Steengoed uit Raeren; (RAEREN)
teengoed (Periode 1? & 2 & 3)
Rearen ligt ongeveer 10 km ten westen van Aken, in België. Bij Raeren hebben we het niet alleen over dit dorp maar ook de buurtschapen in de directe omgeving. Raeren, Neudorf, Titvelt en Merols zijn de belangrijkste vier productie plaatsen. Verder nog de buurdorpen Botz, Eynatten en Hauset, hier werd vanaf het midden van de 12e eeuw al Pingsdorf-achtig aardewerk geproduceerd, dit geld overigens ook voor Neudorf. Bij naam bekende pottenbakkers in deze regio zijn;
- Rond 1461 Peter Kruichenbecker der Junge (Rearen)
- 1462 Peter Kruchen Becher van den Raderen
- 1486 Peter de Wilde,der Kruechenbecker von Neudorf
- 1495-1532 Emont Kruychenbecker von Raeren
- 1515 Thys Kruechenbecker
- 1518-1527 Peter Wild, genannt Kruychenbecker von Raeren
- 1518-1552 Claes Kruchenbecker
Ontwikkeling
Vanaf de 11e 12e eeuw is het Pingsdorf achtig aardewerk in deze regio qua vorm kleur en baksel gelijk, daarom zien we deze regio dan ook als een centrum. In Eynatten zijn resten gevonden van witbakkend aardewerk productie uit de 12e eeuw, die erg lijken op de producten uit Brunssum/Schinveld. Rond 1400 vinden we ook in Neudorf en Born aardewerk productie, die weer sterk lijken op de producten uit Langerwehe. In de tweede helft van de 15e eeuw zien we volledig steengoed. Het hoogtepunt van de steengoed productie in Raeren ligt in de 15e tot begin 17e eeuw. De export van de Raerener producten gebeurde vooral via de aardewerkmarkt van Keulen en zo via het Hanze netwerk. Vanuit Vlaanderen maakte veel producten de oversteek naar de Engelse markt. Terwijl de VOC en WIC verantwoordelijk waren voor een bijna wereldwijde verspreiding van de producten uit Raeren. In de 15e 16e eeuw werd de kleur bepaald door variaties in ovenatmosfeer. Het steengoed werd reducerend gebakken, maar vlak voor het einde werd er lucht bij gelaten zodat er een heroxidatie optrad waardoor de producten een gevlekt uiterlijk kregen. Het steengoed uit Raeren heeft tot het begin van de 16e eeuw twee kenmerken. IN de wand zijn grove gleuven zichtbaar, en de standring is gewelfd. Deze gewelfde stadring werd gemaakt door met de vingers een losse kleistrook aan de bodem te bevestigen. Het ging hierbij vooral om drink- en schenkkruiken, voorraadpotten en ander huishoudelijk gebruik aardewerk. Vanaf de 16e eeuw werden de wanden glad, en de voet werd een effen bodem. Ook werden nu de vormen van de drink- en schenkkruiken gevarieerder. Het lijkt erop dat pottenbakers vanuit Raeren (in periode 2), naar Aken zijn verhuisd gezien de sterke gelijkenis van het aardewerk in Aken. Het Raeren materiaal is dus moeilijk te onderscheiden van het materiaal uit Aken en Langerwehe. Het afzetgebied was vooral het Rijn gebied. In de 15e eeuw werden hier de beroemde baardmannen geïntroduceerd. Tot 1590 werd alles voorzien van applicaties, rasterornamenten en kerfsneden versiering. Rond 1590 begon er een verplaatsing op te treden van pottenbakkers uit Raeren naar Westerwald. De regio rond Rearen had in die tijd te lijden onder oorlogshandelingen. Het gevolg hiervan was dat de steengoed productie in Westerwald zijn bloeiperiode beleefde, en hiermee het steengoed vanuit de Renaissance naar de Barok voerde. Aan het einde van de 16e eeuw werd er alleen nog maar reducerend gebakken, hierdoor kregen de producten een egaal grijs oppervlak. Deze werd vervolgens versierd met kobaltverf. In 1684 werd Rearen door Lodewijk XIV geheel verwoest, hierna zou de steengoed productie zich nooit meer echt herstellen. Hierna vinden we vooral nog productie van bouwceramiek, met een heel klein beetje vaatwerk. Ten tijde van keizerin Maria Theresia vind er nog een opleving plaats in de steengoed productie van Raeren. Op 3 september 1732 werd door haar ingevoerd dat er op alle ingevoerde aardewerk belastingen moest worden betaald. Dit ter bescherming van de Raerener producten. In 1756 ontstond er een discussie over het vrije recht tot klei delving, waarop Maria Theresia in 1760 nieuwe gilden statuten aannam. Toch kon Raeren nooit meer concurreren met Westerwald en de ander productie plaatsen, maar vooral niet met het porselein.
Grondstof
De aanwezigheid van grote bosgebieden, o.a. Hertogenwald, was van groot belang voor het verkrijgen van voldoende brandstof. Belangrijker was de aanwezigheid van goede en voldoende geschikte klei als grondstof. In de regio Raeren is deze geschikte klei op meerde locaties aanwezig, sporen van deze kleiwinning zijn dan nog op veel plaatsen te vinden. Wat hierbij erg belangrijk was, was het recht dat de Raerener pottenbakkers hadden. Om overal binnen de “gemeinde” maar ook in de Koninklijke bossen deze klei te mogen delven. Pas in de Franse tijd 1794 werd dit recht opgeheven, wat ook tot een definitief einde van de potenbakkers leidde. De kleien uit de verschillende locaties verschilde wel van elkaar, en dan vooral in de hoogte van het smeltpunt. Het klei dat in Rearen werd gewonnen, word in drie categorieën verdeeld
Freiton (Friedae)
Freiton werd door zijn kleur ook wel de “blaue” klei genoemd, en komt vooral voor in Theeheide, gebakken geeft deze een grijze scherf. Deze klei heeft het hoogste smeltpunt, en kon hierdoor het dichts bij de hittebron gebruikt worden. Deze werd vooral gebruikt voor de productie van het grove werk zoals bouwceramiek
Mittelton (Middeldae)
Mittelton heeft een grauwgelige kleur, en komt vooral in Landwehrring voor.
Deze producten werden in de midden van de oven geplaatst, en vooral gebruikt voor de productie van vaatwerk
Gelbe Ton (Geildae)
Gelbe Ton heeft het laagste smeltpunt, en wordt vooral in Wesselbend gevonden. Deze werd vooral gebruikt voor de productie van het fijne vaatwerk. Eigenlijk is er nog een vierde kleisoort, deze is rood bakkend en kan een sterke oververhitting weerstaan. Het lijkt er echter op dat deze klei nooit is gebruikt om producten van te maken. Wel werd deze gebruikt als magering in ander kleisoorten. Een ander belangrijke grondstof was zout, voor het zoutglazuur, deze moest worden geïmporteerd. In de tweede helft van de 16e eeuw, het hoogtepunt van de productie, werd er jaarlijks ruim 105 ton zout geïmporteerd.
Decoraties
Vanaf het midden van de 16e eeuw werden steeds vaker op de Raerner producten decoraties aangebracht. Het ging hierbij vooral om kerfsnede en motieven opgebrachte als applicaties. Deze applicaties werden gestempeld in plaatjes klei, welke daarna op de potten werden geplakt. De gebruikte motieven waren land-, stads- en familiewapens, maar ook huis en of handelsmerken. Daarnaast kwamen er ook profanen en religieuze motieven voor. Ook zijn er meer dan 700 inscripties bekend. Tegen het einde van de 16e ontdekken de pottenbakers in Raeren dat wanneer er tijdens het bakproces geen zuurstof in de oven komt, het aardewerk grijs in plaats van bruin wordt. Als je voor het bakken de producten dan aan de buitenkant met kobalt bestreek was het resultaat een grijsblauwe kleur. Deze techniek verhuisde rond 1590 met de pottenbakkers mee naar Westerwald, waar dit soort steengoed nog steeds wordt geproduceerd. Hierdoor is het moeilijk om het blauwe steengoed uit eind 16e begin 17e eeuw toe te schrijven aan Raeren of Westerwald.