kalender

Deze kalender was eigenlijk een gezamenlijk idee van Kees van den Heuvel en mijzelf. Ergens in 2005 hadden wij bedacht, beurtelings variaties op November  van J.C. Bloem te schrijven. Kees had daar al een voorbeeld van liggen: zijn gedicht Najaarsdepressie. Helaas heeft hij zijn kant van het project door zijn ziekte al snel moeten staken. Zijn bijdragen  Najaarsdepressie en Mei zijn opgenomen in zijn postuum verschenen bundel Wat futen op een kluitje in het riet  (uitg. De Stiel, Nijmegen, 2010). Met een wat bezwaard gemoed ben ik toch maar verder gegaan aan mijn kant van het project, met onderstaande verzen tot gevolg. Ik draag ze op aan Kees, al zou hij dat waarschijnlijk wat pathetisch vinden.

 

Januari

TV aan, het is januari.
Weer keert het Wiener en belaagt
Het oor dat doof door die bombarie
Zijn muzikale pijnen draagt.

En op de beeldbuis, als de maten
Van 't jaarlijks walsen zijn verricht,
Glijdt men in angstige spagaten
De schans af naar een dorpsgezicht.

De jaren gaan zoals ze gingen,
Er is volstrekt geen onderscheid:
Wéér restjes bollen, appelringen,
Verkleefd en muf, bij mijn ontbijt.

Verlóren zijn die prille dagen!
Hoe te ontkomen aan die tijd?
Altijd met nieuwjaar: zure magen
En dat nieuwjaarsconcert, altijd.

© Hendrik Jan Bosman


Februari

Het regent, het is februari.
Weer keert het voorjaar en verjaagt
De hoop die ondanks zijn penarie
De Fries nu eenmaal bij zich draagt.

En op de vaarten waar gelaten
Het daaglijks meten wordt verricht
Spiegelt uit hopeloze gaten
Een kabbelend namiddaglicht.

IJsmeesters gaan zoals ze gingen.
Nu weet alleen een ouwe heit
Nog iets uit dove erinneringen
Van wat beleefd werd en verbeid.

Verdwenen ijs en natte wegen,
Niet te ontkomen aan het weer.
Steeds februari, altijd regen,
Nooit meer Der Tochten Tocht, nooit meer.

© Hendrik Jan Bosman


Maart

Het regent, het is einde maart.
Blauw keert de envelop en breekt
Het hart dat, anders zo bedaard,
In radeloze angst ontsteekt.

En in de kamer waar gelaten
Het jaarlijks gissen wordt verricht,
Zoekt men in hoeken en in gaten
Nog één salarisoverzicht.

De giro’s gaan, maar waar ze gingen?
Er is allengs geen overzicht
Van aftrekposten, rekeningen,
Wat lastenvrij is of verplicht. 

Verloren in de kronkelwegen,
De lange toelichting ten spijt
Altijd weer maart en altijd regen,
Altijd dat blauwe kreng, altijd.

© Hendrik Jan Bosman


April

Het regent en het is april.
Weer keert de limousine en draagt
Het hart dat koninklijk en stil
Zich schikt in wat het niet behaagt.

En in de dorpen waar gelaten
Het jaarlijks wuiven wordt verricht,
Volbrengt in troosteloze straten
Een moede vrouw haar glimlachplicht.

Gezichten gaan zoals ze gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen dans en folklorezingen,
Cadeaus, gepunnikt en gekleid.

Gedoemd tot leuren langs de wegen
Daaraan ontkomt geen majesteit.
Altijd april, en altijd regen,
Altijd die lege lach, altijd.

© Hendrik Jan Bosman

De Tweede Ronde, herfst 2007 


Mei

De zon schijnt vrolijk, het is mei
Weer keert het voorjaar en belaagt
Het dichtershart dat, licht en blij,
Geen heimelijke pijn meer draagt.

En op de fiets, waar uitgelaten
Een fijne rijtoer wordt verricht
Schijnt in de opgewekte straten
Een warm en kleurig voorjaarslicht.

De route gaat waar velen gingen
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen domme ellendelingen
En het Genie, door Kunst geleid.

Verloren is het loodzwaar wegen,
Het prachtig lijden aan de tijd
Atijd maar mei, en nooit eens regen
Altijd dit leeg gekweel, altijd.

© Hendrik Jan Bosman


Juni (1)

2005, de eerste juni:
Weer keert de tijdgeest en belaagt
Het hart der Europese Unie,
Dat openlijk zijn feilen draagt.

En in de Kamer, waar gelaten
Het daaglijks stemmen wordt verricht,
Blijkt na het oeverloze praten
De volkswil plots het hoogste licht:

De praatjes gaan zoals ze gingen,
Men maakt ineens weer onderscheid
Tussen ‘ons volk’ en de vreemdelingen
In wat gevreesd wordt en benijd.

Verloren zijn de prille wegen,
Voorbijgegaan de juiste tijd:
Altijd 1 juni, altijd tegen,
Altijd die onderbuik, altijd.

1 juni 2005: Het Nederlandse Volk stemt in referendum tegen de Europese Grondwet

© Hendrik Jan Bosman


Juni (2)

Het regent, het is midden juni
Weer keert de zomer en verjaagt
Het gros der Europese Unie
Naar waar men strings en tanga’s draagt

Maar hier in Bakkum, waar gelaten
Het stug kamperen wordt verricht
Schijnt in de natgeplensde straten
Een ongekleurd depressielicht

Laat zomers gaan zoals ze gingen!
Ik heb allengs volkomen schijt
Aan noodweer en aan kleren wringen,
Aan kleefzand en aan nattigheid

Ontkomen aan de drukke wegen
Heb ik mijn handdoek neergevlijd
Altijd in juni, altijd regen
Altijd dit lege strand, altijd

© Hendrik Jan Bosman


Juli

Het is vakantie, einde juli.
Weer steekt de misantroop gejaagd
't Hoofd uit zijn vinex-vestibule
Wat hij maar nauwelijks verdraagt.

En ver van stranden waar gelaten
Het jaarlijks bakken wordt verricht
Klinkt het in uitgestorven straten
Als stilte na een godsgericht.

Fantasmen gaan zoals ze gingen.
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen eufore mijmeringen
En wat beleefd wordt en verbeid:

‘Het Oordeel trof die stille wegen,
Ik ben ontkomen aan de tijd!
Voor altijd juli, wat een zegen,
Altijd die lege straat, altijd!’

© Hendrik Jan Bosman


Augustus

We rijden en het is augustus.
Weer keert de caravan en plaagt
Het hart dat niet echt uitgerust is,
Maar nu alweer zijn pijnen draagt.

En in de auto waar gelaten
De lange thuisreis wordt verricht,
Krijgt ook het kroost al in de gaten:
Het komt, de sleur, de schoolse plicht...

We gaan niet meer zoals we gingen,
Er is een gapend onderscheid
Tussen de dove erinneringen
En wat beleefd werd en verbeid.

Verloren op de Franse wegen,
Die mooie zomer, al die tijd.
Straks weer de files, altijd regen,
Altijd die hondenbaan, altijd.

© Hendrik Jan Bosman


September

Het regent en het is september.
Weer keert de bladval en belaagt
De reiziger die steeds gewender
Zijn zoveelste vertraging draagt.

En langs spoor 7 waar gelaten
Het dagelijks wachten wordt verricht,
Hoort men het troosteloze blaten
Van weer een kleurloos rampbericht.

De treinen staan weer waar ze gingen.
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen de loze verzekeringen
Van groeiende betrouwbaarheid.

Vierkante wielen, volle wegen,
Er komt alweer geen hond op tijd.
Altijd september, altijd regen,
Altijd die rot-NS, altijd.

© Hendrik Jan Bosman


Oktober

Het regent proppen! ‘t Is oktober.
Weer krast mijn vulpen en belaagt
Het hart dat, schreeuwend om de ober,
Zijn dichterlijk verkwijnen draagt.

En in de stamkroeg waar gelaten
Het dagelijks schrijven wordt verricht,
Valt mij - in troosteloze staten -
Geen regel in, niet één gedicht.

De kladjes gaan zoals ze gingen.
Er is allengs geen onderscheid
Tussen wat ik nu uit kan wringen
En gister heb geconterfeit.

Verloren zijn de frisse wegen
Om te ontkomen aan die strijd.
Altijd oktober, krassen, vegen,
Altijd dat writer's block, altijd.

© Hendrik Jan Bosman


November

'Het regent en het is november.'
Weer keert die regel en bevraagt
Het dichtershart, dat steeds gewender
Zijn onvervulde taken draagt

Want de voldoening daargelaten
Waar deugdelijk dichtwerk werd verricht,
Gaapten hier troosteloze gaten
van niet gedane vriendenplicht

De jaren gingen en ze gingen,
De opdracht raakte allengs kwijt,
Verdween in dove erinneringen,
In wat beleefd werd en verbeid

Vanochtend kwam ik hem weer tegen
Voltooi hem nu, ruim na de tijd:
Altijd november, altijd regen,
Altijd weer veel te laat, altijd.

© Hendrik Jan Bosman, November 2012, zeven jaar na dato


December

De wind waait en het is december.
Weer keert de stoomboot en behaagt
Het hart, dat zoet, maar steeds verwender,
Zijn kinderlijke wensen draagt.

En bij de schouw, waar uitgelaten
Het jaarlijks kwelen wordt verricht,
Schijnt door de bomen in de straten
Een volle maan zijn avondlicht.

Maar Pieten gaan, zoals ze gingen.
Er is allang een onderscheid
Tussen de oogst aan versnaperingen
En wat gevraagd werd en verbeid.

Verborgen zijn des bisschops wegen.
Ook komend jaar om deze tijd,
Alweer december, zit het tegen:
Altijd die lege schoen, altijd.

© Hendrik Jan Bosman


Café De Heeren van Sint Anna

In memoriam Kees van den Heuvel (†11 januari 2010)

Het regent, het is januari.
Weer in De Heeren. En ik vraag
Me af of ik in mijn penarie
Nu eindelijk in rijmen slaag. 

Maar aan de tafel, waar we zaten
Bij kopjes thee en middaglicht,
Voel ik me troosteloos, verlaten
En onbekwaam tot een gedicht. 

De uren gaan zoals ze gingen,
Toch gaapt er nu een onderscheid
Tussen de goede herinneringen
En dit café, de thee ten spijt:

Waar woorden klonken, wordt gezwegen.
Hij is ontkomen aan de tijd.
Steeds januari, altijd regen,
Altijd die lege stoel, altijd.

© Hendrik Jan Bosman