Settings Nanostation

In het eerste tabblad is het noodzakelijk om de AirMax mode uit te zetten.
Met deze aan, zal je geen verbinding kunnen maken via Wifi, daar dit een specifiek protocol is om verschillende UBNT stations via wifi aan elkaar te koppelen.

Op dit scherm worden heel wat instellingen en toestanden getoond, dit is ook het scherm dat toegankelijk is voor "only view" gebruikers.

Tevens kan je hier de DHCP leases terug vinden, zodat je weet welke stations er verbonden zijn met je nano als local wifi ap.

Hier dienen enkele aanpassingen te gebeuren.

De keuze van een land, zorgt ervoor dat het station de frequenties gebruikt die het mag gebruiken in dat land.

Je kan dit station instellen zonder paswoord, zodat deze "hindernis" in noodsituaties niet dient genomen te worden.

De volgende instellingen zijn essentieel voor een goede werking:

1. Wireless Mode: Access point

2. SSID: je naam voor je access point (hier B-EARS-ON4AWM)

3. WDS: enabled (Let op!: Dit kan problemen geven bij sommige clients, zet het desnoods af voor de eerste testen. )

4. Channel Width: 20Mhz (voor 2.4Ghz) voor compatibiliteit met oudere toestellen.(mag gerust op 40Mhz gezet worden)

We stellen dit station in als een SOHO Router en configureren het geheel, zodat je ook via Wifi de webinterface kan benaderen.

Alle verbindingen nadien gebeuren steeds via wifi, zodat het station ook "stand-alone" kan opgesteld worden, enkel met een POE batterijvoeding.

Dit bevordert de flexibiliteit van installatie.

We configureren de installatie zodanig dat het default IP adres bewaard blijft op de LAN0 interface met eventueel een admin user ter vervanging van de default ubnt gebruiker zodat, indien het station wordt aangesloten op een WAN interface er geen ongeoorloofde toegang is van buitenaf.

Het herdefiniëren van de gebruiker ubnt, als "view only" geeft toch de mogelijkheid om de configuratie te bekijken, zonder aanpas rechten.

De SOHO router laat ons toe om lokaal een DHCP server te draaien, waardoor de gebruikers automatische een IP adres wordt toebedeeld, wat het aanmelden vergemakkelijkt.

De WAN interface geven we een DHCP setting, zodat het aansluiten op een aanwezige WAN interface (internet verbinding via bestaand netwerk) eenvoudig kan gebeuren dmv een ethernet kabel.
Echter indien er geen WAN interface aanwezig is, zorgen we ervoor dat het station het delault IP adres krijgt, nl 192.168.1.20.

Het opzetten van de NAT functionaliteit is nodig om een eventuele verbinding met een WAN mogelijk te maken maar ook om toegang te hebben tot de webinterface 192.168.1.20, als je de de "Block management access" af laat staan.

De LAN interface geven we een IP adres range die verschilt van deze in de WAN interface, hier als voorbeeld 192.168.10.x.
Ook hier definiëren we een interface adres (192.168.10.20) zodat ook de webinterface benaderbaar wordt vanuit de WIFI kant.

In de DHCP server configuratie laten we de adressen <20 weg, zodat we hierop "statische adressen" kunnen definiëren voor servers, printers, SIP etc.

De management interface blijft enkel mogelijk via een default instellingen op LAN0.

LAN1 kan eventueel gebruikt worden om een extra vaste verbinding te maken of een tweede Nanostation aan te sluiten.

Dit laatste dient dan als AP en bridge geconfigureerd te worden om zo de dekking te vergroten.

Het gebruik van de "DHCP address reservation" maakt het (nadien) mogelijk om clients toch te laten connecteren via DHCP en toch een vast IP adres toebedeeld te krijgen.
Het voorbeeld toont de toekenning van het adres 192.168.10.1 aan een Android tablet waarop de SIP server en een mini webserver draaien.

ADVANCED en SERVICES bieden settings en tools die we best laten voor specialisten.

Het enige wat nog kan aangepast of gecontroleerd worden is de firmware stand en de paswoorden.

Je kan steeds een"view only" user en paswoord instellen op ubnt,ubnt zodat de default user steeds de configuratie kan bekijken.

Het SYSTEM scherm biedt die mogelijkheden, alsook de mogelijkheid om de configuratie te bewaren of een andere configuratie te uploaden