Basisvaardigheden

Tabel

• Ik kan tabelkoppen maken met de juiste grootheden en eenheden in symbolen

• Ik kan de in te stellen grootheid met de eenheid in de eerste kolom noteren

• Ik kan de gemeten grootheid met eenheid in de volgende kolom(men) noteren

• Ik kan in de kolom (met de in te stellen grootheid) de waarden op een logische volgorde invullen

• Ik kan per kolom de waarden met hetzelfde aantal decimalen invullen

Grafiek

• Ik kan per kolom de waarden met hetzelfde aantal decimalen invullen

• Ik kan de eerste kolom van de tabel (met de in te stellen grootheid) op de x-as zetten

• Ik kan de tweede kolom van de tabel (met de gemeten grootheid) op de y-as

• Ik kan bij elke as een astitel maken met de juiste grootheden en eenheden in symbolen

• Ik kan een goede keuze maken om de assen met een logische stapgrootte te verdelen

• Ik kan de meetpunten op een duidelijke manier op de juiste plek in de grafiek plaatsen

• Ik kan een goede natuurkundige vloeiende kromme of rechte lijn (met geodriehoek) tekenen, die zo goed mogelijk bij deze meetpunten aansluit

• Ik kan met behulp van de vloeiende of rechte lijn het verband tussen de grootheden in de grafiek beschrijven

Berekenen

• Ik kan bij stap 1 de gegevens met de juiste grootheid en eenheid noteren in symbolen

• Ik kan bij stap 1 de gevraagde grootheid met de juiste eenheid in symbolen noteren

• Ik kan bij stap 2 de eenheden omrekenen als dat nodig is

• Ik kan bij stap 3 de juiste formule selecteren en noteren in symbolen

• Ik kan bij stap 4 de formule invullen en omschrijven zodat de gevraagde grootheid voor het = teken staat

• Ik kan bij stap 5 het antwoord formuleren met de juiste grootheid en eenheid

• Ik kan de voorvoegsels micro, milli, centi, deci, hecto, kilo, mega, giga, tera omzetten

• Ik kan voorvoegsels omzetten in machten van 10

• Ik kan rekenen met machten van 10

• Ik ken de juiste symbolen voor de grootheden, eenheden en voorvoegsels en let daarbij op het gebruik van hoofdletters en kleine letters

Praktische vaardigheden

• Ik kan het practicum voorbereiden door de practicuminstructie te lezen en vragen te stellen als ik iets niet begrijp

• Ik kan een onderzoeksvraag formuleren die opengesteld is en aansluit bij de practicuminstructie

• Ik kan me aan de practicumregels houden

• Ik kan met zorg met de practicummaterialen omgaan

• Ik kan de apparatuur op de juiste manier aansluiten en bedienen

• Ik kan het practicum uitvoeren volgens de practicuminstructie

• Ik kan mijn werkplek netjes en opgeruimd houden

• Ik kan een onderzoeksvraag formuleren die opengesteld is en aansluit bij de practicuminstructie

• Ik kan op een juiste manier, netjes een meetrapport invullen

• Ik kan een consequente conclusie maken die antwoord geeft op de onderzoeksvraag

• Ik kan mezelf en een ander van feedback voorzien over wat goed is gegaan en waar ruimte is voor verbetering

Formules ombouwen

• Ik kan formules met 3 variabelen ombouwen

Wetenschappelijke notatie

• Ik weet wat de wetenschappelijke notatie is

• Ik weet hoe ik de wetenschappelijke notatie noteer

• Ik weet hoe ik gegevens in de wetenschappelijke notatie kan zetten

Begrijpend lezen

• Ik begrijp wat ik lees wanneer ik een tekst lees

Opdracht analyseren

• Ik kan uit een opdracht halen wat ik moet doen