Weg de pijn. Dit is een bevel. Hou maar van mij. Weg de pijn. Klaar voor jou. Kijk nog eens zo naar mij. Ik bestond. Kijk. Doe mij niet smeken. De koorts is gezakt. Geloof ik. Ik durf heel stil vragen: sta even op die plek. Donker. Maak het licht. Jij kan het. Je kon het toen je keek naar mij. Weg de pijn. Een bijzondere vraag aan jou, vrouw: sta daar even. Kijken of het kan. Laat iets gebeuren. Luchtledig. Die plek. Daar kan ik niet meer kijken. Als jij daar nu eens ging staan. Of het zou kunnen. Ernaar kijken. Met jou daar. Maar hou niet van mij. Dat was een vergissing. Ik bedoel: sta eens op die plek. Waar niemand kan staan. Vanwege het gat dat leegte zuigt en donker is omdat het licht opeet. Durf er eens gaan staan. Ik durf nu al genoeg, ik vraag. Geef vrouwenlicht, vrouw. Wat ben je mooi. Ik heb bestaan. Het zit zo: de helft zie ik niet. Tenzij misschien als jij daar staat. En temt wat moordt in mij. Spijkers in mijn lichaam. Veel geweend voor iemand die dood is. Wees dan maar God, want als je dat kan. Als. Ga eens staan waar niets kan bestaan. En daag hem uit. De moordenaar. Toen je keek, ik zweer het, ik bestond. Doe het onmogelijke. Weg de pijn.
Ik durf nu te vragen, vrouw,
ga daar eens staan?
Erik Colman
2008