In de oudste betekenis waren meiseniers vrije boeren. Ze waren vrij van karwei tegenover de plaatselijke heer. Ze konden wel opgeroepen worden voor legerdienst want meestal bezaten zij meer dan een paard. Ze waren daarenboven vrijgesteld van het recht van de “dode hand” waarbij de plaatselijke heer, het beste stuk uit een erfenis kon kiezen. Belangrijk was de verworvenheid dat over een meisenier enkel kon recht gesproken worden in eigen streek en dus niet volgens de wetten (en de willekeur) van andere gewesten en heren.
Het ontstaan van deze stand (sommigen spreken zelfs van ‘kleine landadel’ maar dat is overroepen) moet gezocht worden in de materiële steun die de Brabantse hertog zocht bij het voeren van militaire expedities (12de-13de eeuw). Als beloning verleende de hertog dan bepaalde rechten. Het einde van de meiseniers (als min of meer bevoorrechte klasse op het platteland) valt samen met het einde van het Ancien Régime, toen de Franse bezetter alle oude instellingen ophief.
Volgens het bureau (“schepengriffie”) waar men de meiseniersbrief (getuigschrift) kon afhalen, onderscheidt men twee soorten meiseniers, nl. deze van Grimbergen en die van Buggenhout. Maar ook andere schepengriffies waren gemachtigd om deze bewijzen af te leveren.
Men werd meisenier door eenvoudige verklaring -hetzij langs vaderskant, hetzij langs moederskant- in bijzijn van twee getuigen (“stravers”) die meestal zelf meisenier waren. Zowel mannen als vrouwen konden meisenier zijn.
Het boek “Van Meiseniersbloed” van Dr. Jan Lindemans geeft een lijst van ongeveer 10.000 meiseniers in een periode van ongeveer 300 jaar (ca 1500-1796). Er zijn er vast nog meer, doch van de oudere zijn er omzeggens geen lijsten bewaard (uitzondering hierop vormt de voornoemde lijst van 1356 te Puurs) bovendien zijn niet alle schepengriffies totaal uitgekamd op meiseniersdiploma’s.
Prof. Lindemans noteerde volgende Hulsbosch-en:
- op 16 juli 1729, Peter Hulsbosch, zoon van Jan en Joanna Herremans, meisenier van Buggenhout. Stravers waren verwanten langs moeders zijde, nl. Amant Hermans
en Catharina de Budt.
- op 30 juni 1790 werden twee andere familieleden meisenier: Passchier, zoon van Joos en Maria van Doorslaer en Ferdinand, zoon van Tobias en Catharina Selleslagh,
beiden uit Malderen. Hun stravers waren Tobias Hulsbosch en Philips van Dorselaer.
- op 27 oktober 1795 ging Elisabeth, dochter van Tobias en Catharina Selleslagh haar meisenierbrief afhalen in Grimbergen. Haar vader en broer, Ferdinand, traden op
als straver