tijd. wording van onze aarde

We leven een tijd, van generatie op generatie. Een ketting van leven vormen we, met ooit, ergens, een begin. Lang geleden: daar zijn we het in de wereld wel over eens. Maar over hoe groot die zee van tijd is niet. Van een onvoorstelbare hoeveelheid tijd mocht op veel plaatsen eeuwenlang niet gesproken worden. Heilige boeken waren doorgeworsteld en nagerekend: aan het begin stond de scheppende God en zijn scheppend handelen werd in de tijd ook geduid: zesduizend jaar, afgerond, zo hoorde ik op school en thuis en in de kerk. Vanaf dat eerste begin begon de reis van de mens. In die volgorde dus: eerst was God er en toen de mens.

Als God, de God van miljarden gelovigen wereldwijd, de mensheid naar hun zeggen onfeilbare geschriften heeft nagelaten en we daaruit kunnen opmaken dat de geschiedenis van de mens zich tot deze zesduizend jaar beperkt, dan is elke bewering over een veel oudere aarde, verzet tegen hun God, tegen de schepper zelf. Tegen dat soort beweringen en de brengers van die boodschap was maar één opstelling denkbaar: straffen, de mond snoeren en uitbannen. En zo ging het ook. En op veel plaatsen (in zekere zin) nog.

Maar inzichten krijg je niet klein. Wat mensen met eigen ogen zien, neem je hen niet af. Er was meer tijd. Veel meer tijd. Bergen die van eeuwigheid leken te bestaan en boven alles en iedereen uittorenden, zijn verdwenen. Verbrokkeld en verspoeld tot zand en slib. Voor de afgebroken bergen tot stand waren gekomen, stapelden de elementen waaruit ze zouden gaan bestaan millimeter na millimeter op in de zee en verharden de lagen onder hoge druk tot harde steen. Tijd. Wat een tijd. En de zesduizend jaar van de schriftgeleerden? Een knipje met de vingers van de tijd. Wel lang, maar onbetekenend kort gemeten naar de wordingsgeschiedenis van de aarde.

Duizelingwekkende hoeveelheden tijd. Je kunt er niet van houden, maar je ontkomt er niet aan. Er zijn gelovigen die uiteindelijk toch buigen voor deze realiteit, maar lang niet allemaal. Velen bleven en velen blijven strijden voor hun waarheid. In hun ogen voor dé waarheid. Het kan niet waar zijn, zo'n oeroude aarde, en het mag niet waar zijn. En daarom zoeken ze naar eigen verklaringen voor wat ze met eigen ogen zien en als dat niet lukt, blijft hun waarheid staan en wordt de aansluiting op wat ze zien gezocht in goddelijk ingrijpen tegen de wetten van de natuur. En dat moet al gauw, want zesduizend jaar is niet veel. Neem de zandige heuvels van onze eigen Veluwe met daarop en in, de brokken steen, door de wind met zand gestraald soms. De Romeinen hielden halt aan de Rijn toen ze vanuit het zuiden onze regio bezetten. Dat is tweeduizend jaar geleden en de heuvels waren er al, zoals wij ze nu ook zien liggen. Tot twee eeuwen geleden was de gangbare uitleg in de christelijke wereld dat de zondvloed het landschap had gevormd en dat zand en stenen daarmee naar onze omgeving waren gebracht. Er was ook aan gerekend met de Bijbel in de hand: rond het 1600e jaar na de schepping moest het zijn geweest. Hoewel uiteindelijk het wetenschappelijk onderzoek tot heel andere inzichten leidden, bleef binnen geloofsgemeenschappen (niet alle, maar vele) de zondvloed als verklaring gehandhaafd. In 1600 jaar was in hun ogen alles geworden wat op dat moment op aarde was. Ook alles wat op en in de Veluwse heuvels ligt aan zand en steen. Stenen diep in de aarde gevormd, stenen die zijn afgerond aan krijtkusten, stenen die uit zand zijn opgebouwd diep onder de oppervlakte. Stenen uit de krijtlagen gevallen, lagen ooit in krijtlagen geborgen dat millimeter na millimeter was opgebouwd uit skeletjes van zeediertjes, tot honderden meters dik. En onder de zandige Veluwse heuvels liggen weer andere lagen opgestapeld: zand, krijt, zandsteen en steenkool. En in die steenkool resten van varens en insecten; duizenden meters diep gaan die lagen door en steeds weer elementen erin die tijd nodig hadden om te worden wat ze diep in de bodem zijn. Het duizelt ons als we eraan denken, maar dat doet aan het feit niets af: de aarde is ontzettend oud en het leven evenzo. De ellenlange stukken op internet en in boeken over misrekeningen, onvolkomenheden en onvolledigheden van theorieën over de ouderdom van aardlagen doen er niets aan af. Als ik niet zou beseffen wat ze te verliezen hebben, deze mensen die vechten voor hun waarheid, zou ik het een zielige vertoning noemen. Of we het nou willen geloven of niet, de aarde is ontzettend oud en zonder betekenis is dat niet.

Miljoenen en miljarden jaren: wat een tijd en wat kan er dan veel. We rekenen zelf eerder in eeuwen. Wat in een eeuw nauwelijks of niet verandert, is in onze ogen al gauw onveranderlijk en van alle tijden. Bergen zijn dan als bakens in de tijd. Van afstand zijn ze dat ook, maar ga er maar eens op kijken. Een en al afbraak. Steenblokken worden er gespleten en verbrokkelen er, rollen en donderen de berg af. In een eeuw zie je niet veel veranderen, maar ze zijn toch echt een keer verdwenen alsof ze er nooit waren. Andere bergen komen fris op, als eens de Alpen. Een millimeter per jaar? Dat zie je niet. Ook niet als je honderd wordt. Wat is nou tien centimeter?! Na duizend jaar een meter. Na tienduizend jaar tien meter. Na honderd duizend jaar honderd meter. Na een miljoen jaar duizend meter. Na tien miljoen jaar tienduizend meter. Een onherkenbare wereld geboren. Tijd doet veel. Althans: in de tijd is mogelijk wat je niet voor mogelijk houdt.

Het aanzien van de aarde als resultaat in de tijd zien, is al veel gevraagd. Nog zoveel moeilijker is het ten aanzien van het leven met al die verschijningsvormen. Wie die tot zich door laat dringen, valt van de ene verbazing in de andere. Het is ons een mysterie. Het verbaast ons zo dat wereldwijd de verklaring van het bestaan wordt gezocht bij een macht die ons verre te boven gaat. Bij God en goden. Maar evenals voor de wording van geologische aarde geldt dat als maar tijd voor handen is, dingen gebeuren waar we met ons verstand niet bij kunnen.