Boeren gaan niet vaak op reis, maar soms gebeurt het, en zij zijn doorgaans blij wanneer ze weer thuiskomen. Zij zijn gebonden aan het land dat hen en hun voorouders eeuwenlang bewerkt heeft. Het land heeft te veel voor hen gedaan om het achter te laten en vreemd te gaan op een ander, waar men valse kleuren gebruikt en opzichtige geuren om mensen uit hun evenwicht te brengen.
De boer die thuiskwam van een reis zag dat zijn waterput gedempt was met rotsen. Het vee stond dood in de stal en de zwaluwen hingen stil, als vleermuizen ondersteboven aan hun ronde nesten. In de keuken zag de boer geen teken van leven: vrouw en kinderen schenen vertrokken of gevlucht, weg van een noodlot dat zijn afwezigheid misbruikt had om zich te voltrekken.
Is dit nu de dood, dacht de boer, en hoe haal ik haar in als ik niet weet welke kant ze is opgegaan? Hij klom over de afsluiting rond zijn weide, die generaties koeien geleerd had waar het goed was, stak de zandweg over en ging het bos in. Voor de dikste eik stopte hij. Grote Eik, zei hij, en hij legde zijn armen rond de dikke stam zover hij kon. Hij legde zijn oor tegen de schors en vroeg raad. Grote Eik, waar zijn mijn kinderen? Nam mijn vrouw hen mee? Moesten zij vertrekken van de honger omdat mijn land stierf terwijl ik weg was? Hij ging zitten naast de eik, ontstak een vuur van dode takken en bleef drie dagen zitten. De takken van de eik begonnen naar beneden te groeien en hun bladeren groeiden naar elkaar toe, tot de boer niets meer zag omdat de boom hem bedekt had.
Weer omhelsde hij de stam zover hij kon, legde zijn oor tegen de schors en vroeg: Grote Eik, u bent drie dagen goed voor mij geweest. Uw dode takken brandden om mij warm te houden, en uw bladeren hebben mij beschermd tegen de nacht en de wolven. Is het geen tijd dat ik vertrek om te kijken of mijn kroost is weergekeerd?
Hij hoorde de regen op de bladeren en wist dat de boom hem nog even zou houden. Enkele dagen later, toen hij wakker werd tussen de dikke wortels van de boom, zag hij dat de takken langzaam omhoogkwamen. Ik ga u weer verlaten, Grote Eik, zei hij. Ik heb van u niets geleerd, maar uw gastvrijheid zal ik nooit vergeten.
Hij vertrok weer naar zijn stallen om het vee te begraven. Hij wist dat hij weer moest beginnen, maar hem was nooit iets anders geleerd dan te beginnen, verder te gaan en de arbeid te beschouwen als het huurgeld dat hij elke dag betaalde voor het land waarop hij verbleef.
Erik Colman
2006