-8-
Dirk strekte zijn benen zo ver hij kon en legde zijn voeten op de lage tafel. Tussen zijn benen klemde hij een grote beker koffie. Het was zaterdagochtend en hij probeerde wakker te worden. Hij had vast geslapen maar meende zich te herinneren dat hij iets vervelends had gedroomd.
Claude en hij hadden donderdag afgesproken dat ze vandaag het kabouterpak zouden bekijken. Zo hoefde Dirk geen dag vrij te nemen. Hij had van Claude het adres gekregen van een theaterzaal. Daar lag het pak klaar, en zou hij het kunnen laten aanpassen door een naaister. Zelfs een grimeuse zou er zijn, zodat de hele verschijning van de boskabouter in één keer vorm kon krijgen.
“Op een paar uurtjes staat onze kerel paraat”, had Claude hem verzekerd. In een uitstekende stemming waren ze uit elkaar gegaan.
Het was tien uur, hij had nog enkele uurtjes de tijd. Hij was van plan er slordig mee om te springen. Ontbijten, een douche nemen, de krant lezen. Hij dronk rustig van zijn koffie terwijl hij naar de schetsen keek die Claude had meegegeven. Claude kon behoorlijk tekenen. Hij was dat gewend van de draaiboeken die hij voor zijn films maakte. De routine had hem bedreven gemaakt in het schetsen van eenvoudige, herkenbare beelden. Dirk bekeek drie afbeeldingen, een vooraanzicht van de kabouter, een profiel en een aantal van zijn kledingstukken. Het was duidelijk dat Claude niet had gezocht naar een opvallend kenmerk voor zijn figuur. Het was gewoon een boskabouter, met een potsierlijke broek die veel te hoog kwam, een vest met drie enorme knopen, een muts met een lange punt en belletjes. Hij zag de grote schoenen en de grijze baard, zoals iedereen ze kent. Om het effect van de bierbuik te bereiken zou hij een kussen nodig hebben. Hij legde de schetsen op de kast en ging naar de badkamer.
Om kwart over één trok Dirk zijn jas aan. Hij bekeek zichzelf in de spiegel boven het kastje, draaide zich in profiel. Dit lijf wordt nog eens tentoongesteld, dacht hij schamper. We kunnen er net zo goed van genieten.
De straat waar hij moest zijn was hem vaag bekend. De toneelzaal heette Theater Cercle. Lang geleden, als kind, had hij hier meerdere voorstellingen gezien, al wist hij niet meer welke. Het was een typische, ietwat ouderwetse zaal met naar achter oplopende rijen en overal veel zware stoffen. Hij vond het er gezellig, maar wist dat het ooit zou verdwijnen omdat het niet modern was, maar ook niet waardevol.
De gewone toegang was op slot. Dirk kon niet naar binnen kijken, doordat er dekens opgehangen waren achter de ramen. Hij begon langs het gebouw heen te zoeken naar een deur die open kon, en vond die pas toen hij het bijna wilde opgeven. Even stond hij verdwaasd in een onverlichte ruimte, toen er een deur bovenaan een houten trap openging. Er straalde een bundel licht door het deurgat.
“Kom naar boven”, zei een vriendelijke vrouwenstem.
“Dag mevrouw. Ik heet Dirk Sant.” Hij stak een hand uit. De vrouw was mooi, al was ze minstens vijftig. Ze was heel sober gekleed en had het ranke figuurtje van een ballerina. De kleermaakster? Ze nam de hand aan en glimlachte rustig.
“Ik ben Danielle. Meneer Nollet vroeg mij om hier op u te wachten. Ga gerust zitten.”
“Is Claude er al?” Dirk nam plaats aan een tafeltje. Dit was helemaal het soort ruimte dat je achter oude theaterzalen vindt, waar acteurs en muzikanten zich opmaken, eten en drinken, en vooral nerveus hun materiaal doornemen. Er waren tafeltjes met make-up en spiegels, wollig vasttapijt en gecapitonneerde deuren.
“Hij is hier geweest, maar hij is nu met zijn gezelschap uit eten”, zei Danielle.
“Zijn gezelschap?” Dirk trok zijn jas uit en gooide hem op een ligbank die vlakbij stond.
“Ze waren hier daarstraks met vijf mensen”, zei de vrouw. “Ze komen voor de voorstelling.”
Dirk schudde het hoofd onbegrijpend.
“Is er een voorstelling gepland?”
“Uw voorstelling”, zei de vrouw.
Hij keek verder rond terwijl hij over zijn kin streek, als om te beslissen of hij zich zou scheren of niet.
“Moet ik een voorstelling geven? Hoe laat komen ze terug?”
“Rond vier uur zouden ze hier zijn. Het is nu bijna twee uur. Het is hoog tijd dat we beginnen.”
Danielle haalde uit een zwarte, stoffen zak een groot pak materiaal tevoorschijn. Dirk zag een grijze namaakbaard en een handvol koperen belletjes. Voor de rest stak de zak vol stoffen in allerlei kleuren, rolletjes garen, knopen en witte elastieken die rond stukken karton gewikkeld waren.
“Moet je het pak nog maken, Danielle?”
“Daarom ben ik toch hier”, zei de kleermaakster verbaasd. Dirk wist dat zijn verontwaardiging zichtbaar was, maar dat vond hij niet erg.
“Men heeft mij verteld dat ik alleen maar een pak moest komen passen”, zei hij beslist. “Jij zou het gewoon aanpassen. Verder kwam er een meisje voor de make-up. Dat was alles.”
“Dat zal Sandy zijn. Die komt later. Ze hoeft hier nog niet te zijn.”
“Wel”, zei Dirk berustend, “dan zullen we er inderdaad best mee beginnen.”
“Welke kleur had u gewild voor de broek, meneer Sant?”
“Noem me maar Dirk”, zei hij verstrooid, terwijl hij naar de collectie stoffen keek. “Welke kleur? Moet ik dat beslissen?”
“Meneer Nollet zei dat u dat wist. Hij had u een aantal schetsen gegeven.”
Dirk trok grote ogen.
“Die heb ik niet bij me. Ik dacht dat de hele garderobe hier klaarlag. Die schetsen liggen thuis op de kast. Maar het was een heel gewoon kabouterpak. De broek was rood.”
Danielle nam een rol rode stof en legde die apart.
“Het jasje?”
“Geel”, meende hij zich te herinneren. “Geel. Onderaan moet het openstaan, omdat ik een dikke buik heb. Drie grote knopen. Je weet wel.” Hij krabde aan zijn knie. Hij hoopte vurig dat deze dame haar vak begreep en snel kon werken.
“Dan hebben we nog een muts nodig”, zei Dirk, “sokken, schoenen... Dat zal het wel ongeveer zijn, niet?”
“Wat is de kleur van de muts?”
“Neem maar blauw. Een lange punt, een paar belletjes eraan. Kan je dat?"
“Geen probleem”, lachte Danielle.
“We maken er het beste van”, zei Dirk.
Dirk hield zijn armen omhoog terwijl Danielle zijn borstomtrek mat. Hij hoorde gekraak op de houten trap en zag de deur opengaan. Een meisje van zo’n achttien jaar kwam binnen.
“Dag Danielle. Dag meneer.”
“Dirk”, zei Dirk.
“Sandy”. Het meisje was op slag verliefd. Dirk voelde het bloed naar zijn hoofd stromen, beschaamd als hij was om zijn belachelijke pose, zijn sokken, zijn blote benen.
“Ik ben veel te vroeg om hem te grimeren”, zei Sandy.
“Je kan ons helpen”, antwoordde Danielle. “We hebben nog een uurtje. Hoe zien kabouterschoenen eruit?”
“Laarsjes?”
“Onmogelijk”, zei Danielle. “We moeten ons met stof behelpen.”
“Ik weet wat. Je moet ze te lang maken, met punten die naar boven wijzen. Daar maak je een paar van die belletjes aan vast.”
“Lijkt me prima”, zei Dirk tevreden. “Mag ik mijn armen laten zakken?”
Het was half vier. De schoenen waren mislukt. In plaats van fier omhoog te wijzen, lagen de punten op de grond, terwijl de schoenen als versleten sokken rond Dirks voeten hingen. Als hij stapte, zwaaiden de punten in het rond en klapten de belletjes tegen de grond. Zijn knalrode broek bleef omhoog, tot bijna onder zijn armen, door twee witte elastieken die als bretels dienst deden. In de broek stak een enorm kussen.
“Ik moet beginnen aan de make-up”, zei Sandy gespannen.
“Wat doen we aan die schoenen?”, vroeg Dirk zich af.
“Stop je echte schoenen erin”, zei Sandy. “Trek de kabouterschoenen over je echte schoenen, zodat ze in vorm blijven. De punten vul je op met aluminiumfolie.”
Danielle knikte. Dirk dankte de goden terwijl Sandy zijn gezicht wit begon te maken.
Om vier uur was de boskabouter klaar.
“Een prototype, zullen we maar zeggen”, filosofeerde Dirk tegen zijn spiegelbeeld. Hij zag een figuur die perfect geschikt was om toneelvoorstellingen mee op te luisteren, maar hoopte dat hij geen jaren op deze manier door het leven moest gaan.
“Ik moet jullie bedanken”, zei hij. “Hoe laat is het?”
Om kwart voor vijf kreeg Dirk het erg moeilijk. Zijn baard was vastgemaakt aan de muts maar ook rond zijn hals, zodat hij het geheel aan moest houden. Hij vroeg zich af of het de warmte of de irritatie was die zijn gezicht zo deed zweten en zijn huid deed prikken. Hij voelde zich bedrogen door Claude, die zelfs de beleefdheid niet opbracht om op het beloofde uur te komen kijken. Ik kan er net zo goed nu al mee ophouden, dacht hij. Toen bedacht hij hoe brutaal het zou overkomen bij de twee vrouwen, als hij heel hun werkstuk in de hoek gooide en verdween.
Hij zag in dat hij gevangen zat. Voorzichtig rookte hij één van Sandy’s sigaretten, oplettend dat de baard geen vuur vatte.
-9-
Toen er stemmen weerklonken uit de zaal, wist Dirk dat de verlossing nabij was.
“Benieuwd wat Claude ervan vindt”, zei hij. Hij ijsbeerde rinkelend door de ruimte.
“Kan je hier ergens de zaal in kijken?”
“Kijk tussen de gordijnen”, zei Sandy. Ze wees hem waar hij de twee zware gordijnen uit elkaar kon trekken. Twintig meter van het podium verwijderd zag hij dat een gezelschap van vier mannen en een vrouw plaatsnam, midden in de zaal.
“Toch net wat anders dan een modeshow”, zei hij sarcastisch. “Dit is tien keer erger.”
Hij leunde tegen de muur. Wanneer kwam Claude? Hij schrok op van een enorm, ontredderend kabaal: een muziekinstallatie die loodzware metalmuziek uitspuwde. Het was het overdonderende geluid dat, net als cocaïne, in staat was om mannequins eventjes de nodige arrogantie te bezorgen voor ze de gevreesde catwalk op gingen. Dirk sprong enkele malen omhoog van pure stress. Hij moest toch niet als een mannequin dit pak showen? Er was geen catwalk, alleen een houten podium. Er was geen ander publiek dan vijf leden van Claudes krankzinnige kabouterclub.
“God”, brulde hij wanhopig. “Dit kan toch niet waar zijn!”
“De boskabouter mag nu opkomen”, galmde Claudes stem door de installatie. “Let the dwarf come in.”
Dirk keek verwilderd naar de twee vrouwen. Ze knikten hem succes toe, terwijl Danielle hem bij de elleboog in de juiste richting duwde.
Hij stapte tussen twee houten, met velours beklede panelen door, en zag dat hij daarachter in het volle licht zou komen. Een absurde, wrede, totaal ongewenste geboorte. Vier stappen verder stond hij midden op het podium, draaide zich naar de zaal en bleef stil staan. De muziek stopte. Het werd stil en het bleef stil.
Dirk durfde niet bewegen. Hij wist wat de houdingen waren die een man moest aannemen om zichzelf en zijn kleding aan het publiek te tonen. Het zou hem alleen nog idioter maken. Zijn armen hingen naast zijn lichaam en zijn blik was gevestigd op de vijf toeschouwers. Claude was niet te zien.
“Ziehier de kabouter”, zei de stem. Dirk keek rond, zoekend naar Claude. De belletjes aan zijn muts rinkelden zachtjes. Toen zag hij dat Claude van achter in de zaal naar beneden kwam en achter zijn vijf gasten ging staan. Hij hield de micro tegen zijn kin.
“Zoals u waarschijnlijk nu al ziet”, sprak Claude rustig, “heeft onze man zich niet aan de voorschriften gehouden. Een zware teleurstelling.”
Zijn adem stokte, en Dirk stelde vast dat hij niet in staat was om het podium te verlaten. Dat zou het beste zijn geweest. Rustig terug gaan, het pak uittrekken en verdwijnen. In de plaats daarvan bleef hij staan en luisterde hij naar het vervolg.
“Onze man had precieze beschrijvingen gekregen. Nochtans deed hij heel wat anders. Het jasje had oranje moeten zijn. De blauwe muts heeft niets van het ontwerp weg. Een boskabouter draagt een groene muts, geen blauwe. De schoenen moeten zonder belletjes. Alle belletjes moeten aan de muts. Aan de groene muts.”
Claude zweeg weer even. De vijf toeschouwers toonden geen enkele emotie, ze protesteerden niet tegen het oordeel van de spreker, maar schenen zich ook niet te vermaken in Dirks positie.
“Aan de -groene- muts”, herhaalde de stem zonder intonatie. Dirk zag dat Claude zich verplaatste naar de zijbeuk. Hij zette één voet op de zitting van een stoeltje, en liet toen zijn stem donderen.
“Het-is-MAAR-een kabouter!”
Na weer een stilte zei hij berustend: “Het is maar... een kabouter. Onze man mag gaan.”
-10-
De straat overstekend, trachtte Dirk te weten te komen hoe hij zich voelde. Het scheen hem niet te lukken. Hij was blij dat het voorbij was. Dat wist hij zeker. Voor de rest viel het hem op dat zijn bewegingen weer bevrijd waren. Hij ging opzij voor een man in een rolstoel. Hij tikte een plastic voetbal terug naar een bende kinderen.
Op een straathoek stapte hij een taverne binnen. Hij bestelde een thee en ging naar de toiletten. In zijn haast om zo snel mogelijk uit de toneelzaal weg te raken, had hij de make-up slordig weggeveegd. Hij inspecteerde zijn gezicht in de spiegel en trachtte met papieren handdoekjes, water en zeep zijn gezicht schoon te krijgen.
Bij zijn kop thee bladerde hij door een krant. Er stond een reportage in over de verdiensten van kuuroorden met bronwater. Toen betaalde hij en trok zijn jas aan.
Bij de bloemenwinkel hield hij halt. Met de handen in de zakken keek hij naar alle soorten bloemen en stukjes in de etalage. Hij besloot om hier binnen te gaan en een boeket te kopen voor mevrouw Calsters’ verjaardag. Hij overwoog de gele bloemen te nemen. Net voor hij naar binnen ging, zag hij weer zijn gezicht in het vensterglas. Hij haalde diep adem, voelde gloeiende lucht in zijn longen en weende.
Erik Colman
2006