Eindterm 2

De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier.

Met ‘veilig’ wordt bedoeld dat leerlingen alert zijn voor ondermeer schadelijke of discriminerende inhouden en voor het bestaan van virussen, spam en pop-ups. Ze geven geen persoonlijke en vertrouwelijke informatie door aan onbekenden. Ze kweken de reflex aan om dubieuze berichten en ongewone inhouden te signaleren. Bij ‘verantwoord gebruik’ wordt bijvoorbeeld gedacht aan de zorg voor apparatuur en software. Dat houdt ondermeer in dat leerlingen rekening houden met de financiële en ecologische aspecten van ICT-gebruik: zij printen bv. niet elk document uit en respecteren de afspraken over downloaden en kopiëren.

Verantwoord gebruik heeft ook ethisch-sociale aspecten. Leerlingen gebruiken ICT niet om anderen lastig te vallen en te pesten.

Ze hebben respect voor de intellectuele eigendom van anderen bij het gebruik van informatie en software.

Er is ook de zorg voor zichzelf: de leerlingen werken op een ergonomisch verantwoorde manier met de computer.

‘Doelmatigheid’ heeft te maken met zich afvragen of de middelen in verhouding staan tot het doel. Leerlingen leren hun ICT-gebruik kritisch te overdenken. Zij houden bij het werken met ICT steeds hun doel voor ogen.

Ze gebruiken ICT enkel waar dat zinvol is, ze proberen bv. de duur van hun ICT- gebruik realistisch in te schatten en te bewaken.

Diploma Veilig Internet met een game en toetsmogelijkheid.

De Sinistere Site met een PowerPoint en werkblad of via flashanimatie (+ extra's)

De schaal van M