Steengoed = 1280 tot heden
De ovens waren intussen zo verbeterd dat deze zonder problemen tussen de 1200 en 1400 graden gestookt konden worden, wat nodig was voor de volledige versintering waarbij de magering niet meer zichtbaar is
Codes; STG en STGL (ABR) / s1 en s2 (Deventer-systeem
Defenitie; Volgens het Referentiewerk Erfgoed; Archeologisch artefact typen; Steengoed is een verzamelnaam voor diverse soorten hard gebakken (gesinterd) aardewerk uit verschillende streken, waarbij in tegenstelling tot het vroegere steengoed geen magering meer aanwezig is. Het oppervlak kan zijn voorzien van ijzerengobe al dan niet in combinatie met zoutglazuur. Tevens komen baksels met een gevlamde, oranje kleur voor (asglazuur). Voorkomende vormen zijn vooral kannen en bekers, maar ook drinkschaaltjes, schnelles, pullen, oliepotjes, zalfpotjes, fluitjes, knikkers, kogels, spinklosjes, beeldjes, pis- en zoutpotten, mineraalwaterflessen, voorraad- en inmaakpotten, waterleiding- en rioolbuizen etc. De kannen en bekers kunnen een uitgeknepen standring of een standvoet hebben. Sommige vroege stukken zijn voorzien van stempelversiering. Zoutglazuur wordt vanaf de 15e eeuw algemeen toegepast. Later komt ook decoratie in de vorm van appliques, verfdecoratie (zowel blauw en paars als polychroom) , stempels, kraslijnen, snijwerk en plastische versiering voor. Steengoed wordt rond 1300 geïntroduceerd en wordt tot op de dag van vandaag geproduceerd.
Onderverdeling volgens Bartels
In 1999 komt M. Bartels in het boek “Steden in scherven” tot een onderverdeling van het Steengoed in vier perioden. Deze onderverdeling gebruik ik in de verdere determinatie handleiding, deze zijn;
periode 1 1280-1400
periode 2 1400-1500
periode 3 1500-1680
periode 4 1680-1900.