Varia 3

De  ‘Familieregering'  Stheeman aan de wieg van de gemeente Scheemda  ( J.P. Koers )

In 1808 vond onder voorzitterschap van baksteenfabrikant Stheeman de eerste gemeenteraadsvergadering plaats. De invoering van de burgerlijke stand volgde drie jaar later in 1811. Als gevolg van de inlijving bij het Franse keizerrijk kwam een reeks vernieuwingen te stand. De Grondwet, het Burgerlijk Wetboek, de Burgerlijke Stand, de dienstplicht, achternamen, huisnummering en de metrieke stelsel van maten en gewichten dateren allemaal uit die tijd. In dit artikel iets over het ontstaan van de gemeente Scheemda. 

Tussen het moment dat de Fransen ons land binnentrokken, in 1795, en het moment dat de gemeenten in het leven werden geroepen, ligt een periode van dertien jaar. Dertien enerverende jaren, waarin de bevolking kennis maakte met vreemde overheersers, inkwartiering van troepen en een veranderende bestuursstructuur.  Tot aan de Franse Tijd gold hier de machtsverdeling zoals die in de 17e eeuw tot stand was gekomen. Het Oldambt kende niet zoals het Hogeland een bestuur door landadellijke families met privileges en heerlijke rechten, maar werd als stadsjurisdictie rechtstreeks bestuurd door het Groninger stadsbestuur.  De Groningers hielden, soms tot ongenoegen van de Oldambtsters, toezicht op de rechtspraak, de aanstelling van predikanten, op de kerkelijke financiën, het waterschap, de gilden en kluften en nog veel meer.  De dorpsgemeenschap of het karspel werd naar de stad toe doorgaans vertegenwoordigd door de predikant, de kerkvoogden, de belangrijkste grondbezitter of een gekozen volmacht, maar die positie had geen echte wettelijke basis.  Al meteen na de komst van de Fransen roken de Oldambtsters hun kans om een eind te maken aan de bemoeienis van de Stad.  Vanuit het zojuist opgerichte Comité Revolutionair te Winschoten, werd door houthandelaar Eisso Post een commissie benoemd, die de opdracht kreeg in Groningen de onvervreembare regten van vrijheid en gelijkheid op te eisen.  Kort daarop, op 29 april 1795, werd in Scheemda het Committé Centraal des Wold-Oldambts opgericht, waarin de meeste Oldambtster dorpen vertegenwoordigd waren. De opgestelde verklaring werd ondertekend door H. Barlagen als secretaris en Albert Egges Stheeman als voorzitter van het comité. De Stad wist de onderhandelingen lange tijd te rekken, maar uiteindelijk zou het Oldambt bestuurlijk gewoon een onderdeel vormen van het rijk. 

 Op 10 april 1798 werden plaatselijke besturen in het leven geroepen en dat was iets nieuws in het Oldambt. Bekwaam geachte personen werden soms onder druk gezet om bij de uitvoering van de bestuurlijke taken hun medewerking te verlenen en zitting te nemen in het bestuur. Albert Egges Stheeman maakte vanaf 1798 deel uit van het plaatselijk bestuur van Scheemda, maar zag af van de functie van commissaris van onderzoek. Als commissaris zou hij verantwoordelijk zijn voor het taxeren van ieders inboedel vanwege een nieuwe belastingmaatregel. Daar had hij geen zin in. Hij herinnerde zich maar al te goed de vorige belastinginning, waardoor hij werd geconfronteerd met de grootste onaangenaamheden , zo liet hij weten.  Verder was al het door hem voorgeschoten geld nog steeds niet terug betaald en drong hij aan op een betere circulatie van de functies, zodat niet altijd de zelfden het werk behoefden te doen.  Eigenlijk was hij van plan uit het bestuur te stappen, maar zijn ontslagaanvraag werd door het Intermediaire Administratieve  Bestuur geweigerd. 1*  De plaatselijke besturen hadden weinig bevoegdheden. Verder dan het uitvoeren van decreten van hogerhand en het organiseren van de inkwartiering van troepen, reikte hun macht niet. 

 

De vorming van de gemeenten 

In 1806 werd door Napoleon het Koninkrijk Holland in het leven geroepen en op 31 mei 1808 werd bij Koninklijk Besluit de gemeente ingesteld.  Van het doen en laten van het plaatselijk bestuur Scheemda in de jaren 1798-1808, zijn jammer genoeg geen archieven bewaard gebleven. Die beginnen pas bij aanvang van de gemeenten in 1808 en daarom is niet precies duidelijk welke vooraanstaande Scheemders nog meer deel hebben uitgemaakt van die eerste besturen. Alleen van de vermogende koopman en baksteenfabrikant Albert Egges Stheeman is dat bekend.  

De eerste gemeenteraadsvergadering in Scheemda werd gehouden op 19 november 1808.  Deze eerste vergadering, aldus de notulen, door de President met een gepaste aanspraak zijnde geopend, werd ter tafel gebracht het Concept Provisioneel Reglement om de werkzaamheden van het bestuur te regelen…* 2   Het Scheemder bestuur bestond destijds uit vijf leden en een secretaris en ook Albert Egges Stheeman was weer van de partij. Als president was hij de voorzitter van het bestuur.  Het secretariaat werd verzorgd door zijn zoon mr Ubbo Evers.  De gemeente Scheemda omvatte in 1808 de dorpen Scheemda, Eexta, Nieuw Scheemda en Wester-, en Heiligerlee. Onder de gemeente Midwolda vielen de dorpen Midwolda, Oostwold en Nieuwolda.  De kersverse besturen kregen van de overheid meteen een waslijst van zaken te regelen. Er moest een vaste vergaderplaats komen, een kantoor voor het voeren van de administratie en er moest een bode worden aangesteld.  Eén van de eerste taken die het nieuwe bestuur van hogerhand kreeg opgedragen was, om de veelal gebrekkige brandbestrijding op een hoger plan te brengen. Daarnaast kregen de huisartsen een meldingsplicht als ze geconfronteerd werden met besmettelijke ziektes en dienden de bestaande reglementen van de gilden en kluften te worden gemoderniseerd. 

Napoleon, 1806

1806, Koning Lodewijk Napoleon arriveert in Amsterdam 

Onder het keizerrijk

In 1810 werd ons land ingelijfd bij het Franse keizerrijk, waarna in januari 1811 de Franse wetten hier van kracht werden. Aan het hoofd van de gemeente kwam, net als in Frankrijk, een maire te staan, bijgestaan door twee adjuncten. Ook werd de indeling van de gemeenten herzien. Niet zozeer het inwonertal was van belang, vooral de goede verbindingen en de samenhang tussen de dorpen onderling werd belangrijk geacht.  Op 21 oktober 1811 kwam de nieuwe indeling tot stand, de gemeente Scheemda met de dorpen Scheemda, Eexta en Nieuw Scheemda had samen 1957 inwoners en de gemeente Midwolda met Midwolda en Oostwold had samen 1798 inwoners. Twee nieuwe kleine gemeenten ontstonden er ook, namelijk Westerlee met 835 en Nieuwolda met 1179 inwoners.

Ofschoon Westerlee op merkwaardigen wijze dus een zelfstandige gemeente werd, waren de inwoners daar kennelijk niet zo gelukkig mee. In 1820 dienden de ingezetenen van Westerlee  bij de Provinciale Staten een verzoek in om weer te mogen worden verenigd met Scheemda. Dat verzoek werd gehonoreerd en op 9 augustus 1821 werden de voormalige bestuurders van Westerlee, burgermeester R.H. Ritzes en M.S. Dethmers en I. H. Strobos in de Scheemder raad beëindigd en was de samenvoeging met Scheemda een feit.  In  1811 werd vader Stheeman als eerste burger vervangen door Harm Hesse. Waarom precies weten we niet. 

Harm Hesse van de Esbörg, was als grondbezitter en rechtsgeleerde eveneens een voorname burger. Hij werd benoemd tot maire van de nieuwe gemeente Scheemda.  Mr Ubbo Evers stond hem bij als adjoint du maire, als wethouderIn Midwolda werd in 1811 de jonge mr Lodewijk Hendrik Siertsema, een prominente inwoner van Oostwold, als maire aangesteld. Hij was een telg uit een belangrijke en steenrijke Oldambtster familie die in Oostwold nogal wat land bezat. Naar verluidt had hij er al snel genoeg van en legde hij na een jaar zijn functie neer.

Inmiddels waren de bevoegdheden van de gemeenten sterk toegenomen. Men kreeg wetgevende macht en kon beschikken over eigen financiële middelen voor het draaiende houden van het administratieve apparaat. Tussen de gemeentebesturen en het departement zien we vanaf 1811 een toenemende wisselwerking optreden. Om beter inzicht te krijgen in de plaatselijke omstandigheden, werden de gemeenten bestookt met tal van vragen. Over het aantal watermolens, over de landbouw, het telen van gewassen, over varkens en wolproductie van schapen. Over de toestand van de wegen, de plaatselijke armenzorg, handel en nijverheid, over steenbakkers, zeelieden, leerlooiers, wevers en noem maar op.  De toenmalige maire, Harm Hesse, deed wat van hem gevraagd werd, hij legde zijn oor te luister, vergaarde informatie en zijn brieven aan het departement vormen een prachtige inkijk in het Scheemda tijdens de nadagen van de Franse Tijd. * 3

De eerste schreden naar een bevolkingsregistratie

De bevolkingsregistratie kwam in 1811 tot stand. In het archief van de gemeente Scheemda is mooi te zien hoe moeizaam dat ging. Bij decreet van Napoleon moest met ingang van 1 maart 1811 ieder geboorte, huwelijk en overlijden ten gemeentehuize worden gemeld. In bijzijn van de officier van de burgerlijke stand en getuigen werd vervolgens de akte opgemaakt en getekend. 

Soms was niet alles even duidelijk, zoals we zien bij het huwelijk van Klaas Pieters Nap. Zich van geen kwaad bewust begaf hij zich in maart 1811 naar de predikant te Nieuw Scheemda met de mededeling dat hij in het huwelijk wilde treden met zijn vriendin Bieke Tonnis en of de dominee volgens oud gebruik het huwelijk in de kerk wilde afkondigen.  Ds. Van der Zwaag gaf hun echter te kennen dat dit niet meer ging, omdat er nu eerst een burgerlijk huwelijk diende te worden gesloten, alvorens in de kerk te kunnen trouwen. Hierop begaven de jongelui zich naar het gemeentehuis in Scheemda en vertelden dat de predikant hen pas wilde trouwen als eerst een burgerlijk huwelijk werd gesloten. Bij bestudering van het wetboek bleek inderdaad dat artikel 165 de wettelijke huwelijkssluiting voortaan in handen legde van de officier van de burgerlijke stand. Een lichte paniek was merkbaar, want wat moest er precies gebeuren, wilde men zich aan de wet houden? En zo werd op 19 maart een brief naar de prefect verzonden met de vraag hoe een wettelijk huwelijk gesloten moest worden. “Zoo zijn wij egter onkundig van het formulier in dezen te gebruiken, daar zulks niet in het wetboek gevonden wordt”, aldus de ambtenaar. *4

Voor het sluiten van een burgerlijk huwelijk diende te worden betaald, maar onbemiddelden konden vrijstelling krijgen met een zogenaamd Certificaat van Onvermogen.  Een ander probleem was, dat de huwelijkskandidaten ook een geboortebewijs moesten tonen. Omdat de burgerlijke stand nog niet over een archief beschikte, diende men zich te melden bij de predikant van de plaats waar men geboren was voor een uittreksel uit het doopregister. Maar wat gedaan als de doop om welke reden niet was genoteerd?  Zo ontstond er in 1811 onduidelijkheid over de geboorte van Grietje Geerts. Ze wilde trouwen, maar nergens in het archief van Pekela was haar doop aangetekend, welk versuim van aantekening in de doop protocollen van die gemeente meermalen wordt gevonden,  zo berichte de ingeschakelde vrederechter.  Zeven getuigen in de leeftijd van 31 tot 70 jaar werden opgeroepen om voor de vrederechter te verklaren dat de bruid inderdaad Grietje Geerts was en dat ze altoos gezegd heeft op den 3 dn october 1788 geboren te zijn… Anna Alberts Haselhoff vertelde bovendien, dat ze bij de geboorte aanwezig was geweest en Grietje zelfs ten doop in de kerk heeft gedragen.*5

De vrederechter was tevreden en tekenden vervolgend de Akte van Bekendheid. Telkens wanneer een doop onvindbaar was of een kind niet was gedoopt, werden getuigen opgeroepen en kon het huwelijk worden gesloten met een akte van bekendheid.

Oproep tot dienstplicht

Als gevolg van de door Napoleon ingestelde Conscriptie werd ieder jongeman opgeroepen voor de militaire dienst.  De jongens kregen van hogerhand een oproep om zich in Groningen ter keuring te melden, waarna de loting bepaalde wie daadwerkelijk in dienst moest en wie was vrijgeloot. In augustus1811 ontving men in Scheemda een schrijven van de prefect met de vraag of de gemeente een lijst kon samenstellen van jongens die in het jaar 1789 geboren waren. Om de lijst te kunnen maken moest de ambtenaar  inzage hebben in de oude doopboeken en zo gelastte burgemeester Hesse de predikanten hun boeken over te brengen naar het gemeentehuis. 

De predikant van Scheemda gaf het doopprotocol zonder problemen aan Hesse, maar ‘een tweede heeft mij hetzelve geweigerd met te zeggen, het doop prothocol geve ik niet af. Ik zal U uit hetzelve een Extract geven. Een derde heeft mij eenige losse bladen gegeven, namelijk de predikant van Westerlee, welke hij uit zijn prothocol gesneden hadde in hetwelk hij oordeelde voor mij voldoende te zijn.  * 6

Harm Hesse vond niet dat hij losse bladen of een overgeschreven lijstje voor waarheid kon aannemen, ze konden van een predikant zijn, maar net zo goed van iemand die de aantekening als liefhebberij had bijgehouden. Hij drong bij de prefect dan ook aan op wetgeving, zodat de predikanten gelast konden worden de doopprotocollen bij de maires in te leveren.

Of Harm Hesse de eert toekomt, of dat meer maires hebben geklaagd weten we niet, maar spoedig daarna verordonneerde de prefect de inlevering van alle kerkboeken.

Hesse was in zijn nopjes en noteerde op 31 oktober dat alle predikanten hun oude doopboeken,  aantekeningen van huwelijkssluitingen en begrafenisregisters keurig ten gemeentehuize hadden afgegeven. Uiteindelijk kwamen al deze boeken terecht in het provinciaal archief en worden ze nog steeds gebruikt als bron voor stamboomonderzoek. *7

Einde aan de familieregering Stheeman

Bij de totstandkoming van het plaatselijk bestuur kort na de komst van de Fransen, speelde, zoals we reeds zagen, de familie Stheeman een belangrijke rol. 

Allereerst is er Albert Egges, geboren in 1748 als zoon van de Scheemder wedman Sypko Stheeman en Hayke Egges. Hij huwde in 1775 met Taatjen Evers en ze kregen vier kinderen. Albert Egges behoorde als landbezitter en baksteenfabrikant tot de hoogste kringen van Scheemda en het blijkt dat hij zich meteen na de komst van de Fransen bemoeide met het plaatselijk bestuur. In 1808 treffen we hem aan als president van de eerste gemeenteraad. Hij was eerste burger tot 1811. Zijn zoon Ubbo Evers bekleedde de post van gemeentesecretaris.  Ubbo Evers had rechten gestudeerd, huwde in januari 1808 met Eidina Hesse en liet in dat jaar aan de Torenstraat een kapitaal pand bouwen (nu de woning van Appeldorn) waarin hij in 1812 een notariskantoor vestigde. Ruim drie maanden na het huwelijk overleed Eidina.  In 1814 huwde hij met Ida Hesse. Het echtpaar kreeg één zoon.  Ubbo Evers was van 1808 tot 1816 secretaris en volgde toen Jan ter Haseborg op als burgemeester. Dat bleef hij tot 1844, waarna hij zijn zoon Albert II als burgemeester naar voren schoof en daarmee vestigende de familie Stheeman een regering van drie generaties die de macht maar liefst een halve eeuw in handen had. 

In 1849 trad de regering van Thorbecke aan en als minister van Binnenlandse Zaken had hij een grote stem in de benoeming van burgermeesters. Hij had een hardgrondige hekel aan wat hij noemde, een sterk uitgebreide familieregering.  Om dergelijke gevallen op het spoor te komen won hij advies in bij twee leden van de Tweede Kamer, Zijlker en Reinders. En zo kwam de positie van de familie Stheeman in beeld. Zijlker achtte de familie schuldig aan vriendjespolitiek. Torbecke nam het advies over en weigerde in 1850 de aanstelling van Albert Egges II als burgemeester te verlengen. Volgens Torbecke had vooral de vader van Albert, mr. Ubbo Evers als burgemeester ‘een stelsel van familieregering en belangziek nepotismus gevestigd, dat zijne zoon met laatdunkendheid voortzette…  Zeker, mr Ubbo Evers was als burgemeester,  lid van Provinciale Staten en lid van de Kamer van Toezicht op het notariaat een zeer invloedrijk man. Volgens een studie behoorde hij tot een groep van elf personen, die in de tweede kwart van de 19e eeuw de bestuurlijke elite in Groningen vormden. Ook zijn onttroonde zoon Albert was lid van Provinciale Staten. De zaak laat zich ruim 160 jaar na dato moeilijk objectief beoordelen, maar het is alleszins aannemelijk, dat mr. Ubbo Evers Stheeman zijn invloed heeft aangewend om de familieregering in de persoon van zijn zoon te handhaven.

Torbecke maakte niet alleen een eind aan de burgemeesterschap  van Albert in Scheemda, ook voorkwam hij dat Albert burgemeester werd van Ezinge…  * 8

Thorbecke op een schilderij van Johan Heinrich Neuman(1852) 

Noten:1  Stad en Lande tijdens de Bataafse Republiek, H.A. Kamphuis, Koninklijke Van Gorckum 20052  Archief Gemeente Scheemda, nr. 1 notulen raad 1808-18113  Archief Gemeente Scheemda, nr. 89 en 90, Brievenboeken van uitgaande stukken      4  Archief Gemeente Scheemda, nr 89, 19 maart 18115  Huwelijkse bijlagen, Het huwelijk van Grietje Geerst en Wilt Wubbes vond plaats op 5 november 1811.6  Archief Gemeente Scheemda, Brievenboek nr 90,  3 september 18117  Archief Gemeente Scheemda, Brievenboek nr.90,  17 juli 18118  Hoofd en dienaar der gemeente, IJnte Botke, Historisch jaarboek Groningen 2008 pag. 98