Merel: Mijn voetbalvrienden dachten dat mama nu gebarentaal moest leren! Neen, hoor! We moeten gewoon beter opletten hoe we met haar praten. Het was echt wel wennen. Nu roep ik bijvoorbeeld niet meer vanuit een andere kamer. Ik ga naar mama toe en doe teken als ik iets wil zeggen. Uitzondering: als ik slechte punten heb, vertel ik dat wel vanuit een andere kamer.
Ik probeer altijd in het licht te staan en niet te ver af zodat mama mijn mond goed kan zien.
Praten met een kauwgum in mijn mond doe ik alleen met mijn voetbalvrienden. Ik probeer er ook aan te denken om mijn hand niet voor mijn mond te houden. Liplezen is zo al moeilijk genoeg voor mama.
Mama hoort nog moeilijker als er muziek of TV op de achtergrond is dus papa, mijn broer en ik proberen daar op te letten.
Luider praten doen we ook. Sommige mensen denken echt dat je moet roepen maar dat is niet zo. De bakker brult voor de hele straat of mama haar brood gesneden wil.
Nog zo iets… Ik zeg mama altijd meteen waarover het gesprek gaat anders belanden we soms in gekke toestanden. Dan denkt mama de hele tijd dat ik het over een paard heb terwijl ik over een taart bezig ben. Lees mijn boek maar!
Papa, mijn broer en ik praten niet meer door elkaar aan tafel tenzij wij niet willen dat mama ons begrijpt natuurlijk.
Het is vervelend maar soms mist mama de boot en dan moeten we elke keer herhalen. We voelen ons soms haperende fonoplaten.