In de maand maart, terwijl de vogels floten, werd Lisa Dieusart geboren in een bed in Hasselt. De verpleegsters bedwongen hun tranen, behalve één die het té mooi vond, en de families Dieusart en Kleinjans begonnen op bezoek te komen. Kleine Lisa lag achter glas in haar allereerste dekentjes. Voor vele tantes, ooms, grootouders en vrienden leek ze sprekend op haar vader, maar heel wat anderen vonden haar toch een echte Kleinjans. Vriendinnen legden hun hand op het glas. Mensen wuifden naar haar en zegden lieve dingen die ze niet kon horen.
Het waren bijzondere dagen. Het kind was dan misschien een vrucht van de lendenen, in de eerste plaats was het een geschenk uit de hemel. Dokter Luc Dieusart en mevrouw Hilde Kleinjans voelden dat hun leven begonnen was. Zij hadden een gezin en konden hun eigen weg gaan. Eindelijk lag de toekomst open. Misschien zou het verleden zich wel in één moeite sluiten.
Hilde had een tante die een arbeidershuisje in Zolder ter beschikking stelde. Het had een voorkamer, een keukentje met in de hoek een zitbad achter een gordijn, en twee slaapkamers op de verdieping. Er kwam een schommel en een zandbak in de kleine tuin. En in de volgende twee jaar kwamen Charlotte en Elke. Het huis barstte van het leven. Luc hield spreekuur in een artsenpraktijk twee straten verder, samen met een studiegenoot. Lisa deelde haar slaapkamer met haar zusjes.
Maar slapen kwam er niet echt van. Luc en Hilde werden bezorgd om hun oudste, want de andere twee riepen de halve nacht om eten. Uitgeput zei Hilde tegen haar man:
‘Laten we voor Lisa een kamertje apart inrichten.’
‘Wel ja, waarom niet. Een kamertje apart. In de keuken? In de hall?’
‘Maak je niet druk. We richten een hoekje in op onze slaapkamer.’
Het echtpaar was enthousiast. Ze hadden genoeg aan wat grenen balken en spijkers. Met gladde bruine gordijnstof bouwden ze een afspanning rond het bedje. Haar tante had een prachtige lachende maan en gele sterren gemaakt. Met grote ogen keek Lisa die avond naar haar hemel, tot het licht uitging.
Ze werd wakker in een chaos van bruin en balken. Haar hemel was op haar buik ingestort. Mama en papa stonden er geschrokken bij in hun pyjama’s.
‘Lisa! Je mooie kamertje!’
De maan en de sterren staken her en der tussen de stof. Papa rommelde de balken bij elkaar. Gelukkig was er niets ergs gebeurd. Lisa had geluk gehad. Bij nader inzien was het toch beter dat ze bij Charlotte en Elke lag, daar had ze tenslotte altijd geslapen. De volgende dag stonden er weer drie bedjes in de tweede kamer.
X X X
Mensen zijn er in alle soorten, en Lisa was van de stille soort. Ze was graag alleen bezig, zelfs als kleuter. Ze tekende veel, maar zelden de dingen die de juf haar vroeg. Ze scheen soms de opdracht niet te begrijpen.
‘Je kan niet zeggen dat ze lastig is’, zei de juf tegen de ouders, ‘maar je weet nooit wat er in haar omgaat. Ze heeft haar eigen wereldje. Iedereen tekent vissen in de zee, en zij tekent de lucht en de sterren. Gisteren tekende ze de zee, toen we bomen in het park deden.’
De juf zuchtte, Hilde glimlachte verontschuldigend. Luc moest erom lachen.
‘Ze is een koppige meid. Ze weet wat ze wil.’
Eigenlijk ging Lisa niet zo graag naar school. Ze had al van bij het begin gezien dat sommige kinderen in de kast werden gestopt. Dat was in de rustzaal, waar tientallen bedjes stonden, je zou zeggen kleine trampolines, zonder dekens. Daar moesten de kleinsten ’s middags even rusten. Er waren er een paar die genoeg uitgerust waren en niet meer op het bedje wilden. Ze werden in de kast geduwd en timmerden met hun vuisten tegen de binnenkant.
Je kan pannenkoeken bakken zoveel je wil, liedjes zingen en slingers hangen, als het huis niet deugt begint dat te wegen. Voor dokter Dieusart werd het erg lastig om zijn patiënten buiten de deur te houden, want die wisten hem natuurlijk wonen. Vooral de moeilijke gevallen belden aan en wilden ter plaatse hun verhaal kwijt. Dat kon alleen in de kleine, donkere voorkamer, waar de kinderen speelden. De woning hield nu vijf jaar haar bewoners in een klamme vuist. Vader was vaak ziek, dokter of niet, en er was geen verklaring voor zijn misselijkheid en hoofdpijn behalve, grosso modo, depressiviteit. Moeder was stiller dan in het gouden jaar toen alles begon. Ze snakte naar een leven buiten deze muren, een baan, al was het maar receptioniste in een hotel. Dat had ze graag gedaan, tot de kinderen kwamen. Ze hoopte het weer op te pikken en de mensen met de koffers op wieltjes terug te zien, die altijd binnen en buiten rolden en het gevoel gaven dat het leven beweging was. Luc en Hilde keken elkaar diep in de ogen en wisten dat het erop was, of in het andere geval, eronder.
Herenhuis. Het paste bij een arts. Maar het was ook een vriendelijker huis, met twee verdiepingen woonruimte boven de garages, en een diepe achtertuin met een boomgaard. De sfeer werd ogenblikkelijk beter, de kinderen zongen. Ze groeven dadelijk een vijver met hun drieën, die een modderbad werd en waar nooit vis in kwam, maar het graven was belangrijk.
Lisa zou zich altijd de eerste avond in het nieuwe huis herinneren. Het was al donker toen ze er aankwamen, met een auto die zwaar over de wielen hing van de bezittingen in dozen, zakken en appelsienkisten. Naast de garages was er de hall met witte muren en een peertje dat haar verblindde. Dan kwamen Lisa en haar zusjes op de eerste verdieping, en ze hielden hun knuffelberen dicht tegen zich aangedrukt terwijl ze de woonkamer en de grote keuken bekeken. Het leek een huis uit een droom. Ook wel andermans huis. Maar het viel te voorspellen dat ze zich hier thuis zouden voelen, als de lege plekken vol stonden met hun eigen spullen. Ze kregen warme choco. Het pleisterwerk galmde. Het was spannend als een film vol vreemde geluiden.
De trap was oud en smal, maar stevig. Het kleine halletje op de tweede verdieping gaf uit op twee deuren. Rechts had je de badkamer met wc, en als je rechtdoor ging kwam je in een gangetje. Mama telde de deuren: rechts de badkamer, de kamers van Elke, Charlotte en Lisa. Links de spreekkamer van papa en de slaapkamer van mama en papa. Lisa had een echte houten vloer. Het plafond was halfrond, want boven haar hoofd zat het dak boven haar hoofd.
De kleuren van de familie Dieusart veroverden het huis. Het witte pleisterwerk werd blauw, mosgroen, geel. Elke en Charlotte wilden veel roze want ze waren meisjes. Voor Lisa moest er één zwarte muur komen. Ze schilderde er gouden sterren op. De andere muren werden zacht geel. Door het dakraampje zag ze overdag echt blauw en ’s nachts soms echte sterren.
Langs een kronkelend pad gingen de meisjes te voet naar school. Charlotte en Elke gingen naar de laatste klasjes in de kleuterschool, maar voor Lisa begon een spannende tijd: ze leerde letters lezen. Ze liet de letters zelf spreken door ze te schrijven. Deze meester vond helemaal niet dat ze een stil kind was. Hij hield soms zijn handen op zijn oren, maar daar moest hij dan wel bij lachen. Eén keer zong Lisa een lied over de kikvors en de ooievaar, op de trede voor het bord, en ontving een waarachtig applaus.
Mama vond geen hotel maar wel een grootwarenhuis om in te werken. Nu moest ze leveringen controleren van vrachtwagens. Het was niet slecht voor haar, want net als vroeger zag ze de wereld voorbijkomen. Ze vond vriendinnen die haar meenamen naar speciale danslessen voor vrouwen die slank wilden zijn, en ze was op een kalme manier gelukkig. Papa werd een harde werker met een goede naam, maar zoals Lisa zo rond haar dertiende begon op te merken, voorkwam hij nooit dat zijn patiënten door het leven van zijn gezin struikelden.
X X X
Er waren nadelen verbonden aan de ligging van het dokterskabinet. De patiënten moesten de trap op en kruisten soms degenen die net vertrokken. Mensen met krukken raakten er moeilijk. Mensen in rolstoelen kwamen niet naar dokter Dieusart. Lisa en haar zussen hielpen soms ouderen de trap op. Wie met een loopgips opgezadeld zat, mocht wachten in de woonkamer op de eerste verdieping.
‘De zoon van mevrouw Leysen komt een voorschrift halen. Ontvangen jullie hem in de salon? Rond drie uur komt hij.’
De jongeman kreeg koffie van Hilde. Drie kwartier later kwam dokter Dieusart naar beneden en voerde een rustig gesprek met de man, gaf hier en daar uitleg bij een beeldje of een werkje aan de muur, en wuifde de bezoeker hoffelijk uit. Hij was trots op zijn knappe dochters. Als mama er niet was, zorgden de knappe dochters voor de koffie. Ze probeerden dan rustiger te praten dan ze gewend waren, want dit was een patiënt, hier in de salon.
Wie boven raakte, nam bij wijze van wachtkamer plaats in het halletje naast de badkamer. Veel meer dan een iets te lage stoel en een tafeltje met tijdschriften was er niet te zien. Naast de deur naar het gangetje stond een metalen rekje waar de zussen hun schoenen in zetten voor ze naar hun kamer gingen. Het was vervelend voor de patiënten, die met hun knieën geen blijf wisten, en voor de meisjes, die vlakbij naar het toilet gingen.
‘De mensen horen ons pissen en kakken, paps. Het is vreselijk.’
‘Gebruik toch niet zo’n woorden, Lisa.’
‘De deur kan niet eens op slot.’
‘Ik wil niet dat een patiënt zich opsluit en onwel wordt.’
Een bad nemen was dus ook een onderneming met een zeker risico. Vreemd genoeg was het dokter Dieusart zelf die Lisa op een dag de duivel aandeed door binnen te stappen terwijl ze zich waste. Wie de deur opende, gaapte gelukkig niet recht in de badkuip, want die stond achter een hoek. Maar door de grote spiegel boven de wastafel keken bewoner en bezoeker elkaar onvermijdelijk pal in de ogen. Zo kwam dokter Dieusart die dag de badkamer binnen, en hield zijn patiënt staande in het deurgat. Lisa had net haar haren ingezeept en zag in de spiegel haar vader, en achter hem de schouder van de heer Smolders, een goede buurman die laatst nog de omheining had geschilderd.
‘Lisa’, zei Luc in de spiegel, ‘Jean Smolders is hier in verband met zijn rug. Nu vroeg ik me af, waar je die jas hebt gekocht.’
Lisa zag iets in haar vaders ogen. Ze dacht dat hij spottend lachte, of uitdagend. Een soort onbehagen hing in de lucht.
‘Welke jas?’
‘Die blauwe. Ken je zijn dochter Jenny? Ze gaat naar de grote school en daar moeten ze blauwe jassen aan. Ze vindt er geen.’
‘De jas komt van Clarks.’
‘Clarks, zeg je?’
‘Clarks.’
‘Clarks’, zei de dokter tegen de schouder. Maar niemand vertrok. Lisa begon met een glazen kruik water over haar hoofd te gieten en keek tussendoor naar het gelaat in de spiegel, dat nu iets gevaarlijks kreeg. Ze voelde zich voor het eerst in haar leven bedreigd door een man, en het was haar vader. De tijd scheen niet in beweging te komen, en daarom werd Lisa plots heel koud, heel vrouwelijk ook, maar als ze een jongen was zou het mannelijk zijn, en ze vroeg:
‘Heeft meneer Smolders al een bad genomen, paps? Er is nog plaats als hij wil.’
Toen verliet dokter Dieusart de badkamer.
X X X
De vriendinnen van Hilde kwamen soms aan huis, en dat had een zekere charme. De Limburgse klanken verwarmden de woonkamer, die in haar statigheid misschien wat hoger was dan strikt noodzakelijk. De vrouwen toonden elkaar hun benen, die te mager waren, te dik of om andere redenen niet in overeenstemming met die in de blaadjes, en Lisa vond het af en toe hilarisch om hen bezig te horen. De dames waren absoluut kapot van haar benen, waar geen eind meer aan kwam sinds haar groeischeut. Of Lisa hakken droeg of badslippers, ze had een figuur en een houding waar man en vrouw gevoelig voor waren. Charlotte en Elke waren op hun manier ook op de goeie weg, maar ze waren nog bezig met kwajongensstreken en dus volmaakt tevreden.
Eén van die vriendinnen van mama heette Rachelle. Ze had een ruime boezem en volle donkere haren, en een droom van een altstem. Lisa vond dat Rachelle heerlijk geurde voor een vrouw die even oud was als haar moeder.
Pierre Hesters, de echtgenoot van Rachelle, was een grote, rustige man met een snor die graag naar antiekbeurzen ging. Hij probeerde net zoveel te verkopen als hij zich aanschafte, want zijn garage was te klein voor alles wat hij wilde. Het antiek in al zijn aspecten bracht op enkele maanden de families Dieusart en Hesters bij elkaar, dichter bij elkaar dan Lisa voor mogelijk had gehouden. Luc verving zijn design gaandeweg door dingen die veel bruiner waren, gaatjes van maden vertoonden en persoonlijkheid uitstraalden. Pierre en Luc gingen samen naar antiekhallen. Ze reisden samen naar markten in Nederland. Ze kookten samen menu’s met zes of zeven gangen voor de echtgenotes en alle voorradige dochters (drie Dieusarts en twee Hestersen met sproeten). Hilde was dankbaar voor zoveel geluk, Luc kleedde zich fantastisch en kocht een brilmontuur dat zijn wenkbrauwen accentueerde.
De Hestersen waren al lang overgestapt van hun oude huisarts naar dokter Dieusart, eenvoudig omdat ze hem meer vertrouwden. Pierre had zijn hernia onder controle, en de oudste dochter vroeg Luc om een hiv-test. Hij hield zich aan het medisch geheim en won het hart van het meisje, dat helemaal niet seropositief was maar wel een hele doos condooms cadeau kreeg. Luc lachte vaderlijk en knipoogde al wat hij knipogen kon.
Rachelle had een ijzeren gezondheid, maar kwam toch op visite, soms een uurtje, soms enkele uurtjes. Lisa viel het op, Charlotte en Elke gingen verder met hun baldadigheden en lachten zich dood. Toen Lisa op school haar broek scheurde van haar knie tot haar enkel, kreeg ze toestemming om tijdens de middagpauze naar huis te gaan. Ze rende het kronkelende zandpad af, stortte het huis binnen en sprong de trappen op. Ze nam een broek uit de kast, smeet zich op het bed en begon haar broek uit te trekken. Plots dacht ze aan de lange witte damesjas die ze in het halletje had zien hangen. Ze vroeg zich af of Rachelle Hesters bij paps op visite was. Het was echt wel haar jas. Of misschien net dezelfde.
En weer rende ze door de gang, stootte de deur van het kabinet open, en keek recht in de grote spiegel naast het bureau. Wat ze zag paste precies tussen de vier hoeken van de spiegel en die van haar geheugen: het rode hoofd van paps tussen de V van de benen van Rachelle. Hij had zelfs de deur niet op slot gedaan. Het was Lisa die vandaag schamper lachte. En haar persoonlijkheid veranderde.
X X X
De families groeiden verder naar elkaar toe. Er kwamen uitstappen bij, reisjes en theatervoorstellingen. Vader droeg contactlenzen. Rachelle kocht handtassen. Niemand zag wat, behalve Lisa.
‘Dit hou ik niet vol, paps.’
‘Ik hou van je moeder, maar ze hangt aan me alsof ze een dochter was. Ze lijkt wel je grote zus.’
‘Je maakt Pierre belachelijk.’
‘Ze kan niet geven wat ik nodig heb.’
‘Doe niet de hele tijd of hij je beste vriend is. Ik word er ziek van.’
‘Zo kunnen mama en ik bij elkaar blijven.’
‘Hun dochters dragen je op handen. Het is vreselijk.’
‘Je kan het aan mama vertellen, maar je zal haar veel pijn doen. Eigenlijk vindt ze het beter zo.’
Er waren vele dingen die Lisa niet begreep. Ze snapte niet dat haar moeder niks zag. Dat haar zussen het verdroegen. Dat haar vader meer migraines kreeg, en haar moeder ook, maar nooit op hetzelfde moment. Ze leerde zwijgen. Ze raakte gewend aan het geluid van een man die braakte, en bracht braaksel naar het toilet en omgespoelde emmertjes naar de slaapkamer. Mama verzorgde hem niet meer. Lisa maakte zakdoeken nat met rozenwater, zoals haar vader het vroeg. En op een namiddag vroeg hij haar om koffie te zetten.
Lisa ging naar beneden en zette koffie. Ze nam een kop en ging in de tuin zitten om te kijken naar de bladeren die geel werden. Toen ze weer naar haar kamer ging om te studeren, riep vader haar. Hij lag op zijn rug, met een zakdoek op zijn voorhoofd.
‘Is de koffie klaar, liefste?’
‘Ja hoor.’
‘Kan je hem brengen?’
‘Als je gezond genoeg bent voor koffie kan je hem ook gaan halen. Neem je bed op en wandel.’
Nooit had ze haar vader zo kwaad gezien. Nu braakte hij pas echt. Lisa kreeg een zenuwtrek in haar rechterschouder.
In het zesde jaar van vaders relatie, toen de families Dieusart en Hesters praktisch elkaars familie waren geworden, leidde de dokter een dubbelleven op twee manieren. Niet alleen had hij een vrouw en een minnares, hij had ook een gezond en een ziek gezicht. Hij ontving twee patiënten die hij met vaste stem te woord stond, liet hen uit en ging twee uur in bed liggen. Dan stond hij op, poetste zijn tanden en ontving de volgende twee. Hij vond ook dat het dokterskabinet op de verkeerde plaats lag.
‘Jullie kunnen het niet helpen, ik weet het wel. Maar elke keer als jullie naar je kamer gaan -hoe stil ook- kijken de patiënten op. Mijn spreekkamer zou aan het einde van de gang moeten zijn. Dat is beter voor iedereen.’
Lisa keek rond in haar nieuwe slaapkamer. Vader had destijds het vertrek in twee verschillende niveaus laten inrichten. Zijn bureau stond op een plankenvloer, die twintig centimeter hoger lag dan de rest van de kamer. Als hij met de zieke sprak, zaten ze daar. Als hij hem ging onderzoeken, gingen ze samen de trede af. Toen het bed van Lisa werd binnengedragen, zag het er ideaal uit: bij het venster, op de planken. Haar bed stond vanaf die dag op een podium. De deur was gecapitonneerd met bordeaux leder en zwarte ronde knopen.
Vader liet het huis wit schilderen. Hij was ervan overtuigd dat het binnen te donker was, en dat je het vuil niet zag op de pastelkleuren.
‘Dit is een dokterspraktijk, geen kindercrèche. Alles moet zuiver zijn.’
Toen alles zuiver was, kregen de dochters alle drie een hartstochtelijke e-mail, met de vraag om het vanaf nu overal smetteloos wit te houden. Elke en Charlotte begonnen te huilen en Lisa ontwikkelde angsten. Haar nachtmerries toonden een eindeloze reeks toiletpotten die niet werkten, douches die droog stonden met korsten vuil, zwembaden zonder water en met opgedroogd slijk op de bodem. Gebroken porselein. Als er niemand in de buurt was, sprak ze Engels tegen zichzelf.
In het zevende jaar hoorde Hilde Dieusart-Kleinjans haar echtgenoot bellen met Rachelle Hesters.
‘Heb jij wat met Rachelle?’
Lisa ging in de tuin lachen tegen de maan.
X X X
De waarheid openbaart zich in schokken. Ze is lelijk en vraagt om niet geloofd te worden. Hilde deed er nog anderhalf jaar over om de redenering rond te maken en pakte toen haar koffers. Dat hadden de dochters nooit verwacht, en al helemaal niet dat ze een jaar later een man zou ontmoeten die haar leerde zeilen op het Kanaal. Luc bleef in het huis, eerst met zijn dochters, later alleen. De meisjes vonden een toekomst. Charlotte en Elke werden verliefd. Lisa huurde een studio in Brussel en ging naar de academie.
Hoewel Lisa een uitstekend cabaretière werd, begreep ze niet dat de mensen haar goed vonden. Wie haar goed vond zou dan wel snel teleurgesteld zijn, en wie haar niet waardeerde deed haar pijn. En bij deze ongemakken kwam het onuitroeibare gevoel dat er tussen haar en de anderen een ruit stond. Niemand raakte tot bij haar, en ze voelde zich daar schuldig om. Ze droomde van nog meer toiletpotten die in stukken vielen, sauna’s vol mieren, bedden in de vorm van doodskisten midden in openbare plaatsen.
Toen ze een jaar alleen woonde, durfde ze niet meer in haar bed te slapen. Haar slaapplaats bestond uit een hoop kussens op de grond in de woonkamer, waar ze zich veiliger voelde. Ze was in staat om te beminnen, maar kon niet kalmeren. Als ze met een vriend sliep, werd ze telkens wakker op de uiterste rand van het bed met haar gezicht naar beneden.
Echt geborgen was ze alleen in haar tent. Ze zag het licht van de nacht door het zeil en hoorde de bomen ademen. Regen bracht haar troost. Bij stormweer werd ze hitsig als een teef. Eén keer kwam ze uit haar tent en kroop hoog in een boom, misschien in de hoop dat de bliksem haar zou meenemen. Af en toe vergat ze haar naam. Ze maakte beeldjes met gaten erin.
In het begin opende ze de brieven van haar vader, maar die stelden maar één vraag: waarom ze zich afzonderde. In feite kon iedereen haar die vraag stellen, ook haar beste vriendinnen en de mannen waar ze van hield. Vaders brieven gingen voortaan van de brievenbus naar de papiermand. De vriendinnen en de mannen leerden dat zij bereikbaar was, tot de grote ruit weer verscheen. Haar dierbaren waren degenen die de ruit zagen. Voor hen ging ze door het vuur, en dan leek ze op iemand die geen angst kende.
X X X
Het was in de maand maart, terwijl de vogels floten, toen Lisa een meubelwinkel in Brussel binnenstapte, op zoek naar een schemerlamp. Helemaal aan het einde stond iets dat ze misschien kon gebruiken, zwart en rechtop. Ze ging links naast een salon, rechts voorbij een woonkamer, pal door een badkamer, en de lamp bleef staan. Ze schoof vlak naast een kast, tussen twee tafels, en daar stond de lamp. Maar er was ook de spiegelbal aan het plafond, en die toonde tienduizend keer een bed, een kinderbed, een kinderbed op een podium.
Ze keek achterom en zag wat de bal had getoond. Een houten kinderbed met kantwerk en heel de rommel. Het podium was rond en het draaide langzaam genoeg opdat iedereen, altijd, alles, kon zien.
Lisa rende weg en zag het glas niet. Met al de kracht die ze in haar lichaam had liep ze door de etalageruit. De stukken wentelden door de lucht en spatten uiteen op het asfalt van de parking. Lisa liep de straat over en vond een boom, waar ze zich bukte, en ze legde haar bloedend oor tegen de schors. Ze hoorde zich ademen in de stam, eerst snel, en dan trager en trager terwijl het water uit haar ogen, het bloed uit haar wang, het geluid uit haar keel, haar voorzichtig begonnen te wassen.
Erik Colman
2010