Voordat ik verder ga

Voordat ik een stap verder zet in het schrijven over verbeelde werkelijkheden, wil ik eerst schrijven over wat verbeelding mensen brengen kan. Over wat ik om me heen - naast zoveel meer, dat ook - zag en zie in gemeenschappen van mensen die leven vanuit geloof in een werkelijkheid van geloofsvoorstellingen.

Ik zag in het dorp, in de kerk, op school en in onze familie dat mensen alles kon ontvallen, maar niet het vertrouwen in een God die hen elke dag maar weer leven gaf en hoop op leven na dit leven. Ik zag hen troost vinden in hun besef dat hen niets overkwam zonder de wil van de God die persoonlijk naar hen omzag. Die hen kende en die vóór ze hun roep om hulp uitspraken tegenover Hem, hen al gehoord had. Ik zag mensen naar elkaar omzien in goede en zeker ook in moeilijke tijden. Ik zag ze ruimhartig geven voor wie het minder had. Ik hoorde hen uit volle borst zingen in de kerk en daarbuiten. Zomaar een van die versen was: Zo ik niet had geloofd dat in dit leven. Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou. Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven. Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.'

Ik zag mensen trouw elke week naar de kerk komen om te horen van hun God, om zich te laten zeggen wat Hij van hen verwacht (God lief te hebben boven alles en de naaste als henzelf) en om elkaar te zien en van elkaar te horen. Ook als geen mens naar hen omzag, was er hun God die dat wel deed. In Hem zagen ze een eeuwig omzien en eeuwige liefde waar niets of niemand wat aan af kon doen. Hij zou hen nooit vergeten en de liefde van die God gunden ze ook de nieuwe generaties. Uitbundig zongen ze de net gedoopte kinderen van nog maar enkele weken of maanden toe met 'Dat 's Heeren zegen op u daal, Zijn gunst uit Sion u bestraal. Hij schiep 't heelal Zijn naam ter eer. Looft, looft dan aller heren Heer'. Ik zag hen aan het Heilig Avondmaal gaan en brood en wijn aan elkaar doorgeven, waarmee ze zich verbonden wisten aan Jezus Christus, Zoon van God. Een werkelijkheid waaraan ze niet twijfelden en waarvan ze lazen in hun Bijbel waar dagelijks, bij elke maaltijd uit werd gelezen.

Ik zag hen elkaar liefdevol groeten en zag dat ze zich verbonden wisten in het geloof in die ene God. Veel woorden hadden ze daardoor niet nodig om elkaar te verstaan. In die ene naam kwam voor hen alles samen.

Ik zag getrooste mensen die afscheid namen van geliefden in de overtuiging dat een betere werkelijkheid hun deel was in het hemels paradijs bij God de Vader. In de overtuiging ook van weerzien eens, als de bazuinen zouden klinken en die nu afscheid namen, zich in de hemel met hun geliefden zouden verenigen, hoe dat dan ook zou zijn. Ik zag moed en troost onder hen die sterven gingen en hen hoop putten uit wat hen een leven lang was meegegeven. Ze wisten zich gedragen door hun God in tijden dat ze zelf niet verder konden.

Ik zag mensen die bevestiging vonden van Gods handelen in de samenloop van dingen die geen toeval konden zijn. Bevestiging ook van God in de liefde waarmee mensen begiftigd werden als ze ervoor kozen Gods weg te gaan. Ik zag ze liefde geven en vergeven in hun besef dat hun God hen 'al wat zij misdreven' liefdevol vergaf. Ik zag onder hen liefde en geduld, vrede en vriendelijkheid, zachtmoedigheid, berusting en zelfbeheersing.

Ik zag mensen leven uit een onuitputtelijke bron. Ik zag hen de schoonheid van de natuur verbinden met hun God. Ik zag hen leven in hun vertrouwde wereld waarin het goed was. Waarin wat hen ook ontviel, hun Heer hen steeds nabij zou zijn.

Met bewondering en respect herinner ik me die mensen en die werkelijkheid en zie ik hen tot op de dag van vandaag hun weg gaan.