Eerder gepubliceerd in periodiek nummer 11 van februari 1993, door H. Boer
In 1985 en 1986 werd in het Opdiep, achteraan op de Diepswal een nieuwe schutsluis gebouwd, of zoals we hier zeggen: een verlaat. Niet de vrachtvaart, maar de toenemende belangstelling voor de recreatieve scheepvaart was de aanleiding voor de herwaardering van het verlaat. Het Opdiep vormt de verbinding tussen het in 1601 gegraven Termunterzijldiep en het Winschoterdiep, waarvan het stuk tussen Winschoten en Zuidbroek omstreeks 1635 gereed kwam. De verbinding tussen beide kanalen werd speciaal voor de scheepvaart gemaakt. Veel turf uit de Veenkoloniën ging via Termunterzijl naar Hamburg, terwijl vanuit Scandinavië hout werd ingevoerd.
Maar omdat het Winschoterdiep en het Termunterzijldiep een eigen waterpeil hadden, moesten de schepen worden geschut. Vandaar dat de eerste sluis van hout al ruim 350 jaar geleden verrees. Overigens werd er kort na de aanleg van het Opdiep (1640) nog een waterweg gegraven: het Koediep, dat begon in het Opdiep en in oostelijke richting naar Oostwold voerde. Over het Scheemder verlaat publiceerde de heer Boer het een en ander in de Oldambtster van 1987. Dit markant stukje waterschapsgeschiedenis willen we nog eens de revue laten passeren: Omtrent het oorspronkelijke (1635), in hout uitgevoerde Scheemder verlaat is weinig bekend. In 1649 werd het verlaat verbeterd n.l. één sluishoofd werd gerepareerd en daarbij wijder gemaakt. In het protocollenboek (notulenboek) lezen we daarover, gedateerd 4 juni 1649, het volgende:
"In vergaderinge van de heren zijlvesten is mit goetvinden der praesente heren volmachten, onder het zijlvest van Termunterzijl sorterende, vast geresolveert: dat het voorste verlaet (bovenste sluishoofd) in de Scheemda mit beter doorheyningen versien, van gront op gerepareert, mit buinings ende andere nyes versorget, ende op zijlvesten costen na zijlvesten offte derselven gecommitteerden anwijsinge op dachhuirs ende onstraffbare specificatie na behoren verbetert sal worden. Ende dat het buitenste verlaet (beneden hoofd) in de Scheemda op het lant gebracht ende so wijt van andere nije onder en boven baleken nyes getimmert sal worden als het voorste Scheemder verlaet nu is. Sa! alles op zijlvesten costen na anwijsinge volveerdiget ende ingesettet, bekleedet, angeheijdt en de angeeerdet worden ".
Op 13 juni daarop volgende werd besloten het werk te gunnen aan hopman H.Sijsen voor een som van f 3700,-. Dit werk betrof alleen het werkloon; het benodigde hout werd door de daartoe aangewezen bestuursleden, de heren zijlvesten Wiert Popkens en Wirthio Matthia, gekocht. Voor betaling daarvan mochten ze geld uit de kas van het zijlvest opnemen. In 1773 werd in de vergaderingen van het zijlvest de vernieuwing van het verlaat wederom aan de orde gesteld. Eerst werd in alle karspelen aan de ingelanden gevraagd of:
"het niet hoogstdienstig waardat terdezergelegeheydt ( d.w.z. bij de voorgenomen vernieuwing) de slotten en buiningh in plaats van houdt gelijk bevorens zijn geweest, nu bij de verniewinge van massyv muilwerk werde gemaakt."
De vraag aan de karspelen, die als belanghebbenden mee moesten betalen in de vernieuwing van het verlaat, ging er uiteraard om of men bereid was in de meerdere kosten van een in steen opgetrokken sluis bij te dragen. In het verslag van de schouwdag van het zijlvest Noordbroek op 30 september 1773 lezen we:
"Door de respectieve zijlvesten ter agtervolginge der resolutie in dato den 31 augustus ter vergaderinge zijnde gerapporteert dat de respectieve schoftgeveren (zij die belasting betalen) hadden gedeclareerd (verklaard) meerendeels geinclareerd te zijn (voorkeur geven) tot hetmaken van muilwerk, dog hetzelve overlieten ter dispositie van de Edel Agtbare Zijlvest om ten dien opsigte te resolveren zoo en invoegen ten meesten nutte van den lande zouden bevinden te behoren: zoo heeft de Edel Agtbare Zijlvest vastgestelt dat de kolk van het Scheemderverlaet met muirwerk zoude worden gemaakt, dat het geheele nieuws teformeeren in drie of vier bestekken ten eersten zouden worden uitbestede!, dat de kolk lang zoude zijn 70 voet en breet boven 32 onder 28 voet gelijk de steenen slotten zouden worden gemaakt ter wijdte van 15.5 voet, om 't welk te effectueren de heer Overste Scheppers (voorzitter) benevens de zijlvesten Bouwman Sijpkens en Sijbolke Bare1lfs worden versogt engecommitteert met autorisatie (gemachtigd) om zoodanige voorzieninge te doen ten deesen opsigte zoo met betrekkinge tot inkoop en leverantie van de nodige materialen als employ van deskundige invoegen zullen vermeenen van nut te kunnen zijn en te behoren."
Omstreeks 1850 werd het peil in de wateren van het waterschap plm. 25 cm lager aangehouden. Om de scheepvaart op het Zijldiep mogelijk te houden werd het diep gebaggerd waarbij een minimum diepte van 1.50 m beneden het nieuwe peil maatgevend was. Ten gevolge van de peilsverlaging ondervonden schepen bij het schutten door het Scheemder verlaat moeilijkheden. Zwaar beladen schepen konden niet meer over de dorpel van het benedenhoofd varen. Om dit bezwaar op te heffen werd er in 1866 een keerschut met deuren gemaakt, d.w.z. een derde hoofd van het verlaat. Het gebruik van dit sluishoofd maakte een trapsgewijze schutting mogelijk. Bovengenoemd euvel werd daardoor opgeheven. Het maken van een keerschut met deuren en rinketten, alsmede het aanbrengen van de nodige beschoeiingen werd aanbesteed voor de som van f 2200,-. Aannemer was A. W. v.d. Sluis te Appelscha.
In 1922 werd het verlaat inclusief het keerschut afgedamd en drooggezet. Het verlaat werd grondig gerestaureerd. Het keerschut kreeg een nieuw betonnen landhoofd, alsmede nieuwe deuren. Het werd in de zomer van 1922 uitgevoerd. Het verlaat is gestremd geweest van 29 mei tot 8 oktober. Het werk werd uitgevoerd door J.E.Stijkel te Scheemda voor de som van f 12.320,-.
Het verlaat werd in 1972 voor de scheepvaart gesloten. In 1951 waren er nog 1831 passerende schepen. In 1964 waren dat er 748 stuks. De daarop volgende jaren werd het aantal nog steeds minder; in 1972 waren er tenslotte nog 23 passanten. Eén van de laatste schippers die als regelmatige passant van het verlaat gebruik maakte, was schipper J. van Dijk uit Muntendam. Hij vervoerde klei van Nieuw Scheemda naar de steenfabrieken te Veendam en Muntendam. In de herfst waren er dan nog enkele schippers die bieten of aardappelen uit het Oldambtster gebied afvoerden. Omstreeks 1970 werd de steenfabricage te Veendam en Muntendam beëindigd. Het vervoer van landbouwprodukten vond steeds meer per as plaats doordat de landbouwgronden door verharde wegen ontsloten werden. Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot zijn pensioen bediende sluismeester H. de Vries het verlaat.
Gedempte sluis in het Termunterzijldiep Scheemda in juli 1984
foto Beeldbank Groningen NL-GnGRA_2947_874
Sluis in het Termunterzijldiep omstreeks 1928
foto: Collectie Glazenborg (Historische Vereniging Scheemda en Omstreken)