Anglais <=> Néerlandais
Anglais <=> Néerlandais
Abdomen <=> Buispier (Corps).
Ankle <=> Enkel (Corps).
Annular <=> Ringvormig (Corps).
Anus <=> Anus (Corps).
Appendix <=> Bijlage (Corps).
Are you a urinary continent as a fecal? <=> Ben je een urinecontinent als fecaal? (Soignant).
Are you able to stand up? <=> Kun je opstaan? (Soignant).
Are you able to walk? <=> Kun je lopen? (Soignant).
Are you allergic to anything? <=> Ben je allergisch voor iets? (Médecin).
Are you anxious? <=> Ben je angstig? (Soignant).
Are you cold ? <=> Heb je het koud ? (Soignant).
Are you hot? <=> Ben je heet? (Soignant).
Are you hungry ? <=> Heb je honger ? (Soignant).
Are you nearsighted, astigmatic, farsighted or presbyopic? <=> Bent u bijziend, astigmatisch, verziend of presbyopisch? (Opticien).
Are you thirsty ? <=> Heb je dorst ? (Soignant).
Are you under treatment? <=> Bent u onder behandeling? (Médecin).
Arm <=> Arm (Corps).
Auricular <=> Auriculair (Corps).
Avoid dangers <=> Gevaren vermijden (Besoins).
Back <=> Rug (Corps).
Back <=> Rug (Direction).
Be clean and protect your integuments <=> Wes schoon en bescherm uw huid (Besoins).
Before <=> Voor (Direction).
Bone <=> Bot (Corps).
Brain <=> Brein (Corps).
Breathe <=> Ademen (Besoins).
Breathing <=> Ademen (Appareil).
Bronchi <=> Bronchiën (Corps).
Buttock <=> Bil (Corps).
Calf <=> Kalf (Corps).
Can I buy this without a prescription? <=> Kan ik dit zonder recept kopen? (Pharmacien).
Can I get this medicine without a prescription? <=> Kan ik dit geneesmiddel zonder recept krijgen? (Pharmacien).
Can I watch? <=> Kan ik kijken? (Opticien).
Can you defecate on your own? <=> Kunt u zelf poepen? (Soignant).
Can you drink without coughing? <=> Kun je drinken zonder te hoesten? (Soignant).
Can you eat alone? <=> Kun je alleen eten? (Soignant).
Can you get out of bed alone? <=> Kun je alleen uit bed komen? (Soignant).
Can you get rid of this for me? <=> Kunt u dit voor mij wegwerken? (Médecin).
Can you get up from the chair on your own? <=> Kunt u zelfstandig opstaan uit de stoel? (Soignant).
Can you go pee by yourself? <=> Kun je zelf gaan plassen? (Soignant).
Can you go poop without help? <=> Kun je zonder hulp poepen? (Soignant).
Can you go to bed alone? <=> Kun je alleen naar bed gaan? (Soignant).
Can you open your mouth, please? <=> Kunt u uw mond opendoen, alstublieft? (Médecin).
Can you sit still in a chair? <=> Kun jij stilzitten op een stoel? (Soignant).
Can you urinate on your own? <=> Kun je zelfstandig plassen? (Soignant).
Can you wash yourself without help? <=> Kunt u zich zonder hulp wassen? (Soignant).
Capsule <=> Capsule (Pharmacien).
Capsule <=> Capsule (Pharmacien).
Circulation <=> Bloedcirculatie (Appareil).
Colon <=> Dubbele punt (Corps).
Communicate <=> Communiceren (Besoins).
Compressed <=> Gecomprimeerd (Pharmacien).
Cough, please. <=> Hoest, alsjeblieft. (Médecin).
Could I order additional contact lenses? <=> Kan ik extra contactlenzen bestellen? (Opticien).
Could you close your left eye and read this with your right eye? <=> Kunt u uw linkeroog sluiten en dit met uw rechteroog lezen? (Opticien).
Could you close your right eye and read this with your left eye? <=> Kunt u uw rechteroog sluiten en dit met uw linkeroog lezen? (Opticien).
Could you give me a descaling, please. <=> Kunt u mij alstublieft een ontkalkingsmiddel geven? (Dentiste).
Could you measure my capillary oxygen saturation? <=> Kunt u mijn capillaire zuurstofverzadiging meten? (Soignant).
Could you read the sign out loud from top to bottom? <=> Kunt u het bord van boven naar beneden hardop lezen? (Opticien).
Could you roll up your shirt sleeve. <=> Kun je de mouw van je overhemd opstropen? (Soignant).
Could you take my blood pressure because I feel like I have orthostatic hypotension. <=> Kunt u mijn bloeddruk meten, want ik heb het gevoel dat ik orthostatische hypotensie heb. (Soignant).
Could you take my blood pressure. <=> Kunt u mijn bloeddruk opnemen? (Soignant).
Describe your symptoms. <=> Beschrijf uw symptomen. (Médecin).
Did you have any problems? <=> Had je enkele problemen? (Médecin).
Digestion and nutrition <=> Spijsvertering en voeding (Appareil).
Do any of your doctors speak French? <=> Spreekt een van uw artsen Frans? (Médecin).
Do I need a prescription to get this medicine? <=> Heb ik een recept nodig om dit geneesmiddel te krijgen? (Pharmacien).
Do you do hearing tests (Audiogram)? <=> Doet u gehoortesten (Audiogram)? (Médecin).
Do you follow a diet? <=> Volg jij een dieet? (Soignant).
Do you have an appointment? <=> Heb je een afspraak? (Médecin).
Do you have any anxiolytics? <=> Heeft u anxiolytica? (Pharmacien).
Do you have any aspirin? <=> Heeft u aspirine? (Pharmacien).
Do you have any bandages? <=> Heeft u verband? (Pharmacien).
Do you have any painkillers? <=> Heeft u pijnstillers? (Pharmacien).
Do you have any painkillers? <=> Heeft u pijnstillers? (Pharmacien).
Do you have anything against foot fungus? <=> Heeft u iets tegen voetschimmel? (Pharmacien).
Do you have anything against motion sickness? <=> Heb jij iets tegen reisziekte? (Pharmacien).
Do you have anything for allergies? <=> Heeft u iets tegen allergie? (Pharmacien).
Do you have anything for cold sores? <=> Heeft u iets tegen koortsblaasjes? (Pharmacien).
Do you have anything for cough? <=> Heb je iets tegen hoest? (Pharmacien).
Do you have anything for sore throat? <=> Heeft u iets tegen keelpijn? (Pharmacien).
Do you have anything to stop smoking? <=> Heeft u iets om te stoppen met roken? (Pharmacien).
Do you have health insurance? <=> Heeft u een ziektekostenverzekering? (Médecin).
Do you have painkillers? <=> Heeft u pijnstillers? (Pharmacien).
Do you have paracetamol? <=> Heeft u paracetamol? (Pharmacien).
Do you have private medical insurance? <=> Heeft u een particuliere ziektekostenverzekering? (Médecin).
Do you have something against chapped lips? <=> Heb jij iets tegen gesprongen lippen? (Pharmacien).
Do you have the European Health Insurance Card? <=> Heeft u de Europese Ziekteverzekeringskaart? (Médecin).
Do you have urinary leaks? <=> Heeft u urinelekken? (Soignant).
Do you know a good dentist? <=> Kent u een goede tandarts? (Dentiste).
Do you know a good doctor? <=> Kent u een goede dokter? (Médecin).
Do you know where the on-call pharmacy is? <=> Weet u waar de wachtapotheek is? (Pharmacien).
Do you need a cane to get around? <=> Heeft u een wandelstok nodig om rond te komen? (Soignant).
Do you need a Urinal? <=> Heeft u een urinoir nodig? (Soignant).
Do you need a walker to get around? <=> Heb je een rollator nodig om je te verplaatsen? (Soignant).
Do you need a wheelchair to get around? <=> Heeft u een rolstoel nodig om zich te verplaatsen? (Soignant).
Do you need help cutting your meat? <=> Heeft u hulp nodig bij het snijden van uw vlees? (Soignant).
Do you need help opening medication packages? <=> Heeft u hulp nodig bij het openen van medicijnverpakkingen? (Soignant).
Do you need help putting on your compression socks? <=> Heeft u hulp nodig bij het aantrekken van uw compressiekousen? (Soignant).
Do you need help putting on your compression stockings? <=> Heeft u hulp nodig bij het aandoen van uw compressiekousen? (Soignant).
Do you need help to get around? <=> Heb je hulp nodig om rond te komen? (Soignant).
Do you need help washing your back? <=> Heeft u hulp nodig bij het wassen van uw rug? (Soignant).
Do you need help wiping your butt? <=> Heb je hulp nodig bij het afvegen van je kont? (Soignant).
Do you need the basin? <=> Heeft u de wastafel nodig? (Soignant).
Do you need the walking frame to get around? <=> Heb je het looprek nodig om je te verplaatsen? (Soignant).
Do you need two canes to get around? <=> Heb je twee wandelstokken nodig om je te verplaatsen? (Soignant).
Do you need two helpers to get around? <=> Heb je twee helpers nodig om je te verplaatsen? (Soignant).
Do you offer free eye exams? <=> Bieden jullie gratis oogonderzoeken aan? (Opticien).
Do you sell sunglasses to my prescription? <=> Verkoopt u zonnebrillen aan mijn correctie? (Opticien).
Do you smoke ? <=> Rook je ? (Médecin).
Do you take antidepressants? <=> Heeft u antidepressiva? (Pharmacien).
Do you want to rinse your mouth? <=> Wilt u uw mond spoelen? (Dentiste).
Do you wear contact lenses? <=> Draagt u contactlenzen? (Opticien).
Does it hurt ? <=> Doet het pijn ? (Soignant).
Does this medication have any side effects? <=> Heeft dit medicijn bijwerkingen? (Pharmacien).
Down <=> Omlaag (Direction).
Dressing and undressing <=> Aan- en uitkleden (Besoins).
Drink and eat <=> Drinken en eten (Besoins).
Ear <=> Oor (Corps).
Elbow <=> Elleboog (Corps).
Eliminate <=> Elimineren (Besoins).
Elimination <=> Eliminatie (Appareil).
Entorse <=> Verstuiking (Médecin).
External <=> Extern (Direction).
Eye <=> Oog (Corps).
Eyes <=> Ogen (Corps).
Femur <=> Dijbeen (Corps).
Fibula <=> Kuitbeen (Corps).
Finger <=> Vinger (Corps).
Folds <=> Vouwen (Corps).
Foot <=> Voet (Corps).
Forehead <=> Voorhoofd (Corps).
Fracture <=> Breuk (Médecin).
Gallbladder <=> Galblaas (Corps).
Get well soon. <=> Beterschap. (Médecin).
Gum <=> Gom (Corps).
Hand <=> Hand (Corps).
Have you tried nicotine patches? <=> Heb je nicotinepleisters geprobeerd? (Médecin).
Head <=> Hoofd (Corps).
Hearing <=> Gehoor (Sens).
Heart <=> Hart (Corps).
Heel <=> Hiel (Corps).
High <=> Hoog (Direction).
Higher functions <=> Hogere functies (Appareil).
Higher nervous functions <=> Hogere zenuwfuncties (Appareil).
Hip <=> Heup (Corps).
How do you feel ? <=> Hoe voel je je ? (Médecin).
How long have you felt this way? <=> Hoe lang voel je je al zo? (Médecin).
How much alcohol do you drink per week? <=> Hoeveel alcohol drinkt u per week? (Médecin).
How much does this glasses frame cost? <=> Hoeveel kost dit brilmontuur? (Opticien).
How much will that cost ? <=> Hoeveel gaat dat kosten ? (Dentiste).
Humerus <=> Opperarmbeen (Corps).
I am allergic to antibiotics. <=> Ik ben allergisch voor antibiotica. (Médecin).
I am asthmatic. <=> Ik ben astmatisch. (Médecin).
I am being treated with chemotherapy. <=> Ik word behandeld met chemotherapie. (Médecin).
I am being treated with radiotherapy. <=> Ik word behandeld met radiotherapie. (Médecin).
I am constipated. <=> Ik ben verstopt. (Médecin).
I am depressed. <=> Ik ben depressief. (Médecin).
I am diabetic. <=> Ik ben diabetes. (Médecin).
I am going to throw up. <=> Ik ga overgeven. (Médecin).
I am hemophiliac. <=> Ik ben hemofilie. (Médecin).
I am on dialysis. <=> Ik ben aan de dialyse. (Médecin).
I broke a tooth. <=> Ik heb een tand gebroken. (Dentiste).
I can help you ? <=> Ik kan je helpen ? (Soignant).
I can see clearly from afar. <=> Ik kan het van verre duidelijk zien. (Opticien).
I can't walk anymore. <=> Ik kan niet meer lopen. (Médecin).
I chipped a tooth. <=> Ik heb een tand afgebroken. (Dentiste).
I cut myself. <=> Ik snij mezelf. (Médecin).
I do not sleep anymore. <=> Ik slaap niet meer. (Médecin).
I don't have enough tension. <=> Ik heb niet genoeg spanning. (Médecin).
I don't have much energy. <=> Ik heb niet veel energie. (Médecin).
I don't hurt when you press there. <=> Het doet me geen pijn als je daar drukt. (Médecin).
I feel dizzy when I get up. <=> Ik voel me duizelig als ik opsta. (Médecin).
I feel good. <=> Ik voel mij goed. (Médecin).
I feel like I'm going to feel unwell. <=> Ik heb het gevoel dat ik me onwel ga voelen. (Médecin).
I feel like my heart is racing. <=> Ik heb het gevoel dat mijn hart tekeer gaat. (Médecin).
I feel like throwing up. Or I feel sick. <=> Ik heb zin om over te geven. (Médecin).
I had a myocardial infarction. <=> Ik had een hartinfarct. (Médecin).
I had a stomach ulcer. <=> Ik had een maagzweer. (Médecin).
I had a stroke. <=> Ik heb een beroerte gehad. (Médecin).
I had a venous thrombosis. <=> Ik had een veneuze trombose. (Médecin).
I had cancer. <=> Ik had kanker. (Médecin).
I had surgery… <=> Ik ben geopereerd… (Médecin).
I have a bad taste in my mouth. <=> Ik heb een slechte smaak in mijn mond. (Dentiste).
I have a blood disease. <=> Ik heb een bloedziekte. (Médecin).
I have a doctor's prescription. <=> Ik heb een doktersrecept. (Pharmacien).
I have a growth. <=> Ik heb een groei. (Médecin).
I have a lot of temperature. <=> Ik heb veel temperatuur. (Soignant).
I have a pain in my back. <=> Ik heb pijn in mijn rug. (Médecin).
I have a pain in my neck. <=> Ik heb pijn in mijn nek. (Médecin).
I have a rash. <=> Ik heb uitslag. (Médecin).
I have a temperature. <=> Ik heb koorts. (Médecin).
I have a terrible headache. <=> Ik heb vreselijke hoofdpijn. (Médecin).
I have an appointment, I'm coming to see the doctor… <=> Ik heb een afspraak, ik kom naar de dokter… (Médecin).
I have an arrhythmia, could you take my pulse? <=> Ik heb een hartritmestoornis, kunt u mijn pols opnemen? (Soignant).
I have been feeling very tired for some time. <=> Ik voel me al een tijdje erg moe. (Médecin).
I have chest pain. <=> Ik heb pijn op de borst. (Médecin).
I have chronic bronchitis. <=> Ik heb chronische bronchitis. (Médecin).
I have diarrhea. <=> Ik heb diarree. (Médecin).
I have digestive burns. <=> Ik heb spijsverteringsbrandwonden. (Médecin).
I have fever. <=> Ik heb koorts. (Médecin).
I have flu. <=> Ik heb griep. (Médecin).
I have hepatitis. <=> Ik heb hepatitis. (Médecin).
I have high blood pressure and need to have my blood pressure measured now. <=> Ik heb een hoge bloeddruk en moet mijn bloeddruk nu laten meten. (Soignant).
I have itches. <=> Ik heb jeuk. (Médecin).
I have lice, do you have a product to eliminate them? <=> Ik heb luizen, heeft u een product om ze te elimineren? (Pharmacien).
I have nausea. <=> Ik heb misselijkheid. (Médecin).
I have scabies. <=> Ik heb schurft. (Médecin).
I have tachycardia, could you take my pulse <=> Ik heb tachycardie, kunt u mijn pols opnemen? (Soignant).
I have trouble breathing. <=> Ik heb moeite met ademhalen. (Médecin).
I haven't been sleeping well for some time now. <=> Ik slaap al een tijdje niet goed. (Médecin).
I haven't felt well at all for a week. <=> Ik voel me al een week helemaal niet lekker. (Médecin).
I haven't felt well since yesterday. <=> Sinds gisteren voel ik me niet lekker. (Médecin).
I haven't seen clearly since yesterday. <=> Ik heb het sinds gisteren niet meer duidelijk gezien. (Médecin).
I hope you heal quickly. <=> Ik hoop dat je snel geneest. (Médecin).
I hurt … <=> Ik heb pijn … (Médecin).
I might be pregnant. I haven't had my period since… <=> Ik ben misschien zwanger. Ik heb mijn menstruatie niet meer gehad sinds… (Médecin).
I need a medical certificate. <=> Ik heb een medisch attest nodig. (Médecin).
I need a new glasses case. <=> Ik heb een nieuwe brillenkoker nodig. (Opticien).
I need a new pair of glasses. <=> Ik heb een nieuwe bril nodig. (Opticien).
I need a pair of glasses for reading and seeing up close. <=> Ik heb een bril nodig om van dichtbij te kunnen lezen en zien. (Opticien).
I need another inhaler. <=> Ik heb nog een inhalator nodig. (Pharmacien).
I need more insulin. <=> Ik heb meer insuline nodig. (Pharmacien).
I need to get checked out. <=> Ik moet uitgecheckt worden. (Médecin).
I need to give you some stitches. <=> Ik moet je wat hechtingen geven. (Médecin).
I need to see a specialist. <=> Ik moet naar een specialist. (Médecin).
I see blurry. <=> Ik zie wazig. (Opticien).
I see very well up close. <=> Ik zie heel goed van dichtbij. (Opticien).
I smoke a pack of cigarettes a day. <=> Ik rook een pakje sigaretten per dag. (Médecin).
I suffer from diarrhea. I had several bowel movements. <=> Ik heb last van diarree. Ik had verschillende stoelgangen. (Médecin).
I suffer from hay fever. <=> Ik heb last van hooikoorts. (Médecin).
I suffer from indigestion. <=> Ik heb last van spijsverteringsproblemen. (Médecin).
I take blood thinners. <=> Ik slik bloedverdunners. (Médecin).
I think I have scabies. <=> Ik denk dat ik schurft heb. (Médecin).
I think I strained a muscle in my leg. <=> Ik denk dat ik een spier in mijn been heb verrekt. (Médecin).
I threw up. <=> Ik heb overgegeven. (Médecin).
I twisted my ankle. <=> Ik verdraaide mijn enkel. (Médecin).
I twisted my frames. Could you straighten them out and adjust them for me? <=> Ik heb mijn frames verdraaid. Kunt u ze voor mij rechtzetten en aanpassen? (Opticien).
I want to have my teeth examined. <=> Ik wil mijn gebit laten onderzoeken. (Dentiste).
I will accompany you to a consultation. <=> Ik ga met je mee naar een consultatie. (Soignant).
I will accompany you to radiology. <=> Ik ga met je mee naar de radiologie. (Soignant).
I will put a permanent urinary catheter in you. <=> Ik ga je in een verblijfskatheter plaatsen. (Soignant).
I would have to consult a specialist. <=> Ik zou een specialist moeten raadplegen. (Médecin).
I would like an appointment with the doctor… <=> Ik wil graag een afspraak met de dokter… (Médecin).
I would like some anti-inflammatories. <=> Ik wil graag wat ontstekingsremmers. (Pharmacien).
I would like some toothpaste. <=> Ik wil graag wat tandpasta. (Pharmacien).
I would like to consult a doctor. <=> Ik wil graag een arts raadplegen. (Médecin).
I would like to do a health check. <=> Ik wil graag een gezondheidscheck doen. (Médecin).
I would like to do an eye exam, please. <=> Ik wil graag een oogonderzoek doen, alstublieft. (Opticien).
I would like to make an appointment with the dentist. <=> Ik wil graag een afspraak maken met de tandarts. (Dentiste).
I would like to speak to the pharmacist, please. <=> Ik wil graag met de apotheker spreken, alstublieft. (Pharmacien).
If it doesn't get better within a week, you should see your doctor. <=> Als het binnen een week niet beter wordt, moet u uw arts raadplegen. (Pharmacien).
If it doesn't work with the first dose, can I take another pill in two hours? <=> Als het bij de eerste dosis niet werkt, kan ik dan binnen twee uur nog een pil innemen? (Pharmacien).
I'll accompany you to the toilet. <=> Ik begeleid je naar het toilet. (Soignant).
I'll take you into my office. <=> Ik neem je mee naar mijn kantoor. (Médecin).
I'll take your pulse. <=> Ik zal je pols opnemen. (Soignant).
I'll take your temperature. <=> Ik zal je temperatuur opnemen. (Soignant).
I'm afraid of hurting. <=> Ik ben bang om pijn te doen (Soignant).
I'm afraid of needles. <=> Ik ben bang voor naalden. (Soignant).
I'm coming to give you an injection. <=> Ik kom je een injectie geven. (Soignant).
I'm coming to put you on an infusion. <=> Ik kom je een infuus geven. (Soignant).
I'm coming to redo your dressing. <=> Ik kom je dressing opnieuw doen. (Soignant).
I'm coming to take your vitals. <=> Ik kom je vitale constanten nemen. (Soignant).
I'm coming to wash you up. <=> Ik kom je afwassen. (Soignant).
I'm epileptic. <=> Ik ben epileptisch. (Médecin).
I'm going to apply your fentanyl patch. It is a derivative of morphine. <=> Ik ga je fentanylpleister wegleggen. Het is een derivaat van morfine. (Soignant).
I'm going to do a urinary catheterization for you. <=> Ik ga een urinekatheterisatie voor u doen. (Soignant).
I'm going to give you a scan. <=> Ik ga je een scan geven. (Médecin).
I'm going to give you an injection. <=> Ik ga je een injectie geven. (Soignant).
I'm going to give you an injection. <=> Ik ga je een injectie geven. (Soignant).
I'm going to give you an intestinal enema. <=> Ik ga je een darmklysma geven. (Soignant).
I'm going to give you an ultrasound. <=> Ik ga je een echo geven. (Médecin).
I'm going to give you an x-ray. <=> Ik ga je een röntgenfoto geven. (Médecin).
I'm going to have to pull your tooth. <=> Ik zal je tand moeten trekken. (Dentiste).
I'm going to prescribe you some antibiotics. <=> Ik ga je wat antibiotica voorschrijven. (Médecin).
I'm going to put a stamp on your heart. <=> Ik ga een stempel op je hart drukken. (Soignant).
I'm going to put an intravenous catheter in you. <=> Ik ga je in een intraveneuze lijn plaatsen. (Soignant).
I'm going to put down your nicotine patch. <=> Ik zal je nicotinepleister aanbrengen. (Soignant).
I'm going to put your trinitrin patch on. <=> Ik ga je trinitrinepleister aanbrengen. (Soignant).
I'm going to remove the staples from your surgical wound. <=> Ik zal de nietjes uit uw operatiewond verwijderen. (Soignant).
I'm going to remove the subcutaneous catheter for you. <=> Ik ga de onderhuidse katheter uit u halen. (Soignant).
I'm going to take off your nicotine patch. <=> Ik ga je nicotinepleister eraf halen. (Soignant).
I'm going to take your blood pressure. <=> Ik ga je bloeddruk meten. (Soignant).
I'm not well. <=> Ik voel me niet lekker. (Médecin).
I'm sick. <=> Ik ben ziek. (Médecin).
Index <=> Inhoudsopgave (Corps).
Internal <=> Intern (Direction).
Intestine <=> Darm (Corps).
Is it only by prescription? <=> Is het alleen op recept? (Pharmacien).
Is it possible that you are pregnant? <=> Is het mogelijk dat u zwanger bent? (Médecin).
Is it possible to find someone who speaks French? <=> Is het mogelijk iemand te vinden die Frans spreekt? (Médecin).
Is it urgent? <=> Het is dringend? (Médecin).
Is there a caregiver who speaks French in this department? <=> Is er op deze afdeling een zorgverlener die Frans spreekt? (Soignant).
It can cause insomnia. <=> Het kan slapeloosheid veroorzaken. (Médecin).
It can make you feel sleepy. <=> Het kan ervoor zorgen dat je wilt slapen. (Pharmacien).
It hurts badly. <=> Het doet erg pijn. (Médecin).
It hurts me here. <=> Het doet mij hier pijn. (Médecin).
It hurts when you press there. <=> Het doet pijn als je daar drukt. (Médecin).
It's been a month since this started. <=> Het is alweer een maand geleden dat dit begon. (Médecin).
I've been depressed for some time. <=> Ik ben al een tijdje depressief. (Médecin).
I've been feeling bad for some time. <=> Ik voel me al een tijdje slecht. (Médecin).
I've been feeling this way for a week. <=> Ik voel me al een week zo. (Médecin).
I've had a headache for some time. <=> Ik heb al een tijdje hoofdpijn. (Médecin).
Jaw <=> Kaak (Corps).
Joint <=> Gewricht (Corps).
Knees <=> Knieën (Corps).
Knock <=> Aanraken (Sens).
Learn <=> Leren (Besoins).
Left <=> Links (Direction).
Liver <=> Lever (Corps).
Locomotion <=> Voortbeweging (Appareil).
Lung <=> Long (Corps).
Maintain body temperature <=> Lichaamstemperatuur oppeil houden (Besoins).
Major <=> Belangrijk (Corps).
Malleolus <=> Malleolus (Corps).
Meniscus <=> Meniscus (Corps).
Mouth <=> Mond (Corps).
Move and maintain good posture <=> Bewegen en een goede houding aahouden (Besoins).
My bronchial tubes are very tight, I'm congested. <=> Mijn luchtwegen zijn erg strak, ik zit verstopt. (Médecin).
My eyesight is getting worse. <=> Mijn gezichtsvermogen gaat achteruit. (Opticien).
My legs swelled. <=> Mijn benen zwollen op. (Médecin).
Nail <=> Nagel (Corps).
No, I refuse the installation of a crown, what else can you offer me. <=> Nee, ik weiger de installatie van een kroon, wat kunt u mij nog meer bieden? (Dentiste).
No, it doesn't hurt. <=> Nee, het doet geen pijn. (Médecin).
Nose <=> Neus (Corps).
One of my fillings is gone. <=> Eén van mijn vullingen is verdwenen. (Dentiste).
Open your mouth a little wider, please. <=> Doe je mond iets wijder open, alsjeblieft. (Dentiste).
Open your mouth, please. <=> Doe je mond open, alsjeblieft (Dentiste).
Pads <=> Kussentjes (Pharmacien).
Perineum <=> Perineum (Corps).
Pill <=> Pil (Pharmacien).
Please sit down. <=> Ga alstublieft zitten. (Médecin).
Popliteal Hollow <=> Popliteale holte (Corps).
Practice your religion and act according to your beleifs <=> Beofen uw religie en handel volgens uw overtuigingen (Besoins).
Present this prescription to the pharmacy. <=> Presenteer dit recept aan de apotheek. (Pharmacien).
Radius <=> Straal (Corps).
Recreate oneself <=> Zichzelf herscheppen (Besoins).
Reproduction <=> Reproductie (Appareil).
Right <=> Rechts (Direction).
Sex <=> Seks (Corps).
Shoulder <=> Schouder (Corps).
Side <=> Kant (Corps).
Skin <=> Huid (Corps).
Sleep and rest <=> Slaap en rust (Besoins).
Smell <=> Geur (Sens).
Stamps <=> Stempels (Pharmacien).
Stomach <=> Maag (Corps).
Strain <=> Deformatie (Médecin).
Take care and achieve <=> Zorg en bereik (Besoins).
Take two of these pills three times a day with meals. <=> Neem driemaal daags twee van deze pillen bij de maaltijd. (Pharmacien).
Talk about your symptoms. <=> Praat over uw symptomen. (Médecin).
Taste <=> Smaak (Sens).
Tell me if it hurts when I press there? <=> Vertel me of het pijn doet als ik daar druk? (Médecin).
Tell me if it hurts you? <=> Vertel me of het je pijn doet? (Médecin).
Temple <=> Tempel (Corps).
Test <=> Test (Pharmacien).
The correction of my lenses is no longer suitable. <=> De correctie van mijn lenzen is niet meer geschikt. (Opticien).
The doctor is ready to see you. <=> De dokter staat klaar om u te zien. (Médecin).
The frame of my glasses is broken. <=> Het frame van mijn bril is kapot. (Opticien).
Thigh <=> Dij (Corps).
Throat <=> Keel (Corps).
Thumb <=> Duim (Corps).
Thyroid <=> Schildklier (Corps).
Tibia <=> Scheenbeen (Corps).
Toe <=> Teen (Corps).
Tongue <=> Tong (Corps).
Tooth <=> Tand (Corps).
Treatment <=> Behandeling (Pharmacien).
Ulna <=> Ulna (Corps).
View <=> Weergave (Sens).
What are your symptoms ? <=> Wat zijn je symptomen ? (Médecin).
What do you recommend for a cold? <=> Wat raden jullie aan bij verkoudheid? (Pharmacien).
What is your problem ? <=> Wat is je probleem ? (Médecin).
What's wrong ? <=> Wat is er mis ? (Médecin).
When did you remove your nicotine patch? <=> Wanneer heeft u uw nicotinepleister verwijderd? (Médecin).
When was your last visit to the dentist? <=> Wanneer was uw laatste bezoek aan de tandarts? (Dentiste).
When was your last visit to the doctor? <=> Wanneer was uw laatste bezoek aan de dokter? (Médecin).
Where does it hurt ? <=> Waar doet het pijn ? (Médecin).
Would you like a crown to be placed on you? <=> Wilt u een kroon op u laten plaatsen? (Dentiste).
Would you like to follow me? <=> Wil je mij volgen? (Médecin).
Wrist <=> Pols (Corps).
Yes, I agree that you put this crown on me, how much will it cost me? <=> Ja, ik ga ermee akkoord dat je deze kroon op mij zet, hoeveel gaat het mij kosten? (Dentiste).
Yes, it hurts when you press there. <=> Ja, het doet pijn als je daar drukt. (Médecin).
You are fasting for this exam. You should not drink or eat six hours before. <=> U vast voor dit examen. U mag zes uur van tevoren niet drinken of eten. (Soignant).
You are fasting for this exam. You should not eat or drink until further notice. <=> U vast voor dit examen. Tot nader order mag u niet drinken of eten. (Soignant).
You are going to change rooms. <=> Je gaat van kamer wisselen. (Soignant).
You can get this medicine without a prescription. <=> U kunt dit geneesmiddel zonder recept verkrijgen. (Pharmacien).
You could try this cream. <=> Je zou deze crème eens kunnen proberen. (Pharmacien).
You feel on the verge of hypoglycemia. <=> U voelt zich op de rand van hypoglykemie. (Soignant).
You have a cavity in this tooth. <=> In deze tand zit een gaatje. (Dentiste).
You have an abscess. <=> Je hebt een abces. (Dentiste).
You must collect a urine sample. <=> U moet een urinemonster verzamelen. (Médecin).
You must not smoke here. <=> Je mag hier niet roken. (Soignant).
You must try to lose weight. <=> Je moet proberen af te vallen. (Médecin).
You need a blood test. <=> Je hebt een bloedtest nodig. (Médecin).
You need a prescription to get this medicine. <=> Om dit geneesmiddel te krijgen, heeft u een recept nodig. (Pharmacien).
You need to take a blood test. <=> U moet een bloedtest doen. (Médecin).
You need two fillings. <=> Je hebt twee vullingen nodig. (Dentiste).
You should avoid drinking alcohol with this medication. <=> Vermijd het drinken van alcohol met dit medicijn. (Pharmacien).
You should consult a dental hygienist. <=> U dient een mondhygiënist te raadplegen. (Dentiste).
You should reduce your alcohol consumption. <=> U moet uw alcoholgebruik verminderen. (Médecin).
You should see a doctor. <=> Je zou naar een dokter moeten gaan. (Médecin).
You should stop smoking. <=> Je moet stoppen met roken. (Médecin).
Your bandage is off, I'm going to do it again. <=> Je verband is eraf, ik ga het nog een keer doen. (Soignant).
Your blood pressure is normal. <=> Uw bloeddruk is normaal. (Soignant).
Your blood pressure is quite low, you are hypotensive. <=> Uw bloeddruk is vrij laag, u heeft een lage bloeddruk. (Soignant).
Your blood pressure is rather high, you are hypertensive. <=> Uw bloeddruk is tamelijk hoog, u heeft hypertensie. (Soignant).
Your blood pressure is very high. <=> Uw bloeddruk is erg hoog. (Soignant).
Your dressing is a little loose, I'm going to reinforce it. <=> Je verband zit een beetje los, ik ga het verstevigen. (Soignant).
Your dressing is saturated, I'll do it again. <=> Je verband is verzadigd, ik ga het opnieuw doen. (Soignant).
Your dressing is soiled, I'm going to redo it. <=> Je verband is vuil, ik zal het opnieuw doen. (Soignant).
Your temperature is a little high, you are subfebrile. <=> Je temperatuur is een beetje hoog, je hebt lichte koorts. (Soignant).
Your temperature is low, you are hypothermic. <=> Je temperatuur is laag, je bent onderkoeld. (Soignant).
Your temperature is normal. <=> Je temperatuur is normaal. (Soignant).
Your temperature is very high, you are feverish. <=> Je temperatuur is erg hoog, je hebt koorts. (Soignant).