Steengoed uit Westerwald

  • Steengoed (Periode 1 & 2 & 3 en 4)

Ook wel Kannenbackerland genoemd, gelegen op de Oost oever van de Rijn tegenover Koblenz. In de17e en 18e eeuw vonden we rond Westerwald een aantal gehuchten waar ook steengoed werd geproduceerd, deze vallen allemaal onder de groep Westerwald. Het gaat hierbij om Hohr, Grenzhausen, Grenzau en Urbar. Over de productie in de 14e eeuw is zo goed als niets bekend. Wat wel zeker is, is dat er werd gewerkt in de Siegburg traditie en hierdoor dus slecht te onderscheiden. In de 15e eeuw zien we kleine hoeveelheid oranje rood gevlamd steengoed. Rond 1590 begon er een verplaatsing op te treden van pottenbakkers uit Raeren naar Westerwald. De regio rond Rearen had te lijden onder oorlogshandelingen, en de concurrentie in Raeren zelf was waarschijnlijk te groot geworden. Hier werd samen met familie Knütgen uit Siegburg, en de Remy familie uit de Elzas de pottenbakkerij van Westerwald gesticht. Pas nadat in 1632 de pottenbakkers die Siegburg ontvluchte zich in Altenrath en Westerwald vestigeden, weten we meer over de productie in Westerwald. Hierdoor is het in de eerste helft van de 17e eeuw niet te zeggen of een product uit Raeren, Siegburgh of Westerwald afkomstig was. De bloeiperiode van de steengoed productie in Westerwald ligt in de 17e en 18e eeuw. Kenmerkend voor dit steengoed is een kobaltblauwe tot paarse engobe (Afbeelding 1). De meeste producten werden via Keulen verhandeld, en worden daardoor vaak ten onterecht Keuls aardewerk genoemd. In Westerwald werd toen het steengoed vanuit de Renaissance naar de Barok gevoerd. In de 18e en 19e eeuw was deze regio vooral bekend om zijn productie van kleipijpen. Tegenwoordig wordt er nog witbakkend aardewerk geproduceerd.


Steengoed periode 2 (1400-1500)


Kleine hoeveelheden oranje rood gevlamd steengoed.

Steengoed periode 3 (1500-1680)


Baksel
  • Grijze tot donkergrijze scherf

Versiering
  • Kobalt (blauwe) verf komt vanaf eind 16e eeuw voor.

Vormen
  • Vooral Kannen

Opmerking
  • Altijd een standvoet of standvlak

Steengoed periode 4 (1680-1900)


Bloeiperiode van de steengoed productie.
Baksel
  • Lichtgrijze scherf

Magering
  • Niet zichtbaar (gezeefd)

Oppervlak
  • Heldere blauwgrijze dunne zoutglazuur
  • Kobaltverf snelle onderschildering
  • Binnen en buitenzijde gelijk geglazuurd
  • glad oppervlak met (trim) lijnen, ribbels

Versiering
  • Stempels, radstempel en applicaties
  • Figuratieve, planten, dieren maar ook geometrisch en of kras ornamenten

Vormen
  • Kannen,
  • Kommen (Afbeelding 2),
  • Pispotten (Afbeelding 3)

Opmerking
  • Late 16e eeuw overgang van Asglazuur naar echte zoutglazuur
  • Meestal standvoet of standvlak
  • Een twee of drie lobbig oor