De pianist maakte een diepe buiging en bleef zo staan doordat er iets in zijn rug verschoven was. Het publiek applaudisseerde beleefdheidshalve iets langer dan het normaal gedaan zou hebben, en droop ten slotte af.
Toen de zaal leeg was bedacht de kunstenaar, de blik onveranderlijk gevestigd op de geboende planken van het podium: “Het is allemaal maar hoe men het bekijkt, maar thans voel ik mij hier toch danig voor lul staan.”
De essentie van het Zijn kwam hem op dat moment met een ontzaglijke intensiteit voor ogen.
Een excrement in zijn brievenbus ontwarend, schudde de notaris bedroefd het hoofd. Eén lichtpunt ontging hem in deze onverkwikkelijke historie echter niet.
Bij ontstentenis van wc-papier hoopte hij immers dat de dader vingerafdrukken had nagelaten.
Vrouwen, drank en rock ‘n’ roll zijn slechts klein bier
vergeleken bij mijn overbuurman.
Wat een perverse ontspanningswaarde
vertegenwoordigt dit heerschap niet!
Elke ochtend kan ik hem van achter het gordijn
begluren
terwijl hij zijn auto afstoft
met een plumeau.
Als gezonde boerenzoon vatte Waldo Tuerlinckx een hevige belangstelling op voor Anna Geeurinckx. Anna was een gezonde boerendochter en vatte een warme belangstelling op voor al wat een broek droeg. De koosnaam “Matras” die zij aan de voorbije kermis had overgehouden, was geenszins uit de lucht gegrepen.
Misleid door zijn bronstige passie meende Waldo slechts één rivaal te hebben. Bruno Servranckx, zoon van een gerenommeerde varkensfokker, was in zijn ogen gevaarlijk op weg om het levendige kind voor zijn neus weg te kapen.
In een anonieme dreigbrief verklaarde Waldo de helft van Bruno’s varkens te zullen vergiftigen indien hij zijn handen niet van de meid afhield. Bruno herkende in het epistel echter dadelijk de forse vuist van de afzender, die het potlood hanteerde als ware het een mestvork.
In een schriftelijk antwoord schetste Bruno zijn voornemen om Waldo’s armtierige koestal met zoutzuur te trakteren, als er zijn –Bruno’s- eerste keus varkens iets overkwam.
De discussie verlegde zich hier naar het terrein van de veefokkerij, en de briefwisseling werd er niet vriendschappelijker op naarmate het seizoen vorderde.
Toen per toeval één van Bruno’s beste zwijnen aan een hartinfarct bezweek, vermoedde deze de boze hand van zijn tegenstander. Spoedig lieten twee prima melkkoeien in duistere omstandigheden het leven. Van het één kwam het ander, en op een prachtige avond kon men aan de einder twee brandende boerderijen zien.
“Zie”, zei Anna Geeurinckx tegen Marco Neyrinckx, de vijfde zoon van melkveehouder Neyrinckx van achter het moeras, “zie, Marco, daar bran’n twee boerderie’n!”
“Laat ze bran’n”, sprak Marco, die haastig zijn broek uittrok en ze in de struiken slingerde, “ik voel ’t ievers anders bran’n!”
De lucht kleurde een vurig rood terwijl de twee plattelandskinderen de liefde bedreven op de gulle leemgrond.
Lode De Schutter had geen geluk. Zijn vrouw had alle meubelen meegenomen naar haar minnaar, die op het gebied van interieur ongeveer dezelfde smaak bezat.
Toch was het voor hem een opluchting te zien dat zijn das met bollen nog over de kapstok hing.
“Want als ik die lul ’s morgens op de tram tegenkom en hij heeft mijn bollendas aan”, mompelde Lode, “dan denk ik dat ik hem een ongeluk doe.”
Hij rekte zich uit voor het venster en ging toen een pot koffie zetten.
Tijdens het voederen van de duiven op het plein, wat hij nochtans elke namiddag deed, realiseerde de heer Ruys zich plots het absurde en zinloze van zijn leven.
“Godverdomme”, sprak hij kernachtig, “dat ik eerst zesenzeventig moet worden om tot dit besluit te komen!”
Hij heeft daar zeker nog een half uur zitten lachen eer hij goedgemutst weer naar huis slofte.
Toen hij na jaren nog eens in de spiegel keek
zag hij
dat hij al die tijd met een roze bril had rondgelopen.
Shit
dacht hij,
wat belachelijk
en smeet hem met een sierlijke boog in de prullenmand.
Toen moest hij constateren
wat een kwaad de bril hem berokkend had:
hij was er bijziend en kleurenblind van geworden.
Uit pure ellende
heeft hij hem toen weer uit de prullenmand gehaald
en de spiegel erin gegooid.
Het jonge paar poseerde in een uitstekende sfeer voor de filmende ooms en de fotograferende tantes. Beide families verbroederden op de zonovergoten kerktrappen, waar de schattig uitgedoste kinderen al het genoegen van het hinkelen hadden ontdekt.
Het moment brak aan waarop de bruid het mandje moest openen, waaruit de twee liefdesballons hoorden op te stijgen, om naar de blauwe einder te dansen in een zinnebeeld van innige liefde.
Een jammerlijke samenloop van omstandigheden zette een brutale streep door dit charmante scenario. De brave koster, die zich ondertussen van achter zijn orgel had gehesen, was binnen begonnen aan het opruimen van de misboekjes. Hij pikte ook de overgebleven hosties mee en trok de deur naast het koor open. Ongewild veroorzaakte hij een vrij krachtige tocht, die dwars door de kerk joeg.
De twee ballons, door het verrukte meisje net losgelaten om hun symbolische vlucht aan te vatten, werden razendsnel het kerkgebouw binnen gezogen, en dwarrelden midden in het schip naar boven, waar ze domweg tegen het plafond bleven botsen.
In plaats van een ontspannen lachbui te veroorzaken, bleek het voorval de bruid hevig aan te grijpen. Zij meende er een kwalijk voorteken in te ontwaren, en zette een indrukwekkende scène in gang. Ze verklaarde van het huwelijk af te zien en vroeg haar oudere zus om haar naar huis te brengen.
De bruidegom ontstak in blinde toorn en haalde het tweeloopsgeweer van zijn vader, waarmee hij de ballons aan flarden schoot. De hagel veroorzaakte voor verscheidene honderdduizenden franken schade aan het beschilderde pleisterwerk.
Bij de autopsie bleek dat Magda Lefèvre niet bezweken was aan een hartaderbreuk, dit in tegenstelling tot wat de huisarts beweerde.
Het tegenonderzoek wees uit dat zij enkele malen was overreden met een pletwals.
Commissaris Durot wreef peinzend zijn bril schoon. De kwestie Lefèvre had een dramatische wending genomen.
Professor Vindevogel had een serum ontwikkeld dat, bij mannen toegediend, een postnatale depressie uitlokte.
Gecombineerd met een relatietherapie betekende het preparaat een doorbraak in de behandeling van dit toch wel zwaar onderschat probleem bij jonge echtparen.
Ben Brouwers sloeg dagelijks vrouw en kinderen en hij voelde zich daar goed bij.
Vrouw en kinderen van hun kant waren dermate doordrongen van de ouderwetse patriarchale beginselen dat het bij hen niet opkwam de gang van zaken kritisch in vraag te stellen.
Alles bij elkaar had Ben Brouwers een stabieler gezin dan zijn buren Christophe en Linda De Beuckelaer-Vanderoost, die beiden een huisartsenpraktijk hadden maar het er niet over eens raakten of Benjamin en Valérie naar de Freinet- dan wel naar de Steinerschool zouden gaan. Door de huiselijke spanningen raakte de kleine Valérie maar niet van het bedwateren verlost, terwijl de matig autistische Benjamin het de poetsvrouw soms absoluut onmogelijk maakte haar taak naar behoren uit te voeren.
Een slecht afgestelde aansteker beroofde Phil Jacobs van zijn haar. Die dag had hij afgesproken met het meisje van de contactadvertentie.
Zijn kansen waren nu haast tot nihil herleid, daar hij zichzelf had omschreven als “blonde jngmn., nt. roker”.
Iedereen stond geschrokken naar de heer Dujardin te kijken, die languit op zijn buik in de tropische vijver lag. Een zeer zeldzame vis spartelde aan de kant voor zijn leven. De ambassadeur was geveld door een reeks cocktails, en ondernam slechts weinig om zich uit zijn situatie te redden. Het hoge gezelschap keek als verlamd toe hoe de lijvige man vergeefs steun zocht op een eilandje. Tot overmaat van ramp bleek de heer Dujardin zijn sluitspier niet meer te kunnen beheersen. Een weeë geur verspreidde zich door de marmeren zaal. Enkele dames konden hun afschuw niet verbergen en openden hun tasje op zoek naar een zakdoekje.
Mevrouw Dujardin, van schaamte en afgrijzen vervuld, vertrok haar gelaat in een grimas dat haar bruine maquillage deed barsten ter hoogte van de mondhoeken.
Johnny’s hart brak toen hij het meisje van zijn dromen op de dansvloer zag aanmodderen met een ander.
Wraak was zijn enige motief toen hij de jongen van haar dromen, toevallig ook op de fuif aanwezig, onverwacht vastgreep en binnendraaide.
Had hij maar geweten hoe sterk hij zich vergiste! In werkelijkheid was immers hijzelf, Johnny, de jongen van haar dromen, en had zij maar wat aangemodderd met die ene om hem, Johnny, uit te dagen, op deze wijze gebruikmakend van een erg subtiele techniek in het spel der verleiding.
Zij van haar kant, ziende hoe haar heimelijke beminde, Johnny, zich vergreep aan een andere man, verliet wenend de zaal en pleegde zelfmoord door een overdosis Temesta in te nemen.
Johnny, door twijfels verteerd, vond haar op haar slaapkamertje met het pillendoosje naast zich. Hij beroofde zich weeklagend van het leven met haar briefopener, want de Temesta’s waren op.
En het waren eigenlijk twee nog zulke jonge levens!
Doordat tweelingen telepatisch verbonden zijn, voelde Jean Smets dat zijn broer Karel, die voor zaken in Boston verbleef, een orgasme had.
Hoewel het in eerste instantie een fijne ervaring was, maakte Jean zich ernstig zorgen. Karels jonge bruid was immers thuis gebleven, en bovendien hadden de feiten plaatsgegrepen omstreeks 14u. lokale tijd.
“Toch geen uur om te zitten masturberen”, vond Jean.
Mijn meisje en mijn beste vriend
zijn een prachtig duo.
Het is nochtans geen hartsgeheim
hoe ik daarvan gruw, o!
De despoot voelde zijn einde naderen en riep zijn enige zoon bij zich.
“Pa”, zei deze onverschrokken, “van de cellen in de kelder maak ik logeerkamers, en de folterkamer wordt een TV-zaal voor het personeel. Wat zeg je me daar van mijn nieuwe beleidslijn?”
“Ook dat nog”, kreunde de oude man. “Mijn zoon is een mietje.”
“Ik heb het nooit durven ter sprake zeggen”, zei de opvolger, “maar nu je er toch zelf over begint: mag ik je voorstellen aan mijn vriend Ivan?”
Jan Verellen was teleurgesteld in het leven en trachtte deze gemoedstoestand in folksongs te vertolken.
Door zijn slecht Engels en zwakke muzikale basis verwierf hij al snel een solide reputatie in het alternatieve circuit. Vooral enkele vooraanstaande journalisten kregen maar niet genoeg van wat ze zijn directheid in emoties noemden, en prezen Jan om zijn rauwe eerlijkheid en zijn lak aan compromissen als het erop aankwam de sociale verhoudingen bij naam te noemen.
Enkel de gerenommeerde recensent Paul Revers, die in Jan de Stem van een Generatie meende te herkennen, slaagde erin een hechte persoonlijke vriendschap op te bouwen met de introverte artiest.
Na het tragische ongeval –Jan was op slag dood en Paul was te dronken om geopereerd te worden, zodat hij enkele uren later stierf- verscheen van de hand van Lars De Swert een sober maar aangrijpend gedicht, genaamd “Jouw pijnen zullen blijven Zingen”.
Na zijn dood trof men in de kamer van Pater Joachim dertienhonderd vijfenzestig fietspompen aan. De voorwerpen waren verborgen in een geheime ruimte achter de collectie Afrikaanse beeldjes.
De familie kon slechts angstvallig hopen dat dit schandaal niet in handen van de pers zou vallen.
“Eigenlijk is het allemaal erg relatief”, lalde Jean.
“Absoluut”, beaamde Cel, zich moeizaam overeind houdend.
Cel en Jean waterden tegen dezelfde boom, en ze voelden zich als broers in de eenzame nacht.