Mario en ik, wij hopsen elke vrijdag in een discotheek ten noorden van Antwerpen. Het is daar goed hopsen. Na een vergelijkende studie tussen een hoop discotheken besloten wij, nu toch een jaar of drie geleden moet dat geweest zijn, dat het nergens zo fijn en ongedwongen hopsen is als in deze ene discotheek. Sindsdien doen wij het daar elke week. Op vrijdag. Tot zaterdag. Het maakt ons licht in het hoofd en wij vergeten onze zorgen.
Zich centraal op de sublieme dansvloer opstellend, laten we zeggen met het aangezicht naar de goddelijke DJ Silly Sven gericht, wordt men in deze lusthof aan de linkerkant de tweeters gewaar, en aan de rechterkant de bassen. De tweeters doen ksjie ksjie ksjie, en de bassen gaan van oemp oemp oemp. Draait men zich om, de blik naar de interstellaire cocktailmixer Smashing Bruno wendend, dan gaat het nog steeds van ksjie ksjie en oemp oemp, maar dan wel langs het andere oor. De tweeters vatten dan immers post aan de rechterkant, daar waar de bassen zich links aandienen.
Uit ervaring weten Mario en ik dat het goed is niet te lang bij de tweeters òf de bassen te hopsen. Het midden is OK- of men zich nu tot Silly Sven of tot Smashing Bruno keert. Maar de bassen of de tweeters: neen. Na een verblijf bij de tweeters van, zeggen we, meer dan vijf à zeven wereldhits, stelt men plots vast dat men geen kleuren meer kan onderscheiden, en ook geen smaken. Ik heb ooit, nietsvermoedend bij de tweeters hopsend, enkele sigaretten opgegeten. De tweeters. Hopst men echter te dicht bij de bassen gedurende, neem nu, vijf à zes kaskrakers, dan werkt de maag zich onstuitbaar naar boven en verspreidt zich een gevoel van verdoving rond de lippen en de tong. Het is aan te raden nooit zware streekbieren te drinken indien men door omstandigheden tot een opstelling bij de bassen gedwongen wordt.
De vrijdagse bezoeker treft Mario en ondergetekende dus zonder uitzondering op het midden van de onovertroffen vloer aan, waar wij buiten het hemelse hopsen ons te goed doen aan allerlei soorten bier en vele sigaretten die wij aan onze lip laten bungelen.
Vorige vrijdag hadden wij iets nieuws ontdekt. Ik herinner het mij zo goed niet meer, en Mario ook niet, dus er is betwisting over, maar ik ben toch redelijk zeker dat ik het ontdekt heb. Het gaat als volgt. Stel dat men eerst de blik vestigt op de onvermoeibare klanktovenaar Silly Sven, en dan plots, door een halve draai om de as, op de onnavolgbare borrelfantast Smashing Bruno, dan gebeurt er iets vreemds. Niet alleen ziet men in één flits beide grootmeesters aan elkaar geregen in een kaleidoscopisch lichtspel, maar tevens springen de bassen en de tweeters van links naar rechts en omgekeerd. Draait men dan wéér naar Silly Sven, en dan weerom naar Smashing Bruno, enzovoort, dan raakt men al gauw in de ban van een onbeschrijflijke ervaring. Eerst ziet men een soort, laten we zeggen, Smashing Sven naast een Silly Bruno, maar alras weet men het niet meer zo goed en wordt het één potje Brashing Svuno, of zoiets.
Mario en ik, wij ontdekten dit dus. Volgens mij was ik het, maar goed. In ieder geval, we begonnen eraan, en we konden niet meer ophouden. Waar een bas zat, moest een tweeter komen, en een tweeter eiste een bas. Er was geen ontkomen aan. Aanvankelijk was dit reuze plezierig, maar na een kort tijdsverloop wisten wij het allemaal zo goed niet meer. Of het nu eigenlijk nog plezierig was. Wij hebben daar uren rondgehopst, en wij wisten het hoe langer hoe minder. En toen wij het van geen kanten meer wisten, stootte naar het schijnt Silly Sven zijn vijfkleurig drankje op zijn mengpaneel omver. Toen moet de schitterende superinstallatie uitgevallen zijn, en Mario en ik zijn waarschijnlijk omver gevallen en vermoedelijk naar buiten gedragen.
Denk ik dus. Maar ik zeg het: we weten het niet meer zo goed.