Ik richtte mij kordaat tot de man en vroeg het hem.
“Meneer, mag ik vragen waarom u lacht?”
Hij gnuifde en wees naar mijn voeten.
“Uw schoenen!” Hij gnuifde zich nu bijna dood. Ik wierp een blik naar beneden en vroeg me het verband af tussen mijn schoeisel enerzijds en de symptomen van dit individu anderzijds. Ik kwam er niet uit. De clou ontging mij, en mijn humeur begon te lijden.
Maar mogelijk bent u in de war doordat ik nogal in het midden begin. Kijk, het zit zo. Ik bevond mij op het ogenblik van de feiten in de kleedkamer van sporthal Meniscus en bereidde mij op het houten bankje mentaal voor op de komende beproevingen. Samen met de collega’s had ik met spanning deze Tienkamp voor het Personeel van Financiële Instellingen zien naderen, en thans was het zover. Wij waren er klaar voor. We hadden allemaal al een week lang sit-ups gedaan en twee van mijn oversten waren zonder meer overgestapt op een lichter merk sigaretten. De motivatie brandde in onze ogen en wij ademden met typisch trillende neusvleugels. De kleuren van het Middenstandskrediet zouden bovenaan het klassement schitteren, en wij zouden met de beker huiswaarts keren, luid zingend en overal balpennen en agenda’s aan de omstaanders uitdelend. Dit was ons plan.
Omdat ik vrij laat gearriveerd was, waren de collega’s al op het terrein gaan stretchen en wat weet ik al. Ik zat daar dus in volle uitrusting de harmonie tussen lichaam en geest na te streven met als enig gezelschap deze flurk met zijn T-shirt van de Beleggerskas. Hij werkte niet alleen voor een crapuleuze firma, maar hij zat bovendien, zoals ik reeds eerder toelichtte, vreselijk te gnuiven.
“Mijn schoenen?” zette ik mijn onderzoek voort. “Kunt u daar iets meer over vertellen? Ik ben namelijk een beetje in de war.”
“Dat zijn geen schoenen, meneer, dat zijn vodden! Hoeveel hebt u daarvoor betaald? Vijfhonderd frank? Woeha!”
“Vijfhonderd negenennegentig”, verbeterde ik hem. “Maar ze kwamen van achthonderd.”
Hierop begon de snuiter te gieren dat horen en zien verging. Het werkte enorm op mijn zenuwen.
“Helemaal het Middenstandskrediet!” balkte hij in extase. “Op en top! Hoe goedkoper hoe liever! Hohoho!” Hij klampte zich vast aan het bankje en beleefde een heerlijke tijd. Ik zuchtte diep en trachtte bezadigd over te komen.
“Het hoeft natuurlijk niemand te verwonderen”, stelde ik droog, “dat dit soort uitlatingen weer van de Beleggerskas moet komen. En helemaal typerend is het wel, dat u nog niet in staat bent uw merkschoenen behoorlijk aan te trekken.” Ik trok met mijn schouders en liet mijn ogen lodderen. De ander stopte met reutelen en bekeek zijn eigen landingsgestel.
“Wat is daar fout aan? Huh?”
“De lip. De lip moet onder de veters, en niet erboven. Lul.”
“Lul? Dat is toch wel sterk! Noemde u mij daarnet geen lul? Of heb ik het slecht verstaan?” Hij kruiste zijn armen en ademde zenuwachtig.
“U verstond mij perfect. Een lul, dat bent u. Een lul en een snob. Ha.”
We zouden ongetwijfeld elkaars persoonlijkheid in meer detail zijn gaan beschrijven –de Belegger had, om precies te zijn, net adem genomen om eraan te beginnen- ware het niet dat de deur openzwaaide. Er kwam een knar van de Transportbank binnen. Hij was nogal klein en had gluiperige oogjes. Hij grijnsde ons kameraadschappelijk toe.
“Ha, collega’s! Sorry dat ik zo kom binnenvallen, maar ik heb een voorstelletje. Wat heeft u trouwens prima schoenen aan.” Hij klopte eens op mijn schouder en kwam erbij zitten.
“Prima schoenen? Noemt u die plastic lorren een prima paar schoenen?”, begon de Belegger weer te janken. Hij had verdorie zijn veters verkeerd aan.
“Een ideale prijs-kwaliteitverhouding”, zei die van de Transportbank zelfverzekerd. “En bovendien bruikbaar op alle terrein.”
Ik begon deze kleine te mogen. Hij had wel spleetoogjes maar ik vond dat ze iets betrouwbaars uitstraalden. Ik gaf de Belegger een stomp en lachte hartelijk.
“Zo hoort u het eens van een ander! Prijs-kwaliteit, mijn beste! Haha! En steek nu uw veters boven die lip, want het is geen gezicht.”
“Niet doen”, kwam de kleine tussenbeide. “Niet doen, ze staan u erg hip zo. Zoals die jongens op MTV. Een fijn paar schoenen trouwens. Bekend merk. Solide reputatie.”
Nu begon de Belegger te stralen natuurlijk. Maar goed. Ieder zijn idee. Ik vond het eigenlijk erg stom, die veters zo onder die lip.
“Wat ik jullie eventjes wilde voorstellen”, ging de kleine verder. Hij schoof wat dichter en boog zijn hoofd een ietsje voorover.
“Is het volgende. Hebben jullie ook zo’n hekel aan die verschrikkelijke typetjes van de Visserijbond?”
“Met die groene T-shirts?” wilde ik weten.
“Ja. Vuil groen.”
“En gestreepte broekjes?” vroeg de Belegger.
“Gestreept in blauw en wit. En dat blauw met dat groen!”
“Afschuwelijk! Wel, als we nu eens samenwerkten?”
“Tegen de Visserijbond?”
“Tegen de Visserijbond. Wij samen. De Beleggers, de Middenstanders en de Transporteurs. Tenslotte zitten we allemaal in dezelfde branche. Wat denken jullie? Samen awoert roepen en zo?”
We gnuifden.
“Ik heb hier nog een hoop balpennen”, zei ik. “Iemand interesse? Het zijn prima balpennen.”
“Erg sympathiek”, vond de Belegger. “Maar alleen als je van mij deze doos kaartspellen aanneemt.”
“Hebben jullie kinderen?”, vroeg de kleine. “Hier, een zak lolly’s.”