de ene werkelijkheid is de andere niet

De omringende zienlijke en onzienlijke werkelijkheid komt tot ons, dringt in ons bestaan door en doet ons reageren. Werkelijkheid, indrukken en reacties vormen daarbij samen een nieuwe werkelijkheid. Een weliswaar veranderende werkelijkheid, maar wel een waarvan woorden en waarden de eeuwen trotseren en van generatie op generatie worden doorgegeven. Zo vormen zich wereldwijd werkelijkheden in mensen en gemeenschappen van mensen, waarbij omringende werkelijkheid, indrukken en reacties uiteindelijk onlosmakelijk verweven zijn. Het zijn werkelijkheden waarin jonge mensen, de een sterker dan de ander daarin door de (geloofs)gemeenschap bij de hand genomen, opgroeien; en dat doorgaans in de overtuiging dat die werkelijkheid vanzelfsprekend dé werkelijkheid is. Een vanzelfsprekendheid die een leven lang mee kan gaan.

We zoeken ons het zienlijke en onzienlijke te duiden en te verbeelden, zoeken naar woorden, naar taal om het leven te kunnen delen, zoeken woorden om te kunnen spreken over liefde, over leven en vergankelijkheid, over hoop en wanhoop, We zoeken elkaar op sleeptouw te nemen in verbeeldingen, in beelden, verhalen en gedichten over wat we gezien en gehoord hebben. We komen tot beelden van God en goden, van leven en spreken met God, van de tijd en daarna. Verbeeldingen die ons op de been houden, samenlevingen leefbaar maken en meer dan dat, een weg doen vinden om gehoor te geven aan de roepstem van hen die ons nodig hebben. Van hen die zonder stem zijn, van de zwakken en rechtelozen, van hen die geen economische waarde of welke waarde dan ook hebben behalve dan te zijn, en van hen die dreigen te bezwijken onder onrecht en het recht van de sterkste.

Veel mensen hebben het goed binnen hun (geloofs)werkelijkheid, die voor een groot deel uit verbeeldingen bestaat. Het is hen voor een leven lang genoeg om ermee te overleven en het vertrouwen levend te houden in een heilrijke toekomst.

Waarom dan nu die werkelijkheden ontleden en uitspreken dat het leven binnen die werkelijkheden voor een wezenlijk deel leven van verbeelding is? Omdat het zo is. Omdat geloofsvoorstellingen al zo vaak in steen zijn uitgehouwen, terwijl ze van verbeelding zijn, met alle gevolgen van dien. Omdat wat anderen vragen, op het hart binden, opdragen te geloven, op voorgeschreven wijze voor waar aan te nemen, niet (telkens meer) overeenkomt met eigen ervaringen en feiten; omdat als gevolg daarvan velen die leefwereld voor gezien houden, inclusief de rijke verbeeldingen. Omdat alleen dan een brug is te slaan naar mensen die uit die leefwereld niet zijn, als we oog hebben voor het feit dat de geloofsvoorstellingen van verbeelding zijn en we open staan voor de oorsprong ervan. En omdat we juist in de (h)erkenning ervan recht doen aan die verbeeldingen en wat ze ons te zeggen hebben.

Hebben we het ons dan maar verbeeld?

Zijn geloofsvoorstellingen dan slechts van verbeelding? Na jarenlang intens om me heen te hebben gezien en na jarenlang omgaan met de taal van de bijbel ben ik ervan overtuigd dat de geloofsvoorstellingen inderdaad van verbeelding zijn. Maar niet 'slechts'; de verbeeldingen, de taal, de verhalen en gedichten, al dan niet ondergebracht in de bijbelse canon, zijn immers zo vaak heilzame reacties op de roepstem van de mens in een wereld waarin machten en krachten hem kunnen maken en breken. De roepstem van de mens zelf en de roepstem van zijn medemens om er voor hem of haar te zijn. Verbeeldingen die voor velen levensveranderende, bevrijdende openbaringen zijn die vensters openen naar tot dan ongedachte werelden.

Jezus: icoon van de Joodse werkelijkheid

Een van de werkelijkheden is de werkelijkheid van de Joodse traditie. En in Jezus krijgen we intenser dan via wie of wat ook het beeld voor ogen van hoe in die traditie, waaruit hij is, mensen hun weg gaan met hun werkelijkheid en hun God; en tegelijk hoe die God naar hun ervaring en overtuiging met mensen een weg gaat of tenminste wil gaan. Jezus had, geheel in lijn met de Joodse traditie, oor voor de roepstem van hen waarvan hij zich de naaste wist. Hij wilde naast en achter degenen staan die dreigden ten onder te gaan door de hand van gewetenlozen, van machthebbers en van leiders uit de godsdienstige wereld die harteloos oordeelden. Hij leefde zijn leven binnen de Joodse werkelijkheid in een intieme relatie met zijn hemelse Vader.

Nieuw was het niet. De geschiedenis van het Joodse volk door was er dit oog hebben voor die relatie. En het oog hebben voor de zwaksten, voor rechtelozen, weduwen en wezen. Van generatie op generatie klonk de oproep daartoe in verhalen, in verbeeldingen. En telkens waren er mannen en vrouwen opgestaan om aan die oerroep te herinneren, zich de naaste te weten, er te zijn. Gehoor geven aan hun roepstem werd ervaren als gehoorzamen aan een Zijn dat daartoe oproept. En ze noemden het Zijn 'Ik ben (erbij)', en velen noemen het Zijn 'God'.

Door aan roepstemmen gehoor te geven, zo spreekt de Joodse traditie, handelen we in de geest van die God, zijn we zonen en dochters van die God. Als dan Jezus verschijnt als intens venster op de Joodse werkelijkheid, is het niet verwonderlijk dat hij dé zoon van God wordt genoemd.

Gehoor geven staat (ook) binnen de Joodse traditie tegenover het handelen waarin de ander geen recht wordt gedaan; een handelen dat een individuele en een collectieve schuld tegenover de Zijnde met zich meebrengt. De bevrijding van die schuld is een feestelijke gebeurtenis en koppelt zich aan een hernieuwde intentie er voor de ander te zijn. Ze werd zichtbaar gemaakt in het ritueel van het de woestijn insturen van een dier dat symbolisch de schuld uit hun midden wegdroeg en weer ruimte gaf om in harmonie met elkaar en met de Zijnde te leven.

Door zich de ander ten goede te geven en machthebbers te trotseren heeft Jezus zich opgeofferd. Hij kon en wilde niet anders. Deze timmermanszoon uit Nazareth leefde kort maar krachtig. Zonder water bij de wijn te doen leidde hij zijn leven en bracht hij mensen in zijn tijd opnieuw op het spoor van omzien naar hen van wie je de naaste bent in het licht van de oproep van de Zijnde. Een oproep tot leven, tot eeuwig leven; dat wil zeggen, tot een leven waarin mensen tot hun recht komen. Hij werd zo icoon van de Joodse werkelijkheid en in krachtige verbeeldingen werd hij tevens een symbool van de verlossing van schuld die tussen mensen en tussen mensen en de Zijnde in staat. Opdat ze vrij zouden zijn, opdat ze zich bevrijd zouden weten.

Van eeuwigheid tot eeuwigheid, dat wil zeggen van generatie op generatie, leeft deze Jezus voort in zijn oproep tot rechtvaardigheid en in zijn verwijzing naar een bevrijdende Zijnde. Niet om in een verbeelde hemel te komen, maar om de ander binnen onze mogelijkheden tot een hemel te zijn.

Leven van verbeelding

Ik heb gezien dat evengoed buiten als binnen de godsdienstige werelden verbeeldingen reacties zijn op de werkelijkheid, op de eigen roepstem en die van de medemens. Uit behoefte ook om te ordenen en een werkelijkheid te creëren waarin we thuis zijn. Om te overleven en om te kunnen spreken over het onzienlijke. Zo scheppen we ons werkelijkheden waarin de zienlijke en onzienlijke werkelijkheid samen gaan met de indrukken en onze reacties, onze resultaten van oriëntatie en studie, van ervaring en verbeelding. Werelden van hoop, als het ons gegund is, als we het de ander gunnen die te dromen. Met verbeeldingen vaak tegen de ervaring in, en toch.