Eerder gepubliceerd in periodiek nummer 11 van februari 1993, door Theo Kiewiet
Als paddenstoelen schoten ze op het laatst van de 19e eeuw uit de grond. Winschoten kreeg in 1884 haar melkfabriek en vier jaar later was Midwolda aan de beurt. Het beginkapitaal leverde een aantal aandeelhouders en de N. V. Stoomzuivel fabriek 'De Eendracht' kon de productie beginnen. De grond voor de fabriek werd gekocht van de Kerkvoogdij der Ned. Herv. Kerk te Midwolda. Het was een stuk weiland waar de heer Helenius Edzes sr. de beklemmende meijer van was. Jaarlijks op de 1e november, de eerste keer op 1 november 1889, moest de N. V. aan de Ned. Herv. Kerk van Midwolda een bedrag van twee gulden en vijftig cent betalen. Op dit perceel, aan de Hoofdweg, staat nu de oudpapierhandel van H. Snoek. In het bestuur dat in 1888 werd opgericht zaten de heren Cornelis Renken en Tjark Henderikus Stikker, landgebruikers te Oostwolderpolder, Luitjen Hovinga landgebruiker te Oostwold, Helenius Edzes jr. en Jan Fokko Brouwer landgebruikers te Midwolda. Het gebouw moest van steen worden gebouwd en met pannen, leien of metaal worden afgedekt. Het afvalwater van de fabriek mocht niet naar de sloot langs de openbare weg lopen, maar moest naar achteren in het Koediep lopen. Ook moest men een nortonpomp slaan. Dhr. Edzes mocht hieruit dagelijks 100 liter water halen voor eigen gebruik. In de maand juli 1888 is men met de fabriek begonnen te bouwen en in september was het gebouw klaar. De indeling van de fabriek was als volgt: woonkamer van de directeur, gang, kantoor, achterhuis, wasplaats, ontvangkamer, kaaslokaal, weikolk, karnhuis, pekelkamer, machinekamer met stoommachine en ketel, kolenloods met W.C. Verder stond er naast de fabriek, aan de oostkant, een apart gebouwtje dat dienst deed als kaaspakhuis en ijshuis. In de fabriek zou melk tot boter en kaas worden verwerkt door als beweegkracht een stoommachine van 5 pk. met een ketel van 7 pk. In oktober 1888 is deze stoommachine geplaatst. hij werd vervaardigd door E.J .Smits & Zn. uit Hoogezand. De stoomketel was cilindervormig met staande stoomkast en een binnenkanaal waarin een vuurplaats. De uitgestrektheid van het verwarmingsoppervlak was 11 vierkante meter.
De ketel had de volgende afmetingen:
Lengte: 3.22 m
Middenlijn: 1.10 m
Hoogte stoomkast 1.56 m
Middenlijn stoomkast 1.45 m
Middenlijn binnenkanaal: 1.55 m
De wanddikte van de ketel bedroeg 0.01 m dubbelgeklonken. Op de ketel zaten twee veiligheidskleppen met hefboom en gewichtsbelasting waarvan één afgesloten. De kleppen hadden een middenlijn van 50 mm en een totale belasting van 121.66 kg. De stoomdrukking mocht die van 6.198 kg op cm2 niet te boven gaan. De voeding geschiedde door een machineperspomp. De ketel was verder voorzien van een loden prop, waterglaspeil, proefkranen, manometer en een spuitkraan. Om dit alles te financieren werden er 80 aandelen van f 100,- uitgegeven. De aandelen waren genummerd van 1 t/m 80. Bij elk aandeel werd een stel dividendbewijzen afgegeven. Indien mocht blijken dat dit kapitaal niet voldoende was om in het nodige bedrijfskapitaal te voorzien, was het bestuur gemachtigd over te gaan tot een geldlening ten bedrage van ten hoogste twee duizend gulden. De Naamloze Vennootschap werd voor de duur van 30 jaren aangegaan en bestond uiteen bestuur van 5 commissarissen en een directeur. De algemene vergadering stelde op voorstel van de vijf commissarissen het jaarlijks salaris van de directeur vast. De commissarissen genoten geen salaris, maar hadden net als de directeur recht op reis- en verblijfskosten. De eerste commissarissen waren Tj. Stikker-president, J.F. Brouwer-secretaris, C. Renken, L. Hovinga en H. Edzes. Op de laatste dag van oktober van ieder jaar werden de boeken van de vennootschap afgesloten. Uiterlijk in de maand november daarop volgende werd er een algemene vergadering van aandeelhouders gehouden.
De Oldambtster koe deed haar werk goed. Dagelijks werden de bussen melk naar de fabriek gebracht en het bedrijf floreerde. Vijf mensen werkten er in de beginperiode en hielden zich bezig met de verwerking van het witte vocht. Verder is nog te vermelden dat er ook varkens werden gehouden (misschien om de restjes kaas en en melk op te vreten). Dit blijkt uit een rapport van de districtsveearts M. Yerdenius die op 5 augustus 1889 een gestorven varken onderzocht, dat lijdende was geweest aan de besmettelijke varkensvlekziekte. In het jaar 1890 ging door ontbinding de Naamloze Vennootschap Stoomzuivelfabriek 'De Eendracht' en de daaraan behorende fabriek over aan het bestuur van de Stoomzuivelfabriek 'De Eendracht'. De stoomzuivelfabriek is in het jaar 1892 opgeheven en in hetzelfde jaar afgebroken. Dat het gebouw direkt na de sluiting afgebroken moest worden, stond als volgt omschreven in het contract:
"Indien het recht van opstal eindigt zal de vennootschap de gebouwen, werken en beplantingen door haar gesteld voor eigen rekening moeten slopen, de materialen van den grond verwijderen, den grond herstellen in den staat waarin hij zicht voor de opbouw of beplanting bevind".
Waarom de stoomzuivelfabriek maar een kort bestaan had, ca. 4 jaar, is niet meer te achterhalen.
Plattegrond van de stoomzuivelfabriek in Midwolda