en mede als principaele schuldenaers onder de renunanciatie van de benificien (...) bekennen ende belijden bij desen elcx een voor al ende in solidum verbonden, onder de renunciatie voorseijt, wel en deuchdelijck schuldigh te sijn aen ... , ofte den toonder van desende somme van 3000 ponden van XL grooten 't pontspruijtende uijt saecke van uijtgetelde penningen die wij becennen tot onsen wille en dancken ontfanghen te hebben door handen van Jannitjen Jansdr in goeden gevalueerden gelde, volgens placcaet, belovende daeromme aen ... ofte den houder van desen de fl 3000,- te restitueren en te betaelen over een jaer na dato deses, tegen een interest van fl 4:10:- per fl 100,- in 't jaer, , met geen minder payement als quarten van rijksdaelders, verbindende al onse persoonen en goederen etc, was onderteijckent Cunera van Luchtenburgh, J. van Luchtenburgh, Willem Hallingh.

* 1655, 3-7: gahetna: Hof van Holland, Willig Decreet [3371/1655/092]: juffr Cunera van Luchtenburch, wed. van mr. Daniel la Main, za: advocaat Hof van Holland en Johan van Luchtenburch, commissaris van de monsteringe, verkopen een huis in Den Haag, Lange Houtstraat oostzijde, huis en erf met huis en schuur daarachter, met een doorgang aan de zuidkant van het huis, aan de zuidzijde de heren burgemeesters en regeerders van Amsterdam, aan de westzijde de Houtgracht. Impetrant: Jannetge Jans en Jan Hendrikcx.


kind 3: Geertruid van Luchtenburch

* 1639, 23-7: familysearch: DTB Den Haag, ondertrouw, register 33 [scan 615, fol. 53v]: Mr. Willem Halling, advocaet voor den hove van Hollant, met Jo: Geertruijt van Luchtenburch (i.m.: getrout den 10e Augusti 1639 door ds. Lotius)


kind 5 Reinier van Luchtenburch

* 1643, 10-5: familysearch: DTB Den Haag, ondertrouw, register 34 [scan 689, fol. 8]: Reijnier van Luchtenburch met joffrouwe Susanna Stas beijde woonende alhier in 's Gravenhage (i.m.: grtouwt den 27 Maij 1693 door ds Tieglandus)

* 1644, 1-9: GA Den Haag NA nots Pieter van Groenevelt [116-342]: testament van Reijnier van Luchtenburch en joffr Susanna Stas, wonende in Den Haag. Ze vernietigen eerdere testamenten maar bevestigen hun huwelijkse voorwaarden. Hij wil dat zij na zijn dood, de meubels behoudt die hij heeft ingebracht, tot zij hertrouwt on overlijdt. Verder krijgt zij uit zijn goederen fl 24.000,-, waarmee ook een eventueel kind opgevoed moet worden. Maar als zij kinderloos overlijdt of zonder kinderen hertrouwt, dan vervallen de fl 24.000,- aan zijn naaste familie. Als zij eerst overlijdt, dan krijgt hij de juwelen terug die hij als huwelijksgeschenk gegeven heeft, plus de fl 20.000,- die zij ten huwelijk heeft ingebracht, waaruit eventuele kinderen onderhouden en opgevoed moeten worden. Ze benoemen elkaar tot voogd over eventuele kinderen en tot executeurs, met als mede-voogd namens hem dhr Johan van Luchtenburch, commissaris ordinaris van de monstering, zijn broeder, en namens haar Willem Stas, ontvanger van de gemeente middelen van Breda

* 1649, 29-7: GA Den Haag, NA nots Johan Boutesteijn [240-fol 286]: Johan van Luchtenburch, commissaris ordinaris van de monsteringen, wonende alhier in 's Gravenhage, verklaarde, alzo hij d'oudste en naeste vanden bloede ende linie van -- patroon is van zekere vicarie, gefundeerd bij de voorsz -- op Sinte Catharine altare van Den Briel, volgens de brieven daarvan zijnde in dato den -- ende zulks gerechtigd tot de collatie van denzelven of het stellen van een vicaris, ende dat de vicarie nu weer door dooden ende overlijden van Reijnier van Luchtenburch, zijne broeder, leste possesseur van dezelve vicarie is komen te vaceren, dat hij derhalve als rechte patroon de vicarie gegeven heeft aan Jonathan van Luchtenburch, zijn comparants zoon, om het effect daarvan te genieten als naer rechten, en daar verzoekt hij brieven van aggreatie en confirmatie van.

* 1652, 15-2: GA Den Haag, NA nots. Nicolaes Hartman [320-7]: Neeltge Jans Craen, wed. wijlen Cornelis Janssen Wijckmans, wonende binnen der stede van Briel, dewelcke verclaerde dat door het overlijden van Jonathan van Luchtenburch ende desselffs soon Reijnier van Luchtenburch is comen te vaceren sekere vicarije den 20en januarij 1481 gefundert bij Cornelis Huijcherse knegte op St. Catharina Aultare <?> in de parochiekercke in den Briel vrsz, ende haer comparante, als outste dochter van Jan Jacobse Craen ende dienvolgend d'oudste ende naeste van 't geslachte, te competeren het recht van patronaetschap tot deselve vicarije, ende dat sij comparante de voorsz vicarije heeft gegunt ende geconseteert gehad, gelijk zij deselve gunt ende conseteert mits desen, aen haeren soon Cornelis Cornelisz Wijckmans, woonende tot Rotterdam, omme met het intcomen van dien ter school gehouden ende In de g<?>eformeerde Christel. religie opgetoogen te worden versoockende derhalve aende Ed Grootmog: Heren de Staten van Hollant ende Westvrieslant (i.m.: ende die het aengaen mach) den voorsz Cornelis Cornelisz Wijckmans in de voorerhaelden vicarije te Institueren, in de p<ose>ssie van dien te introduceren hem deselve te laeten aenvaerden ende genieten, met alle de profijten, innetcomen ende emolumenten daertoe staende, aldus gedaen ende gepasseert in 's Gravenhage (w.g. met een merkteken van Neeltge Jans Craen voornt.)

* 1653, 25-8: geciteerd in Johann van Heemskerck 1597-1656 (1933): GA Den Haag, NA nots P. van Groenevelt [106-381]: „hebben Susanna Stas, wed. wijlen de heer Reynier van Luchtenburch, ais moeder ende voochdesse van haere drie kinderen... vercocht aen de heer Mr. Willem Hallingh... de gerechte helft van seeckere wooninge ende landen... staende ende gelegen in den ambachte van Vakkenburch, daervan de wederhelfte den gemelde heere cooper toebehoorende is, t welcke sijn E. huijsvrouwe juffrouw Geertruijt van Luchtenburch ende de meergenoemde heere Reijnier van Luchtenburch Za. te samen ofte gemeen onder andere goederen is aengecomen door overlijden van de heer Jonathan van Luchtenburch, in sijn leven raet ende rentmeester van Noort-Hollant, heur luijder vader en schoonvader ende d'selve aengecavelt uijt den gemeenen boedel... in conformite van de acte van caveling daervan zijnde..."

* 1657, 7-4: geciteerd in Johann van Heemskerck 1597-1656 (1933): Rechterl. Arch. Valkenburg [A XI 9 fol. LXXni vlg.]: Compareeren... Mr. Leonard van Sypesteijn... in houwelijck hebbende joffrouw Susanna Stas, te voren weduwe van de heer Reynier van Luchtenburch... mitsgaders..., gesamentlicke voochden van de drie weeskinderen van wijlen den voors. heere Luchtenburch— mede Pieter Nicolaes ende Joanna van Persijn... verclaren hg deser geenerhanden ïecht... te hebben ofte te konnen pretenderen op de... voort, woninge ende landen off eenige gedeelte van dien... niettegenstaande de gemelde haere heer vader neffens medegemelten heere Jonathan Luchtenburch... ten prothocolle off andersints als mede eygenaer daervan soude bekent sijn, maer dat haer... wel kennelijck is, dat voors. heer Luchtenburch ende sijne kinderen successivelijcken at van over veertich jaren.. .het bij haerluijder voors. heer vader ende desen jegenwoordige cooper voor den rechten eijgenaer van de naervolgende woninge ende landen erkenne ende aensien van een ijder ernstelick ende vredelick hebben gepossideert ende beseten.... ende dienvolgende alsnu wetteüjck te transporteeren ende op te dragen... ten behoeve van d'heer ende Mr. Willem Hallingh. advocaat voor den hove van Hollant, eerst de helfte van de oude woninge genaemt de Lugshouck, met sestien morgen een hondt landts daeraen behorende, gecomen van Cornelis Leenderts van Duijndam ende gelegen in de naervolgende parcelen in de voors. heerlicheijt van Valckenburcb, sijnde vrij patrimoniael landt, eerst een huijs, barch, schuur, potinge ende plantinge daerop staende. groot acht hont, belent ten Oosten den Rijn, ten Snijden ende Westen de vrouwe van Reijnsburch en ten Noorden het Cruijsgilde tot Valckenburcb, noch een boomgaert—"


openstaande vragen / discussie


Jonathan van Luchtenburch had een broer Hugo:


* 1646, 22-11: GA Den Haag NA nots Pieter van Groenevelt [99-fol 327]: Johan van Luchtenburch, commissaris ordinaris van de monsteringen ten dienste deser landen, wonende inden Hage, machtigt Robbrecht Ghijsen, wonende tot Sevenbergen om namens hem te naesten zekere bunder of anderhalve morgen lands, gelegen in de kleine noortslijck polder, gemeen met de weduwe van de za: heer mr. Adriaen van Assendelft, in zijn leven schepen van 's Gravenhage, ende bij deselve verkocht, gekomen van de heer Hugo van Luchtenburch za:, in zijn leven auditeur van de rekenkamer des grafelijkheids van Hollant. zijn oom geweest zijnde, en om te beloven en voldoen alles wat aan de koper van dit land beloofd is en voorts hem in het eigendom of posessie van dit land te laten stellen.

Jonathan is bovendien voor 1/4 erfgenaam van Huijgh Jansz van Luchtenburch, schout te Brielle. Zie over hem o.a.: https://www.hef.ru.nl/~pfk/genealogie/stamreeksen/st-lugtenburg.html#gen11


Jonathan van Luchtenburch had ook een zuster Jacomijntgen, de vrouw van Pieter Verhouff, wonende in Brielle: zij heet ook Jacobmijntgen Leenderts van Luchtenburch, en verkoopt in 1626 een huis aan Jonathan. (Streekarchief Voorne-Putten, archief 031 Stad Brielle [6093]: Te bode gesteld een rentevrij huisje en erf in de Langestraat, zoals Jacobmijntgen Leendertsdr van Luchtenburch, wed. van Pieter Danielsz Verhouff, dat het laatst bezeten heeft. Koper: Bastiaen Pietersz. Gifte gegeven 13-3-1632 [akte niet ingezien]) (zie ook hierboven akte dd 2-3-1630)

Jacomijntje Leenderts is eerder getrouwd geweest met Jan Huygensz van Cleijburch, (waaruit vier kinderen) en kreeg twee kinderen uit het huwelijk met Verhouff (zie NA Rotterdam, nots Jacob Duyfhuysen jr dd 7-1-1644)


Meer onderzoek is nodig naar de familierelatie van Jonathan en zijn nageslacht met Hugo en met Huych Jansz van Luchtenburch, schout te Brielle. Van die laatste is een uit 1655 daterend afschrift van zijn testament dd 1582 bewaard in de handschriftencollectie van het streekarchief Voorne-Putten [arch 619 Collectie Handschriften, invnr 55]

Daarvoor helpt wellicht ook de volgende akte: 033 Stad en ambacht Heenvliet, Leenmannenboek:

Kopie van een certificatie voor notaris Baerthoudt Annockee Vincentsz te Brielle t.b.v. Abraham Jacobsz van Luchtenborch buiten Nieuwenhoorn.

Pieter Pietersz Cleyburch, won. in Nieuwenhoorn, oud ca. 68 jaar, verklaart op verzoek van Abraham Jacobsz van Luchtenborch, won. in Nieuwenhoorn, dat aan deze door het overlijden van Huych Jansz Luchtenburch aanbestorven is een leen van 10 lijnen land liggend in Heenvliet. Dit leen heeft de vader van Huych Jansz, genaamd Jan Jacobsz Luchtenburch, ‘gheschoncken sijn leven’ aan zijn zoon Huych Jansz Luchtenburch en na het overlijden van Jan Jacobsz Luchtenburch kwam het op Abraham Jacobsz’ vader, genaamd Jacob Jansz Luchtenburch, die het bij zijn leven zijn broer Huych Jansz gaf. En van Jacob Jansz Luchtenburch kwam het toe Huych Jansz Luchtenburch, zijn halve broeder. En van Huych Jansz Luchtenburch is het bestorven op voors. Abraham Jacobsz en niemand anders. Hoe wel na de dood van Huych Jansz Luchtenburch voorn. Willem Thonisz ( Souck?), burgemeester van Brielle, het bezeten heeft of gebruikt. Na Abraham Jacobsz’ dood zou het succederen op zijn broer Jan Jacobsz Luchtenburch. Gedaan in Brielle in presentie van Mr. Charles Vinck, chirurgijn, en Joost ( Geweff?), kleermaker, burgers van Brielle. Stoffel Jacobsz, eertijds smid in Nieuwenhoorn, nu won. op het Oudenhoornse veer, oud ca. 77 jaar, verklaart op verzoek van Abraham Jacobsz van Luchtenborch, won. in Nieuwenhoorn, dat hij goed gekend heeft Jan Jacobsz Luchtenburch, de voorn. Abraham Jacobsz ‘heeckge?’ en de vader van Huych Jansz Luchtenburch, in zijn leven schout van Nieuwenhoorn. Jan Jacobsz was leenman van Heenvliet. Hij werd altijd gevraagd, als er door leenmannen vierschaar werd gespannen. Hij heeft dikwijls horen zeggen, dat het leen niemand anders toekwam dan voors. Abraham Jacobsz.


Over de moeder van Jonathan van Luchtenburg: lit "De Brielsche Vroedschap in de jaren 1618-1794", p. 7: Een zuster van Jan Jacobsze Craen is genoemd in eene reeds vermelde attestatie van 25 Julij 1651, waarin op de verklaring van 3 personen (3) dat Cornelia Jans Craens dr., wede van C. Wijckmans, eene dochter is van Jan Jacobsze Craen, volgt: «welcke Jan Jacobsze Kraen heeft gehadt een volle suster, genaempt Geertruijt Jacobs, welcke Geertruijt Jacobs is geweest de moeder van Jonathan van Luchtenburgh, overleden in s' Gravenhaege. [zie ook hierboven de Haagse akte van 15-2-1652]

De hele passage over de familie Craen in dit boek (De Brielsche Vroedschap) luidt:


CRAEN.

Jan Jacobsze Craen , op de naamlijst der Vroedschappen voorkomende sub n* 4, wordt in Res. Vroedsch. 15 Januarij 1625 als overleden vermeld.

Den 1 October 1597 werd hij te Brielle verkozen tot raad in 't college der Magistraten; den i October 1605 en daarna nog vier maal trad hij als schepen op (2). In 1612 door de Staten-Greneraal verkozen tot Raedt ter Admiraliteyt tot Rotterdam (3), werd hij in 1615 en 1618 telkens voor 3 jaar als zoodanig gecontinueerd (4). Den 1 October 1621 werd hij door David van der Heul vervangen (5). Hij fungeerde ook als ontvanger van de arme middelen (6) en als weesmeester (7).

Zijn vrouw Grietje Lenaerts schonk hem de volgende kinderen: Ariaentge, gedoopt 6 April 1588; Jacob, gedoopt 14 Maart 1590; Lenaert, gedoopt 31 Maart 1591; Jacob, gedoopt 11 Julij 1593; Neeltgen, gedoopt 25 November 1594; Jacob, gedoopt 18 October 1596; Leendert, gedoopt 18 September 1598; Jan, gedoopt 19 November 1600; Cornelis, gedoopt 12 Januarij 1603; Pieter, gedoopt 7 November 1604; Maritghien, gedoopt 19 Januarij 1607. Als doopgetuigen staan vermeld Jacob Cornelisze Muss, Aeltge Cornelisdn, Ariaentge Cornelisdn, Magdalena Matheus, Hilleken Lenaerts, Jan Wijlant (8), Maerten Lijven (Lieven), Agniete Willems, Bartolomeus Euwoutsz. uit Den Haag, Neeltge Jacobs, Idetge Lenerts en Neeltge Lenerts. [Zie ook NA Rotterdam onder 'Kraen']

Dat Jan Craen behalve de genoemde kinderen nog een zoon Huijch kreeg, aan wien hij in 1622 een stukje <vicarielandt> overdroeg, is mij gebleken uit eene aanteekening, voorkomende blz. 141 vso. van het Bodtbouck, begonnen in 1616.

Zijn dochter Ariaentje schonk haren man Arien Jansze Taerling: Geertruyt, gedoopt 21 December 1618; Cornelia en Catharina, gedoopt 26 Februarij 1621, getuigen Jan Jansze Taerling, Jan Pietersze, Marietje Jans en Jannetje Jansdr.

Eene Resol. Mag. 23 December 1628 begint aldus: copt versouck van Cornelis Jansz. Wijcmans, als man ende voocht van Neeltgen Craensdr., naergelaeten dochter van Jan Jacobsze Craen, ende Maertgen Craensdr. (9), onmondige dochter van den voorn. Craen, aen de heeren van de Magistraet gedaen, te kennen gevende dat sij niettegenstaende verscheijden vrientlijcke interpellatien aen haeren broeder Jacob Craen gedaen, sij niet en konnen geraecken tot rekeninge van de goederen, bij affsterven van hunne ouders henluyden aengecoemen etc.

Cornelis Jansz. Wijckmans trad, als j. m. te Rotterdam, met Neeltje of Cornelia in den echt te Delfshaven, na 17 September 1628 te Brielle ondertrouwd te zijn. Blijkens een contract van 3 April 1630 leefde Wijckmans toen nog, maar in eene attestatie van 25 Julij 1651 wordt gesproken van Cornelia Jans Craensdr., wed. van Cornelis Wijckmans, wonende te Rotterdam.

Uit eene attestatie van 14 April 1654 is mij gebleken, dat zij toen te Rotterdam overleden was.

Haar broeder Jacob, 11 October 1626 te Brielle ondertrouwd met Neeltgen van Arckenbout, trouwde te Heenvliet, waar hij toen secretaris was. In eene procuratie van 22 Januarij 1630 komt hij nog als zoodanig voor (10), maar in eene akte van 7 Januarij 1631 wordt hij genoemd gewezen secretaris van Heenvliet, vertrokken naar Oost-Indië.

Hoe het met de kinderen van Jan Jacobsze Craen gesteld was in 1654, zegt ons de reeds genoemde akte van 14 April 1654, luidende: Compareerden Matheeus Harmansz. Schol ende Gerrit Claesz. van Kerchum, beijde poorters ende burgers deser stede (Den Briel), dewelcke verclaerden waerachtich te wesen, dat Jan Jansze Kraen, woonende mede alhier, toonder ende requirant deses, es de wettige ende eenighe soon van Jan Jacobsze Craen, in sijn leven vroetschap deser stede, ende oock de eenige ende volle broeder van Neeltge Jans Craens, zijnde mede een dochter van den voorsz. Jan Jacobsze Craen ende weduwe van Wijckman, nu overleden "binnen der stadt Rotterdam, verclarende wijders dat mede alsnu egene kinderen van den voorsz. Jan Jacobsze Craen anders noch in levenden lijve sijn als den reqt ende oock jegenwoordich van God de Heere met blintheijt geslagen is, ende sijnne gcrijnge middelen in soberheyt is consumerende, gevende sijluyden voor redenen van wetenschap den requirant jegenwoordich noch seer wel te kennen ende oock den voorsz. Jan Jacobsze Craen ende Neeltge Craen voor desen oock seer wel gekent te hebben.»

Een broeder van Jan Jacobsze Craen was Cornelis Jacobsze Craen. Volgens eene aanteekening van 1589 (11) was die broeder toen nog onmondig. In het oudste der Brielsche Trouwregisters leest men, dat Cornelis Jacobsze Craen j. m., na 5 Julij 1592 te Brielle ondertrouwd te zijn, te Delft trouwde met Marijtge Lieven Cornelis de Waelsdr., wede van Florij, in zijn leven luitenant van “coronel Dorp”, wonende te Delft. Het echtpaar kreeg Maritgen, gedoopt 22 September 1593, getuigen Jan Jacobsze Craen en Gerritje Jacobs (12).

Een zuster van Jan Jacobsze Craen is genoemd in eene reeds vermelde attestatie van 25 Julij 1651, waarin op de verklaring van 3 personen (13) dat Cornelia Jans Craensdr., wed. van C. Wijckmans, eene dochter is van Jan Jacobsze Craen, volgt: ‘welcke Jan Jacobsze Kraen heeft gehadt een volle suster, genaempt Geertruijt Jacobs, welcke Geertruijt Jacobs is geweest de moeder van Jonathan van Luchtenburgh, overleden in s' Gravenhaege

Eene aanteekening van 1578, voorkomende in ‘t Bodtbouck, begonnen 1577, blz. 26, luidt: “Alsulcken huys ende erve ... als Maddalene Gerritsdr. huysvr. van Jop Jacobsze Craen, als daertoe van haeren voorsz. man gemachticht zijnde, vercocht heeft etc.” Deze Jop zal een broeder van Jan Jacobsze Craen zijn geweest.

De Rekening der kerkmeesters van de St. Cath. kerk over 1518 — 1519 heeft fol. 5 de volgende posten :

«Van Maricken Arien Craens huysvrouwes sepulture ende groote clocke XX se. gr.

Ende noch van denzelven Maricken eenen zilveren lepele onvercocht tot chiraesge van onser liever vrouwen.»

In de Rek. der kerkmeesters van de St. Cath. kerk over 1534 — 1535 leest men fol. 4: «Van Arien Jansz. Craens sepulture .... X se. gr.»

In de Thesaurie-Rekeningen over 1520 — 1521 en 1521 — 1522 komt onder de betaalde lijfrenten een post voor ten behoeve van Jan Craen. In de Thes. Rekeningen over 1532 — 1533 en 1533 — 1534 luidt die post: “Andries van Bronchorst ten lijve van Heer Jan Craen etc.» In de Rekening der kerkmeesters van de St. Cathar.-kerk over 1525 — 1526 is sprake van missen, gedaan door Heer Jan Craen ; in de Rekening der kerkmeesters van de St. Pieterskerk over 1531 — 1532 van een “gemet landts gecocht tegens Heer Jan Craen pbr. bij consente van mijnen Heere van Vutrecht ende zijn coratoren;” in eene akte van 18 November 1531 en in de Rekeningen der kerkmeesters van de St. Pieterskerk over 1541 — 1542 en 1542 — 1543 van de “capelrie van heer Jan Craen.”

Blijkens eene ordonnantie van 21 Junij 1542 was toen burgemeester te Brielle Comelis Jansze Craen. Fol. 8 van de Rekening der kerkmeesters van de St. Cath. kerk over 1554 — 1555 vindt men onder den ontvang van losrenten: “Item up huys ende erve staende in den Briell up den houck van tcraenslop wijlen toebehoerende Cornelis Jansz. Craen, nu d’erffgenamen van Neeltge Pieter Mathijsz. weduwe etc.”

In de Rekening van den burgemeester-thes. over 1558—1559 vindt men fol. 37 verso dezen post: “Betaelt Cornelis Jansz. Craen ende Bittert Jorisz., die Bastiaen den timmerman helpen rechten hebben de cape van de steenne vierboette ende hebben gewrocht elcxs 2 dagen tot 14 gr. daechs fct. 4 se. 8 gr.”

Van deze personen zullen er wel behoord hebben tot het geslacht, waartoe onze vroedschap behoorde.

(2) Ress. 1 Oct. 1605, 1609, 1610, 1612, 1623.

(3) Res. 27 October 1612.

(4) Ress. 27 Jnlij 1615, 17 April 1618.

(5) Res. 7 Julij 1621.

(6) Ress. 29 October 1608, 10 September 1616.

(7) Ress. 27 October, 20 November I6l2.

(8) Zie over Jan Wieland de aangehaalde Bijdrage over Tromp, bk. 78 en 79.

(9) Denkelijk dezelfde als Maritgien, gedoopt 19 Januarij 1607.

(10) De hier bedoelde procuratie begint aldus; „Compareerde voor Schepenen der stede van den Brijele Jacob Craen, Secretaris der Heerlijckheyt van Heenvlijet, ende Cornelis Wijckmans als getrout hebbende Neeltgen Craensdr., midtsgaders Maertgen Craensdr., kinderen ende erffgenamen van wijlen Jan Jacobsze Craen, in desen samen vervangende en de rato caverende voor hare andere absente ende uytlandige broedern etc."

(11) Zij komt voor in 't Bodtbouck, begonnen 1577.

(12) Met Gillis Jorisze en Maritge was Cornelis Jacobsze Craen den 5 November 1594 getuige bij den doop van Dirkgen, kind van Joris Jansze en Janneken Cornelis.

(13) Eén dezer was Leentge Jacobsdr., wed* van Jacob Heijndricxe Schrijver. Misschien ook een zuster van Jan Craen.

NB: voor een uitgebreide lijst van aktes en regesten, zie streekarchiefvp.nl – 031 Stad Brielle.

In: Constantijn Huygens, gedichten (via dbnl) staat een gedicht, gedateerd '12 aug.' gericht aan joffr. Luchtenburgh, wede. De voetnoot daarbij meldt: "Misschien de weduwe van Jonathan van Luchtenburch, Rentmeester-generaal van Noord-Holland, die den 22sten Aug. 1637 in de St. Jacobskerk te 's Gravenhage begraven werd. Hij was in Juni 1624 hertrouwd met Nathalia van Cromfliet."

lit: Johann van Heemskerck 1597-1656 (1933), p. 57: (betreft de beschrijving van een litarair werk, 'Batavische Arcadia', waar een feestvierend gezelschap in optreedt. Het blijkt gemodelleerd naar Van Heemsekrcks vrienden, de kinderen van Jonathan van Luchtenburg). Jonathan van Luchtenburg, zoon van Leonard van Luchtenburg en Geertruid van der Crane, overleed op 22 Augustus 1637. Hij liet vier kinderen na: Cunera, op 6 Oct. 1630 in de Kloosterkerk te 's Gravenhage gehuwd met Dan. Lamijn; Geertrui, op 24 Juli 1639 in de Groote Kerk gehuwd met Willem Hallingh; Reinier, op 10 Mei 1643 in de Groote Kerk gehuwd met Susanna Stas; Johan, geboren in 1616. In Cunera hebben wy' dus Rosemond te zien, in Geertrui Ermgaerd, in Reinier en Johan Ernstje en Adelbertje; vgl. Bat. Are. blz. 11. Zie over Jonathan van Luchtenburg De Wapenheraut, jg. 1905, blz. 243.

Zie voor fam. Persijn "De vroedschap van Amsterdam".

Over Jonathans grootouders Craen-Mus het volgende:

streekarchief Voorne-Putten, 031 Stad Brielle: 5344 Te bode gesteld een stukje vicarieland van 1 gem. 20 r. buiten de Zuidpoort en binnen de vrijheid van Den Briel, gefondeerd door Cornelis Huygensz Kluytelanck in 1481, gegeven aan Cornelis Mus van zijn moeder en door het overlijden van voors. Cornelis Mus gesuccedeerd op Jan Craen als vicaris. Jan Craen heeft dit stukje vicarieland vastgezet op zijn zoon Huych Craen volgens de brieven van 14-4-1622.

De Jan Craen = Jan Jacobsz Craen, is een broer van Geertruijd (van der) Craen, en dus een zoon van Jacob Craen en NN Mus; deze vrouw is dus waarschijnlijk de dochter (of zuster?) van Cornelis Mus.