Samen kan men eenzaam zijn
Kom, dichters, geef ons nog van dat
U hebt dit fenomeen
van alle kanten reeds bekeken.
Wij blijven knikken
vol herkenning
en stellen uw waarheid
fel op prijs.
Samen met u
hopen wij verder op vroeger
Het lijden deed deugd
en de beul
was toen gul
met geschenken.
"Sire", zei de luitspeler-componist, "wat ik hier voor u geschreven heb zal misschien wat dissonant klinken, maar u zit dan wel een paar eeuwen op rozen. Het stukje is zijn tijd ver vooruit, ziet u, en het is precies het lijflied dat een voortvarende vorst als u nodig heeft."
"Laat maar horen", bromde de koning, maar een goed verstaander had dadelijk door dat hij onheilspellend bromde.
De luitspeler gaf iets ten beste dat nog het dichtst aanleunde bij free jazz. Terwijl zijn instrument nog nazinderde van wat vermoedelijk het slotakkoord was, zag hij zich omringd door lijfwachten. Zij waren grimmig en rekenden hem in.
"Okee", dacht de muzikant. "Dit zit snor. Ik ben pas vierentwintig en ik begin al te lijden voor mijn kunst."
Iedereen danste, en het kwam Fernand al vreemd voor, want de kans dat pakweg zestig mensen op hetzelfde moment in dezelfde extreme gemoedstoestand verkeren, is statistisch gezien onbestaande.
"Hoe zit nu zoiets in elkaar ?" vroeg de man zich af.
De geruststelling kwam toen hij naar het toilet ging: zestig mensen die hun gezicht nat maakten en schietgebeden prevelden tegen vuile spiegels.
Op de tram
Meneer, ach meneer, iemand schijnt op uw schoenen te hebben gebraakt. Uw mooie zwarte schoenen.
Neen meneer, ik heb dat zelf gedaan. Op mijn eigen zwarte schoenen kwam ik zo-even te kotsen, en ziedaar het resultaat.
Maar meneer, o meneer, hoe komt men zoiets te doen? Braken op zijn eigen schoenen, neen maar o.
Dat, meneer, heeft alles te maken met de zwaartekracht, en het feit dat mijn schoenen zich op de denkbeeldige lijn bevinden, meneer, tussen mijn strot en het middelpunt van de aarde. Anders niets meneer. O kijk, mijn halte.
Achmad, indertijd, die zat dan wel plat met zijn gat op een badmat, en OK, iedereen zag dat, maar het verdient toch onze aandacht dat zijn dorpsgenoot Rabat een badmat helemaal opat, iets wat nog nooit gezien was en bovendien nooit meer opnieuw vertoond. Maar ja, Achmad haalde moeiteloos de pers en Rabat, zoon van een eenvoudige textielfabrikant, verdween in de anonimiteit.
In de cursus "Chinees voor beginners", uitgegeven bij Meyer & Bonnema, was in de eerste druk een jammerlijke fout geslopen. De zin "Wong Tong Fong Pong" stond vertaald als "Ik hou van de kleur van uw das". In werkelijkheid zegt de Chinees dan "Tong Wong Pong Fong", terwijl de uitdrukking "Wong Tong Fong Pong" zoveel betekent als "Ik wil uw gore kloten met zoetzure saus aan mijn honden voederen".
De ongelukkige heer Siersma, nietsvermoedend toerist in Peking, werd uiteindelijk voor anderhalf miljoen vergoed.
Net toen de kunstenaar wereldwijd zou doorbreken belde zijn moeder hem op. Stanny moest op de koffie komen.
"Moeder", zei de kunstenaar door de hoorn. "U kunt dat niet verlangen. Deze namiddag maak ik mijn doorbraak. U weet wel, de biënnale." "Stanny", klonk het eenvoudig, "u komt op de koffie. Hebt u dat goed verstaan ?"
Voorwaar een verscheurend probleem, met verstrekkende gevolgen, niet enkel voor het gekwelde individu maar voor de gehele wereld der beeldende kunsten! De prijsvraag luidt dan ook: ging de kunstenaar naar de biënnale of verscheen Stanny op de koffie?
"Ik voor mij vind het niets anders dan een zoeken naar de zin en onzin van alles."
"Je hebt daar zondermeer een punt, maar in mijn gevoel gaat het ook om een stuk zichzelf bevragen naar het verleden toe, of vind je je daar niet in?"
"Toch wel, toch wel. Weet je, de moeilijkheid ligt meestal in het zich anders gaan opstellen vis-à-vis de omgeving als je nog voor een enorm stuk met een soort jezelf herdefiniëren bezig bent. Wat een stap, bedoel ik, om plots te beginnen met een heel nieuw wòrden, terwijl er nog volop, hoe zal ik zeggen?"
"... terwijl er altijd nog een immens stuk afscheid nemen in je eigen zijn bezig is, bedoel je?"
"Precies. Ik herken me daar soms wel in."
"Heren", zei de barkeeper, die een eenvoudig man was. "Nog één gesubstantieerde infinitief en ik smijt u buiten. Er staan mensen aan te schuiven om bier te drinken."
"Nemen wij dan maar een aanvang met een ons waardig verwijderen?"
"Wat je zegt. Een beslist het voor bekeken houden dringt zich op."
Toen waren de barkrukken weer vrij.
Liefste Rosita,
ik geloof niet in uw glimlach.
Gij scheen mij mild te vragen
naar de rimpels in mijn voorhoofd,
maar uw glimlach
waar had ik die nog gezien?
Het was toen gij droevig waart, Rosita,
en ik u ondersteboven bekeek.
En de waarheid,
vrees ik soms,
is nog de ergste leugen
van allemaal.
Wanneer wij dromen bij nacht
van het vuur dat de bossen verteert
van de zee die kookt en diegeen van wie wij houden
die sterven als vliegen
waar wij verdwaasd
onszelf terugvinden met de lucifers
in de wit-verkrampte handen
zijn dit dan wensdromen?
Dokter?
Maar antwoordt u misschien eerst hierop:
hebt u pillen voor de pijn?
"Schilder mij een schuur" zei de klant."Zeer goed", zei de schilder, en hij begon eraan.
Een week later was het kunstwerk klaar. Het was een zeer geslaagde afbeelding van een telefooncel.
"Ik betaal niet", zei de klant. "Dit is een telefooncel, en ik had zeer zeker een schuur besteld."
"Voor mij is dit nochtans duidelijk een schuur", antwoordde de schilder. "Maar ja, ik ben tenslotte geen taalkundige, en bovendien valt over smaak niet te redetwisten. Zullen wij anders samen zelfmoord plegen? Wat denkt u?"
"Ten prooi als wij zijn aan onze twijfels?" vroeg de klant fijntjes.
"Ik had het zo mooi niet kunnen omkaderen", knipoogde de schilder.
"Akkoord, verdorie", lachte de klant. "Echter, bedoelen wij wel hetzelfde als wij over zelfmoord spreken? Kijk naar de farçe met uw schilderij."
Door een klein raampje stak plots het hoofd van een moderator naar binnen.
"U bedoelt wel degelijk hetzelfde, heren", stelde hij onze vrienden gerust. "U refereert beiden aan het kapotmaken van uzelf. Stel niet uit tot morgen wat gij heden nog uit de voeten kunt maken."
En wèg was de moderator!
"Wat een efficiënte interventie", vond de klant. "Maar goed, ik vond hem wel wat autoritair."
"Inderdaad", beaamde de schilder, hoe langer hoe meer op één lijn met zijn kompaan. "En zijn zijstreep stond mij ronduit tegen."
"Hebt u geen pinten in huis?", veranderde de klant kwansuis van onderwerp.
"Neen", zei de kunstenaar, "want ik ben een kunstenaar. Pastis kunt u krijgen, maar dan ook zoveel u maar wilt."
"Dat leek mij een bevrijdende lach", knikte de psycholoog goedkeurend.
"Het was een scheet", zei de patiënt. "Maar mijn bevrijdende lachbuien zal ik u besparen, dat is beloofd. Opent u gerust een raam, ik vind dat niet confronterend."
Meneer de verkrachter
uw lijf wordt niet zomaar
de grond ingestoken.
Meisjes en vrouwen
zijn nu reeds aan 't bouwen
aan Gods grootste trom
en
de dag dat u sterft
gaan zij danig tempeesten
met uw bleke knoken.
Meneer de verkrachter
uw lijf
wordt
niet
zomaar
de grond
ingestoken.
"Als koeien gaan diepzeeduiken", zei de wetenschapper, "gebeuren er allerlei dingen. Ze krijgen water in hun oren, hun neus kunnen zij ook al niet goed dichthouden, en eigenlijk geraken zij niet helemaal onder water want hun achterwerk blijft boven steken. Koeien zijn dus erg ongeschikt voor het diepzeeduiken. Anderzijds willen zij het echt kunnen, en hun pogingen zijn erg mooi en zelfs ontroerend."
"Hebt u ooit koeien zien diepzeeduiken?" vroeg een journalist.
"In mijn dromen de hele tijd", gaf de wetenschapper toe, en hij glimlachte. Dat was natuurlijk een onprofessioneel antwoord, en zijn lezing kreeg dan ook vreselijke kritiek, maar tegelijk was het, evenals de koeien, mooi en ontroerend.
Zij hielden elkaars rubberen handschoen vast en keken naar de ondergaande horizon.
"Vanwaar al de beledigingen ?""
Ik dreigde van u te gaan houden, tiens."
In de verte stortte een meeuw brandend neer.
Het gezelschap was kapot van de spanning, en toen, na drie slopende uren van gemompel en concentratie, was er plots contact.
"Ik heb een Entiteit", zei het medium kort. "Bompa, bent u dat?"
"Bompa!" krijste Marie-Jeanne. "Bompa, bompa", gilden haar zussen, en Carine moest zich vanwege haar bloeddruk zelfs aan het zitvlak van haar stoel vasthouden, of zij had er gelegen.
"Bompa", gilde Marie-Jeanne, "waar ligt het geld? Wij zien u zo graag! Waar ligt het? Hoort u mij?"
"Wel kinderen", klonk het helder, "ge zult dat nooit geraden waar dat ik dat gestoken heb. Ge moet maar juist..."
Toen verdween bompa vermoedelijk onder een brug.
"Ja ?" Marijn hield de deur op een kier, en gelijk had hij.
"Een pakket, meneer", zei de man met het petje. "Een hond voor in uw kegelspel. Bent u dierenvriend ?"
"Absoluut" bevestigde Marijn, maar zijn blik verried dat hij nadacht. "Ik heb hem nochtans niet besteld."
"Gaat u hem laten omkomen van honger en kou? Enkel maar om uwentwille ?"
Van emotionele chantage gesproken! Het weze gezegd: een koerier is niet betrouwbaar, en waarschijnlijk nog minder als hij zich verschanst onder een petje.
"Vooruit dan maar", zuchtte Marijn. De deur zwaaide wijd open en de klok sloeg vijf vóór het begin van het einde.
De hongerstaker was goed bezig: de dood stond reeds duidelijk in zijn ogen te lezen, en toen men hem een pak frieten voorhield gaf hij zelfs nog een klein beetje over.
Ondanks zijn verzet bleef de regering van zijn land onvermurwbaar. De twaalf allochtone diabetici kregen geen politiek asiel, en de strafvermindering voor de drie wraakzuchtige vaders van door dolle jachthonden gebeten kleuters kwam zelfs niet ter sprake.
In de omgeving van zijn geboortedorp begon de woedende bevolking aan de oprichting van het actiecomité "Red de hongerstaker". Men begon alvast met de huis-aan huisverkoop van pruimenvlaaien om de kersverse vzw. van fondsen te voorzien.
Dancing Club Paradiso draaide heel goed, en al vele jaren lang. Kort brengen wij hier verslag uit van de teloorgang van de zaak op een luttele maand tijds.
Op drie juli kwam er een slanke, onopvallende vrouw van zo'n 35 jaar binnen. Zij droeg een modieus rugzakje en een nauwsluitende broek van het soort dat men vaak caleçon noemt. Dancing Club Paradiso was stampvol en men danste verwoed op aanstekelijke muziek.
Toen de dame zich op de dansvloer begaf, gebeurde er iets vreemds, wat jammerlijk niet gefilmd is, want alleen de feitelijke beelden zouden het drama werkelijk kunnen aantonen, waar geschreven woorden slechts onbegrip zullen oogsten. Eerst stak zij de geopende linkerhand pal naar voor, en liet deze met gespreide vingers een buitenwaartse halve cirkel beschrijven, onderwijl de rechtse heup ritmisch opzij bewegend. Hetzelfde deed zij vervolgens met de rechterhand en de linkerheup, Toen legde zij zich ruggelings op de grond, steunend op de ellebogen, en stak zij beide benen in de hoogte. Terwijl ze het linkerbeen langzaam plooide, gooide zij het hoofd in de hals, om dan het gestrekte rechtse been opzij te draaien. Zo rolde haar lichaam naar rechts, en stond zij op een vlotte, maar geenszins aantrekkelijke manier weer op.
Dit is alles wat zij deed, maar wel vele keren op één fuif. Sommigen keken, velen trachtten niet te kijken, en niemand zou ooit gelachen hebben.
De vrouw kwam weer dansen op de volgende vrij- en zaterdagen van de maand juli. Op de éénendertigste van de maand greep de eigenaar de moed bij elkaar om haar buiten te werken, iets wat een zeer pijnlijk tafereel werd. Het weinige volk dat toen nog was komen opdagen, ging snel daarna naar buiten. Zo eindigde de laatste avond in de dancing Club Paradiso, die failliet werd verklaard in november.
Vóór Paul Van Asten wist wat er gebeurde, hing er een vliegende schotel boven zijn hoofd, schoof er een paarse stofzuiger tevoorschijn en werd hij naar binnen geslokt, en dit met een souplesse alsof het elke dag gebeurde.
"Komaan, Knurft", zei de ene marsman tegen de andere, "recht naar huis. We hebben ons bodemstaal."
"Jamaar", protesteerde Van Asten, "ik ben verdomme geen bodemstaal."
"Geen gezeik", zei de groene, "het is al over vijven en u bent een bodemstaal. Knurft, gas geven !"
Van Asten nam dan maar een tijdschrift van een bijzettafeltje. "Die ambtenaren kunnen zo denigrerend spreken", zuchtte hij. "Ik bèn verdorie geen bodemstaal."